FEM1NA HOE SPREKEN WIJ OVER ELKAAR? HAARLEM'S DAGBLAD VLUCHTIGE BRUSSELSCHE IMPRESSIES door MIES BLOMSMA. Zoo zaten we dan plotseling nadat we in Holland weken lang mistroostig naar den regen hadden gestaard, over regen hadden gepraat, en ten leste dat niet eens meer het regende, en daarmee bastazoo zaten we dan plotseling in Brussel. En we zaten er al dadelijk den eersten avond buiten tot twaaif uur en Uuschen de cafétafeltjes door wrongen zich bloemenventers met mimosa, die geurde, zooals Italië geuren moet in 't voorjaar. Daar was weer dat wonderlijke mengsel van jaargetijden: want niet alleen voorjaarssensaties hadden we; ook v»n die knappende, knisterende winterhuiverin gen, als in kerstvertelsels van Timmermans en streuvels. Wie herinnert zich nog de op voeringen van Teirlincks „Vertraagde Film", een paar jaar geleden al? De besneeuwde brug op Driekoningenavond, de drie Konin gen. zot Lowietje, het wilokiwijf? In Brussel snoven we mimosageuren en keken even later naar de vrouwen, die tamme kastanjes poften op een rooster boven roodgloeiende kolen zoo maar langs de straat. En het wilokswljf zag ik verdriedubbeld op een pleintje, met flonkerende kammen in het haar, witte rokken, zwartwollen omslagdoek met franje, en op klompen. Voor haar, op de kar. gloeiden de kooltjes weer onder het roos ter en de heele kar was vol slakkehuizen. De Brusselaars staakten een oogenbllk hun pantoffelparade en verdrongen zich om de karren om gauw een paar vette wlloksen te verorberen dan gingen ze weer verder. Brusselaars van alle standen niet alleen het publiek dat zich in Amsterdam aan de zuurkramen tegoed doet. D.w.z. ik ben niet bij machte het standsverschil tusschen Am- sterdamsche zuurkraamklanten en Brussel- sche wiiokpeuzelaars uit te maken. Misschien "ziet de doornee-Brusselaar er alleen maar modieuser uit dan de doorsnee-Amsterdam mer. Wat de vrouwen betreft, is dat zeker waar. Maar ze zien er ook allemaal hetzelfde uit. Ik heb me wel honderdmaal verbeeld, dat ik dezelfde juffrouw weer tegen kwam. Mis schien is het van die honderd ook wel vijf entwintig maal wérkelijk weer dezelfde ge weest want er werd heftig geflaneerd, ook door ons. Dat is dus moeilijk uit te maken. ,,De" Brusselsche vrouw draagt in dezen win ter 1930—'31 een langen zwarten ge tailleer den mantel en ze loopt zonder hoed na tuurlijk niet zonder hoed: van achteren ge zien draagt ze eep klein rond zwart gevalle tje ergens tegen haar achterhoofd geplakt, maar dat is dan nog half bedekt door de hooge bontkraag, en van voren moeilijk te con-tateeren. In de gezichten Is oppervlak kig beschouwd en anders dan oppervlak kig, of beter vluchtig, zijn ze ln 't voorbijgaan niet te beschouwen zoo mogelijk nog min der verschil dan in de mantels. Wat een vrouw Is, een dame of geen dame er zijn tijden, dat die dingen dicht bij elkaar liggen is alleen maar ongeveer te zien aan den man die bij haai ls. En ook dan blft hei onzeker. Want zoo goed als de gemiddelde vrouw er gekleed gaat, zoo onverzorgd loopt de gemiddelde man er bij. Maar hoe precies gelijk de vrouwen er, vluchtig beschouwd, dan ook uit mogen zien. elke man schijnt er overgelukkig met speciaal en Juist dié vrouw, waarmee hij loopt te wandelen of urenlang zoek brengt aan een cafétafeltje. In Brussel schijnt de liefde meer als een vanzelf sprekend verschijnsel beschouwd te worden, pan bij ons. Misschien zijn de menschen er alleen maar wat uitbundiger maar ze zijn eigenlijk heelemaal niet uitbundig; ze zijn gelukkig en daarmee uit. En iedereen vindt het best en is het, zoo mogelijk ook. Het mag gezien worden en dat wordt het dan ook. Want de voornaamste bezigheid van al die menschen, van af het oogenblik, dat de llcn- ten op flitsen en de lichtreclames gaan draaien en rollen en buitelen is kijken. Kijken naar die lichtreclames, naar de etala ges van de winkels, kijken naar elkaar. Bij net slenteren langs de boulevards, het zitten in de cafétjes kijken. Ja, die Brusselsche boulevardcafétjes. met hun banken lang? de wanden, waar iedereen van binnen naar buiten en van buiten naar binnen kan zien. Urenlang hebben we er gesleten, achter een café filtre, redenee- rend en kijkend. Net als de inwoners. En we voelden er ons zeer thuis en tevreden, want het scheen naar Ieders zin zoo. Overdag zagen we Brussel in de zon, het flonkerende verguldsel op de oude gilde- hulzen aan de markt, het huls, waarin Victor Hugo zijn „Miserables" schreef, Egmont en Hoorne doemden voor ons op. daar verrees de Ste Gudulewe zagen achterkanten van huizen om een ongebouwd terreintje. als op een teekening van Montmartre door Stelnlen. Brussel bij avond, als we piotreling, vanuit een smalle, drukke zijstraat, die we telkens weer doorliepen, omdat eze er zoo leuk hei melijk uitzag (overdag was het een verve lende tweederangs winkelstraat)staan op de Place des Martyrs, gelokt door het vreemde koele licht, dat daar hangt vier groote lichte paleizen sluiten, streng symme trisch het pleintje af. In het midden het standbeeld voor de martelaars, en als we ons over de steenen borstwering buigen, huiveren we: want kunnen daar beneden niet dadelijk de deuren opengaan, en zullen er dan niet leeuwe op menschen worden losgelaten, op de eerste Christenen? Maar het schoonste van Brussel wordt in het Museum bewaard: Memlinc, Quinten Massys, Rogier van der Weyden, Brughel, Bouts, Boschwat zal ik al die namen noemen.... Rubens, van DyckJordaens de kleuren lichten en gloeien. Wie, die ze ooit gezien heeft, kan vergeten dat blauw, blauwgrijs, zilvergrijs, rood van Massys' triptiek met de legende van St. Anna, de por tretten van Wilhelm Moreel en zijn vrouw Barbara van Vlaenderbergh, de Jonge Hélène Fourment, door Rubens en van Dyck beide geschilderd Daar begint men te kijken, ordelijk, doek na doek, en eindigt in een soort dronken schap, die na dagen en dagen, allang terug In Holland, geen eind wil nemen. Zoo komt men terug, met de woorden, die eens een bergbeklimmer, een Einzelganger, schreef na een tocht: „Doodmoe maar zalig! zalig!" KOMENDE GEBEURTENISSEN ftuut ef Er Is een gezegde dat beweert, dat komen de gebeurtenissen hun schaduw vooruit wer pen, maar met de lente is dat toch wel erg ver.... Want hoewel we nog hartje winter hebben is het in de modecollecties al lang lente, zoo geen zomer! Opwekkend Ls dat wel, ongetwijfeld, en we hebben met een de ge legenheid om nog eens terdege te overleg gen en overwegen, wat we kiezen zullen. Dus deze keer dan:: deux-piêces! De fleurige, jeugdige deux-pièces zijn er weer, als een eerste lentegroet. En natuurlijk met lente- kleuren. Om te beginnen eentje van kastanje bruin met rood er door gewerkt, .ohlmé" noemt men dat. Een nogal sportief modelletje. De rij knoopjes van het plastron zet zich voort op de tuniek. Plastron, kraagje en manchet jes, evenals 't ceintuurtje zijn wit. Dan volgt "n deuxpièces in het groen, rok van donker groen lichter groen voor het lijfje met het kleine uitstaande pandje van onderen. Revers manchetten en ceintuurtje zijn weer van de zelfde donkergroene tint van de rok. Heel fijn is ook nummer drie dat heelemaal van zwar te crêpe satin is. De rok ls van voren en van achteren met stolpplooien, terwijl de „basque" ook op zij stoipplooltjes heeft. Natuurlijk zijn kraagje das, en manchetjes van wit satln. Heel een voudig en tevens heel fijn. Sn natuurlijk zou de collectie niet compleet zijn als er geen ruiten bij waren. Het rokje is rood en het lijfje is van roode en beige stof. met witte revers. U ziet, de kleuren van de lente zijn er wel in vertegenwoordigd. Het is nu alleen maar te hopen, dat de winter ons niet boos geworden door de verheerlijking van de komende lente nog een paar maanden ijs en sneeuw stuurt. Want dan zijn onze mooie, kleurige deux-piècesom in te rillen! HET WOORD IS AAN... De Kinderen De kinderen moeten poppetjes maken van kiel. Wie het t mooist doet krijgt een be looning. Alle kinderen zijn druk bezig, en een meisje dat erg gesteld is op de in uitzicht gestelde belooning, maar er niet veel van terecht brengt zegtJuffrouw m ij v poppe tjes zijn vandaag naa? Amsterdam!" Met de volkstelling hebben we in moeten vullen: wie ls het hoofd van het gezin? Na tuurlijk zijn er grappen gemaakt op den pantoffelheld, die angstig den raad van zijn vrouw hierover inwon. Maar In sommige huisgezinnen zou het niet de vrouw, maar het kind kunnen zijn, dat aanmerkingen wilde maken. Vader het hoofd van het gezin? Het mocht wat. Hij, het kind is het hoofd, is de spil waar alles om draait. Hoe kan vader zoo „opschep pen"! Het kind weet nog niet van volkstellingen en van gezinshoofden: het laat vader dus rustig invullen. Maar intusschen gaat het voort den baas te spelen. Voor nlet-familieleden ls het niet prettig in zoo'n gezin te toeven waar het kind regeert. Er wordt over niets anders gesproken dan over het kind, het ls zelf steeds aan het woord en als het eens even zijn mond houdt, wordt het weer wat gevraagd. Het moet „zijn kunsten vertoonen". Maar wij houden n'.et van gedresseerde aapjes. We vermaken ons alleen om hun koddige sprongen in de vrije natuur. De bekoring van het kind is zijn kinder lijkheid. Zoodra het zich aan gaat stellen is alle liefheid er af. En ze gaan zich aanstel len als er te veel notitie van hen genomen wordt. Ze weten: er wordt iets van hen ver wacht. „Doortje ls altijd zoo lief', zegt moeder. ,,ze helpt me ai zoo goed. Ze wil niet dat moeder moe wordt, hè Doortje?" „Nee moeder", zegt Doortje en dadelijk daarop: „heb ie nog iets voor me te doen? Zal ik de tafel vast dekken?" En ze kijkt ter sluiks naar de aanwezigen. Vinden ze haar niet lief? Het is stootend van onechtheid, de zelfvol dane glimlach van Doortje werkt irriteerend. Maar moeder is verrukt. Moederliefde is blind. En ze gaat door van haar dochtertje een onuitstaanbaar wezentje te maken. „Doortje ls dit,... Doortje ls dat..." Het ls haast niet bij te houden voor het arme kind, dat al de haar toegedachte eigenschap pen wil toonen en geen tijd over houdt eens zich zelf te zijn. Onecht en onwaar wordt ze. als alle men schen, die zich zelf zoo goed en lief vinden. Maar kan ze het helpen? Ieder oogenblik van den dag wordt er over haar volmaakt heid gesproken. Het kind. En niets dan het kind. Alles wordt naar hem geregeld. Hebben vader en moeder nog wel belangen? De heele wereld is er om hean te dienen. Als het kind nog heel klein is, behoudt het ondanks alles zijn kinderlijkheid. Alleen zet hij eerder een keel op dan andere kinde ren, hij weet, dat hij met schreeuwen en dwingen alles gedaan krijgt. Maar hij ls nog een kind.... En hoe kan hij ons dan na een tUdje te leurstellen als wij hem eens terugzien. Weg al het naïve, weg al het origineele. eigene. Het kind, opgroeiend tusschen groote men schen en grooten menschenpraat, wil zelf een groot mensch lijken, het heeft menschen- manieren" aangenomen. Hij is al zoo groot, zegt moeder, en zoo wijs. Maar hij is heele maal niet groot en hij ls verschrikkelijk eigenwijs. Kinderen die nummer één in huis zijn. die angstvallig thuis worden gehouden en alleen zoet onder toezicht In een kamer met andere kinderen mogen spelen, worden oude manne tjes en vrouwtjes, lang voor hun tijd. Zijn niet d!e menschen het meest sympathiek, die altijd kinderen gebleven zijn? En ls het niet erg in een kind van zes. zeven jaar, dat sympathieke al te missen? Geef een kind spelletjes, vriendjes, vroo- lijkheid. Wijs het op zijn ondeugden, maar accepteer z"n deugden als Iets gewoons. En voer geen groote menschengesprekken met hem. Maak een eenvoudig kind van hem en geen heerschzuchtig koninkje, dat gevleid en ge prezen wil worden Hij kan er u later slechts dankbaar voor zijn. BEP OTTEN. HET EERSTE VOORJAARSHOEDJE Hoewel we midden ln den winter zitten, zien we hier en daar toch ai hoedjes van siroo met zijde, fluweel of vilt. De" modellen zijn echter nog niet erg versohil'.end met die, welke op het oogenblik gedragen worden. Onze teekening geeft een hoedje te zien van donkerblauw nroo, zonder eenlge gar nering; dit model sluit glad om het hoofd, terwijl bij de ooren de omgeslagen rand een weinig uitstaat. We zullen maar hopen, dat het gauw zulk mooi weer wordt, dat we onze strooien hoedjes kunnen dragen. Ze stond tegen een stoel geleund, een brei werkje in de rappe handen van negenjarig meLke. IJverig werkte ze door. geen oogen bllk rustten haar handen .maar intu&scnen ontging haar niets van wat er om haar heen gebeuroe. Het frissche pientere gezichtje nield zij wat gebogen over het werk, maar ue vinnige oogjes zagen alles, wat er voorviel. En onwiilexeurig zag ik dit kind voor me als voiwassen vrouw, altijd bezsg. keurig netjes, maar vinnig en vooral venijnig ten opzichte van de heeie buurt. Een van die vrouwen, aan wier scherpe blik niets ontgaat, die zich voor het raam posteeren na het beëindigen van de dagtaak, en die met een ongeioofelijke handigheid tegelijkertijd een stuk in Jantje's broek zetten en alles zien wat er op straat gebeurt. En wee degene, die niet in haar smaak valt, of die anders doet dan zij ge wend is: haar scherpe tong weet er dauehjk een gansch geval van te fabriceeren. Zij is gevreesd in de buurt, maar wanneer iemand haar huip inroept bij ziekte of moeilijkheaen dan staat zij nergeiu voor; haar goedhartig heid is onbegrensd, zij is flink en zij weet een door ziekte ontredderd gezin weer op orde te brengen. Dit alles ging mij door het hoofd, bij het zien van dit vinnige vrouwtje-in-den-dop, maar toch in haar soort nog de minste niet. Het mag dan al zijn. dat haar icherp en onbarmhartig oordeel alleronaangenaamst ls. ja zelfs ruzies teweeg brengt, maar zij durft er tenminste vierkant voor uit te ko men, hoe zij denkt over de tekortkomingen van anderen, en ieder die haar ontmoet, weet al heel gauw, welk vleesch hij in de kuip heeft. Veel vaker gebeurt 't echter, dat Iemand een venijnige tong heeft, die tegenover de buitenwereld zorgvuldig in bedwang wordt gehouden, maar die binnenshuis loskomt. En dan heeft het slachtoffer er geen tiauwe notie van, dat diezelfde vrouw, die een uurtje geleden zoo in eensgezindheid met haar zat te praten, nu van alles op haar heeft te zeggen. Dikwijls gaat het daarbij om kinderachtige futiliteiten die een Jammerlijk bewijs zijn van benepenheid: Om een naaimachine die op tafel staat, als het er zoogenaamd geen tijd voor ls, om een werkindeeltng. die van de gewone afwijkt, om kamers, die maar eens ln de maand een groote beurt krijgen, en der gelijke fraaiigheden meer. Nu zal men misschien zeggen: wat kan het schelen, of de. menschen zulke onbelangrijke dfngen van ons bekletsen willen. Dat ls vol komen waar, het gaat ook niet om het feit zelf, maar het typeert de zucht tot kwaad spreken en dat is zoo'n treurig verschijnsel. Er zijn vrouwen, die weinig te doen hebben, of die het zich met haar werk gemakkelijk maken, en die nu van alles en redereen iets onaardigs weten te zeggen. Soms noemen zij dan niet eens feiten maar ais een naam genoemd wordt in een overigens onschuldig gesprek, behoeven zij alleen maar te zeggen: .Nou. die zou ik niet kennenen dade lijk is de toon van het gesprek veranderd in een van stekelige geheimzinnigheid. .Jlod- delen" noemt men dat. een maniertje om niets kwaads te zeggen, en toch een reputatie aan het wankelen te brengen. En als er dan een flinke ls. die het er niet bij laat zitten, en vraagt, wat ze daar nu eigenlijk mee be doelt. dan wordt ze bang. krabbelt terug en beweert, dat ze toch alleen maar gezegd heeft dat zij die bepaalde persoon kent. Dit roddelen ls een manier van kwaad spreken over anderen, die niet minder ge vaarlijk ls dan de openlijke, maar die daarbij nooft te achterhalen is. de zegsman of zegs vrouw verschuilt zich steeds achter een dub bele beteekenis der gebczlzde woorden. Sommige ouders hebben ook de slechte ge woonte. om aan tafel, ln het bijzijn der kin deren het voor en tegen hunner kennissen te bespreken. Dat behoeft nog niet altijd kwaadspreken te zijn. men kan weieens min der prettige ondervindingen hebben, en die met elkaar willen bespreken, zonder daarbij Iets kwaads te bedoelen. Maar kinderen hoo- ren alleen de woorden, en zullen meestal de niet kwade bedoeling niet opmerken, zoodat naar het klnder-ldee er Iets aan die menschen nfet is. zooals het zijn moet. Erger wordt het natuurlijk, wanneer vader of moeder in het bijzijn der kinderen gaan kwaadspreken, al heel gauw hooren anderen dan over ..die gekke mevrouw naast ons", of ..die rare meneer zonder jas" of „zulke vleze menschen. ze hebben niet eens waschtafeis zooals wij" en nog meer zulk moois, echt kindergeklets. maar dat een kijkje geeft op de ouders, die er niet voor zorgen dat hun kinderen bulten dergelijke onwaardige klets praatjes blijven. Dan bemerken wij meer dan ooit, hoe on misbaar de controle op onszelf is. hoe noodig het is. zoo nu en dan onze conversatie in dit verband eens na te gaan en ons af te vra gen: waarover praat ik eigenlijk tegen anderen- over gebeurtenissen, waarin ik be lang stel over mijn en anderer werx over boeken die ik gelezen heb. over vraagstuk ken van onzen tijd. over opvoeding, over huis houdelijke aangelegenheden, óf over andere t menschen! Natuurlijk kan niet ledereen altijd over belangrijke dingen praten, velen zijn daar voor ook niet geschikt, maar kwaadspreken over anderen is altijd overbodig. En daarbij nog onaangenaam ook. E. E. J.—P. HOE MEN DE KLEUTERS BEZIG HOUDT. EEN DORP VAN LUCIFERSDOOSJES. Vandaag zullen wij een dorp van lu cifersdoosjes opbou wen, waar de kleu ters zelf aan mogen meehelpen. Wij be ginnen met een paar eenvoudige boerenhuisjes, die uit twee of drie lucifers doosjes worden ge maakt. Men plakt de doosjes met water glas op elkaar. Het dak wordt uit een vier kant stukje papier gevouwen en wel op de volgende manier. Vouw het blaadje in vieren en maak de vouwen er zoo scherp mogelijk in. Daarna wordt ingeknipt volgens afbeelding a. Plak de twee vierkantjes b en d op elkaar, terwijl de buitenste vierkantjes hier weer over heen worden gelegd. Zóó ls een dak ontstaan, dat op de lucifersdoosjes wordt geplaatst en even wordt vastgelijmd. (Cliché afb. a). Vervolgens be plakt men het huis- Je met glanzend pa pier, ook kan men voor de muren aar dig steentje papier gebruiken. Nu nog ramen en deur uit geknipt en opge plakt en het huisje is gereed. Voor het dorp maken wij vier of vijf van deze huisjes, waarbij we natuurlijk wel de huisjes verschillend versleren. Zelfs de aohterkant en de zijkan ten van het huisje kunnen met deuren of ramen voorzien worden. Ook plaatst men bij eenlge huisjes meerdere lucifersdoosjes naast elkaar of op elkaar, zoodat weer nieuwe modelletjes ontstaan. Het geheele dorp wordt op een groot stuk karton gerct. dat met kel tjespapier wordt beplakt. Zelfs laten wij door het dorp een klein riviertje loopen; hiervoor nemen wij een stuk karton, dat wordt be plakt met blauw papier. Langs het rivier'Je moet een grasrand liggen van groen crêpe papier. De volgende week eaan wij verder met ons dorp: de modelletjes van de huisjes zijn ln de Tijdingzaal van ons blad te zien. W. R. Botersaus bij gekookte visch of aardappelen .Op 1 '2 L.wa- ter neemt men 2 maggi bouillonblokjes. 40 pam tarwebloem en 80 gram boter. In het kokende water lost men de bouillonblokjes op. Roerende verwarmt men de helft van de boter met de bloem tot een gelijk papje. Daarbij giet men langzamerhand en steeds roerende den bouillon en laat de saus even doorkoken. Nu neemt men de pan van het vuur en maakt de saus af door er ln kleine klontjes de rest van de boter mee te vermen gen. WETENSWAARDIGHEDEN. KNOOP, KNOOP, WAAR GA JE HEEN? In Engeland wordt jaarlljk ch een voo-- raad knoopen gefabriceerd van 2.500 000 000 stuks. Stel je voor, dat je ale voor straf vast moest naaien. INDERDAAD ENORM. Het vervoer over de grootste rivier ln Amerika, namelijk de Misilslppl, ls vanzelf sprekend enorm te noemen. Het vorige jaar is er naar de Golf van Mexico 530.000.000 ton over deze rivier vervoerd. ONZE POCHETTE BIJ een zwarte avondjapon, gegarneerd met witte of oud-gele kant ls het allernieuw ste een pochette te dragen van zacht crème zijde, ln de kleur van oude kant, en deze af to werken met zwarte kant. Deze wordt eerst rond om den zakdoek vastgehecht en daarna de zijde afgeknipt en met een kleine feston steek rondom afgewerkt om rafelen te voor komen. Men kan ook de kant. die b.v. een bloemmotief heeft, langs de bloemen afknip pen en zoo op de pochette vestigen, doch men moet er wel aan denken de aanhechting altijd te festoneeren: een naad ls heel leeüjk en een zoom langs een uitgeknipte kant ls niet mogelijk. Men draagt, de pochette ln een spe ciaal daarvoor in den handel zijnden arm band. DE HUISVROUW... DIE VAN OUD WEER NIEUW MAAKT Natuurlijk is elke huisvrouw van het goede ras in haar schik, als ze nieuw zeil of lino leum op den vloer krijgt. Maar ze is nog veel meer in haar knollentuin, wanneer ze met een weinig moeite en handigheid en goede raad. doch zonder veel kosten, van oud weer nieuw kan maken. En daar hoeft u nu bij voorbeeld die leelljke kale of stukkonde plek ken in het linoleum, dat overigens nog zoo goed ls. Misschien is er op die plek bijvoor beeld een gloeiende kool uit de kachel ge vallen of heeft er iemand dag ln dag uit mek zijn stoel zioen wippen, aoodat er op dto plaats putten en later gaten ln het zeil kwa men. Welnu, dat gaan we keurig netjes repa- reeren.. Men snijdt met een oud veiligheids- scheermesje het gehavende stuk zeil er uit, precies volgens het patroon, als het bijvoor beeld gebloemd o! geblokt ls). Dan neemt men het uitgegleden stuk (met het gat erin) als patroon, om precies zoo'n stuk met precies dezelfde blok of bloem uit een gaaf stukje zeil te snijden, dat men nog over had. Nu legt men onder het gat ln het zeil op den grond een stukje stevig neteldoek of canvas, dat grooter moet zijn. dan het gat dat msn ln het zeil sneed. Dan licht men het zeil op en smeert aan den onderkant wat lijm rond om het gat. Dar. drukt men h3t on den g ond op het neergelegde canvas. Zet er iets zwaars op en laat h*t goed drogen. Daarna basmeert men het stukje nieuw zeil. dat men ln net gat zal gaan zetten, aan onderkant en langs zijranden met lijm. waarna men het stevig in het gat op het canvas drukt. Ook hier zet men weer wat zwaars op. totdat de lijm hard geworden ls. Daarna geeft men de heele op pervlakte van het zeil of linoleum, dat men op deze wijze vernieuwd heeft, een vernlsje met blanke vernis. Ten slotte met vlocrw.i s wrijven.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 17