Een tocht door het Eifel-gebergte Het Genootschap van den Octopus. Voorkom 't dreigend gevaar bij hoesten! ABDIJSIROOP helpt HAARLEM'S DACBLAD WOENSDAC 11 FEBRUARI 1931 Het vogelleven in het Moezeldal. Heuveltoppen met burchtruïnes. De prachtige Drachenfels. III. oo hoort het als je kampeert! Wij worden gewekt door het duizendstem- mlge vogelenkoor, dat hter weer een beetje anders is, dan in de onmld- delllijke nabijheid van de groote stad. Daar heeft de merel negenhonderd van de duizend stemmen, de roodborst heeft er negentig en de rest wordt verdeeld onder de meer schuchtere bewoners van onze villa parken. Hier is het anders: in het beuken bosch zijn er vijfhonderd stemmen voor de vinken, aan den rand er van vierhonderd voor de fitis en als die terug is begint de lente pas goed; immers de fitis zingt over al waar twee boompjes en een struikje bij elkaar staan en hij zingt den heelen dag door. Vóórdat het licht is hoor ik ook nog roodborst en winterkoning, tjiftjaf en koekoek. Aardig toch die eerste uitbarsting van vogelgeluid als het licht begint te worden en dan het tweede salvo, wanneer de zon boven de kim verschijnt. Dan zingen ze een dik uur achter elkaar, waarna de meeste vogels rustig aan hun werk gaan en dan geen tijd hebben om te zingen, behalve weer de fitis. ■die zingt ook tusschen zijn werk door. Ge kent zijn geluidje toch? Het is dat aardige bruin-grijze vogeltje, dat altijd probeert een vink na te doen, maar telkens weer krijgt hij bij de voorlaatste strophe gebrek aan adem en sterft zijn zoo vrooüjk ingezet liedje weemoedig uit. Even een paadje gezocht de berghelling op. Wat een Pinksterbloemen! Ze zijn wei een voet hoog en dragen trossen van tien en twaalf groote bloemen. Daar bloeit de hondsdraf langs den wegkant en staat de blauwe maagdepalm tusschen den klimop op den bodem van het bosdh. Het fluite- kruid zit al dik in knop en de oranjetipp.en vliegen haastig heen en weer. Ze moeten het nu nog doen met dat witte raketachtige bloempje, waarvan de bladeren bij kneuzen zoo'n typische uienlucht hebben. Merkwaardig, de saamhoorigheid van deze twee eenvoudig© planten met het kleurige. fleurige vlindertje! En er is een heel goede reden, waarom ge ze altijd samen ziet. De oranjetip voelt zich vrijwel alleen in de buurt van d«zc planten veilig. Ze zijn z'n toevlucht? oord. Zoodra het helder wit en oranje ge kleurde diertje zich neerzet op de bloeiende toppen van fluitekruld of het raketachtige bloempje, wordt het plotseling onzichtbaar. De blocitoppen zijn mengelingen van groen en geel witte vlekjes en.... zoo is oolc de onderzijde van den achtervleugel der oranje- tip. Bovendien kan het beestje de voorvleugels vrijwel geheel tusschen de achtervleugels op bergen, zoodat alleen de groenwitte bescher mende kleurteekening op den achtervleugel zichtbaar blijft. Ons vlindertje ontleent daaraan nog een tweede volksnaam, die van peterselievlta- der.' een juiste benaming. Enmooier voorbeeld van beschermende kleur is haast niet denkbaar. Maar niet alleen.de vlinder profiteert van zijn groote gelijkenis met deze planten. De rups, die wij weer op het raketachtige bloempje aantreffen, lijkt sprekend op een der langgerekte groen vruchten (hauwtje); (ook de pop heeft een vorm en kleur, die maakt dat ze aan de vruchtstengel bevestigd, zoo goed als niet zichtbaar is. Maar zóóver is het nog niet; thans vliegen de vlindertjes haastig rond om de eerste bloempjes te vinden en daaruit de kracht voor het eierleggen te putten. Haast hebben ook de zwarte glanzende mieren, die omhoog klauteren langs het stammetje van een prachtig bloeiende wilde kers (Prunus) en er schijnt wat te halen te wezen daarboven; want die omhoog wande len vertoonen de bekende slanke lijn, terwijl bij de omlaag-niarcheerders de maaltijd zóó overvloedig moet zijn geweest als een lunch op de „Johan van Oldenbarneveldt", want overal komt de witte chitinehuid tus-, schen de zwarte chitine platen te voorschijn. Zouden die rakkers aan het honing snoepen zijn en zoo mee profiteeren van de rijke bloemenweelde? Wij volgen ze, alleen met de oogen wel te verstaan! Langs de dunne twijfjes tot waai de mooie groenbruine blaadjes zich reeds hebben ontplooid. Daar slaat er één links en de ander rechts .af en beklimt de bladsteel om halt te houden bij een paar glanzende bruine plekjes juist aan den voet van het blad. Wat is dat? Extra florale nectariën? buiten de bloem zich bevindende honing- kiieren? Komen zulke dingen hier in Noord- Europa ook voor? Ja, er is niets aan te doen; de mieren klauteren de heele plant over, komen overal, behalve in de bloem en alle maal gaan ze met tot berstens toe gevuld achterlijf weer omlaag naar het nest. In de bloem komt er geen enkele. Da,ar zie ik wel een honingbij vaak zweefvliegen, maar nooit komt er een mier en dat wel om de doodeenvoudige reden, dat de plant, die de mieren aanlokt naar haar bladeren, hun den toegang tot de bloem ten eenenmale ont zegt. De loupe toont onder langs het vrucht beginsel een groot aantal paaltjes, waarop even zoovele „bordjes met verboden toegang" staan, in den vorm van een gevaarlijke kleverige vloeistof, die de- mieren belet ze te overschrijden; want een mier in de bloem zou voor de bestuiving niets kunnen doen, omdat de stuif meelkorrels niet blijven kleven aan zijn kale gladde body, terwijl zijn aan wezigheid de echte bestuivers, zooals bijen en zweefvliegen, zou afschrikken. Dergelijke samenleving tusschen plant en dier komt in de Tropen veel voor, bijv. bij accaciasoorten. De mier bewijst in ruil voor het verstrekte voedsel aan de plant belang rijke politiediensten. De teere blaadjes der planten, waarover de mieren rondloopen, zul len nooit door rupsen of bladwesplarven worden aangevreten. Als wij weer beneden komen, zit er een kwikstaart op onze tent en een groote vuur- salamauder op de donsdeken van mijn zoon. Prachtig oranje-geel 2ijn de vlekken.op de glanzend zwarte huid. De jongens meteen aan het wormen zoeken, maar hij versmaadt ze. In dezen tijd van het jaar is er voor deze insecteneters voedsel genoeg. Kamp opbreken gaat al in een half uur en wij gaan weer op Cochem aan. door de prachtige., bloelende grasranden onder laixgs de wijnbergen. Wat ligt, dat stadje mooi rond om den burchttoren, vooral zoo in de morgenzon. De rots waarop de burcht Is ge bouwd, ziet oranjegeel van de muurbloemen en de heerlijke zoete geur waait je te ge- moet. En wat een genot d,at Gretchen haar Cochem aan de Moezel. FEUILLETON. Uit hot Engclsch van FERGUS HVME. (Nadruk verboden.) 8) Het grasveld en het terras van dc biblio theek waren van dc rest van het huis ge- schelden. het laatste door een muurtje van kunstig metselwerk, dat het terras in tweeën verdeelde, het eerste door dicht struikgewas. Sir Gregory zat graag in deze rustige ka mer, omdat hij er min. of" meer afgeslo ten was van de rest van zijn groot huis. De muren waren heel dik, zoodat geen gélui- den tot de bibliotheek doordrongen; een ideaal vertrek voor Iemand die veel hersen arbeid had te verrichten. De millionalr dronk zijn port en rookte een groote sigaar, terwijl hij in een gemak kelijke fauteuil, zat en dc beenen uitgestrekt had op een anderen stoel. Zijn grijze, zware wenkbrauwen waren omlaag getrokken, ter wijl hij peinsde over den valstrik, dien hij voor Medina had opgesteld. Grinnikend stond hij op en liep naar de open deur met de duimen in de 'armsgaten van zijn vest. Met was kwart voor negen; hij had nog juist den tijd om een klein wandelin getje te maken door het speciaal voor hem afgescheiden gedeelte van den tuin. In geel ach' :n verzonken daalde hij de tre den van het terras af naar het grasveld en met welbehagen, ademde hij de koele avond lucht. in. Met groote stappen vervolgde hij Jjn wandeling langs een smal pad, dat de struiken heen naar een open plek voerde, op eenigen afstand van het buds. Hier ston den «en paar marmeren banken en een zo merhuis opgetrokken naar het model van een kleinen Griekschen tempel, eveneens ln marmer. Daarvóór bevond zich een vijver waarin waterlelies droomertg dreven. De sterren schitterden aan den fluweelen avond hemel, een bièeke maan rees zilverig boven de donkere boomtoppen, nachtegalen zongen In de hooge struiken en nu en. dan klonk het geheimzinnige gekras van een uil. Het was een plekje vol poëzie. De avond was warm en Sir Gregory had zwaren wijn gedronken. Hij voelde zich sla perig worden, toen hij op een der marnieren banken was gaan zitten en het duurde niet lang of zijn oogen vielen dioht. De tijd ging voorbij, het werd donker, liet oogenblik van zijn afspraak met Medina was gekomen. Maar Sir Gregory dommelde onbekommerd verder en hij zou misschien tol don morgen hebban doorgeslapen, als niet toevallig een mug hem hoogsUmeeihiodig in den neus gestoken had. Grommend werd hij wakker. Zijn sigaar was uitgegaan; het drong tot zijn besef door dat hij een heeie poos geslapen moest hebben. Hij streek een lucifer af, keek op zijn horloge en ontdekte dat het half tien was. Hij rekte zich uit, gaapte eens flink en stond verkwikt op. Sir Gregory dacht er niet aan om zich te haasten het was wel goed voor Medina om een poos je te moeten wachten, vond hij; langzaam en in het volle besef van zijn waardigheid wandelde de millionalr over het smalle pad dat door het struikgewas voerde, naar huis terug. Toen Sir Gregory bij hot gladgeschoren grasveld kwam, meende hij in het matte licht der maan een slanke, donkere gestalte te zien een man die in de struiken achter het terras verdween. Verontwaardigd dat blonde vlechten nog heeft hier .achter in het Moezeldal. Een lust om te zien! Wij rijden stroomaf de Mezel langs, Overal huizen in zoogenaamd vakwerk zijn opgetrok- aardlge oude dorpen, waarvan de meeste ken. Ruw bezaagde boomstammen vormen den belangrijksten steun van den muur. De tusschenruimten zijn met veldkeien en mortel aangevuld en meest met kalk gladgestreken. Bijna elke heuveltop is -.gekroond door burcht of burchtruïne; maar het allermooiste zijn de tallooze vruchtboomen, die elk dorp tot een bouquet en het heele dal tot een waar lentefeest maken. Wat een verschil met de op een paar kilo meter afstand gelegen koude hoogvlakten van den Eifel! Bij Ooblenz komen wij in het Rijndal. Bij Andernach gedenken wij onze dierbare Genopepa, die in het MaleLsch tooneel zoo'n groote rol speelt, Rolands eek, Nonnenwerth, waar de verloofde van den grooten held zich tusschen de kloostermuren begroef, de Zeven vulkanen van het Zevengebergte en de prachtige Drachenfels, waarop ge vooral uit de tuinstad Godesberg zoo'n prachtig gezicht hebt. Dan Bonn, Keulen ën meteen links af over MünchenGladbach op Roermond aan en daar toch begint de lënte pas goed of ficieel. want daar klinkt uit het eikenbosohje naast den dennenhoek, waar ons kamp op geslagen wordt, het heerlijke geluid van den nachtegaal. Daar zitten de zwaluwen op de telefoondraden of ze lxeeiemaal niet weg waren geweest, maar als wij verder naar huis rijden is in de Betuwe nog slechts een enkele vruchtboom in bloei en in Haarlem huilt de wind nog door kale boomtakken! W. G. N. VAN DER SLEEN. LETTEREN EN KUNST MUZIEK. Zescie Concert derHaarlemsche Bachvereeniging. R i nisk y - Kor s ak-owBorodin, Tchaikowsky, Moussorgski, Braïlowsky; louter Slavische namen. Eenige van de beroemdste muzikale auteurs der Russische schooi, 'n Russisch solist Men had bijna van een Russlsschen avond kunnen spreken, waren niet Van Anrooy en het Residentie-orkest de voornaamste vertol kers geweest. Maar overigens: Russiohe mu ziek met haar deugden en gebreken, me: haar zin voor kleur en schildering en met haai' schier eindelooze steppen-achtige uit gestrektheden en herhalingen; met haar geniale flitsen en half-bartoaarsche bruut heid. Van Rimsky, den geleerde, van wien ver teld wordt dat hij dagelijks een fuga schreef om de compositie-vaardigheid niet te verlie zen, een mij onbekende Ouverture „La Niuit de Maf' geheeten. Een inleiding die op Berliee terugwijst, een Allegro met ontelbare thema herhalingen, met een soort van zangthema dat telkens een kwint hooger verschijnt, met een slot dat een mengsel van Rosamumde en Rossini schijnt. Dan Borodin's b^kóhde.^Stsppenskirze", in teressant wegens .het color iet en de variatie kunst, die zich hier schier even brillont en gedurfd toont als die in. Ravel's Boléro. Een simpel thema, sterk verwant en in zijrt laat ste maat zelfs identiek met dat. hetwelk Beethoven in het Scherzo-Trio van zijn kwartet op. 59 no. 2 op echt Russisch- ostinate wijze verwerkte; toch een suggestief klankbeeld, een stuk geografische en ethno- loeisóhe natuurpoëzie. Tchaikowsky's pianoconcert (hatuurlijk ■het eerste; de andere hoort men nooit), een compromis tusschen Oost en West, Duitsche biefstuk sauce Tatare óf biefstuk a la Ta tars met deutscher Sosze. In het eerste hoofddeel zijn ze vrijwel dooreengemengd; in het Andante overweegt de romantische saus, in de finale het rauwe Tartaarsche. Het toont vulsel en holten, en vooral effect, veel effect. Veel „Kling-Klang" maar klinken doet het! Ten slotte een werk van den minst ge- Schoolden maar genlalen autodidact Mous- sorgsky. een werk oorspronkelijk voor kla vier geschreven maar door Ravel met groot klankgevoel en met alle middelen der moderne orkestrale techniek geïnstrumen teerd. En we moeten direct bekennen: de „Tableaux d'une Exposition" hebben daar door enorm aan waarde gewonnen; ze zijn van schetsen schilderijen geworden. Tot de meest geslaagde nummers van deze ver zameling mogen we wel rekenen ..Gnomus", „Bydlo", „Het Kuikenballet", „Samuel Gol- denberg en ..Schmüyle", „Limoges", „De Hut van Baba-Yaga" en ,.De Groote Poort van Kiew", de meerderheid dus. Hoe zwak en schematisch lijkt de pianozetting vergeleken bij de frappante orkestrale schildering. Daarentegen schijnt Ravel er niet in ge slaagd aan „Het oude slot" den indruk van eentonigheid en te groote lengte te ont nemen; en ..Tuileries" en „Catacombae" spreken ook in hun nieuwe uitbeelding niet in die mate als de overige. De .,Promenades" zijn zeer verschillend geïnstrumenteerd; de eerste er van nog al hard en luidruchtig. Als geheel een aanwinst van het orkest repertoire, die we gaarne meermalen op de programmas zullen zien. De uitvoering was nog- niet geheel èf: meerdere ongelijkheden vielen te constatee- ren. Doch de naam van orkest en leider staan borg dat dit op den duur anders wordt. In de werken van Rimsky en Borodin scheen het ox-kest gelukkiger. Voor den solist Alexander Braïlowsky is het jammer dat de openbare beoordeeling van zijn voordracht niet bij referendum plaats heeft: de vox publica had hem zeker de hoogste lauweren toegekend. Want de al gemeen e perpendicularisatie, het gejuich, de terugroepingen bereikten een record. Vox populi vox Dei mogen we hier niet toepassen, uit deferentie voor het publiek. En nu is het jammer dat ik een heel, heel klein beetje roet in het eten moet gooien. Niet dat ik zou willen beweren dat Braïlowsky niet vele voor treffelijke kwaitteitenin zijn spel getoond heeft. Er was kracht, duidelijkheid, beheer- sching in. Dat zijn goede dingen, maar voor de voordracht van een brallend blufstuk als het concert van Tchaikowsky nog niet ge heel voldoende. Braïlowsky's vertolking toon de noch de glanzende souvereine majesteit van een Teresa Carreno, noch de verbluffen de biavour van een Artur Rubinstein, om slechts twee te noemen van de velen die ik dit stuk hoorde spelen. Er waren soms een voorzichtigheid in den aanpak der octaven, die des ondanks menige onzuiverheid toon- -den, een gereserveerdheid in de tempi, een accentueering in de unisono -passages, die heel verstandig waren aangebracht, maai bij een concert als dit wil de hoorder met verwenden smaak geen verstandelijke over wegingen gewaar worden, tenzij wanneer hij het op een einduitvoering van een conser vatorium beluistert. En daraom heb ik alle achting voor Braïlowski's vertolking, maar in de geweldige geestdrift van het audito rium kon ik tot mijn spijt niet deelen. Ik vernam na afloop dat Braïlowsky meer spe ciaal een eminent Chopinspeler moet zijn. Inderdaad lijkt me dit niet onwaarschijnlijk: hij verschopiniseerde het zangthema in hot eerste deel van het concert tot een zeer on gebruikelijke rubato. Welnu, ik hoop dezen kunstenaar dan mettertijd eens in werken van Chopin te hooren. KAREL DE JONG. De Jacobus van Looy zaal in het Gemeente Museum. Zooals ook in ons blad gemeld werd, na dert de nieuwe aanbouw van Haarlem'? Frans Halsmuseum zijn volledige voltooiing en zal de voor afwisselende ten'oonstellingen gewonnen ruimte de volgende maand wor den ingewijd met een expositie van werk door levende'Haar lemsche kunstenaars/De zoo sterk begeerde gelegenheid om door om vang en gehalte belangrijke tentoonstel lingen, die vroeger de Spaarnestad moesten voorbijgaan, thans een waardig verblijf te kunnen bieden i s er. Wij nemen aan dat naar belangrijkheid duurzaam gestreefd zal worden en verwachten niet het onmogelijke: dat er in de toekomst nimmer van graden der belangrijkheid sprake zal zijn. De ernst, waarmee de directeur van het Mu seum, die ook het beheer over de nieuwe zaal in handen houdt wat logisch en jui3t Is reeds bij de voorbereiding dezer eerste tentoonstelling te werk gaat, is er borg voor dat de uitbreiding over het gehee genomen der Schoonhéid van dienst za zijn en in het Haarlemsch kunstleven iets van beteekenis zal worden. Zo uhet dan zoo gek zijn als ter plaatse waar over zulke zaken de beslissing ligt, in overweging werd gegeven aan die nieuwe zaal den naam te geven dien wij, bij wijze van suggestie boven deze regels schreven? Van Looy wiens leven zoo nauw met Haar lem en het gebouw waar nu het Museum is, verwezen was; die ontegenzeggelijk de be langrijkste Haarlemmer geweest is in de reien der schilders die tusschen oud en nieuw een glanzende keten vormden, zou dit niet een passende hulde .zijn aan zijn beteekenis en. om den eerlijken ernst van zijn arbeid als het ware en permanente toets voor de toekomstige verrichtingen in deze ruimte? Wij geven dit als subbestie, gelijk reeds gezegd. Zelf mischhien gelukkig niets in de melk der officleeligheid te bokken heb bend, zou het ons deugd doen zoo een raadslid, commissielid of ander machtig man zich over die suggestie ontfermt en ze daar deponeert waar ze effect sorteert, of sorteeren kan. Want wij- blijven nog altijd benauwd voor de hulde die anders vandaag of morgen aan Van Looy gebracht wordt door een leelijk nieuw straatje zijn naam te geven. Dit voor stel is evenmin kostbaar en te juister plaatse aangebracht. ArHstenfeesl voor behoeftige musici. Tot stijving van de kas van de nuttige in stelling Fonds tot ondersteuning van be hoeftige musici", had de afdeeling Haarlem van den Nederlandschen toonkunstenaars- bond gisterenavond in Cabaret Modern een „artistenfeest" georganiseerd. De feestzaal was alleraardigst versierd met wimpels en bal'ons en op twee podiums hadden twee or kesten plaats genomen, die elkander voort durend afwisselden. De ..Mad Katters" en hun collega's weerden zich zeer enthousiast, zoodat er al spoedig een genoegelijke stem ming 'ontstónd. Wklly Chandony, die al op vele feestavonden in „Modern" gezongen heeft,stond ook nu weer op het podium en droeg met veel élan eenige Duitsche en Hol- landsche chansons voor. Vooral „Wenn das Wörtchen Wenn nicht ware" had buitenspo rig veel succes. Suze Klein, die later op den avond optrad, en wier naam voor zoover wij ons herinneren in de verslagen van de programma's in „Modem" nog nimmer is voorgekomen, is een jeugdig en allerbekoor lijkst zangeresje, dat zich klaarblijkelijk met zeer veel ernst op de beoefening van het zoo moeilijke genre der klein-kunet toelegt. De kenmerken van het optreden van deze avond waren lofwaardige eenvoud en charme. Zij zong zeer ingetogen en vermeed ieder brutaal effect en vermocht zelfs de volledige aandacht te 'boeien, nadat het middernach telijk- uur al geslagenhad, op het oogen blik, dat de „danswoede" het toppunt had be reikt. En dab is geen geringe prestatie. Wij gejooven wel te mogen voorspellen dat dit zangeresje op dc genoegelijke podiums der cabaretzalen, nog veel succes zal hebben. W. Karpoff, de bekende Haarlemsche musicus, gaf een demonstratie van zijn artistieke veel zijdigheid, boen. hij eenige solo's op de Xylo phone ten gehoore bracht- Wij z-u'len hier niet de gemeenplaats gebruiken, die steeds verschijnt wanneer er sprake is van een xylophone en waarin iets gezegd wordt van „weergalooze vingervlugheid" of iets derge lijks, doch het is een feit. dat Karpoff een xylophonist is, die zijn instrument heel knap bespeelt en die het podium niet mag verlaten alvorens hij aan het verzoek om te bissee- ren heeft voldaan. Uit een en ander heeft men al de gevolg trekking kunnen maken, dat deze feest avond een hoogst genoegèlijken loop had. En dit is inderdaad het geval. Het lijdt aan geen twijfel of het „fonds hierboven vermeld" zal er wél bij varen. Er waren veel bezoekers en de entrees komen in de kas van den Bond, bovendien werd een loterij gehouden om eenige fraaie prijzen, waarvoor de lootjes grif werden verkocht; de organisatoren van dit feest (maar bovenal de behoeftigen) zul len düs ongetwijfeld pleizier van hun werk beleven! Ook een woord van lof voor de directie van „Modern" die haaf medewerking op haar manier verleende, om het resultaat van den avond -zoo groot mogelijk te maken, is hier op zijn plaats, ST. RAPHAël^ Dinsdagavond vierde de afdeeling Haarlem van bpvengenoemden Bond haar jaarfeest in gèbouw St. Bavo. De vooriztter, de heer De Rooy, besprak in zijn openingsrede het plan van Raphael om ten bate. van het R.K. Her stellingsoord Mgr. Mutsears, in het land groote loterijen te houden en actie te voeren voor de werving van nieuwe leden. Namens den Protestant Christelijke Bond voor Spoor en Tram sprak de heer Silvis waardeerende woord. Daarna kwam het vroolijke gedee.lte van den avond.De muzikale medewerking van The Famous Boys, de mondharmonicaclub van de St. Jas-Gez-Ver. Haarlem II. viel zeer in den smaak. De humoristen Kees Klaare en Hora haden ook veel succes. Bij elkaar was het een mooie avond. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. Februari 1931. J. H. DE BOTS Hoesten is de grootste vijand der adem halingsorganen, omdat die daardoor zwaar der moeten werken. De oorzaak van het hoesten is slijm in Uw luchtwegen. Akker's Abdijsiroop lost die slijm op en verwijdert ze met de ziektekiemen die ze bevat. Aldus wordt de oorzaak van Uw hoest zachtjes weggen "men, zonder de teere weefsels te beschadigen. Daarom zoo ge roemd bij Hoest.' Bronchitis. Kinkhoest, Griep. Gebruik ook de Abdijsiroop-Bon bons (60 ct.), dat is Abdijsiroop in ..gestol den'vorm, gemakkelijk voor buitenshuis. iemand de brutaliteit had om in het voor zijn persoon gereserveerde gedeelte van den tuin door te dringen, versnelde Horn zijn pas om een onderzoek in te stellen. Doch eensklaps werd zijn oor getroffen door een naargeesti- gen rochelenden kreet. Het kwam ui't de richting van de bibliotheek en opkijkend zag Sir Gregory tot - zijn groote verbazing, dat de lichten in zijn kamer uit waren. Woedend dat iemand zich deze vrijheid veroorloofd had, snelde Sir Gregory de treden van het terras op, in zijn drift over deze nieuwe onbe- beschaamdheid dacht hij niet meer aan den man <lien hij ln 't struikgewas had zien sluipen Door de open deux liep hij zijn kamer in, bleef staan en riep boos: „Wat drommel heeft die duisternis hier te be teekenen?" Toen hij geen antwoord kreeg, begon hij te stampvoeten en vroeg met luide stem: Medina, ben je daar?" Die onbeschoftheid zal ik je betaald zetten!" Er kwam nóg geen antwoord en met een plotseling opkomend gevoel van beklemming keek Sir Gregory verder de kamer in. Hij bedacht dat er een schakelaar was bij de deur van .het terras, hij liep een paar stappen terug om dezen om te draaien. De (kamer baadde dadelijk in een zee van licht. Toen was het Sir Gregory of zijn hart stilstond van schrik en zijn adem in de keel stokte. Bijna vlak voor hem, bij de schrijftafel lag een onbeweeglijke gestalte. Het was Medina aan zijn slaap was een gapende wond, die hem onmiddellijk gedood moest hebben. Naast hem op den vloer lag een groote plas bloed ende Patagonische bijl, eveneens met bloed bevlekt. „Moord", hijgde Sir Gregory; „moord!" Werktuigelijk raapte hij de bijl op en wan kelde ontzet naar de schrijftafel. Met zijn vrije hand leunde hij op het blad van de schrijftafel en drukte met de palm bij toe val op don electrischen belknop die daar aangebracht was en die verbinding had met de kamer van zijn secret-axis. Sir Gregory lichtte zijn hand onmiddel lijk weer op, hij gaf er zich op het moment geen rekenschap van waarom dit zoo was, maar hij wenschtte niet dat Perris nu binnen kwam. Maar het was te laat. Toen hij naar de deux wilde loopen om den sleutel om te draaien, ging ze zacht open en zijn secretaris kwam binnen. „Hebt uMijn Hemel!" stamelde Perris. verbijsterd. „Dus u hebt hem toch vermoord!" HOOFDSTUK VI. Op zoek naar een spoor. Die uitroep van Perris was volkomen ver klaarbaar. Hij had gehoord hoe Sir Gregory den Spanjaard bedreigd had, hij had ge zien, dat zijn meester 'de bijl naar hem toe had gesmeten, hij kende den onbeheerschten aard van den man. Wat hij gevreesd had scheen inderdaad gebeurd te zijn.... en met de bijl in de hand stond Sir Gregory naast zijn slachtoffer. „Dus u hebt hem toch vermoord", herhaal-- de Perris, terwijl hij de deur op slot deed. zoodat niemand zou kunnen binnenkomen. De millionalr voelde een rilling van af schuw door zich heen gaan en keek omlaag- Er zat bloed op den steel van de bijl en er kleefde.... bloed op zijn hand. dat van het wapen afkomstig was. Hij wankelde en trachtte een brok in zijn keel weg te slik ken. „Ik heb hem niet gedood", stamelde hij. Perris schudde medelijdend maar onge- loovig het hoofd, knielde neer en legde" de hand op het hart van den Spanjaard. „Geen spoor van leven meer", zei hij dof. „Laat ik die bijl maar wegnemen" „Perris, ik bezweer je dat ik hem niet heb aangeraakt", kreunde Horn, zijn dik rood gezicht vertrokken en vaal van angst. ,Fn ik vind u met de bijl In de hand naast den man, die u haat", zei de secretaris rus tig. „Wat moet ik dan gclooven?" ,Ik was in den tuin in slaap gevallen!" stotterde Horn, „sliep tot half tien en kwam toen hierheen om Medina te ontmoe.en. De' kamer was donker. Ik hoorde een rochelend geluidik draaide het licht aanik nam de bijl op, toen ik zagzagmet bovenden vinger wees hij op den grond „dat". „Mèt dat veihaal zal de politie geen ge noegen nemen", verklaarde Perris schouder ophalend. Sir Gregory liet zich hijgend en rillenid ln een stoel vallen. „De politie!" „Die moet natuurlijk gewaarschuwd wor den. Ik durf u niet heipen om uw slachtoffer te verdonkeremanen". „Maar ellendige kerel, ik zeg je toch dat ik hem niet gedood hebt". „Schelden geeft in dit geval niets, Sir Gregory. De bijl Horn liet het wapen uit zijn bevende hand vallen. „Ik heb dat ding van den grond op geraapte. „Er is bloed op uw hand", merkte Perris op veel bete eken en den toon op, „Ja. Van het handvat vandebijl" En hij veegde de vlek met zijn zakdoek af. Perris keek hem aan. „Wenscht u dat ik de politie opbel?" vroeg hij bedaard. „Jadat wil zeggen.neen. O. drom- mcis-nog-aan-toe, wat moet ik doen? Ik zweer je dat ik onschuldig ben. Ik zag hem dood liggen toen ik binnen kwam. Ik kan alles toch uitleggen!" (Wordt vervolgd )x

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 6