FEM1NA
HOE SPREKEN WIJ OVER ELKAAR?
HAARLEM'S
DAGBLAD
VLUCHTIGE BRUSSELSCHE
IMPRESSIES
door MIES BLOMSMA.
Zoo zaten we dan plotseling nadat we in
Holland weken lang mistroostig naar den
regen hadden gestaard, over regen hadden
gepraat, en ten leste dat niet eens meer
het regende, en daarmee bastazoo zaten
we dan plotseling in Brussel. En we zaten er
al dadelijk den eersten avond buiten tot
twaaif uur en Uuschen de cafétafeltjes door
wrongen zich bloemenventers met mimosa,
die geurde, zooals Italië geuren moet in 't
voorjaar. Daar was weer dat wonderlijke
mengsel van jaargetijden: want niet alleen
voorjaarssensaties hadden we; ook v»n
die knappende, knisterende winterhuiverin
gen, als in kerstvertelsels van Timmermans
en streuvels. Wie herinnert zich nog de op
voeringen van Teirlincks „Vertraagde Film",
een paar jaar geleden al? De besneeuwde
brug op Driekoningenavond, de drie Konin
gen. zot Lowietje, het wilokiwijf? In Brussel
snoven we mimosageuren en keken even
later naar de vrouwen, die tamme kastanjes
poften op een rooster boven roodgloeiende
kolen zoo maar langs de straat. En het
wilokswljf zag ik verdriedubbeld op een
pleintje, met flonkerende kammen in het
haar, witte rokken, zwartwollen omslagdoek
met franje, en op klompen. Voor haar, op de
kar. gloeiden de kooltjes weer onder het roos
ter en de heele kar was vol slakkehuizen.
De Brusselaars staakten een oogenbllk hun
pantoffelparade en verdrongen zich om de
karren om gauw een paar vette wlloksen te
verorberen dan gingen ze weer verder.
Brusselaars van alle standen niet alleen
het publiek dat zich in Amsterdam aan de
zuurkramen tegoed doet. D.w.z. ik ben niet
bij machte het standsverschil tusschen Am-
sterdamsche zuurkraamklanten en Brussel-
sche wiiokpeuzelaars uit te maken. Misschien
"ziet de doornee-Brusselaar er alleen maar
modieuser uit dan de doorsnee-Amsterdam
mer. Wat de vrouwen betreft, is dat zeker
waar. Maar ze zien er ook allemaal hetzelfde
uit. Ik heb me wel honderdmaal verbeeld, dat
ik dezelfde juffrouw weer tegen kwam. Mis
schien is het van die honderd ook wel vijf
entwintig maal wérkelijk weer dezelfde ge
weest want er werd heftig geflaneerd, ook
door ons. Dat is dus moeilijk uit te maken.
,,De" Brusselsche vrouw draagt in dezen win
ter 1930—'31 een langen zwarten ge tailleer
den mantel en ze loopt zonder hoed na
tuurlijk niet zonder hoed: van achteren ge
zien draagt ze eep klein rond zwart gevalle
tje ergens tegen haar achterhoofd geplakt,
maar dat is dan nog half bedekt door de
hooge bontkraag, en van voren moeilijk te
con-tateeren. In de gezichten Is oppervlak
kig beschouwd en anders dan oppervlak
kig, of beter vluchtig, zijn ze ln 't voorbijgaan
niet te beschouwen zoo mogelijk nog min
der verschil dan in de mantels.
Wat een vrouw Is, een dame of geen dame
er zijn tijden, dat die dingen dicht bij elkaar
liggen is alleen maar ongeveer te zien aan
den man die bij haai ls. En ook dan blft hei
onzeker. Want zoo goed als de gemiddelde
vrouw er gekleed gaat, zoo onverzorgd loopt
de gemiddelde man er bij. Maar hoe precies
gelijk de vrouwen er, vluchtig beschouwd,
dan ook uit mogen zien. elke man schijnt er
overgelukkig met speciaal en Juist dié vrouw,
waarmee hij loopt te wandelen of urenlang
zoek brengt aan een cafétafeltje. In Brussel
schijnt de liefde meer als een vanzelf
sprekend verschijnsel beschouwd te worden,
pan bij ons. Misschien zijn de menschen er
alleen maar wat uitbundiger maar ze zijn
eigenlijk heelemaal niet uitbundig; ze zijn
gelukkig en daarmee uit. En iedereen vindt
het best en is het, zoo mogelijk ook. Het mag
gezien worden en dat wordt het dan ook.
Want de voornaamste bezigheid van al die
menschen, van af het oogenblik, dat de llcn-
ten op flitsen en de lichtreclames gaan
draaien en rollen en buitelen is kijken.
Kijken naar die lichtreclames, naar de etala
ges van de winkels, kijken naar elkaar. Bij
net slenteren langs de boulevards, het zitten
in de cafétjes kijken.
Ja, die Brusselsche boulevardcafétjes. met
hun banken lang? de wanden, waar iedereen
van binnen naar buiten en van buiten naar
binnen kan zien. Urenlang hebben we er
gesleten, achter een café filtre, redenee-
rend en kijkend. Net als de inwoners. En we
voelden er ons zeer thuis en tevreden, want
het scheen naar Ieders zin zoo.
Overdag zagen we Brussel in de zon, het
flonkerende verguldsel op de oude gilde-
hulzen aan de markt, het huls, waarin Victor
Hugo zijn „Miserables" schreef, Egmont en
Hoorne doemden voor ons op. daar verrees de
Ste Gudulewe zagen achterkanten van
huizen om een ongebouwd terreintje. als op
een teekening van Montmartre door Stelnlen.
Brussel bij avond, als we piotreling, vanuit
een smalle, drukke zijstraat, die we telkens
weer doorliepen, omdat eze er zoo leuk hei
melijk uitzag (overdag was het een verve
lende tweederangs winkelstraat)staan
op de Place des Martyrs, gelokt door het
vreemde koele licht, dat daar hangt vier
groote lichte paleizen sluiten, streng symme
trisch het pleintje af. In het midden het
standbeeld voor de martelaars, en als we ons
over de steenen borstwering buigen, huiveren
we: want kunnen daar beneden niet dadelijk
de deuren opengaan, en zullen er dan niet
leeuwe op menschen worden losgelaten, op de
eerste Christenen?
Maar het schoonste van Brussel wordt in
het Museum bewaard: Memlinc, Quinten
Massys, Rogier van der Weyden, Brughel,
Bouts, Boschwat zal ik al die namen
noemen.... Rubens, van DyckJordaens
de kleuren lichten en gloeien. Wie, die
ze ooit gezien heeft, kan vergeten dat blauw,
blauwgrijs, zilvergrijs, rood van Massys'
triptiek met de legende van St. Anna, de por
tretten van Wilhelm Moreel en zijn vrouw
Barbara van Vlaenderbergh, de Jonge Hélène
Fourment, door Rubens en van Dyck beide
geschilderd
Daar begint men te kijken, ordelijk, doek
na doek, en eindigt in een soort dronken
schap, die na dagen en dagen, allang terug
In Holland, geen eind wil nemen. Zoo komt
men terug, met de woorden, die eens een
bergbeklimmer, een Einzelganger, schreef na
een tocht: „Doodmoe maar zalig! zalig!"
KOMENDE GEBEURTENISSEN
ftuut ef
Er Is een gezegde dat beweert, dat komen
de gebeurtenissen hun schaduw vooruit wer
pen, maar met de lente is dat toch wel erg
ver.... Want hoewel we nog hartje winter
hebben is het in de modecollecties al lang
lente, zoo geen zomer! Opwekkend Ls dat wel,
ongetwijfeld, en we hebben met een de ge
legenheid om nog eens terdege te overleg
gen en overwegen, wat we kiezen zullen. Dus
deze keer dan:: deux-piêces! De fleurige,
jeugdige deux-pièces zijn er weer, als een
eerste lentegroet. En natuurlijk met lente-
kleuren. Om te beginnen eentje van kastanje
bruin met rood er door gewerkt, .ohlmé" noemt
men dat. Een nogal sportief modelletje. De
rij knoopjes van het plastron zet zich voort
op de tuniek. Plastron, kraagje en manchet
jes, evenals 't ceintuurtje zijn wit. Dan volgt
"n deuxpièces in het groen, rok van donker
groen lichter groen voor het lijfje met het
kleine uitstaande pandje van onderen. Revers
manchetten en ceintuurtje zijn weer van de
zelfde donkergroene tint van de rok. Heel fijn
is ook nummer drie dat heelemaal van zwar
te crêpe satin is.
De rok ls van voren en van achteren met
stolpplooien, terwijl de „basque" ook op zij
stoipplooltjes heeft. Natuurlijk zijn kraagje
das, en manchetjes van wit satln. Heel een
voudig en tevens heel fijn. Sn natuurlijk zou
de collectie niet compleet zijn als er geen
ruiten bij waren. Het rokje is rood en het
lijfje is van roode en beige stof. met witte
revers. U ziet, de kleuren van de lente zijn
er wel in vertegenwoordigd. Het is nu alleen
maar te hopen, dat de winter ons niet
boos geworden door de verheerlijking van de
komende lente nog een paar maanden ijs
en sneeuw stuurt. Want dan zijn onze mooie,
kleurige deux-piècesom in te rillen!
HET WOORD IS AAN...
De Kinderen
De kinderen moeten poppetjes maken van
kiel. Wie het t mooist doet krijgt een be
looning. Alle kinderen zijn druk bezig, en een
meisje dat erg gesteld is op de in uitzicht
gestelde belooning, maar er niet veel van
terecht brengt zegtJuffrouw m ij v poppe
tjes zijn vandaag naa? Amsterdam!"
Met de volkstelling hebben we in moeten
vullen: wie ls het hoofd van het gezin? Na
tuurlijk zijn er grappen gemaakt op den
pantoffelheld, die angstig den raad van zijn
vrouw hierover inwon.
Maar In sommige huisgezinnen zou het
niet de vrouw, maar het kind kunnen zijn,
dat aanmerkingen wilde maken. Vader het
hoofd van het gezin? Het mocht wat. Hij,
het kind is het hoofd, is de spil waar alles
om draait. Hoe kan vader zoo „opschep
pen"!
Het kind weet nog niet van volkstellingen
en van gezinshoofden: het laat vader dus
rustig invullen. Maar intusschen gaat het
voort den baas te spelen.
Voor nlet-familieleden ls het niet prettig in
zoo'n gezin te toeven waar het kind regeert.
Er wordt over niets anders gesproken dan
over het kind, het ls zelf steeds aan het
woord en als het eens even zijn mond houdt,
wordt het weer wat gevraagd. Het moet „zijn
kunsten vertoonen". Maar wij houden n'.et van
gedresseerde aapjes. We vermaken ons alleen
om hun koddige sprongen in de vrije natuur.
De bekoring van het kind is zijn kinder
lijkheid. Zoodra het zich aan gaat stellen is
alle liefheid er af. En ze gaan zich aanstel
len als er te veel notitie van hen genomen
wordt. Ze weten: er wordt iets van hen ver
wacht.
„Doortje ls altijd zoo lief', zegt moeder. ,,ze
helpt me ai zoo goed. Ze wil niet dat moeder
moe wordt, hè Doortje?"
„Nee moeder", zegt Doortje en dadelijk
daarop: „heb ie nog iets voor me te doen?
Zal ik de tafel vast dekken?" En ze kijkt ter
sluiks naar de aanwezigen. Vinden ze haar
niet lief?
Het is stootend van onechtheid, de zelfvol
dane glimlach van Doortje werkt irriteerend.
Maar moeder is verrukt. Moederliefde is
blind. En ze gaat door van haar dochtertje
een onuitstaanbaar wezentje te maken.
„Doortje ls dit,... Doortje ls dat..." Het ls
haast niet bij te houden voor het arme
kind, dat al de haar toegedachte eigenschap
pen wil toonen en geen tijd over houdt eens
zich zelf te zijn.
Onecht en onwaar wordt ze. als alle men
schen, die zich zelf zoo goed en lief vinden.
Maar kan ze het helpen? Ieder oogenblik
van den dag wordt er over haar volmaakt
heid gesproken.
Het kind. En niets dan het kind. Alles
wordt naar hem geregeld. Hebben vader en
moeder nog wel belangen? De heele wereld
is er om hean te dienen.
Als het kind nog heel klein is, behoudt
het ondanks alles zijn kinderlijkheid. Alleen
zet hij eerder een keel op dan andere kinde
ren, hij weet, dat hij met schreeuwen en
dwingen alles gedaan krijgt. Maar hij ls
nog een kind....
En hoe kan hij ons dan na een tUdje te
leurstellen als wij hem eens terugzien. Weg
al het naïve, weg al het origineele. eigene.
Het kind, opgroeiend tusschen groote men
schen en grooten menschenpraat, wil zelf een
groot mensch lijken, het heeft menschen-
manieren" aangenomen. Hij is al zoo groot,
zegt moeder, en zoo wijs. Maar hij is heele
maal niet groot en hij ls verschrikkelijk
eigenwijs.
Kinderen die nummer één in huis zijn. die
angstvallig thuis worden gehouden en alleen
zoet onder toezicht In een kamer met andere
kinderen mogen spelen, worden oude manne
tjes en vrouwtjes, lang voor hun tijd. Zijn
niet d!e menschen het meest sympathiek, die
altijd kinderen gebleven zijn? En ls het niet
erg in een kind van zes. zeven jaar, dat
sympathieke al te missen?
Geef een kind spelletjes, vriendjes, vroo-
lijkheid. Wijs het op zijn ondeugden, maar
accepteer z"n deugden als Iets gewoons. En
voer geen groote menschengesprekken met
hem.
Maak een eenvoudig kind van hem en geen
heerschzuchtig koninkje, dat gevleid en ge
prezen wil worden
Hij kan er u later slechts dankbaar voor
zijn.
BEP OTTEN.
HET EERSTE
VOORJAARSHOEDJE
Hoewel we midden ln den winter zitten,
zien we hier en daar toch ai hoedjes van
siroo met zijde, fluweel of vilt. De" modellen
zijn echter nog niet erg versohil'.end met die,
welke op het oogenblik gedragen worden.
Onze teekening geeft een hoedje te zien
van donkerblauw nroo, zonder eenlge gar
nering; dit model sluit glad om het hoofd,
terwijl bij de ooren de omgeslagen rand een
weinig uitstaat. We zullen maar hopen, dat
het gauw zulk mooi weer wordt, dat we onze
strooien hoedjes kunnen dragen.
Ze stond tegen een stoel geleund, een brei
werkje in de rappe handen van negenjarig
meLke. IJverig werkte ze door. geen oogen
bllk rustten haar handen .maar intu&scnen
ontging haar niets van wat er om haar heen
gebeuroe. Het frissche pientere gezichtje
nield zij wat gebogen over het werk, maar ue
vinnige oogjes zagen alles, wat er voorviel.
En onwiilexeurig zag ik dit kind voor me als
voiwassen vrouw, altijd bezsg. keurig netjes,
maar vinnig en vooral venijnig ten opzichte
van de heeie buurt. Een van die vrouwen,
aan wier scherpe blik niets ontgaat, die zich
voor het raam posteeren na het beëindigen
van de dagtaak, en die met een ongeioofelijke
handigheid tegelijkertijd een stuk in Jantje's
broek zetten en alles zien wat er op straat
gebeurt. En wee degene, die niet in haar
smaak valt, of die anders doet dan zij ge
wend is: haar scherpe tong weet er dauehjk
een gansch geval van te fabriceeren. Zij is
gevreesd in de buurt, maar wanneer iemand
haar huip inroept bij ziekte of moeilijkheaen
dan staat zij nergeiu voor; haar goedhartig
heid is onbegrensd, zij is flink en zij weet
een door ziekte ontredderd gezin weer op
orde te brengen.
Dit alles ging mij door het hoofd, bij het
zien van dit vinnige vrouwtje-in-den-dop,
maar toch in haar soort nog de minste niet.
Het mag dan al zijn. dat haar icherp en
onbarmhartig oordeel alleronaangenaamst
ls. ja zelfs ruzies teweeg brengt, maar zij
durft er tenminste vierkant voor uit te ko
men, hoe zij denkt over de tekortkomingen
van anderen, en ieder die haar ontmoet, weet
al heel gauw, welk vleesch hij in de kuip
heeft.
Veel vaker gebeurt 't echter, dat Iemand
een venijnige tong heeft, die tegenover de
buitenwereld zorgvuldig in bedwang wordt
gehouden, maar die binnenshuis loskomt. En
dan heeft het slachtoffer er geen tiauwe
notie van, dat diezelfde vrouw, die een uurtje
geleden zoo in eensgezindheid met haar zat
te praten, nu van alles op haar heeft te
zeggen.
Dikwijls gaat het daarbij om kinderachtige
futiliteiten die een Jammerlijk bewijs zijn
van benepenheid: Om een naaimachine die
op tafel staat, als het er zoogenaamd geen
tijd voor ls, om een werkindeeltng. die van
de gewone afwijkt, om kamers, die maar eens
ln de maand een groote beurt krijgen, en der
gelijke fraaiigheden meer.
Nu zal men misschien zeggen: wat kan het
schelen, of de. menschen zulke onbelangrijke
dfngen van ons bekletsen willen. Dat ls vol
komen waar, het gaat ook niet om het feit
zelf, maar het typeert de zucht tot kwaad
spreken en dat is zoo'n treurig verschijnsel.
Er zijn vrouwen, die weinig te doen hebben,
of die het zich met haar werk gemakkelijk
maken, en die nu van alles en redereen iets
onaardigs weten te zeggen. Soms noemen zij
dan niet eens feiten maar ais een naam
genoemd wordt in een overigens onschuldig
gesprek, behoeven zij alleen maar te zeggen:
.Nou. die zou ik niet kennenen dade
lijk is de toon van het gesprek veranderd in
een van stekelige geheimzinnigheid. .Jlod-
delen" noemt men dat. een maniertje om
niets kwaads te zeggen, en toch een reputatie
aan het wankelen te brengen. En als er dan
een flinke ls. die het er niet bij laat zitten,
en vraagt, wat ze daar nu eigenlijk mee be
doelt. dan wordt ze bang. krabbelt terug en
beweert, dat ze toch alleen maar gezegd heeft
dat zij die bepaalde persoon kent.
Dit roddelen ls een manier van kwaad
spreken over anderen, die niet minder ge
vaarlijk ls dan de openlijke, maar die daarbij
nooft te achterhalen is. de zegsman of zegs
vrouw verschuilt zich steeds achter een dub
bele beteekenis der gebczlzde woorden.
Sommige ouders hebben ook de slechte ge
woonte. om aan tafel, ln het bijzijn der kin
deren het voor en tegen hunner kennissen
te bespreken. Dat behoeft nog niet altijd
kwaadspreken te zijn. men kan weieens min
der prettige ondervindingen hebben, en die
met elkaar willen bespreken, zonder daarbij
Iets kwaads te bedoelen. Maar kinderen hoo-
ren alleen de woorden, en zullen meestal de
niet kwade bedoeling niet opmerken, zoodat
naar het klnder-ldee er Iets aan die menschen
nfet is. zooals het zijn moet.
Erger wordt het natuurlijk, wanneer vader
of moeder in het bijzijn der kinderen gaan
kwaadspreken, al heel gauw hooren anderen
dan over ..die gekke mevrouw naast ons", of
..die rare meneer zonder jas" of „zulke vleze
menschen. ze hebben niet eens waschtafeis
zooals wij" en nog meer zulk moois, echt
kindergeklets. maar dat een kijkje geeft op
de ouders, die er niet voor zorgen dat hun
kinderen bulten dergelijke onwaardige klets
praatjes blijven.
Dan bemerken wij meer dan ooit, hoe on
misbaar de controle op onszelf is. hoe noodig
het is. zoo nu en dan onze conversatie in
dit verband eens na te gaan en ons af te vra
gen: waarover praat ik eigenlijk tegen
anderen- over gebeurtenissen, waarin ik be
lang stel over mijn en anderer werx over
boeken die ik gelezen heb. over vraagstuk
ken van onzen tijd. over opvoeding, over huis
houdelijke aangelegenheden, óf over andere
t menschen!
Natuurlijk kan niet ledereen altijd over
belangrijke dingen praten, velen zijn daar
voor ook niet geschikt, maar kwaadspreken
over anderen is altijd overbodig. En daarbij
nog onaangenaam ook.
E. E. J.—P.
HOE MEN DE KLEUTERS
BEZIG HOUDT.
EEN DORP VAN LUCIFERSDOOSJES.
Vandaag zullen
wij een dorp van lu
cifersdoosjes opbou
wen, waar de kleu
ters zelf aan mogen
meehelpen. Wij be
ginnen met een
paar eenvoudige
boerenhuisjes, die uit
twee of drie lucifers
doosjes worden ge
maakt. Men plakt de
doosjes met water
glas op elkaar. Het dak wordt uit een vier
kant stukje papier gevouwen en wel op de
volgende manier.
Vouw het blaadje in vieren en maak de
vouwen er zoo scherp mogelijk in. Daarna
wordt ingeknipt volgens afbeelding a. Plak
de twee vierkantjes b en d op elkaar, terwijl
de buitenste vierkantjes hier weer over heen
worden gelegd. Zóó ls een dak ontstaan, dat
op de lucifersdoosjes wordt geplaatst en
even wordt vastgelijmd. (Cliché afb. a).
Vervolgens be
plakt men het huis-
Je met glanzend pa
pier, ook kan men
voor de muren aar
dig steentje papier
gebruiken. Nu nog
ramen en deur uit
geknipt en opge
plakt en het huisje
is gereed. Voor het
dorp maken wij vier
of vijf van deze
huisjes, waarbij we
natuurlijk wel de
huisjes verschillend
versleren. Zelfs de aohterkant en de zijkan
ten van het huisje kunnen met deuren of
ramen voorzien worden. Ook plaatst men bij
eenlge huisjes meerdere lucifersdoosjes naast
elkaar of op elkaar, zoodat weer nieuwe
modelletjes ontstaan. Het geheele dorp wordt
op een groot stuk karton gerct. dat met kel
tjespapier wordt beplakt. Zelfs laten wij door
het dorp een klein riviertje loopen; hiervoor
nemen wij een stuk karton, dat wordt be
plakt met blauw papier. Langs het rivier'Je
moet een grasrand liggen van groen crêpe
papier.
De volgende week eaan wij verder met ons
dorp: de modelletjes van de huisjes zijn ln
de Tijdingzaal van ons blad te zien.
W. R.
Botersaus
bij gekookte visch of aardappelen .Op 1 '2 L.wa-
ter neemt men 2 maggi bouillonblokjes. 40
pam tarwebloem en 80 gram boter. In het
kokende water lost men de bouillonblokjes
op. Roerende verwarmt men de helft van de
boter met de bloem tot een gelijk papje.
Daarbij giet men langzamerhand en steeds
roerende den bouillon en laat de saus even
doorkoken. Nu neemt men de pan van het
vuur en maakt de saus af door er ln kleine
klontjes de rest van de boter mee te vermen
gen.
WETENSWAARDIGHEDEN.
KNOOP, KNOOP, WAAR GA JE HEEN?
In Engeland wordt jaarlljk ch een voo--
raad knoopen gefabriceerd van 2.500 000 000
stuks. Stel je voor, dat je ale voor straf vast
moest naaien.
INDERDAAD ENORM.
Het vervoer over de grootste rivier ln
Amerika, namelijk de Misilslppl, ls vanzelf
sprekend enorm te noemen. Het vorige jaar
is er naar de Golf van Mexico 530.000.000 ton
over deze rivier vervoerd.
ONZE POCHETTE
BIJ een zwarte avondjapon, gegarneerd
met witte of oud-gele kant ls het allernieuw
ste een pochette te dragen van zacht crème
zijde, ln de kleur van oude kant, en deze af to
werken met zwarte kant. Deze wordt eerst
rond om den zakdoek vastgehecht en daarna
de zijde afgeknipt en met een kleine feston
steek rondom afgewerkt om rafelen te voor
komen. Men kan ook de kant. die b.v. een
bloemmotief heeft, langs de bloemen afknip
pen en zoo op de pochette vestigen, doch
men moet er wel aan denken de aanhechting
altijd te festoneeren: een naad ls heel leeüjk
en een zoom langs een uitgeknipte kant ls niet
mogelijk. Men draagt, de pochette ln een spe
ciaal daarvoor in den handel zijnden arm
band.
DE HUISVROUW... DIE VAN
OUD WEER NIEUW MAAKT
Natuurlijk is elke huisvrouw van het goede
ras in haar schik, als ze nieuw zeil of lino
leum op den vloer krijgt. Maar ze is nog veel
meer in haar knollentuin, wanneer ze met
een weinig moeite en handigheid en goede
raad. doch zonder veel kosten, van oud weer
nieuw kan maken. En daar hoeft u nu bij
voorbeeld die leelljke kale of stukkonde plek
ken in het linoleum, dat overigens nog zoo
goed ls. Misschien is er op die plek bijvoor
beeld een gloeiende kool uit de kachel ge
vallen of heeft er iemand dag ln dag uit mek
zijn stoel zioen wippen, aoodat er op dto
plaats putten en later gaten ln het zeil kwa
men. Welnu, dat gaan we keurig netjes repa-
reeren.. Men snijdt met een oud veiligheids-
scheermesje het gehavende stuk zeil er uit,
precies volgens het patroon, als het bijvoor
beeld gebloemd o! geblokt ls). Dan neemt
men het uitgegleden stuk (met het gat erin)
als patroon, om precies zoo'n stuk met precies
dezelfde blok of bloem uit een gaaf stukje
zeil te snijden, dat men nog over had. Nu
legt men onder het gat ln het zeil op den
grond een stukje stevig neteldoek of canvas,
dat grooter moet zijn. dan het gat dat msn
ln het zeil sneed. Dan licht men het zeil op
en smeert aan den onderkant wat lijm rond
om het gat. Dar. drukt men h3t on den g ond
op het neergelegde canvas. Zet er iets zwaars
op en laat h*t goed drogen. Daarna basmeert
men het stukje nieuw zeil. dat men ln net
gat zal gaan zetten, aan onderkant en langs
zijranden met lijm. waarna men het stevig in
het gat op het canvas drukt. Ook hier zet
men weer wat zwaars op. totdat de lijm hard
geworden ls. Daarna geeft men de heele op
pervlakte van het zeil of linoleum, dat men
op deze wijze vernieuwd heeft, een vernlsje
met blanke vernis. Ten slotte met vlocrw.i s
wrijven.