BRIEVEN UIT BERLIJN.
Bekende Nederlanders. Een afscheid.
(Van onzen correspondent).
Berlijn, 14 April.
„Schrijft u ons toch eens Iets" aldus
een briefkaart van een belangstellend lezer
„over vooraanstaande Nederlanders in
Duitschland. We weten hier zoo weinig er
van, wat er daarginds uit onze landgenooten
geworden is!"
Ik herinner me, dat ik u veertien dagen
geleden over het lot van arme Nederlanders
in Duitschland geschreven heb. Het verzoek
van dezen lezer komt me daarom wel bij
zonder gelegen. Maar ik maak er al dadelijk
opmerkzaam op, dat de ruimte, die mij voor
een Berlijnsche correspondentie gegeven is,
hoogstens gelegenheid schenkt voor enkele
opmerkingen. En dan wil ik al dadelijk be
ginnen met eennecroloog! Morgen zul
len we Dr. h. c. C. G. Rommenhöller ten
grave dragen. Dat zal een somber afscheid
worden! Want alles wat in Duitschland
Nederlandsch voelde, was aan dezen patriot
gehecht en noemde zijn naam slechts met
diepe en oprechte vereering. Rommenhöller.
Een ijdel man was deze 78-jarige niet. De
echte Hollander houdt niet van uiterlijk ver
toon. In dat opzicht was wijlen Rommenhöl
ler een echte Hollander. Maar hij was het
vooral ook om zijn liefde voor land en taal,
pm zijn warme hart voor landgenooten, die
in armoede verkeerden, om zijn toewijding
voor het nationaal vereenigingsleven in den
vreemde. Hij had veel geluk in zaken gehad.
Onder de Duitsche industrleelen, die tien
tallen jaren zijn collega's waren, is hij be
kend geworden als een der pioniers op het
gebied van het koolzuur. Zijn geweldige ener
gie, zijn nuchtere blik op zaken en zijn durf
vooral maakten het hem mogelijk, in deze
nieuwe industrie een leidende positie te krij
gen. Hij is er rijk, zeer rijk door geworden.
Maar hij was er de man niet naar om nu te
gaan potten. Niet alleen zijn uitgebreide fa
milie, maar ook zijn vrienden, niet alleen
Nederlandsche maar ook Duitsche vereeni-
gingen van weldadigheid wisten maar al te
goed, dat zij nimmer vergeefs bij hem aan
klopten. Een enkel staaltje, dat nu, na zijn
dood, wel bekend mag worden. Toen eenige
patriotten in Duitschland bezig waren met
de voorbereiding van het inzamelen van gel
den voor aankoop en inrichting van het Slot
Diez in Hessen-Nassau, stadhuis van ons vor
stenhuis en dus ook monument in nationa-
len zin, en al heel spoedig bleek, hoe weinig
kans er was in deze zware tijden groote som
men voor dit edele doel de inrichting in
het Slot van êen sanatorium voor zieke kin
deren van in Duitschland wonende Neder
landsche ouders bijeen te krljgem was Dr.
Rommenhöller de laatste redding. Hij vond
het plan als philantroop niet alleen, maar
ook als warm Oranjeman bijzonder sympa
thiek en verklaarde, voor tienduizend Mark
te willen inteekenen, als opwekking ook voor
andere gevers, mits zijn naam onbekend
bleef. En toen na maanden bleek, dat noch
Nederlandsche, noch Duitsche kapitalisten
over te halen waren om dit voorbeeld te vol
gen, verdubbelde hij zijn bijdrage en beloof
de nog een zeer groot bedrag uit zijn zaken
kas, zoodra het plan vasten vorm zou aan
genomen hebben. Nog twee of drie zulke wel
doeners, en de arme kinderen zouden hun
ieejstellingsoord gehad hebben.
Nederlanders, als Dr. Rommenhöller zijn
helaas dun gezaaid in onze gelederen in het
buitenland. Hij was consul-generaal van
Roemenië in Berlijn, en ook in deze hoeda
nigheid toonde hij niet op zijn lauweren te
willen rusten. Hij publiceerde studiewerken
over dit belangwekkende land en verdiende,
toen hij eenige jaren geleden wegens hoogen
ouderdom aftrad, de hoogste onderscheiding,
die het Roemeensche koninkrijk te geven
heeft. Nederland verleende hem het officiers
kruis in de Orde van Oranje-Nassau, en ik
weet wel heel zeker, dat dit eerekruis hem
•tenslotte toch nog veel liever was dan de
veel hoogere onderscheiding, die de vreemde
natie hem had uitgereikt.
We zullen Dr. Rommenhöller missen in
onze kleine samenleving. Gelijk we al jaren
lang Baron Gevers missen, die een uitste
kend gezant geweest is en die hier veel goe
de vrienden heeft achter gelaten. Ruim twin
tig jaren vertegenwoordigde baron Gevers
ons land in de Duitsche rijkshoofdstad. En
noemt men zijn naam, dan mag men zijn
talentvolle echtgenoote, een baronesse Van
den Bosch niet vergeten, die hem al die ja
ren en vooral, toen hij zelf om gezondheids
redenen niet alle representatieve plichten
meer kon nakomen, een zoo voortreffelijke
steun geweest is. Het oude gezantschap in
de Vossstrasse, op de tweede verdieping van
een heerenhuis midden in het citygewoel,
met uitzicht op de achtergevels van het wa
renhuis Wertheim en het achterplein van
het paleis van den krantenkoning Rudolf
Mosse, was niet bepaald waardig voor
welvarende vólk, dat Zijne Excellen
tie te vertegenwoordigen had. Wij Neder
landers beklaagden ons steeds over de on
mogelijk steile achtertrappen, waarlangs
men de kanselarij bereiken moest. En de
familie Gevers zelf heeft stellig een diepe
zucht van verlichting geslaakt, toen het in
de inflatiejaren eindelijk mogelijk bleek,
op rijkskosten de prachtige villa in de Rauch
strasse 10 aan te schaffen, waarin thans al
weer eenige jaren graaf van Limburg Sti-
rum en zijn beminnelijke echtgenoote een
bekende gastvrijheid ten toon spreiden.
Deze villa, die dus nu Nederlandsch bezit
is, behoorde vroeger aan den „Geheimen
Kommerzienrat" Eugen Guttmann, oprich
ter en eersten leider van de Dresdner Bank,
wiens zoon Herbert thans in het Grunewald
een der meest bekende salons van Berlijn in
het leven houdt. En nu ik het toch over Ne-
derlandsch-Duitsche betrekkingen heb, is
het misschien wel aardig er aan te herinne
ren, dat een ander zeer bekend Berlijnsch
bankman, dr. Paul von Schwabach, de zoon
van een Nederlandsche is. Zijn vader was ge
huwd met Leonle Keyzer uit Amsterdam,
die met. haar echtgenoot een geweldig huis
aan den Wilhelmplatz betrok en daar voor
den oorlog prachtige feesten gegeven heeft.
Nederlandsch is ook de weduwe van den
groóten Duitschen kolenmagnaat Fritz Fried
lander, die in 1891 de Amsterdamsche Mtlly
Fuld huwde, later door den Keizer geadeld
werd. en als Fritz von Frieditinder-Fuid nog
jaren lang consul-generaal der Nederlanden
te Berlijn geweest i6. Zijn weduwe M'lly, die
voor den grooten oorlog er niet weinig trot-sch
op was, den Duitschen kroonprins in haar
overdekte tennisbaan achter het paleis van
haar nian op den Pariser Platz (waar zij
nog heden woont) wolkom te kunnen heeten.
is nog altijd begunstigster van de vereenl-
glng '.Nederland en Oranje" te Berlijn.
Ik moet hier, waar ik het over Nederlan
ders in Duitschland heb, die rijk met aard-
sche goederen gezegend waren, aan den heer
Menten herinneren, die ook na den oorlog
nog jaren lang een steun voor het Nederland
sche vereenigingsleven geweest is. Maar dien
we helaas, toen de belastingen hier al te
wreed werden naar bekende voorbeelden aan
Zwitserland hebbfen moeten afstaan. Nu. na
Rommenholler's dood, zijn de goede dagen
voor ons nationale leven in den vreemde,
dat van de zeer smalle beurzen der meeste
vereenigingsleden niet leven kan, vermoede
lijk voorbij. Wat niet zeggen wil, dat we nu
ook geen Hollanders meer hier hebben, die
onze nationale reputatie op waardige wijze
vertegenwoordigen! Daar zijn in de eerste
plaats onze kunstenaars te noemen. De com
poniste Corneüe van Oosterres leeft nog al
tijd in ons midden, en Coenraad Bos. de we
reldberoemde begeleider van Marteau, Wüll-
ner en vele anderen, is een goed vaderlander
gebleven. De operazanger Cornelis Brons
geest ls een van de sterren van de Berlijn
sche radio en Maurits van den Bergh, die
jaren lang eerste violist in het radio-orkest
was, laat zich nog vaak genoeg hooren. Ook
zangeressen van groot talent als Meta Con-
doo-Kerdijk en Jeanne Koetsier-Muller moe
ten genoemd worden, terwijl we uit de Loo-
neelwereld Adèle Sandrock en de filmsterre
tjes Truus van Aalten en Lien Deyers niet
vergeten mogen. De violist van Kempen in
Dusseldorf behoort tot dezen kleinen kring
van waardige vertegenwoordigers van de
Nederlandsche kunst en ook Essen en het
Rijnland herbergen Hollandsche artisten
van naam en verdiende reputatie.
Onder de bekende Nederlanders in Berlijn
vermelden we hier den seniorchef van de be
roemde pianofirma Bender, den heer J. J.
Bender, die met onverwoestbare energie zich
door deze zware tijden heenslaat; den beken
den leider van het margarineconcern Leo
van den Bergh, den romanschrijver J. K.
Feylbrief (van Oudshoorn) die kanselier van
het Nederlandsch gezantschap is; den cellist
Herckenrath, den ingenieur F. A. Overhoff,
een der meest bekende figuren in het Neder
landsche vereenigingsleven; en tenslotte
den journalist H. J. Nassau Noordewier, die
zich tijdens den wereldoorlog als schrijver
van het overzicht „De Toestand" in de Nieu
we Rotterdamsche Courant eeh verdienden
naam gemaakt heeft.
Maken we intusschen de rekening op, dan
moeten we toch vaststellen, dat het aantal
vooraanstaande Nederlanders in Duitsch
land eerder af- dan toegenomen is. De slecht
te tijden die Duitschland doormaakt, hebben
daar wel in hoofdzaak schuld aan. Er is geen
geld en geen eer meer te verdienen binnen
de Duitsche grenspalen. En toch is Duitsch
land een land gebleven, dat onzen ingenieurs
en toekomstigen artsen, onzen philosofen en
anderen geleerden het noodige te zeggen
heeft. De banden met Duitschland zijn ge
bleven. Betere tijden zullen landgenooten
wederom hierheen lokken. En nieuwe Ro-
menhöllers zullen leege plaatsen komen aan
vullen
H. B.
SUIKER, EEN UITSTEKEND
VOEDSEL VOOR HET VEE.
Proefnemingen, zeer kort geleden door Bel
gische veehouders gedaan, hebben aange
toond, dat de dieren der veestapel zich heel
goed bevinden, als suiker bij hun voeder ge
voegd wordt.
Reeds sinds langen tijd hebben de me-
lasseproducten een ruime plaats gekregen in
de voeding van de veestapel. Aangezien nu
melasse slechts een bijproduct der suikerfa
brieken is, spreekt het vanzelf, dat de sui
ker zelf even gunstige resultaten afwerpt.
In België gebruikt men gedenatureerde
suiker verkregen door toevoeging van 2 Kilo
keukenzout en 20 Kilo gemalen lijnkoeken,
aan 100 Kilo gekristalliseerde suiker.
Bij de proefnemingen verving men, gelei
delijk, van maand tot maand, een gedeelte
der haver, zoodat het rantsoen van een span
paarden de derde maand saamgesteld was
als volgt; haver 6 Kilo, hooi 7 1/2 Kilo, stroo
5 Kilo, suiker als boven 2 Kilo. Totaal 20 1/2
Kilo.
Bij een ander span paarden bestond het
rantsoen uit: haver. 9 Kilo; hooi 7 1/2 Kilo;
stroo 5 Kilo; dus totaal 21 1/2 Kilo.
Deze twee spannen paarden werden aan
hetzelfde zware werk gezet. Na een maand
dezer proefneming was het gemiddelde ge
wicht der niet met suiker gevoede paarden
met 4 Kilo afgenomen. Nadat de proefne
mingen opgehouden hadden, en alle vier
paarden aan het zware voorjaarswerk gezet
werden, bleef het geconstateerde gewichts-
verschil bestaan. De paarden, die met suiker
gevoed waren geweest, bleven krachtiger en
beter in het vleesch.
Het mooi uitzien der paarden, die suiker
krijgen, is in het oog vallend; hun huid is
zacht en glanzend, hun gewicht blijft gesta
dig hetzelfde en het volume arbeid door hen
verricht, is minstens even groot, zoo niet
grooter dan van die, welke het gewone voe
der krijgen.
Andere proefnemingen hebben uitgewe
zen, dat suiker eveneens kan gebruikt wor
den voor de voeding van slachtvee.
Bij de voeding der kalveren leverde de sui
ker even goede uitkomsten op. Zoo kan men
het zetmeel in de afgeroomde melk zeer goed
door suiker vervangen; men mag hiermede,
acht dagen, na het kalven, met ongeveer 30
a 40 gram per liter beginnen.
De dagelijksche aanwinst bij met suiker
gevoede kalveren bedroeg 0.988 Kilo, terwijl
deze gewichtstoename bij het toedienen van
zetmeel slechts 0.853 Kilo bedroeg.
Even goede uitslagen worden verkregen
bij de varkensvoeding.
Door 1 Kilo suiker te voegen by een voe
derrantsoen bestaande uit 6 Liter afgeroom
de melk. 2 1/2 Kilo gerstenmout en 6 Kilo
aardappelen, bekwam men een dagelijksche
gewichtsvermeerdering van 0.724 Kilo per
varken; met hetzelfde voeder, doch dan zon
der suiker, bedroeg ae aanwinst slechts 0.390
Kilo.
Daarbij komt nog. dat het varkensvleesch
van veel betere hoedanigheid ls en het spek
vaster.
De eroote voedingswaarde van suiker doet
zich dus vooral kennen bij de varkens. Men
ziet, hoe men op uitstekende wijze de haver
bij de paarden, het zetmeel bij de jonge kal
veren, door suiker kan vervat-ren en welk
een buitengewoon voedingsmiddel suiker
voor varkens is.
Een eerste klas voeder dus voor het vee.
Het zal een aanmerkelijk voordeel afwerpen,
indien men een grooter suikerverbruik voor
onzen veestapel bevordert.
LANGS DE STRAAT.
De lafaard.
Uiterst gemakkelijk kon men het den
heer, die langzaam en plechtstatig
voortschreed, aanzien, dat zijn
stemming aan het lyrische nauw
verwant was. De blik, welke staarde
over weiden en landwegen, was ver en gron
deloos, hetgeen geweten worden moest aan
de verre gedachten, die deze eenzame heer
op zijn eenzame wandeling nog spelend liet
verwijlen op de plek gronds, waar hij zelf
was doorstroomd en volgeladen met de lyriek
van de nieuwe lente. Dit is niet louter ver
onderstellende, opsmukkende literatuur om
belangstelling t» wekken voor dezen beer en
zijn belevenissen, want tot deze suppositie zou
men slechts mogen komen, indien de bewij
zen voor des heeren lentestemming nist voor
handen waren. Ze waren er. Hij droeg ze.
In zijn handen en in zijn knoopsgat.
In zijn handen: een aan de lyrische plek
ontrukte tak. In zijn knoopsgat: een tuiltje
crocusjes van don kouden grond. De heer
bracht deze attributen van de lente in een
daverende stemming van het elysium naar
de alledaagsche stad. zonder zich om de ge
volgen te bekommeren. Hij deed het met de
opgewektheid, welke het gelukzalig deel is der
half onnoozelen en der zeer wijzen en waar
van wij steeds gespeend zullen moeten
blijven, helaas. Hij ging zijns weegs, dien
landweg wel te verstaan, fluitend, zingend,
neuriënd, juist zooals het hem in den lente
zin kwam, zonder overleg of maat, al naar
believen van het oogenblik. Waarlijk, een
benij Menswaardig mensch.
Wel moest de stemming diep in hem zitten
want hoewel de plaats, waar hij de lente
behandeling had ondergaan naar ruwe
schatting 'n kilometer achter hem lag, bleef
die stemming vast en prijshoudend, ja van
wijl tot wijle wierp deze heer nog een lod
derig verliefden blik op het crocusjes-
bouquetje, dat zijn knoopsgat sierend vulde
en op dien één, zwaren, in bloei staanden tak.
Men houde in het welwillend oog, dat deze
gentleman in lenteroes gevangen was, dat
zijn blik en zijn gedachten ver en grondeloos
waren en dat hij, tenslotte, het stedelijk
complex nog niet had bereikt. Daaraan was
hij nu pas toe en van dat moment af vol
trok zich ln hem de totale verandering.
Want toen de crocusjes en de zware bloeien
de tak door hem eigenhandig gedragen waren
binnen de stadsmuren begon deze heer ineens
zeer zonderling te doen, zeer vreemd. Onge
twijfeld bezat een heer, die zoo welgeknipt
gekleed ging in de stad een renomméé en
als zeker mocht worden verondersteld, dat de
kring zijner bekenden zich spande in wijden
boog. Het tegendeel zou minder aannemelijk
geweest zijn en dus was het telkens spiedend
staan blijven eigenlijk weer zoo verwonderlijk
niet, edoch men moest weten, dat hij naar
kennissen uitkeek. Hij deed zulks. Waarom?
Dat was de zaak van dezen heer.
Niet langer was zijn blik achterwaarts of
binnen-in- gericht, maar integendeel keek
hij scherp vooruit en terzijde, zich daarbij
zekerheid verschaffend, of degene, die hem
tegemoet trad, al of niet tot zijn kennis be
hoorde. Daarin had deze heer nu op dit
oogenblik plezier. Hij deed dat gaarne, blijk
baar, en wat zou men er, goed beschouwd,
eigenlijk voor verwonderlijks ln willen zien?
Hoogstens zoude men het voor hem willen
betreuren, dat het geluk zoo weinig met hem
was, want nog geen enkelen simpelen keer
had de. gerenommeerde, zoo keurig gekleede
heer-met-tak het genoegen gesmaakt 'n ge
zellig praatje met 'n even keurlgen heer of
dame-zonder-tak te kunnen houden. Twee
maal zoude het bijna zijn geschied, doch om
onbegrijpelijke redenen had de heer ver
kozen, zich in een portiek te verschuilen. Dat
was wel weer vreemd.
Totdat, ziedaar, de lentelijke heer eens
klaps dat kleine gelukje gegund werd. HIJ
werd er letterlijk door achterhaald. Want
een dame die hem, gezeten op een fiets,
passeerde, sprong lenteluchtig af en zei:
Neen, maar
En op dat oogenblik, waarop dan toch ein
delijk zijn met lentegevoelens overvol hart
zich zou kunnen ontlasten aan iemand van
zijn kennis, deed deze heer iets, wat geen
logisch denkend mensch van hem verwacht
zou hebben.
Met een bliksemsnel handgebaar ontrukte
hij liet onschuldige tuiltje crocusjes aan het
knoopschat en wrong het in zijn hand tot
brei; en vervolgens wierp hij, met goedge-
speelde nonchalance, den tak ter linkerzijde.
En druk sprekend vervolgde hij met de hem
welbekende dame zijns weegs, dien stadsweg
wel te verstaan. Zijn lach klonk luid en geens
zins zou men het hem hebben aangezien, dat
hij zooeven de lente had verraden, toen hij
tegen de dame zeide:
Jaoch jadie lentesentimentali-
telt.... och nee.... niets voor mij
TON RIJYGROK.
DE SCHEIKUNDE EN DE
MISDAAD.
Er wordt steeds meer gebruik gemaakt van
de scheikunde bij het ontdekken van misda
digers. De Fransche politie heeft nu een ge
heel corps ln detective-werk geschoolde
scheikundigen in haar dienst en zij doen
schitterend werk.
De moderne misdadiger ls er op uit, geen
sporen of vingerafdrukken na te laten. Hij
gebruikt rubber handschoenen en door een
bijzonder soort overschoenen te dragen
maakt hij zijn voetsporen waardeloos voor
den detective. Maar er is één ding waarvan
hij zich niet kan ontdoen en dat is de stof,
die steeds om ons heen zweeft.
Niet lang geleden was een misdaad ge
pleegd in een molen in Frankrijk. De man die
van deze misdaad werd verdacht trachtte
aan te toonen dat hij op het oogenblik, waar
op het misdrijf werd gepleegd, heel ergens
anders was geweest. Maar zijn schuld werd
bewezen door de stof, die in zijn oorschelp
werd gevonden en waarin dezelfde meel
soort werd ontdekt, die in den molen werd
verwerkt. De pollile-scheikundlgen onder
zoeken het stof ln de zakken dor kleeding
van verdachten en in de omgeslagen randen
van pantalons.
In Frankrijk en Duitschland zijn veel ver-
valschingen ontdekt door scheikundige ana
lyse van den inkt, die bij de vervalschlngen
was gebruikt.
Uit bloedvlekken kan de moderne schei
kundige ook heel wat afleiden. Het onder
zoek van haren, op de plaats van een mis
daad gevonden, levert dikwijls resultaten op
waarvan eenige jaren geleden nog geen
sprake was. Niet zelden kan uit een haar het
beroep worden afgeleid van hem of haar. van
wie het afkomstig is. Dit laatste weer door
stof, dat aan het haar is blijven kleven. Bij
bijna elk beroep behoort een bepaald soort
stof.
VRIJDAG, DEN DERTIENDEN.
De 13de Februari en de 13de Maart vielen
dit jaar op een Vrijdag. Bijgeloovige men-
schen zullen deze twee dagen wel met. schrik
en beven tegemoet gezien hebben en nu krij
gen ze dit jaar nóg een dag van bezorgdheid
Vrijdag, 13 November.
Men moet toegeven, schrijft Maurits Con-
dièrre in de „Lyon-Midi", dat talrijke his
torische gebeurtenissen den grooten angst,
aie bijgeloovige menschen voor den Vrijdag
en den dertienden hebben, rechtvaardigen,
of. tenminste, begrijpelijk maken.
Hendrik IV. en de Fransche president
Carnot, die oo tragische wijze om het leven
kwamen, werden on een l?den geboren. Hen
drik II, die onder de messteken van den Do
minicaner Jacques Clément viel, werd op
een I3den gekroond.
Het verbaan der wereld werd bijna altijd
voor een dertienden voorspeld.
Onder den invloed van het. getal 13 stond
ook het leven van Richard Wagner. Zijn
voor- en familienaam bestaan uit 13 letters.
Hij werd in 1813 geboren, stierf op een 13den
Februari en beleefde op den 13den Maart,
naar aanleiding van de beroemde „Tann-
hauser"-voorstelling, de grootste smart van
zijn leven.
In New-York bestaat de „Club van 13". die
tengevolge van meer of minder smakelijke
scherts, algemeen bekend geworden ls. De
club geeft bijv. feestdiners, waarbij aan ieder
der 13 tafel 13 gasten zitten. In 13, uit sche
dels gevormde kandelabres, branden 13
kaarsen. Op elk servet is, als wapen, een graf
zerk afgebeeld. De kellners zijn als doodgra
vers gekleed, enz.
Overigens heeft men ln Amerika wel reden
het getal 13 ln eere te houden. Op een 13den
werd Amerika ontdekt. De eerste Amerikaan-
sche vlag bestond uit 13 strepen en 13 ster
ren. Het Amerlkaansche devies luidt; „E
pluribus unum", dat 13 letters telt. De ade
laar in het wapen houdt in een klauw een
olijftak met 13 bladeren en in den anderen
een bundel met 13 bliksems. Iedere vleugel
heeft 13 veeren.
Deactrice Mirtinguette, die verzekert, dat
alle gelukkige gebeurtenissen in haar leven
op een 13den vielen, draagt een armband,
waaraan een kleine medaille, met het ge
tal 13 er op bengelt.
Grooten invloed had ook het getal 13 op
het leven van den dramaturg Henri Kisten-
maekers. Zijn familienaam telt 13 letters.
Hij werd op den 13den October geboren, ont
ving op een dertienden de mededeeling. dat
Sarah Bernard zijn drama „Martha" ter op
voering had aangenomen en kon van stonde
af aan constateeren, 'dat bijna ieder zijner
tooneelwerken zijn eerste opvoering op een
13den beleefde. Tenslotte werd Kistenmae-
kers op een 13den tot ridder van het Legioen
van Eer benoemd,
Massenet, die op een 13den van het Jaar
1912 (som 13) stierf, gebruikte het getal 13
nimmer. De bladzijden zijner manuscripten
nummerde hij 12. 12a, 14.
Napoleon I schreef het getal 13 en den
Vrijdag een noodlottigen invloed toe. Op St.
Helena zei hij eens: „Het was op een Vrij
dag, dat ik Saint-Cloud verliet, om naar Rus
land te trekken". Aan den anderen kant
moete gezegd worden, dat Napoleon op een
13den tot volksvertegenwoordiger werd ge
kozen, en dat Corsica op een 13den met
Frankrijk vereenigd werd.
Toen eens bij een maaltijd, waaraan Theo-
phile Gautler, Salnte-Beuve en Damas deel
namen, 13 personen aan den dlsch zaten,
wilde de bijgeloovige Gautier zich verwijde
ren, Sainte-Beuve noodlgde echter terstond
den zoon van den waard uit mede aan te zit
ten.
Een dergelijk geval deed zich eens ln het
„Café Anglais" voor. Carolus Duran, Dérou-
lède, Mounefc Sully, Henner, Sully-Prudhom-
me en anderen zaten aan tafel, en toen men
ging tellen, bleek het, dat er 13 gasten wa
ren. Duran cn Prudhomme waren daar erg
onthutst over. Déroulède verzocht echter nog
een gast te mogen halen en kwam spoedig
met een huurkoetsier terug. Deze was door
de groote opmerkzaamheid, die men hem be
wees, zoo geëerd, dat hij tranen in de soep
huilde.
Van den grooten tooneelspeler Jozef Kalnz
weet men, dat hij op een I3den voor de eer
ste maal in het Burgtheater te Weenen op
trad en groot succes oogstte. Ook Girardi
veroverde op een 13den de harten der Wee-
ners. Hij moet. daarna tot zijn vrienden heb
ben gezegd: „Het getal 13 houd lk, van nu
af, in hooge eere!'
DEGENSLIKKERS.
Twee degenslikkers werden onlangs door
drie Fransche doktoren onderzocht. Zooals
bekend, kan een degenslikker door speciale
handigheid een zwaard of een lang mes
door de keel naar binnen brengen, zonder
zich te wonden.
Met behulp van Röntgenstralen en de
oesophagoscoop, een lichtgevend apparaat,
waarmede men In den slokdarm kan zien,
werden de verrichtingen en de organen van
de degenslikkers onderzocht. Het bleek dat
bij hen geen bijzondere bouw van de keel
geconstateerd kon worden. De binnenwand
van den slokdarm vertoonde in 't geheel
geen lidtcekens.
Het bleek dat de geheele kunst van het
degensükken hierin bestaat, dat men een
rechte lijn maakte van mond, keel en slok
darm. Wonden, die zouden kunnen ontstaan
door het bewegen van den slokdarm bij de
ademhaling vermijdt men, door slechts met
de ribben, niet met het middenrif, adem
halingsbewegingen te maken.
NIEUWE TOEPASSING VAN
ELECTRICITEIT.
In den loop der laatsto decenniën hebben
wij geleerd de electrlclteit te gebruiken voor
doeleinden, waar men vroeger niet van
droomde. Een nieuwe toepassing van deze
natuurkracht, berustende op een oude erva
ring. werd gedurende den afreloopen winter
in Westphalcn uitgevonden, zoo vertelt het
tijdschrift „Natuur en Techniek".
Ofschoon do koude niet zoo fel optrad als
twee jaar geleden had zich de oude win ter
kwaal weer vertoond: het bevriezen va^ wa
terleidingen. Toen ging men dezen kwel
duivel met electrische energie te lijf. Een
verplaatsbare 15 K.W. transformator, gevoed
uit het lichtnet, werd aan de bevroren bui
zen aangesloten, een sterke stroom er door
gezonden en de in warmte omgezette clcctrl-
citeit had in korten tijd het ijs ontdooid. Het
bericht vermeldt niet of eventueele barsten
in de buizen door de voor alles bruikbare
energie tevens diclitgesmolten werden!
„GUN MEN" IN LONDEN.
De levendige en ..frlsschc" (snappy" noemt
men het hier) voorstelling, die de Amerl
kaansche correspondenten van dagbladen cn
nieuwsagentschappen aan de Britsche pers
verschaffen van de exploiten der „gun men"
in Chicago en New-York doet langzamer
hand haar invloed gelden in Londen. Het
behoeft niet te verbazen. In het licht der
„bright stories" worden de revolverkerels ln
Amerika helden en hun misdaden heldhaf
tig. In werkelijkheid moet een ..gunman"
een lafhartige inborst hebben. Vandaar „the
gun"
Dezelfde bladen, die zoo geurig hebben
verhaald van de woeste praktijken in Ame
rlkaansche steden, zonder ooit een woord
van bedenking in te voegen over het anar
chistisch en misdadig karakter er van. bla
zen nu alarm omdat motorbandieten in het
hartje van Londen, (en ln de schaduw van
het Amerlkaansche Bush House met zijn
beelden van een Engelschman en een Ame
rikaan, die elkaar ..overzee" broederlijk do
hand reiken) Kingsway was de plek van den
roof, een winkel van Amerlkaansche horloges
hebben geplunderd. Dit was het ergste niet.
Het ergste was dat een Londensche straat
veger, die wat nieuwsgierig was uitgevallen
en den auto der roovers naderde, een revol
ver onder zijn neus kreeg en zich door den
gunman hoordo toebijten: „Clear out quick
or this will speak". De bandieten maakten
zich daarop met een groote waarde aan hor
loges uit de voeten (Indien die uitdrukking
nog kan gelden in dezen tijd, waarin men
vlucht op de wieken van den motor). De
Daily Express die almee de roemrijkste
verhalen geeft van de onderwereld van Chi
cago sommeert de politie met dit kwaad
krachtig af te rekenen en deze. Londensche
„gun men" toe te spreken in de eenige taal.
die zij verstaan. Die taal is dan zeker het
geknal der revolvers. De News Chronicle
vindt dat Scotland Yard wakker moet wor
den geschud.
Wel, de hoofdcommissaris. Lord Byng, is
Juist van zijn ziekteverlof teruggekeerd en
heeft al weer volgens die onverbeterlijke
populaire pers bij zijn aankomst op het
hoofdbureau van politie luchtigjes aan zijn
plaatsvervanger gevraagd: „Well how is
crime?"; hoe staat het met de misdadigheid,
op een toon die al zeer slecht in overeen
stemming is met den ernst van den toe
stand.
Het spreekt vanzelf dat de lord, die hoofd
is van de Londensche politie, geenszins op
deze casueele lichtzinnige wijze naar den
crimlneelen toestand van de stad heeft ge
ïnformeerd. Maar reporters van de ..snappy"
dagbladen hebben de vaste instructie in
zulk een toon verslag te geyen.
Inmiddels schrijft men aan den terugge
keerden hoofdcommissaris het voornemen
toe de diensten van politie en speurders
krachtig te rcorganlseeren. Het ls hoog noo-
dlg, niet alleen om de ln frequentie en driest
heid toenemende straatrooverij maar ook
om de door dieven onveilig gemaakte voor
stad-buurten.
WILDE RUBBER.
Het is bekend dat lianen of slingerplanten
veel ln tropische wouden voorkomen. ZIJ zijn
bijzonder merkwaardig in de streek van Ca
meron, ook in westelijk Uganda en in de
wouden van Noord- en Midden-Congo. In
die streken zijn het de stengels cn de takken,
van verscheidene soorten „Landolphla", een.
familie boomen of struiken, die rubber voort
brengen en zelfs bijna al de „wilde rubber"
verschaffen, die uit Afrika komt. Deze rub
ber-wingerden worden zoo genoemd, omdat
zij groeien als echter wingerden. Zij klim
men over de groote boomen, soms tot een
hoogte van GO meter boven den grond en
hangen neer in groote lussen, als enorme
kabels: verleidelijke schommels voor dpn
Jongen Inboorling of den luchthartlgen rei
ziger, indien zij niet bang behoefden te we
zen voor wat op hun hoofd zou terechtko
men, als zij er aan trokken: bijvoorbeeld een
stortvloed van bladeren en zwarte takken, of
zwermen bijtende mieren.
De bloemen van deze Landolphia's ver
spreiden een heerlijken geur. ZIJ zijn ge
woonlijk wit en ln het midden geel. De bla
deren van deze lianen zijn glanzend donker
groen en de vruchten groot en soms helder
gekleurd. Niet alle Landolphia's hebben rub
ber, maar wel de meeste.
Deze „rubber" ls een kleverig sap (in de
wetenschap bekend als melksap) dat voor
komt ln het weefsel tusschen buiten- en bin
nenbast. De inboorlingen zijn gewoonlijk te
ongeduldig om de rubber te winnen door ln
den bast hier en daar een kerf te maken en
het melksap in een vaatje te laten druppe
len. Zij snijden de liana's liever ln stukken,
scheuren de schors er af en koken die tot het
kleverig sap er uit komt. De liana's worden
op deze wijze veel verwoest bij het zoeken
naar „wilde rubber" en er worden heel wei
nig pogingen aangewend om weer door
andere te vervangen of uit te zaaien. Het
is dus te verwachten, dat in den loop van
eenige Jaren deze merkwaardige Liaan niet
meer in de Afrlkaansche wouden aan den
equator te vinden zal zijn.
MERKWAARDIGE JACHT,
In „Der Zoölogische Garten" vertelt O.
Antonlus zoo lezen wij ln het nieuwe tijd
schrift „Natuur en Techniek" - dat in den
Dierentuin ln Weenen-Schönbrunn men de
pelikanen in een deel van den grooten vij
ver had ondergebracht. Voor een korten tijd
liet men de dieren in den geheelen vijver
rondzwemmen, die 1 1/2 meter diep is en be
halve de watervogels ook ettelijke honderden
karpers, zeelten en alen herbergt.
Dit Jachtterrein van 1 1/2 meter was
hun blijkbaar te diep om te visschen; zij be
gonnen daar pas mee, toen tengevolge van
de droogto, hel water tot 1.30 meter was ge
daald. BU deze diepte was het succes evenwel
nog nihil. Toen men toevallig dezen zomer
een kuifdulker in dezelfden vijver liet
zwemmen, nam men de volgende eigenaardi
ge vertooning waar.
De pelikanen zwommen naast elkaar op
een rij met een onderlingen afstand van 2
meter; 3 a 4 meter voor hen uit zwom de
kuifduiker. Kwam een der pelikanen hem te
na, dan dook hij onder en nu bleek de reden
deze opstelling: onmiddellijk begonnen de
pelikanensnavels te happen naar de van
den bodem opgejaagde visschen en veelal
met succes.
Dagelijks kon men dit schouwspel gade
slaan totdat de kuifdulker met een wond
aan den kop in den vijver dreef.