FEMINA m VOOR DE VROUW EM Xkst, DE MANTEL VAN NU. OP SENSATIE BELUST. HAARLEM'S DAGBLAD Donderdag' MUGG E 19 Febr. 1931 De mantel speelt in het leven der vrouw ten belangrijke rol, want overal waar men komt is hij het eerste, wat men van de klee ding ziet. De meeste dames zijn zich daar ge lukkig heel goed van bewust en stellen alles in het werk om dit kleedingstuk zoo smaak vol en elegant mogelijk te doen zijn. We zien dezen winter, behalve de bont mantels, vele modellen van warme wollen stof dragen, doch allemaal hebben ze kraag en manchetten van bont. Dit bont is niet altijd zilvervos of echte skuns. maar veelal konijn, dat op alle mogelijke manieren wordt bewerkt en geverfd en dan dikwijls een kost baren indruk geeft. Op het oogenblik komt hoe langer hoe meer het gekleurde bont in de mode. Worth in Parijs, had op een modeshow petitgris en mol, dat zwart geverfd was, ter wijl andere mode-hufzen hun astrakan niet alleen maat in wit grijs of zwart hadden, maar ook brons-groen. Hermelijn, dat we voor korten tijd niet anders dan wit kenden met een zwart staartje, zien we nu in parel grijs, donkerbruin, ja, zelfs goudgeel toege past. Maar terzake: We laten hier een drietal stoffenmantels met bontgarneerlng volgen. No 532 is een model van beige-laken. Het maaksel is heel eigenaardig. Als we deze mantel zoo bekijken, lijkt hij erg eenvoudig; we zien zelfs geen zijnaden. Doch vergist U zich hierin vooral niet. want juist met dft model komt alles op de coupe aan. Hij be staat uit twee banen, waarvan de naad mid den over den rug loopt, met naar elkaar toe gekeerde rolnaden. De halve rug, zijpand en een voorpand zijn uit één stuk, terwijl rond het armgat tot in de taille een apart aan- sluftstuk is gevoegd, eveneens met een rol- naad bevestigd. De voorpanden slaan ver over elkaar heen en sluiten met een fantasie- knoop. Langharig bont. beige geverfd, gar neert kraag en mouwen Mantel No. 533 is van zwart fluweel met astrakan-garneering In grijs-zwart gemengde int. Hij heeft een geheel rechte rugpand; de zijpanden hebben ieder een zaak. die ingezet is. terwijl in ieder voorpand een stolpplooi is aangebracht! De mantel sluit met druk- knoopen en een gekruiste ceintuur. No. 534 is een model van grijze wollen tweedstof en leent zich bijzonder goed als morgenmantel. Het rugpand is glad en loopt naar beneden toe wijder uit. Een smalle strook met een dubbelen naad. van den schouder tot zoom. vormt een soort zijpand. Men lette op hoe deze strook in de taille een kleine hoek maakt. De mantel is van onderen ruim me teen grooten overslag. Als bont- garneering zien we hier imitatie-chinchilla gebruikt. De mouw verdient nog even onzen aan dacht. zij is op zich zelf recht en eenvoudig ,doch de aangebrachte manchet vormt een kap, die heel wijd is en naar boven in een punt uitlopot. Het bont is niet in dezelfden vorm opgezet. Hoed en tasch zijn dezelfde stof als de mantel. HOE MEN DE KLEUTERS BEZIG HOUDT HET DORP. Het dorp is nu bijna klaar, alleen de brug getjes over het riviertje ontbreken nog. Het kleine riviertje slingert zich door het gcheele dorp en dus hebben de popjes dus zeker een bruggetje noodig om over te steken. De brug getjes kunnen op verschillende manieren ge maakt worden en daarom zal ik u een paar modelletjes laten zien. Het modelletje op afbeelding a wordt uit lucifersdoosjes gemaakt. Voor het midden neemt men - één huisje, waar twee doosjes in wor den geschoven. Daarna neemt men vier halve doosjes, die trapsgewijze in elkaar ge schoven worden. Beide kanten worden op dezelfde manier afgemaakt. Nu nog het ge heel met glanzend papier beplakken en het bruggetje is er. Het tweede model letje afb. b. is nog eenvoudiger. Voor het middengedeelte neemt men twee huisjes, waarin men één doosje schuift. Het doo-je hpudt nu de huisjes bij elkaar. Voor het trapje gebruikt men een lucifers doosje, dus weer het doosje met het nulsje er om heen. Met waterglas de doosjes even op elkaar plakken, weer met glanzend papier beplakken en het tweede bruggetje kan over het riviertje geslagen worden. Het derde model letje wordt uit dun karton gevouwen, dus weer een aardig werkje, dat de kleu ters zelf kunnen op knappen. Wij nemen een stukje papier van 10 c.M. In het vierkant en vouwen het papiertje in achten. De vouwen "worden er zeer scherp ingemaakt. Daarna scheuren wij heel voorzichti? het ->apler doormidden De ©ene helft van het papier gaan wij nu direct gebruiken en de andere leggen wij even opzij. Zoo- als afbeelding c laat zien worden nu langs den langen kant alle vierkantjes m d uitgeknipt en zij vormen de zijkanten, van de trap die tegen de treedjes worden aangeplakt (afb. e). Voor het bruggetje maken wc twee trapjes en ver binden deze niet een langwerpig stukje karton. Het dorp, dat u ln de Tijdingzaal van ons blad kunt gaan zien, zal zeker wel tot het lievelings speelgoed van de kleuters gaan be hoor en. W. R. ingeknipt. Is dit klaar, dan worden de vierkantjes 2, 4, 6 en 8 met lijm be streken en de niet genummerde vier kantjes worden er op geplakt. Dit doen we dus aan beide kanten. Wij nemen nu de andere helft van ons papiertje en deelen dit reepje weer door de helft. Deze beide stukjes worden volgens afb. HET WOORD IS AAN. DE KINDEREN Op de speelplaats. In groepjes staan de tclenters bij elkaar. De gesprekken en uitroe pen vliegen heen en weer. Eén zinnetje blijft in het geheugen hangen. Fielje roept luidt en met veel ophef, alsof hij de brenger v-ir. van veel en belangrijk nieuws ware: ,.Zeg jongens, moet je hooren, mijn zusje verhaart zoo!" KLEERENHANGERTJES. We we'en natuurlijk allemaal wel uit er varing hoe vervelend het is. dat die dunne, gladde japonnetjes ln de kleerenkast zoo dik wijls van het kapstokje glijden. Als we de kleerenhanger dan uit de kast halen, koanen we tot, de ontdekking dat de Japon op den grond ligt. Om dit t'e voorkomen raadt men aan om elastiekjes (die men wel cm pakje* enz. doet) om de uiteinden van den kleeren hanger te winden. Daardoor zullen jurken van lichte, dunne stof niet zoo gemakikeliik afglijden. Het kan soms zoo prettig en rustig rijn wat in een oud boek te l?icn. Zoo'n boek, waar Je anders een beetje over lacht en waar Je je niet mee in tram of trein zou durven wagen; men zou Je daar zeker voor achterlijk aanzien. Maar na alle nieuwe lec tuur, problemen, lectuur van een onrustige wereld, kan het je zoo goed doen het kalme proza te lezen van een eeuw geleden. Je grijpt naar een boek waar grootvader over sprak toen je 1105 een kind was. het boek dat een vorige generatie zoowat uit het hoofd kende. Het is vol herinneringen, het is zoo genoeglijk en kalm, het heeft al de rust van dat wat voorbij is. En zoo las ik dan pas geleden in de Ca mera Obscura. De familie Stastok, de fami lie Kegge, Pieter en Koosje. HenriëMe en Saartje met de mof... Daar was weer de on aangename mensch in den Haarlemmerhout daar was Teun de Jager en Gsrrit Witse. Het was er als bij één van die onierwetsche, de gelijke families, waar je van tijd tot tijd wel eens graag in opgenomen wordt. En toen las ik ook weer de twee eerste op stellen: „Jongens"' en „Kinder rampen", waarboven het bekende versje van Hölty staat: „Hoe zalig, wien de Jongenskiel Nog om de schouders glijdt! Dan is het hemel in de ziel, En alles even blijd. Niets, niets ter wereld doet hem aan, Of baart hem ongemak, Dan stuiters die te water gaan, Of ballen over 't dak." De eeuw van het kind was toen nog niet aangebroken, maar HlMebrand had het toch al wel ontdekt, dat een kind wat meer was dan een zorgeloos, er maar op los levend wezentje, zonder gedachten, zonder veel be grip. Hij wist dat er -kinderrampen beston den. rampen, die een mensch niet meer telt, maar die voor een ^klnd onoverkomelijk schijnen. Hildebrand heeft het over de school. „Die is in de laatste jaren heel wat verbeterd", schrijft hU, „maar toch zijn er nog altijd meesters, die het kind met angstige schuw heid vervullen, het als het ware electrisee- ren-" We zouden jiu kunnen zeggen: .Binds Hildebrand zijn de scholen onnoemelijk veel verbeterd, maar toch.... er zijn nog kinde ren. die bang voor hun meesters zijn." En dat is heusch met altijd de schuld van die meesters! Dikwijls zijn het andere opvoe ders die hen bang maken voor de heer schappij van de school. „Op school moet je altijd precies doen wat do juffrouw zegt", wordt hun geleerd, „anders krijg je straf". Nu is .straf krijgen" van vader of moeder nrct zoo'n erge bedreiging. Het is wel niet prettig als moeder boos is, maar het is iets uit je dagelijksch leven, het is niet buiten gewoon en je weet: het wordt wel weer goed. Maar straf krijgen van een vreemde..., van de juffrouw, die je eigenlijk heelamaal niet kent en die zoo heel anders boos Is dan moeder... Dat is afschrikwekkend, die kans wil je niet loopen. Dus: altijd precies doen wat de juffrouw wil. Ja, houd dat maar eens vol. het iemand altijd naar den zin te ma ken! En op een goeden dag heb je dan iets gedaan wat de juffrouw niet wou, je potlood vergeten, je lei gebroken. En je durft het haast niet te bekennen. Nu gaat er iets vreeselijks gebeuren. Kinderangst kan geweldige aftmetingen aannemen, kan zoo groot worden, dat hij uit moet barsten in gillen en snikken. Een vergeten potlood, een gebroken lei..... Het lijkt zoo nietig, maar het zijn groote kinder rampen. We kunnen kinderen natuur lijk ook niet leeren, dat het er niets op aankomt,, of ze wat vergeten of breken. Maar er is een gulden mid denweg. Door met een diep-ernstig gezicht te beweren, dat alles zoo erg is wat er ver keerd op school gebeurt, maken we het schoolgaan voor het kind tot één angst. Het is zelf al geneigd om van muggen olifanten te maken, laten we het daar niet bij helpen. Het kind ziet vreugden en rampen door een vergrootglas, hij redeneert nog niet, hij kan nog niet „verstandig" zijn, zooals ouderen dat kunnen, wanneer het ongeluk hen treft. Het kind leeft bij het oogenblik als dat oogenblik vol zorg en angst is, is het rade loos. Daarom maak kinderen niet bang voor school en onderwijzers, als ge wilt dat het is. hemel in de ziel. En alles even blijd." BEP OTTEN. EEN VROUWELIJK MANKEMENT. .,Dus", zei de vrouw van den man, die net zijn meening ten beste had gegeven, „jij bent tegen den oorlog, je vindt het ook min derwaardig. dat menschen hun medemen- schen afslachten, of het beesten zijn, dat Je kinderen later de kinderen van andere vaders en moeders zouden vermoorden maar als er oorlog kwam, zou je geen dienst weigeren, maar je zou meedoen niettegenstaande al Je principes". We zaten met zijn vieren bU elkaar, vrou welijk en mannelijk deel precies eerlijk ver deeld. en we hadden elk stuk voor stuk enze mecr.ingen ten beste gegeven, en het won derlijke was, dat de mannen het woord voor woord met de mannen eens waren, en de vrouwen in hun ijver om de zaak behoorlijk uit te leggen, elkaar steeds precies dezelfde woorden uit den mond namen. „Ja zeker", zei het mannelijk deel volmon dig en hautain, „maar praten jullie alsje blieft niet mee over dingen, waar Je niets van afweet. We zijn tegen den oorlog, in eiken vorm. maar zoolang er geen ander middel gevonden zal worden om de conflicten tus- schen de volkeren onderling uit te vechten, zullen we meedoen, voor de algemeene zaak. Dat is nu eenmaal een gevoel, dat jullie 7rouwen allemaal en ten ecr.en male mist, Ieder van ons hoort weieens de eenvoudige nieuwtjes uit de omgeving, die met de noo- dlge overdrijving en wat schitterende franje worden rondgestrooid. Bij voorbeeld: iemand gaat verhuizen om de heel eenvoudige reden dat zijn huur om is, en omdat hU een huls heeft gezien dat hem beter aanstaat. Maar let nu maar eens op: van degenen die het nieuwtje van de verhuizing verspreiden, zijn er eenige, die er allerlei omheen fanta- seeren. wat er niets mee te maken heeft, "s Mans financiën zijn in de war een ge liefde veronderstelling in dazen tijd van malaise; hij heeft ruzie met zijn buren ge kregen of met zijn hulsbaas; z:Jn vrouw wil er niet meer wonen; als hij kleiner gaat wonen, most hij bezuinigen, als hij een groo- ter huls krijgt gaat hij een pension begin nen, en meer van dergelijk fraais. Zulke veronderstellingen worden dan als de waarheid gelanceerd door menschen. die tuk zijn op elk nieuwtje, en voor wie een gowone verhuizing veel te alledaagsch is: zij kunnen nu eenmaal niet m>er Iets vertellen, dat ajs doodgewoon geclassificeerd kan wor den. elk nieuwtje moet de noodlge verbazing wekken bij de toehoorders. Veel onbegrijpelijker is het echter, dat ook belangrijk nieuws meestal zoo overdre ven wordt voorgesteld door diezelfde men schen; het is hun niet genoog, dat hun nieuwtje voor velen al een schokkend feit is, franje moet en zal er bij zijn en zoo fantaseeren zij er lustig op los. Hoe roman tischer het „geval" is, des te meer gefan taseerde bijzonderheden worden er bij ten bes.© gegeven, en als de betrokken personen er bij toeval eens achter komen, hoe er op los gepraat wordt, dan herkennen zij uit al die verhaien nauwelijks hun eigen gebeuren meer. Al deze overdrijving Is tot éen ding terug te brengen, namelijk tot sensatie-lust. Hoe wel het leven vaak romantischer en bewo- gener kan zijn dan de men9chelijke fanta sie het in boek of tooneelstuk kan bedenken, toch is deze romantiek voor de sensatio- neele menschen nog niet zoet genoegals het feit bekend wordt worden met een de harts tochten der sensatielust ontketend, en nie mand kan vermoeden, hoe ver die zullen doorwerken. Als buitenstaander kan men er het gekke van inzien en erom lachen, dat. sommigen zich zoo opwinden en van de molshoop niet alleen een berg maken, maar zelfs een Al pentop bedekt met eeuwige sneeuw. Doch voor anderen wie dit alles direct aangaat, is er niets lachwekkend in en zij voelen diep de onrechtvaardigheid van die sensatie-lust, welke hun ellende nog vermeerdert en ver spreidt. Want eigenaardig is het wel. maar zulke opgesmukte nieuwtjes behelzen nooit vroo- lijke, maar altijd droevige berichten. Ziekte en dood. huwelijks-ellende, verstoord geluk, flnancieele ondergang, zielsverdriet. dit alles wordt aangegrepen, van alle kanten bekeken, om en om gedraaid, opgesmukt en daarna aan zooveel moaelijk anderen door gegeven. Zeker cr zijn ook menschen die een der gelijk nieuwtje eveneens aan alle kanten bekijken, die er over peinzen, en die het dan als anderen het ter sprake brengen, ge schaafd en van de scherpe uitsteeksels ont daan, weten te vertellen. Maar zij zijn in de minderheid en meestal worden zU over schreeuwd door de anderen die er de frarvje aan fantaseeren. Heeft u ooit een vroolljk bericht hooren overbrengen met een versiering van opge wektheid en geluk er aan? Ee-n aangekond.gd huwelijk, is daar niet altijd een „maar" aan verbonden. Of een herstelde zieke, wordt daarvan niet meestal beweerd, dat het nog maar erg zoo-zoo gaat? En maakt de buurt zich niet geweldig warm over iemand die met een twintigje op de honde-ddulzend is uitgekomen, omdat hij óf veel te royaal ls met het geld, óf veel te krenterig? Ja. velen gaan zelfs zoo ver. dat iemand gladweg voor Jlchtrlnnig" wordt uitge maakt wanneer hij bijvoorbeeld zich ver heugt over het geluk van een herstelde zieke, ronder een bijgedachte aan allerlei nasloop, die nog zou kunnen plaats heb ben. Deze neiging om sensatloneele verhalen ten beste te geven, wordt erger, als men zelf niet voelt, dat zij ln ons huist. Steeds mooier moet alles woden gemaakt, steods :ncer krullen en versieringen moeten erbl) te pas komen, om de toehoorders in de gewenschte verbazing te doen vervallen en tenslotte wordt een doodgewoon nieuwtje niet enkel van dat versierseltje voorzien, maar er wordt een geval van gemaakt waarvan de wereld op zijn grondvesten staat te trillen. Zulke opgesmukte verhalen en de lust tot sensatie komt voort uit nieuwsgierigheid, uit jalouzie en uit een totaal onboheerscht? fantasie. De nieuwsgierigen steken, waar zij maar kunnen, hun neus ln andermans za ken en hopen dan niet alledaagsche nieuw tjes te hooren. waarmee zij de nieuwrg.c- righeld van anderen weer willen prikkelen, want men meet de wereld altijd min of meer af naar zichzelf. De Jaloerschen gunnen niemand eenlg ge luk. zelfs al lacht de voorspoed en het geluk henzelf ook vaak toe. Hun jaloersche aard spantt echter hun aandacht op elke onaangename ondervin ding, en de fantasten tenslotte laten zich maar door hun verbeeldingskracht meeslce- pen, totdat zij zelf meenen dat dit nu eigen lijk de waarheid van de zaak is. Onopgesmukte nieuwtjes: wij moeten er niet mee te koop loopen, en ze zoo gauw mo gelijk vertellen aan leder die zc hooren wil. Maar komt de zaak ter sprake, dan kan de waarheid in zulke gevallen een heilzomen Invloed uitoefenen op hen. die er een sen sationeel feit van maakten: de besten van hen zullen zeker in hun binnenste een ge voel van schaamte niet kunnen onderdruk ken en er misschien hun voordeel mee doen. E. E. J.—P. Rijst roet karnemelk. Dit is oen heel smakelijk nagereeht ter afwisseling van de gewone rijstebrij. Op l 12 kan karnemelk neemt men 1 12 ons (2 1/4 ons. al naar gewenschte dikte) rijst en wat zoüt. De karnemelk wordt af en toe roe rend aan den kook gebracht, vervolgens voegt men het zout er bU en strooit er de goed gewasschen rijst ln. terwijl men blijft roeren. Op deze wijze laat men de melk weer aan den kook komen, om tenslotte do pap op een laag pitje gaar en gebonden te laten worden. Van tijd tot tijd roeren. Voor het gaar worden berekent men ongeveer 112 uur. gevoel van saamhoorigheid. het gevoel dat je met zijn allen een staat bent. deel uitmaakt van een maatschappij, van een land, dat ver dedigd moet worden, omdat dat nu eenmaal ons aller gemeenschappelijk belang is. En na deze uitspraak, geuit met een non- chalanten handwuif en een eenstemmig hoofdknikken, verborg het mannelijk leger zich eensgezind achter een paar huizenhoog© kranten, en verklaarde, dat het don strijd gewonnen had. Waarop de vrouwelijke strijd macht, na eerst nog getracht te hebben om een heele dosis projectielen over en door de kranten heen te kogelen, evenwel zonder succes, even eensgezind verklaarde, dat zij het gewonnen hadden, aangezien de tegen partij rich op de gewone mannelijke wijze aan het gevecht onttrokken had, toen hij dc nederlaag in de verte op zag doemen Overigens, hoewel Ik voor de rest mijn standpunt alles behalve prijs Jieb gegeven, en in staat ben om morgen aan den dag op nieuw den strijd aan te bindon met eiken man, met maatschappelijke en saamhoorlge gedachten en al. die er iets voor voelt, wil ik ze onmiddellijk op dit ééne punt gelijk geven. Ik geloof, dat de vrouw, die rich, zooals een man, onderdeel voelt van een staat, die rich burgeres voelt van een land met eigen belan gen en interessen, die als het er op aan komt. verdedigd moeten worden, maar dun ver tegenwoordigd is, en dat het mceréndeel van ons zich heel iets anders voelen dan ln een van de eerste plaatsen Hollandsch staats burgeres. Wonderlijk vrouwelijk gebrek! Een gebrek ls het natuurlijk, eri gezien het feit, dat de oorzaak ervan waarschijnlijk ligt bij dat zelfde hoopje vrouwelijke eigenschappen, dat de zoozeer omstreden gelijkstelling van man en'vrouw wel tot eén eeuwige onmogelijkheid zal maken, zal er ook wel niet veel kans op zijn. dat er ooit eenige verandering ln komt. En de oorzaak zal ook wel meer liggen ln het feit. dat het tusschen een man en een '-touw gaat. dan is het beruchte gebrek aan belang stelling van de vrouw voor politiek, en wat dies meer zij. Waarom beperkt de belangstelling van het mee ren deel van de vrouwen, die ritting heb ben in gemeenteraden en dergelijke, zich vrij wel uitfluitend tot de afdcellng onderwijs, waarom zijn vrouwelijke politici dingen die tot de uiterste zeldzaamheden behooren, al heeft in den loop der geschiedenis de rol achter de schermen van menige vrouw meer uitgewerkt dan menige mannenrol op het voor ieder toegankelijke en zichtbare poli tieke tooneel? Omdat desnoods de heete wereld op zijn kop kan gaan staan, en dc vrouwen dc man nen kunnen slaan in honderdduizend sporten, en hen zoo meeterlijk zullen kunnen nadoen op duizenderlei gebieden, dat zij op een gege ven oogenblik constateeren. dat ze in hun ijver hun doel voorbU zijn gestreefd cmdat vrouwen nu eenmaal altijd vrouwen zullen blijven. Met uw hand op uw hart voelt u zich burveres van <*en staat? H*bt u het vevoel onderdeel te zijn van een maatschappij, een lichaam, een Instelling, die functionneeren moet en nf^angt van het e^voel van saam hoorigheid van elk individu? Ik niet! WILLY VAN DER TAK. ALS HET STRAKS LENTE IS. RECEPT. Wanneer men marmelade of Jam kookï, is het goed een stukje boter erbij te doen, JuLst voordat de massa gaat koken. Dit is om V- voorkomen dat de boel overkookt. Langzamerhand wordt het beeld omtrent de nieuwe voorjaarsmode vollediger en het is op een kouden Februaridag werkelijk een genoegen zich reeds bij voorbaat te vermelen in al die voorjaars-detalls. De mode-uitrus ting voor haar die reeds ln warmer stre ken de lente tegemoet zijn gegaan, vormen een belangrijke aanwijzing. Daar heeft men bijvoorbeeld wit. Wit zal in het komende warme jaargetijde zeer veel gedragen wor den, zoowel overdag als 's avonds. Geheel witte costuums zijn bijzonder fijn. maar men zal ook veel wit met roode, wit met marine blauwe en wit met zwarte garoecrlng zien. Zwarte garneering ls wel het allernieuwste. Bijvoorbeeld een zwarte sjaal op een witte shantung Jurk, waarbij dan een zwarte zak doek met witte stippels behoort. BIJ een wit sport-costuum mag de afstekende kleur (rood, marine-blauw of zwart) gevonden worden ln de tasch. het lintje van den hoed, het manteltje of de sjaal. Bij de avond-ja pon legt men het accent op de a vond- schoentjes, het halssnoer, do tasch of de sjaal. Het plaatje geeft een tweetal nieuwe daagsche Jajxmnen weer. Links een van be drukte (of effen zwarte) zijden crêpe met dc nieuw gedrapeerde hals en wijd ultlooper.de manchetten van effen waterblauwe crèpc. Rechts een gekleed japonnetje (zwart of marineblauw) met wit of heel b'.eek rose vestje en Jabot. De officleele mode-voor schriften voor de lcng'e der rokken z'ja thans als volgt: overdag mag de rok 17 l 2 centimeter tot 22 centlme er van den grond zijn. bU sportcostuums zijn de rokken kor ter en reiken van 25 tot 30 cent'.-ne'er vin den grond Bij avondjaponnen blijven -Ie rokken tot op den enkel of nog langer rei ken. En weet u wat heel nieuw zal zijn dezen zomer? Schoenen van wit krokodillen- en wit hagedlssenleder. Ook tasschen van dit zelfde leer worden gelanceerd. Soms is dit leer gecombineerd met buckskin of antilope.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 13