BRIEVEN UIT BERLIJN. Bekende Nederlanders. Een afscheid. (Van onzen correspondent). Berlijn, 14 April. „Schrijft u ons toch eens Iets" aldus een briefkaart van een belangstellend lezer „over vooraanstaande Nederlanders in Duitschland. We weten hier zoo weinig er van, wat er daarginds uit onze landgenooten geworden is!" Ik herinner me, dat ik u veertien dagen geleden over het lot van arme Nederlanders in Duitschland geschreven heb. Het verzoek van dezen lezer komt me daarom wel bij zonder gelegen. Maar ik maak er al dadelijk opmerkzaam op, dat de ruimte, die mij voor een Berlijnsche correspondentie gegeven is, hoogstens gelegenheid schenkt voor enkele opmerkingen. En dan wil ik al dadelijk be ginnen met eennecroloog! Morgen zul len we Dr. h. c. C. G. Rommenhöller ten grave dragen. Dat zal een somber afscheid worden! Want alles wat in Duitschland Nederlandsch voelde, was aan dezen patriot gehecht en noemde zijn naam slechts met diepe en oprechte vereering. Rommenhöller. Een ijdel man was deze 78-jarige niet. De echte Hollander houdt niet van uiterlijk ver toon. In dat opzicht was wijlen Rommenhöl ler een echte Hollander. Maar hij was het vooral ook om zijn liefde voor land en taal, pm zijn warme hart voor landgenooten, die in armoede verkeerden, om zijn toewijding voor het nationaal vereenigingsleven in den vreemde. Hij had veel geluk in zaken gehad. Onder de Duitsche industrleelen, die tien tallen jaren zijn collega's waren, is hij be kend geworden als een der pioniers op het gebied van het koolzuur. Zijn geweldige ener gie, zijn nuchtere blik op zaken en zijn durf vooral maakten het hem mogelijk, in deze nieuwe industrie een leidende positie te krij gen. Hij is er rijk, zeer rijk door geworden. Maar hij was er de man niet naar om nu te gaan potten. Niet alleen zijn uitgebreide fa milie, maar ook zijn vrienden, niet alleen Nederlandsche maar ook Duitsche vereeni- gingen van weldadigheid wisten maar al te goed, dat zij nimmer vergeefs bij hem aan klopten. Een enkel staaltje, dat nu, na zijn dood, wel bekend mag worden. Toen eenige patriotten in Duitschland bezig waren met de voorbereiding van het inzamelen van gel den voor aankoop en inrichting van het Slot Diez in Hessen-Nassau, stadhuis van ons vor stenhuis en dus ook monument in nationa- len zin, en al heel spoedig bleek, hoe weinig kans er was in deze zware tijden groote som men voor dit edele doel de inrichting in het Slot van êen sanatorium voor zieke kin deren van in Duitschland wonende Neder landsche ouders bijeen te krljgem was Dr. Rommenhöller de laatste redding. Hij vond het plan als philantroop niet alleen, maar ook als warm Oranjeman bijzonder sympa thiek en verklaarde, voor tienduizend Mark te willen inteekenen, als opwekking ook voor andere gevers, mits zijn naam onbekend bleef. En toen na maanden bleek, dat noch Nederlandsche, noch Duitsche kapitalisten over te halen waren om dit voorbeeld te vol gen, verdubbelde hij zijn bijdrage en beloof de nog een zeer groot bedrag uit zijn zaken kas, zoodra het plan vasten vorm zou aan genomen hebben. Nog twee of drie zulke wel doeners, en de arme kinderen zouden hun ieejstellingsoord gehad hebben. Nederlanders, als Dr. Rommenhöller zijn helaas dun gezaaid in onze gelederen in het buitenland. Hij was consul-generaal van Roemenië in Berlijn, en ook in deze hoeda nigheid toonde hij niet op zijn lauweren te willen rusten. Hij publiceerde studiewerken over dit belangwekkende land en verdiende, toen hij eenige jaren geleden wegens hoogen ouderdom aftrad, de hoogste onderscheiding, die het Roemeensche koninkrijk te geven heeft. Nederland verleende hem het officiers kruis in de Orde van Oranje-Nassau, en ik weet wel heel zeker, dat dit eerekruis hem •tenslotte toch nog veel liever was dan de veel hoogere onderscheiding, die de vreemde natie hem had uitgereikt. We zullen Dr. Rommenhöller missen in onze kleine samenleving. Gelijk we al jaren lang Baron Gevers missen, die een uitste kend gezant geweest is en die hier veel goe de vrienden heeft achter gelaten. Ruim twin tig jaren vertegenwoordigde baron Gevers ons land in de Duitsche rijkshoofdstad. En noemt men zijn naam, dan mag men zijn talentvolle echtgenoote, een baronesse Van den Bosch niet vergeten, die hem al die ja ren en vooral, toen hij zelf om gezondheids redenen niet alle representatieve plichten meer kon nakomen, een zoo voortreffelijke steun geweest is. Het oude gezantschap in de Vossstrasse, op de tweede verdieping van een heerenhuis midden in het citygewoel, met uitzicht op de achtergevels van het wa renhuis Wertheim en het achterplein van het paleis van den krantenkoning Rudolf Mosse, was niet bepaald waardig voor welvarende vólk, dat Zijne Excellen tie te vertegenwoordigen had. Wij Neder landers beklaagden ons steeds over de on mogelijk steile achtertrappen, waarlangs men de kanselarij bereiken moest. En de familie Gevers zelf heeft stellig een diepe zucht van verlichting geslaakt, toen het in de inflatiejaren eindelijk mogelijk bleek, op rijkskosten de prachtige villa in de Rauch strasse 10 aan te schaffen, waarin thans al weer eenige jaren graaf van Limburg Sti- rum en zijn beminnelijke echtgenoote een bekende gastvrijheid ten toon spreiden. Deze villa, die dus nu Nederlandsch bezit is, behoorde vroeger aan den „Geheimen Kommerzienrat" Eugen Guttmann, oprich ter en eersten leider van de Dresdner Bank, wiens zoon Herbert thans in het Grunewald een der meest bekende salons van Berlijn in het leven houdt. En nu ik het toch over Ne- derlandsch-Duitsche betrekkingen heb, is het misschien wel aardig er aan te herinne ren, dat een ander zeer bekend Berlijnsch bankman, dr. Paul von Schwabach, de zoon van een Nederlandsche is. Zijn vader was ge huwd met Leonle Keyzer uit Amsterdam, die met. haar echtgenoot een geweldig huis aan den Wilhelmplatz betrok en daar voor den oorlog prachtige feesten gegeven heeft. Nederlandsch is ook de weduwe van den groóten Duitschen kolenmagnaat Fritz Fried lander, die in 1891 de Amsterdamsche Mtlly Fuld huwde, later door den Keizer geadeld werd. en als Fritz von Frieditinder-Fuid nog jaren lang consul-generaal der Nederlanden te Berlijn geweest i6. Zijn weduwe M'lly, die voor den grooten oorlog er niet weinig trot-sch op was, den Duitschen kroonprins in haar overdekte tennisbaan achter het paleis van haar nian op den Pariser Platz (waar zij nog heden woont) wolkom te kunnen heeten. is nog altijd begunstigster van de vereenl- glng '.Nederland en Oranje" te Berlijn. Ik moet hier, waar ik het over Nederlan ders in Duitschland heb, die rijk met aard- sche goederen gezegend waren, aan den heer Menten herinneren, die ook na den oorlog nog jaren lang een steun voor het Nederland sche vereenigingsleven geweest is. Maar dien we helaas, toen de belastingen hier al te wreed werden naar bekende voorbeelden aan Zwitserland hebbfen moeten afstaan. Nu. na Rommenholler's dood, zijn de goede dagen voor ons nationale leven in den vreemde, dat van de zeer smalle beurzen der meeste vereenigingsleden niet leven kan, vermoede lijk voorbij. Wat niet zeggen wil, dat we nu ook geen Hollanders meer hier hebben, die onze nationale reputatie op waardige wijze vertegenwoordigen! Daar zijn in de eerste plaats onze kunstenaars te noemen. De com poniste Corneüe van Oosterres leeft nog al tijd in ons midden, en Coenraad Bos. de we reldberoemde begeleider van Marteau, Wüll- ner en vele anderen, is een goed vaderlander gebleven. De operazanger Cornelis Brons geest ls een van de sterren van de Berlijn sche radio en Maurits van den Bergh, die jaren lang eerste violist in het radio-orkest was, laat zich nog vaak genoeg hooren. Ook zangeressen van groot talent als Meta Con- doo-Kerdijk en Jeanne Koetsier-Muller moe ten genoemd worden, terwijl we uit de Loo- neelwereld Adèle Sandrock en de filmsterre tjes Truus van Aalten en Lien Deyers niet vergeten mogen. De violist van Kempen in Dusseldorf behoort tot dezen kleinen kring van waardige vertegenwoordigers van de Nederlandsche kunst en ook Essen en het Rijnland herbergen Hollandsche artisten van naam en verdiende reputatie. Onder de bekende Nederlanders in Berlijn vermelden we hier den seniorchef van de be roemde pianofirma Bender, den heer J. J. Bender, die met onverwoestbare energie zich door deze zware tijden heenslaat; den beken den leider van het margarineconcern Leo van den Bergh, den romanschrijver J. K. Feylbrief (van Oudshoorn) die kanselier van het Nederlandsch gezantschap is; den cellist Herckenrath, den ingenieur F. A. Overhoff, een der meest bekende figuren in het Neder landsche vereenigingsleven; en tenslotte den journalist H. J. Nassau Noordewier, die zich tijdens den wereldoorlog als schrijver van het overzicht „De Toestand" in de Nieu we Rotterdamsche Courant eeh verdienden naam gemaakt heeft. Maken we intusschen de rekening op, dan moeten we toch vaststellen, dat het aantal vooraanstaande Nederlanders in Duitsch land eerder af- dan toegenomen is. De slecht te tijden die Duitschland doormaakt, hebben daar wel in hoofdzaak schuld aan. Er is geen geld en geen eer meer te verdienen binnen de Duitsche grenspalen. En toch is Duitsch land een land gebleven, dat onzen ingenieurs en toekomstigen artsen, onzen philosofen en anderen geleerden het noodige te zeggen heeft. De banden met Duitschland zijn ge bleven. Betere tijden zullen landgenooten wederom hierheen lokken. En nieuwe Ro- menhöllers zullen leege plaatsen komen aan vullen H. B. SUIKER, EEN UITSTEKEND VOEDSEL VOOR HET VEE. Proefnemingen, zeer kort geleden door Bel gische veehouders gedaan, hebben aange toond, dat de dieren der veestapel zich heel goed bevinden, als suiker bij hun voeder ge voegd wordt. Reeds sinds langen tijd hebben de me- lasseproducten een ruime plaats gekregen in de voeding van de veestapel. Aangezien nu melasse slechts een bijproduct der suikerfa brieken is, spreekt het vanzelf, dat de sui ker zelf even gunstige resultaten afwerpt. In België gebruikt men gedenatureerde suiker verkregen door toevoeging van 2 Kilo keukenzout en 20 Kilo gemalen lijnkoeken, aan 100 Kilo gekristalliseerde suiker. Bij de proefnemingen verving men, gelei delijk, van maand tot maand, een gedeelte der haver, zoodat het rantsoen van een span paarden de derde maand saamgesteld was als volgt; haver 6 Kilo, hooi 7 1/2 Kilo, stroo 5 Kilo, suiker als boven 2 Kilo. Totaal 20 1/2 Kilo. Bij een ander span paarden bestond het rantsoen uit: haver. 9 Kilo; hooi 7 1/2 Kilo; stroo 5 Kilo; dus totaal 21 1/2 Kilo. Deze twee spannen paarden werden aan hetzelfde zware werk gezet. Na een maand dezer proefneming was het gemiddelde ge wicht der niet met suiker gevoede paarden met 4 Kilo afgenomen. Nadat de proefne mingen opgehouden hadden, en alle vier paarden aan het zware voorjaarswerk gezet werden, bleef het geconstateerde gewichts- verschil bestaan. De paarden, die met suiker gevoed waren geweest, bleven krachtiger en beter in het vleesch. Het mooi uitzien der paarden, die suiker krijgen, is in het oog vallend; hun huid is zacht en glanzend, hun gewicht blijft gesta dig hetzelfde en het volume arbeid door hen verricht, is minstens even groot, zoo niet grooter dan van die, welke het gewone voe der krijgen. Andere proefnemingen hebben uitgewe zen, dat suiker eveneens kan gebruikt wor den voor de voeding van slachtvee. Bij de voeding der kalveren leverde de sui ker even goede uitkomsten op. Zoo kan men het zetmeel in de afgeroomde melk zeer goed door suiker vervangen; men mag hiermede, acht dagen, na het kalven, met ongeveer 30 a 40 gram per liter beginnen. De dagelijksche aanwinst bij met suiker gevoede kalveren bedroeg 0.988 Kilo, terwijl deze gewichtstoename bij het toedienen van zetmeel slechts 0.853 Kilo bedroeg. Even goede uitslagen worden verkregen bij de varkensvoeding. Door 1 Kilo suiker te voegen by een voe derrantsoen bestaande uit 6 Liter afgeroom de melk. 2 1/2 Kilo gerstenmout en 6 Kilo aardappelen, bekwam men een dagelijksche gewichtsvermeerdering van 0.724 Kilo per varken; met hetzelfde voeder, doch dan zon der suiker, bedroeg ae aanwinst slechts 0.390 Kilo. Daarbij komt nog. dat het varkensvleesch van veel betere hoedanigheid ls en het spek vaster. De eroote voedingswaarde van suiker doet zich dus vooral kennen bij de varkens. Men ziet, hoe men op uitstekende wijze de haver bij de paarden, het zetmeel bij de jonge kal veren, door suiker kan vervat-ren en welk een buitengewoon voedingsmiddel suiker voor varkens is. Een eerste klas voeder dus voor het vee. Het zal een aanmerkelijk voordeel afwerpen, indien men een grooter suikerverbruik voor onzen veestapel bevordert. LANGS DE STRAAT. De lafaard. Uiterst gemakkelijk kon men het den heer, die langzaam en plechtstatig voortschreed, aanzien, dat zijn stemming aan het lyrische nauw verwant was. De blik, welke staarde over weiden en landwegen, was ver en gron deloos, hetgeen geweten worden moest aan de verre gedachten, die deze eenzame heer op zijn eenzame wandeling nog spelend liet verwijlen op de plek gronds, waar hij zelf was doorstroomd en volgeladen met de lyriek van de nieuwe lente. Dit is niet louter ver onderstellende, opsmukkende literatuur om belangstelling t» wekken voor dezen beer en zijn belevenissen, want tot deze suppositie zou men slechts mogen komen, indien de bewij zen voor des heeren lentestemming nist voor handen waren. Ze waren er. Hij droeg ze. In zijn handen en in zijn knoopsgat. In zijn handen: een aan de lyrische plek ontrukte tak. In zijn knoopsgat: een tuiltje crocusjes van don kouden grond. De heer bracht deze attributen van de lente in een daverende stemming van het elysium naar de alledaagsche stad. zonder zich om de ge volgen te bekommeren. Hij deed het met de opgewektheid, welke het gelukzalig deel is der half onnoozelen en der zeer wijzen en waar van wij steeds gespeend zullen moeten blijven, helaas. Hij ging zijns weegs, dien landweg wel te verstaan, fluitend, zingend, neuriënd, juist zooals het hem in den lente zin kwam, zonder overleg of maat, al naar believen van het oogenblik. Waarlijk, een benij Menswaardig mensch. Wel moest de stemming diep in hem zitten want hoewel de plaats, waar hij de lente behandeling had ondergaan naar ruwe schatting 'n kilometer achter hem lag, bleef die stemming vast en prijshoudend, ja van wijl tot wijle wierp deze heer nog een lod derig verliefden blik op het crocusjes- bouquetje, dat zijn knoopsgat sierend vulde en op dien één, zwaren, in bloei staanden tak. Men houde in het welwillend oog, dat deze gentleman in lenteroes gevangen was, dat zijn blik en zijn gedachten ver en grondeloos waren en dat hij, tenslotte, het stedelijk complex nog niet had bereikt. Daaraan was hij nu pas toe en van dat moment af vol trok zich ln hem de totale verandering. Want toen de crocusjes en de zware bloeien de tak door hem eigenhandig gedragen waren binnen de stadsmuren begon deze heer ineens zeer zonderling te doen, zeer vreemd. Onge twijfeld bezat een heer, die zoo welgeknipt gekleed ging in de stad een renomméé en als zeker mocht worden verondersteld, dat de kring zijner bekenden zich spande in wijden boog. Het tegendeel zou minder aannemelijk geweest zijn en dus was het telkens spiedend staan blijven eigenlijk weer zoo verwonderlijk niet, edoch men moest weten, dat hij naar kennissen uitkeek. Hij deed zulks. Waarom? Dat was de zaak van dezen heer. Niet langer was zijn blik achterwaarts of binnen-in- gericht, maar integendeel keek hij scherp vooruit en terzijde, zich daarbij zekerheid verschaffend, of degene, die hem tegemoet trad, al of niet tot zijn kennis be hoorde. Daarin had deze heer nu op dit oogenblik plezier. Hij deed dat gaarne, blijk baar, en wat zou men er, goed beschouwd, eigenlijk voor verwonderlijks ln willen zien? Hoogstens zoude men het voor hem willen betreuren, dat het geluk zoo weinig met hem was, want nog geen enkelen simpelen keer had de. gerenommeerde, zoo keurig gekleede heer-met-tak het genoegen gesmaakt 'n ge zellig praatje met 'n even keurlgen heer of dame-zonder-tak te kunnen houden. Twee maal zoude het bijna zijn geschied, doch om onbegrijpelijke redenen had de heer ver kozen, zich in een portiek te verschuilen. Dat was wel weer vreemd. Totdat, ziedaar, de lentelijke heer eens klaps dat kleine gelukje gegund werd. HIJ werd er letterlijk door achterhaald. Want een dame die hem, gezeten op een fiets, passeerde, sprong lenteluchtig af en zei: Neen, maar En op dat oogenblik, waarop dan toch ein delijk zijn met lentegevoelens overvol hart zich zou kunnen ontlasten aan iemand van zijn kennis, deed deze heer iets, wat geen logisch denkend mensch van hem verwacht zou hebben. Met een bliksemsnel handgebaar ontrukte hij liet onschuldige tuiltje crocusjes aan het knoopschat en wrong het in zijn hand tot brei; en vervolgens wierp hij, met goedge- speelde nonchalance, den tak ter linkerzijde. En druk sprekend vervolgde hij met de hem welbekende dame zijns weegs, dien stadsweg wel te verstaan. Zijn lach klonk luid en geens zins zou men het hem hebben aangezien, dat hij zooeven de lente had verraden, toen hij tegen de dame zeide: Jaoch jadie lentesentimentali- telt.... och nee.... niets voor mij TON RIJYGROK. DE SCHEIKUNDE EN DE MISDAAD. Er wordt steeds meer gebruik gemaakt van de scheikunde bij het ontdekken van misda digers. De Fransche politie heeft nu een ge heel corps ln detective-werk geschoolde scheikundigen in haar dienst en zij doen schitterend werk. De moderne misdadiger ls er op uit, geen sporen of vingerafdrukken na te laten. Hij gebruikt rubber handschoenen en door een bijzonder soort overschoenen te dragen maakt hij zijn voetsporen waardeloos voor den detective. Maar er is één ding waarvan hij zich niet kan ontdoen en dat is de stof, die steeds om ons heen zweeft. Niet lang geleden was een misdaad ge pleegd in een molen in Frankrijk. De man die van deze misdaad werd verdacht trachtte aan te toonen dat hij op het oogenblik, waar op het misdrijf werd gepleegd, heel ergens anders was geweest. Maar zijn schuld werd bewezen door de stof, die in zijn oorschelp werd gevonden en waarin dezelfde meel soort werd ontdekt, die in den molen werd verwerkt. De pollile-scheikundlgen onder zoeken het stof ln de zakken dor kleeding van verdachten en in de omgeslagen randen van pantalons. In Frankrijk en Duitschland zijn veel ver- valschingen ontdekt door scheikundige ana lyse van den inkt, die bij de vervalschlngen was gebruikt. Uit bloedvlekken kan de moderne schei kundige ook heel wat afleiden. Het onder zoek van haren, op de plaats van een mis daad gevonden, levert dikwijls resultaten op waarvan eenige jaren geleden nog geen sprake was. Niet zelden kan uit een haar het beroep worden afgeleid van hem of haar. van wie het afkomstig is. Dit laatste weer door stof, dat aan het haar is blijven kleven. Bij bijna elk beroep behoort een bepaald soort stof. VRIJDAG, DEN DERTIENDEN. De 13de Februari en de 13de Maart vielen dit jaar op een Vrijdag. Bijgeloovige men- schen zullen deze twee dagen wel met. schrik en beven tegemoet gezien hebben en nu krij gen ze dit jaar nóg een dag van bezorgdheid Vrijdag, 13 November. Men moet toegeven, schrijft Maurits Con- dièrre in de „Lyon-Midi", dat talrijke his torische gebeurtenissen den grooten angst, aie bijgeloovige menschen voor den Vrijdag en den dertienden hebben, rechtvaardigen, of. tenminste, begrijpelijk maken. Hendrik IV. en de Fransche president Carnot, die oo tragische wijze om het leven kwamen, werden on een l?den geboren. Hen drik II, die onder de messteken van den Do minicaner Jacques Clément viel, werd op een I3den gekroond. Het verbaan der wereld werd bijna altijd voor een dertienden voorspeld. Onder den invloed van het. getal 13 stond ook het leven van Richard Wagner. Zijn voor- en familienaam bestaan uit 13 letters. Hij werd in 1813 geboren, stierf op een 13den Februari en beleefde op den 13den Maart, naar aanleiding van de beroemde „Tann- hauser"-voorstelling, de grootste smart van zijn leven. In New-York bestaat de „Club van 13". die tengevolge van meer of minder smakelijke scherts, algemeen bekend geworden ls. De club geeft bijv. feestdiners, waarbij aan ieder der 13 tafel 13 gasten zitten. In 13, uit sche dels gevormde kandelabres, branden 13 kaarsen. Op elk servet is, als wapen, een graf zerk afgebeeld. De kellners zijn als doodgra vers gekleed, enz. Overigens heeft men ln Amerika wel reden het getal 13 ln eere te houden. Op een 13den werd Amerika ontdekt. De eerste Amerikaan- sche vlag bestond uit 13 strepen en 13 ster ren. Het Amerlkaansche devies luidt; „E pluribus unum", dat 13 letters telt. De ade laar in het wapen houdt in een klauw een olijftak met 13 bladeren en in den anderen een bundel met 13 bliksems. Iedere vleugel heeft 13 veeren. Deactrice Mirtinguette, die verzekert, dat alle gelukkige gebeurtenissen in haar leven op een 13den vielen, draagt een armband, waaraan een kleine medaille, met het ge tal 13 er op bengelt. Grooten invloed had ook het getal 13 op het leven van den dramaturg Henri Kisten- maekers. Zijn familienaam telt 13 letters. Hij werd op den 13den October geboren, ont ving op een dertienden de mededeeling. dat Sarah Bernard zijn drama „Martha" ter op voering had aangenomen en kon van stonde af aan constateeren, 'dat bijna ieder zijner tooneelwerken zijn eerste opvoering op een 13den beleefde. Tenslotte werd Kistenmae- kers op een 13den tot ridder van het Legioen van Eer benoemd, Massenet, die op een 13den van het Jaar 1912 (som 13) stierf, gebruikte het getal 13 nimmer. De bladzijden zijner manuscripten nummerde hij 12. 12a, 14. Napoleon I schreef het getal 13 en den Vrijdag een noodlottigen invloed toe. Op St. Helena zei hij eens: „Het was op een Vrij dag, dat ik Saint-Cloud verliet, om naar Rus land te trekken". Aan den anderen kant moete gezegd worden, dat Napoleon op een 13den tot volksvertegenwoordiger werd ge kozen, en dat Corsica op een 13den met Frankrijk vereenigd werd. Toen eens bij een maaltijd, waaraan Theo- phile Gautler, Salnte-Beuve en Damas deel namen, 13 personen aan den dlsch zaten, wilde de bijgeloovige Gautier zich verwijde ren, Sainte-Beuve noodlgde echter terstond den zoon van den waard uit mede aan te zit ten. Een dergelijk geval deed zich eens ln het „Café Anglais" voor. Carolus Duran, Dérou- lède, Mounefc Sully, Henner, Sully-Prudhom- me en anderen zaten aan tafel, en toen men ging tellen, bleek het, dat er 13 gasten wa ren. Duran cn Prudhomme waren daar erg onthutst over. Déroulède verzocht echter nog een gast te mogen halen en kwam spoedig met een huurkoetsier terug. Deze was door de groote opmerkzaamheid, die men hem be wees, zoo geëerd, dat hij tranen in de soep huilde. Van den grooten tooneelspeler Jozef Kalnz weet men, dat hij op een I3den voor de eer ste maal in het Burgtheater te Weenen op trad en groot succes oogstte. Ook Girardi veroverde op een 13den de harten der Wee- ners. Hij moet. daarna tot zijn vrienden heb ben gezegd: „Het getal 13 houd lk, van nu af, in hooge eere!' DEGENSLIKKERS. Twee degenslikkers werden onlangs door drie Fransche doktoren onderzocht. Zooals bekend, kan een degenslikker door speciale handigheid een zwaard of een lang mes door de keel naar binnen brengen, zonder zich te wonden. Met behulp van Röntgenstralen en de oesophagoscoop, een lichtgevend apparaat, waarmede men In den slokdarm kan zien, werden de verrichtingen en de organen van de degenslikkers onderzocht. Het bleek dat bij hen geen bijzondere bouw van de keel geconstateerd kon worden. De binnenwand van den slokdarm vertoonde in 't geheel geen lidtcekens. Het bleek dat de geheele kunst van het degensükken hierin bestaat, dat men een rechte lijn maakte van mond, keel en slok darm. Wonden, die zouden kunnen ontstaan door het bewegen van den slokdarm bij de ademhaling vermijdt men, door slechts met de ribben, niet met het middenrif, adem halingsbewegingen te maken. NIEUWE TOEPASSING VAN ELECTRICITEIT. In den loop der laatsto decenniën hebben wij geleerd de electrlclteit te gebruiken voor doeleinden, waar men vroeger niet van droomde. Een nieuwe toepassing van deze natuurkracht, berustende op een oude erva ring. werd gedurende den afreloopen winter in Westphalcn uitgevonden, zoo vertelt het tijdschrift „Natuur en Techniek". Ofschoon do koude niet zoo fel optrad als twee jaar geleden had zich de oude win ter kwaal weer vertoond: het bevriezen va^ wa terleidingen. Toen ging men dezen kwel duivel met electrische energie te lijf. Een verplaatsbare 15 K.W. transformator, gevoed uit het lichtnet, werd aan de bevroren bui zen aangesloten, een sterke stroom er door gezonden en de in warmte omgezette clcctrl- citeit had in korten tijd het ijs ontdooid. Het bericht vermeldt niet of eventueele barsten in de buizen door de voor alles bruikbare energie tevens diclitgesmolten werden! „GUN MEN" IN LONDEN. De levendige en ..frlsschc" (snappy" noemt men het hier) voorstelling, die de Amerl kaansche correspondenten van dagbladen cn nieuwsagentschappen aan de Britsche pers verschaffen van de exploiten der „gun men" in Chicago en New-York doet langzamer hand haar invloed gelden in Londen. Het behoeft niet te verbazen. In het licht der „bright stories" worden de revolverkerels ln Amerika helden en hun misdaden heldhaf tig. In werkelijkheid moet een ..gunman" een lafhartige inborst hebben. Vandaar „the gun" Dezelfde bladen, die zoo geurig hebben verhaald van de woeste praktijken in Ame rlkaansche steden, zonder ooit een woord van bedenking in te voegen over het anar chistisch en misdadig karakter er van. bla zen nu alarm omdat motorbandieten in het hartje van Londen, (en ln de schaduw van het Amerlkaansche Bush House met zijn beelden van een Engelschman en een Ame rikaan, die elkaar ..overzee" broederlijk do hand reiken) Kingsway was de plek van den roof, een winkel van Amerlkaansche horloges hebben geplunderd. Dit was het ergste niet. Het ergste was dat een Londensche straat veger, die wat nieuwsgierig was uitgevallen en den auto der roovers naderde, een revol ver onder zijn neus kreeg en zich door den gunman hoordo toebijten: „Clear out quick or this will speak". De bandieten maakten zich daarop met een groote waarde aan hor loges uit de voeten (Indien die uitdrukking nog kan gelden in dezen tijd, waarin men vlucht op de wieken van den motor). De Daily Express die almee de roemrijkste verhalen geeft van de onderwereld van Chi cago sommeert de politie met dit kwaad krachtig af te rekenen en deze. Londensche „gun men" toe te spreken in de eenige taal. die zij verstaan. Die taal is dan zeker het geknal der revolvers. De News Chronicle vindt dat Scotland Yard wakker moet wor den geschud. Wel, de hoofdcommissaris. Lord Byng, is Juist van zijn ziekteverlof teruggekeerd en heeft al weer volgens die onverbeterlijke populaire pers bij zijn aankomst op het hoofdbureau van politie luchtigjes aan zijn plaatsvervanger gevraagd: „Well how is crime?"; hoe staat het met de misdadigheid, op een toon die al zeer slecht in overeen stemming is met den ernst van den toe stand. Het spreekt vanzelf dat de lord, die hoofd is van de Londensche politie, geenszins op deze casueele lichtzinnige wijze naar den crimlneelen toestand van de stad heeft ge ïnformeerd. Maar reporters van de ..snappy" dagbladen hebben de vaste instructie in zulk een toon verslag te geyen. Inmiddels schrijft men aan den terugge keerden hoofdcommissaris het voornemen toe de diensten van politie en speurders krachtig te rcorganlseeren. Het ls hoog noo- dlg, niet alleen om de ln frequentie en driest heid toenemende straatrooverij maar ook om de door dieven onveilig gemaakte voor stad-buurten. WILDE RUBBER. Het is bekend dat lianen of slingerplanten veel ln tropische wouden voorkomen. ZIJ zijn bijzonder merkwaardig in de streek van Ca meron, ook in westelijk Uganda en in de wouden van Noord- en Midden-Congo. In die streken zijn het de stengels cn de takken, van verscheidene soorten „Landolphla", een. familie boomen of struiken, die rubber voort brengen en zelfs bijna al de „wilde rubber" verschaffen, die uit Afrika komt. Deze rub ber-wingerden worden zoo genoemd, omdat zij groeien als echter wingerden. Zij klim men over de groote boomen, soms tot een hoogte van GO meter boven den grond en hangen neer in groote lussen, als enorme kabels: verleidelijke schommels voor dpn Jongen Inboorling of den luchthartlgen rei ziger, indien zij niet bang behoefden te we zen voor wat op hun hoofd zou terechtko men, als zij er aan trokken: bijvoorbeeld een stortvloed van bladeren en zwarte takken, of zwermen bijtende mieren. De bloemen van deze Landolphia's ver spreiden een heerlijken geur. ZIJ zijn ge woonlijk wit en ln het midden geel. De bla deren van deze lianen zijn glanzend donker groen en de vruchten groot en soms helder gekleurd. Niet alle Landolphia's hebben rub ber, maar wel de meeste. Deze „rubber" ls een kleverig sap (in de wetenschap bekend als melksap) dat voor komt ln het weefsel tusschen buiten- en bin nenbast. De inboorlingen zijn gewoonlijk te ongeduldig om de rubber te winnen door ln den bast hier en daar een kerf te maken en het melksap in een vaatje te laten druppe len. Zij snijden de liana's liever ln stukken, scheuren de schors er af en koken die tot het kleverig sap er uit komt. De liana's worden op deze wijze veel verwoest bij het zoeken naar „wilde rubber" en er worden heel wei nig pogingen aangewend om weer door andere te vervangen of uit te zaaien. Het is dus te verwachten, dat in den loop van eenige Jaren deze merkwaardige Liaan niet meer in de Afrlkaansche wouden aan den equator te vinden zal zijn. MERKWAARDIGE JACHT, In „Der Zoölogische Garten" vertelt O. Antonlus zoo lezen wij ln het nieuwe tijd schrift „Natuur en Techniek" - dat in den Dierentuin ln Weenen-Schönbrunn men de pelikanen in een deel van den grooten vij ver had ondergebracht. Voor een korten tijd liet men de dieren in den geheelen vijver rondzwemmen, die 1 1/2 meter diep is en be halve de watervogels ook ettelijke honderden karpers, zeelten en alen herbergt. Dit Jachtterrein van 1 1/2 meter was hun blijkbaar te diep om te visschen; zij be gonnen daar pas mee, toen tengevolge van de droogto, hel water tot 1.30 meter was ge daald. BU deze diepte was het succes evenwel nog nihil. Toen men toevallig dezen zomer een kuifdulker in dezelfden vijver liet zwemmen, nam men de volgende eigenaardi ge vertooning waar. De pelikanen zwommen naast elkaar op een rij met een onderlingen afstand van 2 meter; 3 a 4 meter voor hen uit zwom de kuifduiker. Kwam een der pelikanen hem te na, dan dook hij onder en nu bleek de reden deze opstelling: onmiddellijk begonnen de pelikanensnavels te happen naar de van den bodem opgejaagde visschen en veelal met succes. Dagelijks kon men dit schouwspel gade slaan totdat de kuifdulker met een wond aan den kop in den vijver dreef.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 23