ATERDACAVOND „Hallelujah" het meesterwerk van Vidor. ROOKEN. m ZATERDAG 28 MAART 1931 BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD VIJFDE BLAD FILMKUNST. De extase tijdens een preek. r Hallelujah! Het is geen makkelijke taak om deze film van King Vidor naar waarde te beoordeelen! Hij staat in het middelpunt van onze onbegrensde bewondering, maar uit den cirkel gaan vele stralen naar de kern, zij zijn de kanalen die tezamen de oorzaak van de bewondering vormen en voor een juiste en volledige beoordeeling zou het noodzakelijk zijn hun inhoud stuk voor stuk te onderzoe ken. In dit opzicht onderscheidt .Hallelujah" zich aanvankelijk al van andere kunstfilms: de waardeering die ge er voor koestert, de ontroering die hij bij den toeschouwer op wekt, zijn het gevolg van een reeks voortref felijke qualiteiten, die ge om de artistieke waarde van de film te leeren kennen zorg vuldig van elkander moet scheiden. .Hallelujah" dan is voor alles een documen taire film, van zeer groote wetenschappelijke waarde, waarin als wellicht nimmer te voren aan het ééne ras de ziel van een ander ras wordt geopenbaard. Want het moge waar zijn, dat regisseur Vidor de hu welijks- de rouw- en de doopscènes, de ra zernij en de extase heeft geënsceneerd, het is evenmin aan twijfel onderhevig, dat er oogenblikken gekomen zijn, waarop de ge- ensceneerde hartstocht, waarachtige, ontke tende hartstocht werd, waarop de gespeelde extase, waarachtige extase en de voorgewen de geloofsvervoering, een hartstochtelijke massale belijdenis werd. Vidor heeft een macht ontketend die hem ongewild een blik vermocht te doen werpen in de ziel van een negervolk. Vidor dacht een golfslag op te wekken, maar onzichtbare grondzeeën zwiepten het water op tot een stortzee, Vidor richtte zijn camera's op het duistere moeras van het ne gerleven en hij vond er veel meer dan hij er ooit gedacht had te zullen vinden. Flora en fauna waren rijker dan de stoutste verbeel ding had kunnen denken hij zag niet één orchidee, maar honderden orchideeën en uit het water tusschen de vochtige stammen ste gen veelkleurige dampen op. En hiermede hebben wij één van de toe voerkanalen onzer bewondering gepeild. Deze film is waar, legt getuigenis af van het ge heimzinnige onderbewustzijn van een ras en heeft dus wetenschappelijke waarde. Het hoe komt nu aan de beurt. Vidor zag zich plotseling voor het feit gesteld, dat de kunstmatige massaregie, een waarachtige en stormachtige massale emotie onder de hon derden zijner negeracteurs had opgewekt. De doode figuratie, werd een opgezweepte menig te. Vidor's taak werd op dat oogenblik onge veer teruggebracht tot die van den film operateur die een uitbarsting van een vul kaan, een brand, een aardbeving een veld slag, moet verfilmen. Hij kweet zich wonder baarlijk van die/ taak. Hij maakte een ge: luidsfilm in den besten zin van het woord Hij maakte geen „Russische film" waarbij de camera een dynamische arbeid verricht,, om dat zij zich als het menschelijk oog her en derwaarts richt, van den eenen naar den anderen kant springt, vangende het detail, het gebaar, de gedachten. Neen Vidor filmde in bijna iedere scène van één punt uit. als of het oog van de camera onbewegelijk ge richt was op het grootsche schouwspel dat zich afspeelde. Een hachelijk experiment, om dat het in bijkans alle andere Amerikaansche geluidfilms behalve in „lm Westen nichts neues" funeste gevolgen had, in plaats van geluidsfilm, volkomen dood gefotogra feerd tooneel opleverde. Het meester- en kunstenaarschap van Vidor manifesteerde zich echter in het hoe van zijn zienswijze, in de hypnotiseerende opeenvolging van de fasci* neerende tafereelen, in de manier waarop de film gemonteerd werd en eindelijk.... en dit is wel het belangrijkste, in de montage van het geluid. Montage is de technische term maar het woord is hier even leelijk als on toereikend, want nog maar zelden zagen wij een zoo zuivere samensmelting van film en klank. En zoo naderen wij een derde oorzaak voor onze bewondering: het spel. Veel meer dan dat het wonderbaarlijk is, kan men er al niet van zeggen. Er is maar één ver klaring voor dit wonder en die is behan deld in het begin van dit artikel: de reali teit vernietigde het plan, den opzet, het kunstmatige eleanent. Fictie werd werke lijkheid. Alleen deze verandering die zich ook in de ziel van de medespelenden vol trokken moet hebben, kan de reden zyn voor dit weergaloos knappe spel. dat niet onderdoet voor dat van de grootste Euro- peesche acteurs en actrices, zoowel die van het tooneel als die van de film. Dit moge aanvankelijk zeer overdreven klinken, zij die de Ezekiel van Haines hebben gezien, of de vader van Ezekiel van Harry Gray, en zij die acht hebben geslagen op gelaats expressies van de figuranten, die in andere gevallen alleen de vergelijking met hou ten poppen kunnen doorstaan, zullen deze bewering onderschrijven. Een phenomeen vooral is het spel van Nina Mc Kinney in de rol van de jeugdige vrouw „Chick" wie de zonde in het bloed zit, een phonomeen vooral omdat deze rol veel meer dan de anderen onafhankelijk bleef van het religieuze element, waaraan de an dere acteurs zich konden overgeven. „Chick" toch is tragisch eenzaam. De zonde zit haar in het bloed, en te midden van al deze geloovige mannen en vrouwen is zij vrij- buiteres. Zij moest de la-acht voor haar ongeloofelij k knap spel dus uitsluitend in haar zelf vinden, hetgeen een reden te meer is om aan te nemen, dat deze jeug dige negerin één van de knapste actrices is, Daniel Haines Nina Mc. Kinney. die oort op het witte doek verschenen zijn. Er is trouwens nog een voorbeeld van zulk een individueel spel, in het broertje van Zeke (Everett Mc. Garrity). Wij herinne ren ons een ander sterfbed van een ander kind: Sonny Boy. Vadersmart werd daarbij verlaagd tot misselijk operagedoe, en het sterfbed van het kind was een speculatie op de gewilligheid der traanklieren, gestimu leerd door een teeder muziekje. Van welk een bittere tragiek, van welk een schrijnende ellende is de dood van den negerjongen, hoe eerlijk, hoe ontroerend en hoe pijnigend is de smart van den ouderen broer die zijn dood veroorzaakt heeft. Onmiddellijk op deze scène volgt één van de indrukwekkendste tooneelen: de rouw vap de familie van Ezekiel, om den dood van het jongere broertje. Dialogen ranken op in wee- klagenden zang en weeklagende zang gaat onder in rhythmische dialogen. Dit is trou wens kenmerkend voor de negerpsyche: de neger ondergaat zijn godsdienst aan het lichaam, hij wringt het in wanhoop of in ver voering, hij slaat zijn borst en zijn voorhoofd, en zijn stem is een bazuin die het zingen niet laten kan. Als Ezekiel wanhopig, omdat hij den dood van broertje veroorzaakt heeft, neder ligt in den tuin, komt zijn vader hem namens God vergeven en hij zegt tot hem: „Mijn zoon, zie daar is een engel op een witte wolk, hij zegt u dat gij het woord God's verkondigen moet". Zoo wordt Ezekiel predi ker. Ook dit prediken is niets anders dan lichamelijke godsdienst, het lichaam beweegt zich in dansmaat, de preek is een zinnebeel dige verrichting, een bokspartij met den dui vel, een treinreis naar de hel, met de stations berouw en gehoorzaamheid, en de monoloog van den evangelist is niets anders dan een zingend spreken en sprekend zingen, waarbij dialoog en langgerekte monotone kreten on merkbaar in elkander overgaan, en waarmede honderden negers in opperste extase in stemmen. De wetenschappelijke waarde, voortvloeien de uit de zuiver spontane actie van de hon derden medespelenden, de wijze waarop de kunstenaar deze fascineerende actie zag en herschepte, de hypnotische kracht van de prachtig gecomponeerde tafereelen en de ge luidsmontage zijn met het individueele spel der hoofdpersonen de voornaamste oorzaken van het groote. welverdiende succes van de film ..Hallelujah". De filmindustrie de veel gesmade zoo wel de Amerikaansche als de Europeesche heeft den laatsten tijd succes op succes ge boekt: „Sous les toits de Paris" van René Clair, Karamazoff van Fedor Ozep, de expe- rimenteele ..Romance sentimentale" van Eisen stein es., „lm Westen nichts Neues" van Mile stone. „Hallelujah" van King Vidor, en nu is dit nog maar een vijftal dat gedurende den allerlaatsten tijd in Haarlem of Amsterdam te zien was. De Duitsche en de Russische productie o.a. bevatten nog eenige voortreffe lijke jonge films, die wij hier voorloopig on vermeld laten. Dit is voorwaar een evolutie die diepe be wondering afdwingt 1 L. A. ONZE VERLICHTE EEUW. Onderzoekingen, die onlangs op het platte land in Engeland zijn gehouden, hebben aangetoond, dat het geloof aan toovenarij daar nog op groote schaal bestaat. In ver schillende landelijke districten gelooven ce bewoners nog aan „het booze oog" en aan de mogelijkheid dat het vee of de oogst door een kwaadwillige met toovermacht „behekst" kunnen worden. Dit alles geldt voor het platteland. Men zou verwachten dat een stad als Londen vrij zou zijn van het geloof aan heksen, toovenarij en aanverwante begrippen. Maar dit is geens zins het geval. Er bestaat in Londen meer dan een laboratorium, waar de oude practij ken van de alchemisten en toovenaars uit de Middeleeuwen nog steeds voortleven. In die dagen wijdden de voorloopers van de moderne chemie al hun energie aan pogingen, om door „toovermiddelen" lood in goud te ver anderen. In 1931, in de wereldstad Londen, wordt de alchemie nog beoefend en er wor den bezweringen of tooverformules bij ge bruikt. De oude alchemisten geloofden stellig, dat èlle metalen tenslotte bestonden uit één zelfde grondstof. Wanneer deze grondstof eenmaal was ontdekt zou het gemakkelijk zijn, goud te maken. Bij den tegenwoordigen stand van de wetenschap weet men dat deze redeneering tot zekere hoogte juist is- Alle metalen bestaan uit atomen en ieder atoom uit een kern met eenige electronen. Van het aantal electronen hangt de aard van het me taal af. Maar de wetenschap is er nog niet in geslaagd, het aantal electronen van een bepaald metaal te veranderen. DE MISDADIGERS EN DE POLITIE. Internationale misdadigers, die de politie ln de verschillende landen reeds gedurende heel wat jaren veel moeite geven, worden in den laatsten tijd op een nieuwe manier aan gepakt. Er heeft altijd samenwerking be staan tusschen de politie op internationaal gebied, maar deze samenwerking is nu veel meer en beter georganiseerd. Dit bleek onlangs zeer duidelijk, toen op de Internationale Politie-Conferentie te Genève Engeland vertegenwoordigd werd door een van de vijf beste speurders van Scotland Yard. Op deze conferentie werden plannen uitgewerkt voor een campagne tegen valsche munters en oplichters. Er zijn op 't oogenblik groote benden mis dadigers aan 't werk, die zich specialiseeren in het maken van valsch geld en die hun „werkplaatsen" hebben buiten het land, waar zij hun slachtoffers willen zoeken. Maar er zijn ook andere Internationale schelmen die, wanneer het hun in één land te warm wordt, naar een ander verhuizen. Daar de politie in de geheele wereld nu nauw samenwerkt, zal het „werken" voor de heeren misdadigers steeds moeilijker worden. De internationale samenwerking van de politie zal nog inniger zijn, wanneer een internationaal politie - informatiebureau zal zijn opgericht, hetgeen waarschijnlijk spoedig zal geschieden Tocbackrookend gezelschap in den ouden tijd „Wo man raucht, da kannst du ruhlg harren, Böse menschen haben nie Zlgarren." Minister de Geer heeft voorgesteld een nieuwe bron van inkomsten voor 's Lands schatkist „aan te boren", nl. verhooging van de belasting op sigaretten, een belas ting, waaraan cok de vrouw het hare zal moeten bijdragen, want het aantal sigaret ten, dat tegenwoordig door dames wondt gerookt, is niet gering. Het is nog niet zoo lang geleden, dat het rooken door vrouwen algemeen werd ver oordeeld. doch minder bekend zal het zijn, dat in vroeger eeuwen de vrouwen vol- sirekt niet afkeerig waren van.... een pijp- Omstreeks 1560 maakte Jean Nicot. In die dagen Fransch ambassadeur aan het Lis- sabonsche Kof. de Franschen met de tabak bekend, die in het begin van de 16de eeuw door de Spanjaarden uit mldden-Amerika, en vermoedelijk ook uit Cuba, naar Euro pa was overgebracht. Hier in Holland leerde men het rooken van de zeelieden en zooals sommigen wil len. ook van de Engelsche studenten, die de Leidsche Hoogeschool bezochten tus schen 1580 en 1600. NatuurlUk kon het niet anders of ook ten opzichte van het rooken vlogen de voor- en tegenstanders elkaar in proza en poëzie in de haren. Huygens b.v. om met 'n wiilekeu rigen Hollandschen dichter te beginnen, ergerde zich dat de Hagenaars hun geld verspilden aan de in zijn oogen totaal over bodige tabak, omdat het rooken nu een maal mode en deftig was: Men quUlt zich droog in smook. Men wordt zelf schoorsteen en men voedt zich van den rook, De maeg werd rhisgedeelt: 't geldt lever en 't quelt honger. Men leeft van niet-met-al en sterft van dorst en honger. Vader Cats, dien wij bij het bespreken van oud-Holla ndsche gewoonten zeker niet mogen vergeten, was eerst een tegenstan der. maar schijnt later „bekeerd" te zijn en dichtte over de tabak: Kom, let op mijn bedrijf en 't sUn geen slechte saken, De kok dien lk gdbrulck, dat sUn mijn eigen kaeken, Mijn keuken is een pijp, een doos ntijn schapperae, Die draeg Ik altijt mee, waer dat ik henen gae, De predikanten scholden er op als een .Afgodisch verfoeysel, daer men sUnen Vulcanus mee vereert". Het rooken was in hun oogen „offeranden, omhoog stUgende als brandoffers op de heidensche, van God verfoeide altaren". Ook de doctoren lieten zich niet onbe tuigd in het uitspreken van hun meening. zoowel in het voor- als in het nadeel van de tabak. Sommigen verdedigden de stel ling: rook maakt roet en roet doet aan de hersenen nadeel, maar de Delftsche dokter Van der Meer moest verklaren, dat hij bU alle secties op lijken van erkende „toeback- suygers" nimmer een zwarte korst van roet in de hersenen had aangetroffen! Ook waren er geneesheeren, zooals de Dordtsche Van Beverwijck die in het rooken een middel tegen vergiftiging zagen en die ook hadden opgemerkt, dat de tabaksrook een afdoend middel tegen besmetting zou zijn, omdat bU een groote pest-epidemie in Londen in 1666 de „toebackskroegen" van de ziekte waren bevrijd gebleven. Ook Cornells Bontekoe, de bekende thee dokter, was er voor en hij vertelt, dat in Gooiland en Noord-Holland zelfs de vrou wen dampten, dat het een aard had en vuurslagers en tondcldoozen bU zich droe gen. Een „toebackrookend" vrouwtje was dan ook geen zeldzaamheid en de Goolschc vrouwen en meisjes waren trotsch op haar pUpJe. De oude vrouwen zaten er mee aan het spinnewiel en de jonge meisjes pronkten in bun Zondagsche kleedij met haar zilveren tabaks- en dito pij pendoos, die aan een ketting aan haar zUde hingen. „In mijn jongen tijd", zoo vertelde eens de kastelein van een Gooisahe herberg aan den bekenden schrijver van onze „Volksver maken" J. ter Gouw. „zat op Vastelavond en Kermis 't heele dorp hier in de herberg om wijn of jenever met zoet te drinken, en dan gaf ik aan elke meid. zoowel als aan haar jongen een lange pijp met een dopje". Lambert van den Bos heeft het in zijn Dordsche Arcadia over een burgervrouw „die in de achterkoocken bij den haert zich met een pUP te suygen bezig hield, en van eene hofmeesterin met een tabackspijp in den mond". In de herbergen bood (men ook de vrijsters tabak aan: „Daer wijfje is de sokelact, pijp en cruut", „Drlnckt naer geneught sokelaet en taback uut." .Hler is 't koker met taJback, neemt elck een pUP. „Komt wyfjes by de pot, dat een yder lustigih grijp, „En roook naer lusfce." Het tabaksrooken schijnt bij Se mee? aanzienlijke vrouwen hier echter niet in trek te zijn geweest, in tegenstelling met Duitschland. waarvan Dr. Jöhan Henrik Cohausen lijfarts van den bisschop van Munster en Paderborn vertelt, dat het roo ken der vrouwen ln de 18de eeuw nog in zwang was en dat hU voor enkele jaren een reis deed met eenige goede vrienden cn toen eenige vrouwen in Zondag9che kleedij zag met opzij een zwaar zilveren versiersel, waaraan behalve een partU sleutels, die men niet gebruikte, ook een groote tabaks doos hing. Eerst meende hU. dat die ta baksdoos, evenals die sleutels, daar maar voor sieraad hingen, maar later zag hU, toen ze den dominee bezochten, daar een geheel gezelschap mannen en vrouwen, aan wie na het theedrinken een pijp werd ge presenteerd, niemand uitgezonderd. be halve de domineesche, die uit de stad kwam en niet had leeren rooken. De eerste tabak werd gedroogd en tot poeder gemaakt. De toenmalige pÜpjes wa ren aanvankelUk zeer kort, ongeveer een vinger lang, met kleinen kop. Eerst later fabriceerde men de lange pijpen. De kop pen werden met tabakspoeder gevuld en na de pUp te hebben aangestoken met een kooltje of kaars, begon de rooker te zuigen aan den pUpesteel. Hij zoog mond en keel vol rook en blies dan weer uit door de neus gaten, zoodat vader Cats met recht kon zeggen: „de schoorsteen is mijn neus". Naarmate het gebruik van tabak toenam, stegen de prijzen; kostte de beste vroeger een gulden per pond. in 1598 was ze al ge stegen tot twaalf gulden. Die hooge prij zen waren dan ook oorzaak, dat men in 1615 in ons land in de omgeving van Amers foort tabak ging planten: de z.g. goed koop e Varinas. De pijp mocht ln geen enkel gezelschap ontbreken: geen bruiloft zonder bruilofts- pijp, ja zelfs geen bruigom zonder pUP ia den mond, want al behoorde hij tot de nlet- rookende uitzonderingen, een pijp moest en zou hU tusschen de tanden hebben en ook nu en dan stoppen en aansteken. Den be zoeker van zijn huls heette men welkom door hem een pUp aan te bieden; maar als deze gast zei: .Dank u. lk rook niet" dan keek de h*er des huizes hem verwonderd aan en moeder de vrouw riep: „Heereme- tijt! Een man, die niet rookt, dat is geen man!" Lode wijk Napoleon, die zooals men weet, zijn uiterste best deed populair te worden in ons land, trachtte zUn woorden „Je suis devenu Hollandais", waar te maken door tabak en pUpen te bestellen en op te ste ken aan een Hollandsch kooltje. En toen ons land bU het Fransche keizerrijk was ingelijfd was een van de vele grieven van de Nederlanders tegen Napoleon, dat deze hun zulke slechte en dure tabak liet roo ken. De aankomst van den trein met den prediker. liet gevecht waarvan Spunk het onschuldig slachtoffer werd. W. A. P. SJ-sJT.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 17