Een tocht door het Eifel-gebergte
Het Genootschap van
den Octopus.
Voorkom 't dreigend
gevaar bij hoesten!
ABDIJSIROOP helpt
HAARLEM'S DACBLAD WOENSDAC 11 FEBRUARI 1931
Het vogelleven in het Moezeldal.
Heuveltoppen met burchtruïnes.
De prachtige Drachenfels.
III.
oo hoort het als je kampeert! Wij
worden gewekt door het duizendstem-
mlge vogelenkoor, dat hter weer een
beetje anders is, dan in de onmld-
delllijke nabijheid van de groote
stad. Daar heeft de merel negenhonderd van
de duizend stemmen, de roodborst heeft er
negentig en de rest wordt verdeeld onder de
meer schuchtere bewoners van onze villa
parken. Hier is het anders: in het beuken
bosch zijn er vijfhonderd stemmen voor de
vinken, aan den rand er van vierhonderd
voor de fitis en als die terug is begint de
lente pas goed; immers de fitis zingt over
al waar twee boompjes en een struikje bij
elkaar staan en hij zingt den heelen dag
door. Vóórdat het licht is hoor ik ook nog
roodborst en winterkoning, tjiftjaf en
koekoek.
Aardig toch die eerste uitbarsting van
vogelgeluid als het licht begint te worden en
dan het tweede salvo, wanneer de zon boven
de kim verschijnt. Dan zingen ze een dik
uur achter elkaar, waarna de meeste vogels
rustig aan hun werk gaan en dan geen tijd
hebben om te zingen, behalve weer de fitis.
■die zingt ook tusschen zijn werk door. Ge
kent zijn geluidje toch? Het is dat aardige
bruin-grijze vogeltje, dat altijd probeert een
vink na te doen, maar telkens weer krijgt
hij bij de voorlaatste strophe gebrek aan
adem en sterft zijn zoo vrooüjk ingezet
liedje weemoedig uit.
Even een paadje gezocht de berghelling
op. Wat een Pinksterbloemen! Ze zijn wei
een voet hoog en dragen trossen van tien
en twaalf groote bloemen. Daar bloeit de
hondsdraf langs den wegkant en staat de
blauwe maagdepalm tusschen den klimop
op den bodem van het bosdh. Het fluite-
kruid zit al dik in knop en de oranjetipp.en
vliegen haastig heen en weer. Ze moeten het
nu nog doen met dat witte raketachtige
bloempje, waarvan de bladeren bij kneuzen
zoo'n typische uienlucht hebben.
Merkwaardig, de saamhoorigheid van deze
twee eenvoudig© planten met het kleurige.
fleurige vlindertje! En er is een heel goede
reden, waarom ge ze altijd samen ziet. De
oranjetip voelt zich vrijwel alleen in de buurt
van d«zc planten veilig. Ze zijn z'n toevlucht?
oord. Zoodra het helder wit en oranje ge
kleurde diertje zich neerzet op de bloeiende
toppen van fluitekruld of het raketachtige
bloempje, wordt het plotseling onzichtbaar.
De blocitoppen zijn mengelingen van groen
en geel witte vlekjes en.... zoo is oolc de
onderzijde van den achtervleugel der oranje-
tip. Bovendien kan het beestje de voorvleugels
vrijwel geheel tusschen de achtervleugels op
bergen, zoodat alleen de groenwitte bescher
mende kleurteekening op den achtervleugel
zichtbaar blijft.
Ons vlindertje ontleent daaraan nog een
tweede volksnaam, die van peterselievlta-
der.' een juiste benaming. Enmooier
voorbeeld van beschermende kleur is haast
niet denkbaar.
Maar niet alleen.de vlinder profiteert van
zijn groote gelijkenis met deze planten. De
rups, die wij weer op het raketachtige
bloempje aantreffen, lijkt sprekend op een
der langgerekte groen vruchten (hauwtje);
(ook de pop heeft een vorm en kleur, die
maakt dat ze aan de vruchtstengel bevestigd,
zoo goed als niet zichtbaar is.
Maar zóóver is het nog niet; thans vliegen
de vlindertjes haastig rond om de eerste
bloempjes te vinden en daaruit de kracht
voor het eierleggen te putten.
Haast hebben ook de zwarte glanzende
mieren, die omhoog klauteren langs het
stammetje van een prachtig bloeiende wilde
kers (Prunus) en er schijnt wat te halen te
wezen daarboven; want die omhoog wande
len vertoonen de bekende slanke lijn, terwijl
bij de omlaag-niarcheerders de maaltijd
zóó overvloedig moet zijn geweest als een
lunch op de „Johan van Oldenbarneveldt",
want overal komt de witte chitinehuid tus-,
schen de zwarte chitine platen te voorschijn.
Zouden die rakkers aan het honing snoepen
zijn en zoo mee profiteeren van de rijke
bloemenweelde?
Wij volgen ze, alleen met de oogen wel
te verstaan! Langs de dunne twijfjes tot waai
de mooie groenbruine blaadjes zich reeds
hebben ontplooid. Daar slaat er één links en
de ander rechts .af en beklimt de bladsteel
om halt te houden bij een paar glanzende
bruine plekjes juist aan den voet van het
blad. Wat is dat? Extra florale nectariën?
buiten de bloem zich bevindende honing-
kiieren? Komen zulke dingen hier in Noord-
Europa ook voor? Ja, er is niets aan te doen;
de mieren klauteren de heele plant over,
komen overal, behalve in de bloem en alle
maal gaan ze met tot berstens toe gevuld
achterlijf weer omlaag naar het nest. In
de bloem komt er geen enkele. Da,ar zie ik
wel een honingbij vaak zweefvliegen, maar
nooit komt er een mier en dat wel om de
doodeenvoudige reden, dat de plant, die de
mieren aanlokt naar haar bladeren, hun
den toegang tot de bloem ten eenenmale ont
zegt.
De loupe toont onder langs het vrucht
beginsel een groot aantal paaltjes, waarop
even zoovele „bordjes met verboden toegang"
staan, in den vorm van een gevaarlijke
kleverige vloeistof, die de- mieren belet ze te
overschrijden; want een mier in de bloem
zou voor de bestuiving niets kunnen doen,
omdat de stuif meelkorrels niet blijven kleven
aan zijn kale gladde body, terwijl zijn aan
wezigheid de echte bestuivers, zooals bijen
en zweefvliegen, zou afschrikken.
Dergelijke samenleving tusschen plant en
dier komt in de Tropen veel voor, bijv. bij
accaciasoorten. De mier bewijst in ruil voor
het verstrekte voedsel aan de plant belang
rijke politiediensten. De teere blaadjes der
planten, waarover de mieren rondloopen, zul
len nooit door rupsen of bladwesplarven
worden aangevreten.
Als wij weer beneden komen, zit er een
kwikstaart op onze tent en een groote vuur-
salamauder op de donsdeken van mijn zoon.
Prachtig oranje-geel 2ijn de vlekken.op de
glanzend zwarte huid. De jongens meteen
aan het wormen zoeken, maar hij versmaadt
ze. In dezen tijd van het jaar is er voor
deze insecteneters voedsel genoeg.
Kamp opbreken gaat al in een half uur en
wij gaan weer op Cochem aan. door de
prachtige., bloelende grasranden onder laixgs
de wijnbergen. Wat ligt, dat stadje mooi rond
om den burchttoren, vooral zoo in de
morgenzon. De rots waarop de burcht Is ge
bouwd, ziet oranjegeel van de muurbloemen
en de heerlijke zoete geur waait je te ge-
moet. En wat een genot d,at Gretchen haar
Cochem aan de Moezel.
FEUILLETON.
Uit hot Engclsch van
FERGUS HVME.
(Nadruk verboden.)
8)
Het grasveld en het terras van dc biblio
theek waren van dc rest van het huis ge-
schelden. het laatste door een muurtje van
kunstig metselwerk, dat het terras in tweeën
verdeelde, het eerste door dicht struikgewas.
Sir Gregory zat graag in deze rustige ka
mer, omdat hij er min. of" meer afgeslo
ten was van de rest van zijn groot huis. De
muren waren heel dik, zoodat geen gélui-
den tot de bibliotheek doordrongen; een
ideaal vertrek voor Iemand die veel hersen
arbeid had te verrichten.
De millionalr dronk zijn port en rookte
een groote sigaar, terwijl hij in een gemak
kelijke fauteuil, zat en dc beenen uitgestrekt
had op een anderen stoel. Zijn grijze, zware
wenkbrauwen waren omlaag getrokken, ter
wijl hij peinsde over den valstrik, dien hij
voor Medina had opgesteld. Grinnikend
stond hij op en liep naar de open deur
met de duimen in de 'armsgaten van zijn
vest. Met was kwart voor negen; hij had
nog juist den tijd om een klein wandelin
getje te maken door het speciaal voor hem
afgescheiden gedeelte van den tuin.
In geel ach' :n verzonken daalde hij de tre
den van het terras af naar het grasveld en
met welbehagen, ademde hij de koele avond
lucht. in. Met groote stappen vervolgde hij
Jjn wandeling langs een smal pad, dat
de struiken heen naar een open plek voerde,
op eenigen afstand van het buds. Hier ston
den «en paar marmeren banken en een zo
merhuis opgetrokken naar het model van
een kleinen Griekschen tempel, eveneens ln
marmer. Daarvóór bevond zich een vijver
waarin waterlelies droomertg dreven. De
sterren schitterden aan den fluweelen avond
hemel, een bièeke maan rees zilverig boven
de donkere boomtoppen, nachtegalen zongen
In de hooge struiken en nu en. dan klonk het
geheimzinnige gekras van een uil. Het was
een plekje vol poëzie.
De avond was warm en Sir Gregory had
zwaren wijn gedronken. Hij voelde zich sla
perig worden, toen hij op een der marnieren
banken was gaan zitten en het duurde niet
lang of zijn oogen vielen dioht.
De tijd ging voorbij, het werd donker, liet
oogenblik van zijn afspraak met Medina
was gekomen. Maar Sir Gregory dommelde
onbekommerd verder en hij zou misschien tol
don morgen hebban doorgeslapen, als niet
toevallig een mug hem hoogsUmeeihiodig
in den neus gestoken had. Grommend werd
hij wakker. Zijn sigaar was uitgegaan; het
drong tot zijn besef door dat hij een heeie
poos geslapen moest hebben. Hij streek een
lucifer af, keek op zijn horloge en ontdekte
dat het half tien was. Hij rekte zich uit,
gaapte eens flink en stond verkwikt op. Sir
Gregory dacht er niet aan om zich te haasten
het was wel goed voor Medina om een poos
je te moeten wachten, vond hij; langzaam
en in het volle besef van zijn waardigheid
wandelde de millionalr over het smalle pad
dat door het struikgewas voerde, naar huis
terug.
Toen Sir Gregory bij hot gladgeschoren
grasveld kwam, meende hij in het matte licht
der maan een slanke, donkere gestalte te
zien een man die in de struiken achter
het terras verdween. Verontwaardigd dat
blonde vlechten nog heeft hier .achter in
het Moezeldal. Een lust om te zien!
Wij rijden stroomaf de Mezel langs, Overal
huizen in zoogenaamd vakwerk zijn opgetrok-
aardlge oude dorpen, waarvan de meeste
ken. Ruw bezaagde boomstammen vormen
den belangrijksten steun van den muur. De
tusschenruimten zijn met veldkeien en mortel
aangevuld en meest met kalk gladgestreken.
Bijna elke heuveltop is -.gekroond door
burcht of burchtruïne; maar het allermooiste
zijn de tallooze vruchtboomen, die elk dorp
tot een bouquet en het heele dal tot een
waar lentefeest maken.
Wat een verschil met de op een paar kilo
meter afstand gelegen koude hoogvlakten
van den Eifel!
Bij Ooblenz komen wij in het Rijndal.
Bij Andernach gedenken wij onze dierbare
Genopepa, die in het MaleLsch tooneel zoo'n
groote rol speelt, Rolands eek, Nonnenwerth,
waar de verloofde van den grooten held zich
tusschen de kloostermuren begroef, de Zeven
vulkanen van het Zevengebergte en de
prachtige Drachenfels, waarop ge vooral uit
de tuinstad Godesberg zoo'n prachtig gezicht
hebt. Dan Bonn, Keulen ën meteen links af
over MünchenGladbach op Roermond aan
en daar toch begint de lënte pas goed of
ficieel. want daar klinkt uit het eikenbosohje
naast den dennenhoek, waar ons kamp op
geslagen wordt, het heerlijke geluid van den
nachtegaal. Daar zitten de zwaluwen op de
telefoondraden of ze lxeeiemaal niet weg waren
geweest, maar als wij verder naar huis
rijden is in de Betuwe nog slechts een
enkele vruchtboom in bloei en in Haarlem
huilt de wind nog door kale boomtakken!
W. G. N. VAN DER SLEEN.
LETTEREN EN KUNST
MUZIEK.
Zescie Concert derHaarlemsche
Bachvereeniging.
R i nisk y - Kor s ak-owBorodin, Tchaikowsky,
Moussorgski, Braïlowsky; louter Slavische
namen. Eenige van de beroemdste muzikale
auteurs der Russische schooi, 'n Russisch solist
Men had bijna van een Russlsschen avond
kunnen spreken, waren niet Van Anrooy en
het Residentie-orkest de voornaamste vertol
kers geweest. Maar overigens: Russiohe mu
ziek met haar deugden en gebreken, me:
haar zin voor kleur en schildering en met
haai' schier eindelooze steppen-achtige uit
gestrektheden en herhalingen; met haar
geniale flitsen en half-bartoaarsche bruut
heid.
Van Rimsky, den geleerde, van wien ver
teld wordt dat hij dagelijks een fuga schreef
om de compositie-vaardigheid niet te verlie
zen, een mij onbekende Ouverture „La Niuit
de Maf' geheeten. Een inleiding die op Berliee
terugwijst, een Allegro met ontelbare thema
herhalingen, met een soort van zangthema
dat telkens een kwint hooger verschijnt, met
een slot dat een mengsel van Rosamumde en
Rossini schijnt.
Dan Borodin's b^kóhde.^Stsppenskirze", in
teressant wegens .het color iet en de variatie
kunst, die zich hier schier even brillont en
gedurfd toont als die in. Ravel's Boléro. Een
simpel thema, sterk verwant en in zijrt laat
ste maat zelfs identiek met dat. hetwelk
Beethoven in het Scherzo-Trio van zijn
kwartet op. 59 no. 2 op echt Russisch-
ostinate wijze verwerkte; toch een suggestief
klankbeeld, een stuk geografische en ethno-
loeisóhe natuurpoëzie.
Tchaikowsky's pianoconcert (hatuurlijk
■het eerste; de andere hoort men nooit), een
compromis tusschen Oost en West, Duitsche
biefstuk sauce Tatare óf biefstuk a la Ta
tars met deutscher Sosze. In het eerste
hoofddeel zijn ze vrijwel dooreengemengd;
in het Andante overweegt de romantische
saus, in de finale het rauwe Tartaarsche.
Het toont vulsel en holten, en vooral effect,
veel effect. Veel „Kling-Klang" maar klinken
doet het!
Ten slotte een werk van den minst ge-
Schoolden maar genlalen autodidact Mous-
sorgsky. een werk oorspronkelijk voor kla
vier geschreven maar door Ravel met groot
klankgevoel en met alle middelen der
moderne orkestrale techniek geïnstrumen
teerd. En we moeten direct bekennen: de
„Tableaux d'une Exposition" hebben daar
door enorm aan waarde gewonnen; ze zijn
van schetsen schilderijen geworden. Tot de
meest geslaagde nummers van deze ver
zameling mogen we wel rekenen ..Gnomus",
„Bydlo", „Het Kuikenballet", „Samuel Gol-
denberg en ..Schmüyle", „Limoges", „De Hut
van Baba-Yaga" en ,.De Groote Poort van
Kiew", de meerderheid dus. Hoe zwak en
schematisch lijkt de pianozetting vergeleken
bij de frappante orkestrale schildering.
Daarentegen schijnt Ravel er niet in ge
slaagd aan „Het oude slot" den indruk van
eentonigheid en te groote lengte te ont
nemen; en ..Tuileries" en „Catacombae"
spreken ook in hun nieuwe uitbeelding niet
in die mate als de overige. De .,Promenades"
zijn zeer verschillend geïnstrumenteerd; de
eerste er van nog al hard en luidruchtig.
Als geheel een aanwinst van het orkest
repertoire, die we gaarne meermalen op
de programmas zullen zien.
De uitvoering was nog- niet geheel èf:
meerdere ongelijkheden vielen te constatee-
ren. Doch de naam van orkest en leider staan
borg dat dit op den duur anders wordt. In
de werken van Rimsky en Borodin scheen
het ox-kest gelukkiger.
Voor den solist Alexander Braïlowsky is
het jammer dat de openbare beoordeeling
van zijn voordracht niet bij referendum
plaats heeft: de vox publica had hem zeker
de hoogste lauweren toegekend. Want de al
gemeen e perpendicularisatie, het gejuich, de
terugroepingen bereikten een record. Vox
populi vox Dei mogen we hier niet toepassen,
uit deferentie voor het publiek. En nu is het
jammer dat ik een heel, heel klein beetje
roet in het eten moet gooien. Niet dat ik zou
willen beweren dat Braïlowsky niet vele voor
treffelijke kwaitteitenin zijn spel getoond
heeft. Er was kracht, duidelijkheid, beheer-
sching in. Dat zijn goede dingen, maar voor
de voordracht van een brallend blufstuk als
het concert van Tchaikowsky nog niet ge
heel voldoende. Braïlowsky's vertolking toon
de noch de glanzende souvereine majesteit
van een Teresa Carreno, noch de verbluffen
de biavour van een Artur Rubinstein, om
slechts twee te noemen van de velen die ik
dit stuk hoorde spelen. Er waren soms een
voorzichtigheid in den aanpak der octaven,
die des ondanks menige onzuiverheid toon-
-den, een gereserveerdheid in de tempi, een
accentueering in de unisono -passages, die
heel verstandig waren aangebracht, maai
bij een concert als dit wil de hoorder met
verwenden smaak geen verstandelijke over
wegingen gewaar worden, tenzij wanneer hij
het op een einduitvoering van een conser
vatorium beluistert. En daraom heb ik alle
achting voor Braïlowski's vertolking, maar
in de geweldige geestdrift van het audito
rium kon ik tot mijn spijt niet deelen. Ik
vernam na afloop dat Braïlowsky meer spe
ciaal een eminent Chopinspeler moet zijn.
Inderdaad lijkt me dit niet onwaarschijnlijk:
hij verschopiniseerde het zangthema in hot
eerste deel van het concert tot een zeer on
gebruikelijke rubato. Welnu, ik hoop dezen
kunstenaar dan mettertijd eens in werken
van Chopin te hooren.
KAREL DE JONG.
De Jacobus van Looy zaal
in het Gemeente Museum.
Zooals ook in ons blad gemeld werd, na
dert de nieuwe aanbouw van Haarlem'?
Frans Halsmuseum zijn volledige voltooiing
en zal de voor afwisselende ten'oonstellingen
gewonnen ruimte de volgende maand wor
den ingewijd met een expositie van werk
door levende'Haar lemsche kunstenaars/De
zoo sterk begeerde gelegenheid om door om
vang en gehalte belangrijke tentoonstel
lingen, die vroeger de Spaarnestad moesten
voorbijgaan, thans een waardig verblijf te
kunnen bieden i s er. Wij nemen aan dat
naar belangrijkheid duurzaam gestreefd zal
worden en verwachten niet het onmogelijke:
dat er in de toekomst nimmer van graden
der belangrijkheid sprake zal zijn. De
ernst, waarmee de directeur van het Mu
seum, die ook het beheer over de nieuwe
zaal in handen houdt wat logisch en
jui3t Is reeds bij de voorbereiding dezer
eerste tentoonstelling te werk gaat, is er
borg voor dat de uitbreiding over het gehee
genomen der Schoonhéid van dienst za
zijn en in het Haarlemsch kunstleven iets
van beteekenis zal worden.
Zo uhet dan zoo gek zijn als ter plaatse
waar over zulke zaken de beslissing ligt, in
overweging werd gegeven aan die nieuwe
zaal den naam te geven dien wij, bij wijze
van suggestie boven deze regels schreven?
Van Looy wiens leven zoo nauw met Haar
lem en het gebouw waar nu het Museum is,
verwezen was; die ontegenzeggelijk de be
langrijkste Haarlemmer geweest is in de
reien der schilders die tusschen oud en nieuw
een glanzende keten vormden, zou dit niet
een passende hulde .zijn aan zijn beteekenis
en. om den eerlijken ernst van zijn arbeid
als het ware en permanente toets voor de
toekomstige verrichtingen in deze ruimte?
Wij geven dit als subbestie, gelijk reeds
gezegd. Zelf mischhien gelukkig niets
in de melk der officleeligheid te bokken heb
bend, zou het ons deugd doen zoo een
raadslid, commissielid of ander machtig
man zich over die suggestie ontfermt en ze
daar deponeert waar ze effect sorteert, of
sorteeren kan.
Want wij- blijven nog altijd benauwd voor
de hulde die anders vandaag of morgen aan
Van Looy gebracht wordt door een leelijk
nieuw straatje zijn naam te geven. Dit voor
stel is evenmin kostbaar en te juister plaatse
aangebracht.
ArHstenfeesl voor behoeftige
musici.
Tot stijving van de kas van de nuttige in
stelling Fonds tot ondersteuning van be
hoeftige musici", had de afdeeling Haarlem
van den Nederlandschen toonkunstenaars-
bond gisterenavond in Cabaret Modern een
„artistenfeest" georganiseerd. De feestzaal
was alleraardigst versierd met wimpels en
bal'ons en op twee podiums hadden twee or
kesten plaats genomen, die elkander voort
durend afwisselden. De ..Mad Katters" en
hun collega's weerden zich zeer enthousiast,
zoodat er al spoedig een genoegelijke stem
ming 'ontstónd. Wklly Chandony, die al op
vele feestavonden in „Modern" gezongen
heeft,stond ook nu weer op het podium en
droeg met veel élan eenige Duitsche en Hol-
landsche chansons voor. Vooral „Wenn das
Wörtchen Wenn nicht ware" had buitenspo
rig veel succes. Suze Klein, die later op den
avond optrad, en wier naam voor zoover
wij ons herinneren in de verslagen van de
programma's in „Modem" nog nimmer is
voorgekomen, is een jeugdig en allerbekoor
lijkst zangeresje, dat zich klaarblijkelijk met
zeer veel ernst op de beoefening van het zoo
moeilijke genre der klein-kunet toelegt.
De kenmerken van het optreden van deze
avond waren lofwaardige eenvoud en charme.
Zij zong zeer ingetogen en vermeed ieder
brutaal effect en vermocht zelfs de volledige
aandacht te 'boeien, nadat het middernach
telijk- uur al geslagenhad, op het oogen
blik, dat de „danswoede" het toppunt had be
reikt. En dab is geen geringe prestatie. Wij
gejooven wel te mogen voorspellen dat dit
zangeresje op dc genoegelijke podiums der
cabaretzalen, nog veel succes zal hebben. W.
Karpoff, de bekende Haarlemsche musicus,
gaf een demonstratie van zijn artistieke veel
zijdigheid, boen. hij eenige solo's op de Xylo
phone ten gehoore bracht- Wij z-u'len hier
niet de gemeenplaats gebruiken, die steeds
verschijnt wanneer er sprake is van een
xylophone en waarin iets gezegd wordt van
„weergalooze vingervlugheid" of iets derge
lijks, doch het is een feit. dat Karpoff een
xylophonist is, die zijn instrument heel knap
bespeelt en die het podium niet mag verlaten
alvorens hij aan het verzoek om te bissee-
ren heeft voldaan.
Uit een en ander heeft men al de gevolg
trekking kunnen maken, dat deze feest
avond een hoogst genoegèlijken loop had. En
dit is inderdaad het geval. Het lijdt aan geen
twijfel of het „fonds hierboven vermeld" zal
er wél bij varen. Er waren veel bezoekers en
de entrees komen in de kas van den Bond,
bovendien werd een loterij gehouden om
eenige fraaie prijzen, waarvoor de lootjes
grif werden verkocht; de organisatoren van
dit feest (maar bovenal de behoeftigen) zul
len düs ongetwijfeld pleizier van hun werk
beleven!
Ook een woord van lof voor de directie van
„Modern" die haaf medewerking op haar
manier verleende, om het resultaat van den
avond -zoo groot mogelijk te maken, is hier
op zijn plaats,
ST. RAPHAël^
Dinsdagavond vierde de afdeeling Haarlem
van bpvengenoemden Bond haar jaarfeest in
gèbouw St. Bavo. De vooriztter, de heer De
Rooy, besprak in zijn openingsrede het plan
van Raphael om ten bate. van het R.K. Her
stellingsoord Mgr. Mutsears, in het land
groote loterijen te houden en actie te voeren
voor de werving van nieuwe leden. Namens
den Protestant Christelijke Bond voor Spoor
en Tram sprak de heer Silvis waardeerende
woord.
Daarna kwam het vroolijke gedee.lte van
den avond.De muzikale medewerking van The
Famous Boys, de mondharmonicaclub van de
St. Jas-Gez-Ver. Haarlem II. viel zeer in den
smaak. De humoristen Kees Klaare en Hora
haden ook veel succes.
Bij elkaar was het een mooie avond.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
Februari 1931.
J. H. DE BOTS
Hoesten is de grootste vijand der adem
halingsorganen, omdat die daardoor zwaar
der moeten werken. De oorzaak van het
hoesten is slijm in Uw luchtwegen. Akker's
Abdijsiroop lost die slijm op en verwijdert
ze met de ziektekiemen die ze bevat.
Aldus wordt de oorzaak van Uw hoest
zachtjes weggen "men, zonder de teere
weefsels te beschadigen. Daarom zoo ge
roemd bij Hoest.' Bronchitis. Kinkhoest,
Griep. Gebruik ook de Abdijsiroop-Bon
bons (60 ct.), dat is Abdijsiroop in ..gestol
den'vorm, gemakkelijk voor buitenshuis.
iemand de brutaliteit had om in het voor zijn
persoon gereserveerde gedeelte van den tuin
door te dringen, versnelde Horn zijn pas om
een onderzoek in te stellen. Doch eensklaps
werd zijn oor getroffen door een naargeesti-
gen rochelenden kreet. Het kwam ui't de
richting van de bibliotheek en opkijkend zag
Sir Gregory tot - zijn groote verbazing, dat
de lichten in zijn kamer uit waren. Woedend
dat iemand zich deze vrijheid veroorloofd
had, snelde Sir Gregory de treden van het
terras op, in zijn drift over deze nieuwe onbe-
beschaamdheid dacht hij niet meer aan den
man <lien hij ln 't struikgewas had zien sluipen
Door de open deux liep hij zijn kamer in,
bleef staan en riep boos:
„Wat drommel heeft die duisternis hier te
be teekenen?"
Toen hij geen antwoord kreeg, begon hij
te stampvoeten en vroeg met luide stem:
Medina, ben je daar?" Die onbeschoftheid
zal ik je betaald zetten!"
Er kwam nóg geen antwoord en met een
plotseling opkomend gevoel van beklemming
keek Sir Gregory verder de kamer in. Hij
bedacht dat er een schakelaar was bij de deur
van .het terras, hij liep een paar stappen
terug om dezen om te draaien. De (kamer
baadde dadelijk in een zee van licht. Toen
was het Sir Gregory of zijn hart stilstond van
schrik en zijn adem in de keel stokte. Bijna
vlak voor hem, bij de schrijftafel lag een
onbeweeglijke gestalte. Het was Medina
aan zijn slaap was een gapende wond, die
hem onmiddellijk gedood moest hebben.
Naast hem op den vloer lag een groote plas
bloed ende Patagonische bijl, eveneens
met bloed bevlekt.
„Moord", hijgde Sir Gregory; „moord!"
Werktuigelijk raapte hij de bijl op en wan
kelde ontzet naar de schrijftafel. Met zijn
vrije hand leunde hij op het blad van de
schrijftafel en drukte met de palm bij toe
val op don electrischen belknop die daar
aangebracht was en die verbinding had met
de kamer van zijn secret-axis.
Sir Gregory lichtte zijn hand onmiddel
lijk weer op, hij gaf er zich op het moment
geen rekenschap van waarom dit zoo was,
maar hij wenschtte niet dat Perris nu
binnen kwam. Maar het was te laat. Toen
hij naar de deux wilde loopen om den sleutel
om te draaien, ging ze zacht open en zijn
secretaris kwam binnen.
„Hebt uMijn Hemel!" stamelde Perris.
verbijsterd. „Dus u hebt hem toch vermoord!"
HOOFDSTUK VI.
Op zoek naar een spoor.
Die uitroep van Perris was volkomen ver
klaarbaar. Hij had gehoord hoe Sir Gregory
den Spanjaard bedreigd had, hij had ge
zien, dat zijn meester 'de bijl naar hem toe
had gesmeten, hij kende den onbeheerschten
aard van den man. Wat hij gevreesd had
scheen inderdaad gebeurd te zijn.... en met
de bijl in de hand stond Sir Gregory naast
zijn slachtoffer.
„Dus u hebt hem toch vermoord", herhaal--
de Perris, terwijl hij de deur op slot deed.
zoodat niemand zou kunnen binnenkomen.
De millionalr voelde een rilling van af
schuw door zich heen gaan en keek omlaag-
Er zat bloed op den steel van de bijl en er
kleefde.... bloed op zijn hand. dat van het
wapen afkomstig was. Hij wankelde en
trachtte een brok in zijn keel weg te slik
ken.
„Ik heb hem niet gedood", stamelde hij.
Perris schudde medelijdend maar onge-
loovig het hoofd, knielde neer en legde" de
hand op het hart van den Spanjaard. „Geen
spoor van leven meer", zei hij dof. „Laat ik
die bijl maar wegnemen"
„Perris, ik bezweer je dat ik hem niet heb
aangeraakt", kreunde Horn, zijn dik rood
gezicht vertrokken en vaal van angst.
,Fn ik vind u met de bijl In de hand naast
den man, die u haat", zei de secretaris rus
tig. „Wat moet ik dan gclooven?"
,Ik was in den tuin in slaap gevallen!"
stotterde Horn, „sliep tot half tien en kwam
toen hierheen om Medina te ontmoe.en. De'
kamer was donker. Ik hoorde een rochelend
geluidik draaide het licht aanik
nam de bijl op, toen ik zagzagmet
bovenden vinger wees hij op den grond
„dat".
„Mèt dat veihaal zal de politie geen ge
noegen nemen", verklaarde Perris schouder
ophalend.
Sir Gregory liet zich hijgend en rillenid ln
een stoel vallen. „De politie!"
„Die moet natuurlijk gewaarschuwd wor
den. Ik durf u niet heipen om uw slachtoffer
te verdonkeremanen".
„Maar ellendige kerel, ik zeg je toch dat
ik hem niet gedood hebt".
„Schelden geeft in dit geval niets, Sir
Gregory. De bijl
Horn liet het wapen uit zijn bevende hand
vallen. „Ik heb dat ding van den grond op
geraapte.
„Er is bloed op uw hand", merkte Perris
op veel bete eken en den toon op,
„Ja. Van het handvat vandebijl"
En hij veegde de vlek met zijn zakdoek af.
Perris keek hem aan. „Wenscht u dat ik
de politie opbel?" vroeg hij bedaard.
„Jadat wil zeggen.neen. O. drom-
mcis-nog-aan-toe, wat moet ik doen? Ik
zweer je dat ik onschuldig ben. Ik zag hem
dood liggen toen ik binnen kwam. Ik kan
alles toch uitleggen!"
(Wordt vervolgd )x