F EMI NA
BALDADIG
Haarl
em s
Dagblad
Donderdag
23 Aprill 931
DE VOORJAARSMODE
Om U in deze nieuwe voorjaarsmode
eenigiZins op weg te helpen, beelden we hier
een drietal nieuwe modellen af, die on
langs voor het eerst aan de Rivièra gezien
werden.
No. 550 is een deux pièces van dunne
tweedstof, waarvan de streep dwars is ver
werkt. Aan den zoom is een aangeweven
rand, die men terugvindt bij de manchette
en de sjaalkraag van den mantel. De japon
heeft een lijfje tot aan de taille reikend, af
gesloten met een smalle ceintuur met gesp.
De hals is V-vormig, gewoon naar binnen
afgewerkt, terwijl een wit zijden kraagje.met
jabot ter garneering dient. De rok sluit van
het middel af tot aan de heup nauw om het
lichaam.
De banen vallen haar onderen toe klok
kend neer. In het voorpand is een puntig
toeloopend paneel ingevoegd met drie diepe
plooien. Het korte manteltje heeft geen
knoop en wordt daarom op?n gedragen. De
kraag loopt naar beneden zeer breed uit,
terwijl in de zijden twee zakjes zijn aange
bracht met een strookje van den rand om
boord.
No. 551 is een japon van donkerblauw met
wit gespikkelde wollen tweedstof.. Het lijfj:
bestaat uit een rugpand en twee voorpanden
waarvan het rechter over het linker wordt
geslagen. Deze overslagen hebben wel revers,
doch geen kraagje. Als vestje heeft men hie.
witte zijde met een blauw moesje genomen,
gegarneerd met een groote, breede strik, die
onder de revers valt. De mouw is tot even
over den elleboog van tweedstof, loopt vrij
wijd uit en is met een smallen bontrand af
gewerkt, terwijl voor de strakke ondermouw
dezelfde zijde is gebruikt als voor het vestje.
De rok, die tot 25 cJVI. van den grond komt,
heeft een geheel glad heupstuk en valt dan
klokkend neer.
No. 552 is een bolero-costuum van zwarte
satin, gegarneerd met zware Schotsche taf
zijde. Van deze laatste is o.a. de blouse ge
maakt, tenvijl de mouw, die tot aan den
elleboog glad is, doch daarna ruim klokkend
eindigt, als afwerking met de Schotsche zij
de is gevoerd en opgewerkt. De bolero is met
Schotsche zijde gevoerd. De rok, die van bo
ven met een smalle ceintuur is afgezet, valt
tot op den knie glad neer, waarna zes losse
klokken zijn ingevoegd die een opmerkelijke
ruimte geven.
Voorjaarsstoffen en nog iets
Wij kunnen ons oog te gast laten gaan
aan een uitgebreide collectie der allernieuw
ste, fleurigste, vroolijkste voorjaarsstofjes,
waarin allerlei nieuwe motieven zijn verwerkt
De achtergrond van het plaatje geeft eenige
van die nieuwe patronen weer. Heel grappig
is die stof, welke bedoeld is voor een sport-
eostuum, en daarom allerlei tennisfiguurtjes
vertoont. Verder zijn er stippen en ruiten
blaadjes, enz. Het plaatje toont verder een
aardige vlotte voorjaarsjurk met bijbehoorent'
kort jasje.
De dames volgen met gespannen aandacht
de diverse verklaringen omtrent de lengte der
rokken. Hetgeen begrijpelijk is, daar menig
een nog graag een jurk of mantel van vorig
jaar wil afdragen. Daarom vestigen wij er
nog eens de aandacht op, dat volgens de
nieuwe mode-berichien de rokken van het
avondtoilet een weinig korter worden. Men
segt, dat de oorzaak hiervan is: <Jat de buiten-
gewone wijdte van de rok, waarin de japon
overgaat na een vrijwel nauwsluitende lijn
van het middel tot de knie, een kortere lengte
noodig maakt. De meer gekleede japonnen
voor overdag zijn ook een kleinigheid korter.
Het wandelcostuum blijft een roklengte van
ongeveer 35 cM. van den grond vereischen.
Zooals men ziet, zijn de verschillen dus niet
buitengewoon groot, zoodat men geenszins
met een jurk of mantel van vorig jaar ..voor
spot" loopt.
Er zijn natuurlijk allerlei aardige nieuwig-
heidjes. Zoo ziet men mantels van zijden en
wollen stof, die een z.g. gedrapeerde hals
lijn hebben. En dan zijn er de voiles! Na lange
jaren van veronachtzaming, komen de lange,
losse voiles weer op de proppen en er zijn er
die gelooven, dat ze heel populair worden.
Een belangrijke plaats nemen de bedrukte
chiffons onder de nieuwe stoffen in. Groote
patronen beschouwt men als heel chic. Men
ziet bij de nieuwe ontwerpen allerlei vreemde
kleuren-combinaties en nieuwe kleeren, z.g.
Algerijnsche tinten als: roest-rood, geel
groen. en fel-blauw.
HET VOORJAARSHOEDJE
Een der meest opvallende eigenschappen
an den winterhoed, nl. de smalle voorhoolds
voile, ziet men opnieuw in de voorjaars
mode. Die voile is niet zoo maar een deco
ratie, maar heeft de functie den hoed in
evenwicht te houden, nu de bol vaak pas op
den kruin van het hoofd begint en dus licht
naar achteren af zou kunnen zakken.
Onze teekening laat u een coquet hoedje
zien, van zwart stroo met rips-lintgarneering
en smalle voile. De rand wordt in het gezicht
geheel opgeslagen, terwijl deze bij de ooren
meer neerwaarts buigw
De Amerikanen hebben er den naam van
onverbeterlijke grootsprekers te zijn. Alles is
in hun land „bij ons" veel mooier en
grooter. Is dat een groot gebouw? Och, dat
noemen ze bij ons een hutje. Een hooge
boom? Dat heet bij ons een struik.
In dat opzicht lijken kinderen dan veel
op Amerikanen. Ze hebben ook alles beter en
mooier, ze scheppen onder elkaar geweldig
op.
„Hoeveel kamers hebben jullie thuis?"
„Twaalf", zegt het vriendje om groot te
doen.
Maar het antwoord Is zonder blikken of
blozen: ..O. wij twintig".
„Mijn vader is zoo vreeselijk sterk, hij kan
die liniaal wel zóó door midden breken".
„Ph. zoo'n stuk hout, 't zou wat! Mijn vader
breekt met gemak een ijzeren staaf door
midden".
Er is altijd baas boven baas, Tot er op een
gegeven oogenblik iemand iets zegt. dat al
èrg ongeloofwaardig klinkt. Dan kijken de
anderen elkaar eens aan, beginnen te lachen.
„Och, jongen, dat kan nietl"
„Ai. wat jok jij!"
„Jokkebrok, opschepper
En zoo wordt dan de kleine grootspreker,
die in zijn dik-doen maar éventjes verder was
gegaan dan zijn kameraadies. als onschep
per gedoodverfd; hij kan zoo'n reputatie lang
behouden. Ja, als je eenmaal den naam
hebt
Maar zijn vriendjes zijn niet veel beter dan
hij. Zij zijn beeonnen met ooscheppen en
hij heeft ze willen overtreffen. Om mee te
doen, om ook gewichtig te schijnen. Alle kin
deren scheppen op. en de minstbedeelde. de
achteraf gezette, niet in tel zijnde het meest.
Er wordt tegenwoordig erg veel mét het woord
minderwaardigheidsgevoel geschermd, maar
hier is het toch zeker op zijn plaats.
Hoe nietiger en kleiner het kind hoe meer
behoefte het er aan heeft zichzelf door op
scheppen te verheffen. ..We hebben dit en
wij hebben dat, en wij hebben alles veel
mooier".
Het is daarom ook niet te verwonderen, dat
de meeste kinderen jaloersch zijn. Als een
andere wat heeft gekreeeh voelen ze diep
ander stijgen in de openbare meening. zich
zelf dalen. Als Fritsje een mooien nieuwen
driewieler heeft, stroomt alles samen om
Fritsie en niemand kijkt om naar Hansje.
Goedgunstig staat Fritsje Hansje toe ook eens
op het nieuwe pracht exemplaar te rijden. Dat
is wel fijn, maar het blijft toch de fiets
van een anderEn Hansje wordt uit
verzet onaardig tegen zijn bevoordeelde
vriendje.
Maar kinderen voelen soms al wat goed, dat
die jaloezie iets leelijks is. Ze hebben alleen
nog niet genoeg zelfkennis om er tegen in
te gaan. Maar het hindert hen toch.
Want als Hansje thuis komt. gaat hij met
een somber, nadenkend gezicht in een hoek
zitten. Hij zuigt daarbij ijverig op zijn vinger,
zoo klein is Hansje nog. Maar hij denkt na
als groot mensch, uit op zelf-onderzoek.
„Moeder", vraagt hij, „wanneer ben je
jaloersch?"
„Wel', zegt moeder, „als je vriendje iets
heeft en jij moet aldoor maar denken: wat
zou ik dat graag hebben, dan ben je ja
loersch".
Maar Hansje's vraag is blijkbaar exami
neerend bedoeld. Want hij weet het wel,
hij wou alleen eens zien of moeder het ook
wist. Maar nee, moeder is niet zoo op de
hooete. Hansje schudt tenminste resoluut zijn
hoofd.
„Nee", zegt hij ernstig, „als je vriendje een
nieuwe fiets heeft, die je èrg mooi vindt en
die je zelf zou willen hebben en je zegt
dan: ik vind 't een rot kar dan ben je
jaloersch".
Hij blijft er nog over zitten denken, zijn
vinger in zijn mond. Hij doet de eerste zelf
kennis op.
En dat is de eerste stap in de goede rich
ting. Want als je zelfkennis hebt, dan pas je
immers wel op om je niet te laten „kennen",
't Is niet zoo'n heel mooie beweegreden om
het opscheppen te laten, maar als de ge
woonte verdwenen is, volgt het gevoel ook
langzaam maar zeker.
Ieder kind, dat niet dom is, leert als het
even na kan denken, dat matelooze opschep
pen, dat felle joloersch-zijn wel af.
BEP OTTEN.
MEDITATIE-POTPOURRI OVER
SCHOONHEID.
Laten we eerlijk zijn.
„Maar alle gekheid op een stokje", zuchtte
één van de vele werkende vrouwen, die op
het oogenblik even goed als iedere man dage
lijks en geregeld hun dageltjksche portie
werk verzetten, tegen mij, „één ding zal ik je
zeggen, en dat is. dat ik wel eens zou willen
weten hoe het valt, om één dag lang een
schoonheid te zijn". En ietwat venijnig pikte
ze naar het beeldschoone, van welverzorgde
perfectie stralende portret van de één of an
dere Amerikaansche societybeauty in een
magazine, dat op haar schoot lag.
Laten we alsjeblieft eerlijk zijn. Een derge
lijke wensch zweeft ons allemaal wel eens op
de lippen, als we in den spiegel de vreemde
concoctic aanschouwen, waardoor wc plegen
te respireeren, en die we gemakshalve dus
maar neus noemen, ol als we thuiskomende
Wij wonen in een stille straat, er gaat niet
niet veel langs onze deur. maar er is een
school vlak ln de buurt. Voor en na school
tijd klinkt het gejoel van de kinderstemmen
duidelijk tot ons door, en de grootere jon
gens en meisjes van de M.L.O. school mogen
ln onze straat hun vrij kwartier doorbren
gen. De meisjes heele dames al soms. wan
delen meestal arm in arm heen en weer; de
jongens zijn bijna altijd aan 't voetballen, en
als de bal in een tuin belandt, gaan zij meest
al keurig het tuinhekje door om hem te ha
len. Soms slaan zü over ln baldadigheid, en
zoo moest onlangs een leeg huis. waarvan de
buitendeur los stor.d. het ontgelden. Totdat
een der buren het welletjes begon te vinden,
er op af ging en hen door het huis verspreid
vond. Sommigen zaten hun lessen te leeren.
Op den aanrecht in de keuken en op de trap
de anderen Iieoen maar zoowat waardeloos
rond te lummelen.
Maar nu is er sinds eei\!ge dagen een
nieuw spelletje gaande, er wordt belletje ge
trokken aan onze voordeur. En niet een keer.
maar onophoudelijk, en hoe we ook ons best
leden, de daders te betrappen, het lukte niet.
Deden wij de voordeur open dan was er nie
mand meer te zien, die er maar eenigszins
voor in de termen kon vallen. Totdat we, na
op den loer geegen te hebben, drie hummel
tjes van meisjes ontdekten, geen van drieën
al op school, dus zeker niet ouder dan zes
laar, en zij kropen na het voltooien van hun
heldenfeit weg achter de haag om den tuin.
Twee van de drie speelden al lang in de straat
en niemand had ooit last van ze. maar nu is
er een derde bijeekomen en die stookt de
twee andere op. Op zichzelf een onschuldig
aardigheidje, maar voor een huisgezin, waar
de schoonmaak in vollen gang is, toch ook
wel eens lastig.
Er blijkt echter alweer uit. hoeveel invloed
een belhamel kan hebben op andere kinde
ren .die er uit zichzelf niet over zouden den
ken. baldadigheden te ondernemen.
Nu is het merkwaardigste van zulke „kwa
jongensstreken", dat meestal de aanstichter
van het feit, degene die het initiatief er toe
neemt, nooit tevens de uitvoerder is. Daar
voor heeft hij „zijn menschen".
Let. u maar eens op: een troepje Jongens
bedenkt een streek, een er van heeft, het
hoogste woord maar hij verdeelt de rollen
en blijft zelf op den achtergrond. Bij zijn
troepje is er vast wel een, die brutaal genoeg
is, om een stout stukje uit te voeren, maar
die zelf niet. gauw op zoo'n gedachte zou zijn
gekomen. En deze wordt, er nu op afgestuurd
„Je doet dit-, en dan doe je dat" maar zelf
blijft de aanstichter er liever buiten en weet
daar op zijn tijd ook, wel een redelijke ver
ontschuldiging voor te bedenken.
Het gevolg is, dat als er straf op volgt., de
dader meestal wel te pakken wordt genomen,
maar dat dit hee vaak niet de aanstichter
van het plan is geweest en daar gaat het
toch eigenlijk om.
Zoo krijgt menige durfal straf voor een
ander, die ze eigenlijk heeft verdiend. En als
dan de brutale het standje, of erger nog, een
pak slaag ondergaat, staat de rest van het
gezelschap met de „ontwei-per" van het plan
er op een eerbiedigen afstand naar te kijken.
Verleden jaar ln den zomer stonden drie
jongens van een jaar of acht vol aandacht
voor een hoog hek, om een tuin vol bloemen.
En middenin de border lag een bal. eD groot
ste van de drie stond de kleinste op te hitsen
om dien bal te halen, 't was toch niks erg,
er was niemand te zien, hij durfde best, en-
zoovoorts.
Tenslotte ging 't kind er op af. en werd be
trapt door oen eigenaar, terwij de jonger, in
zijn haast cle bloemen vertrapte. Een pak
slaag volgde er op en de twee anderen ke
ken uit de verte toe.
En toch zijn die brutalen onder de kinde
ren heel dikwijls niet de kwaadsten: zij too-
nen een zekere durf. al Is het dan ook wel
eens enkel en alleen uit opschepperij, en bo
vendien weten zij, dat de straf meestal op
hun hoofd neerkomt. Ik meen ook, dat zij
dit niet zoo heel erg onrechtvaardig vinden;
eerst later gaan zij voelen, dat iemand die
een plan oppert, er eigenlijk de oorzaak van
is, de uitvoerder is het al of niet- gewillig
werktuig. Daarom vinden die jongens en
meisjes de straf wel op zijn plaats, als de be
drijver van het kwaad ze moet ondergaan.
Voor dengene, die de straf moet geven, en
die wat verder denkt, dan bij wat hij alleen
ziet- gebeuren, is de brutale minder ondeu
gend dan de aanvoerder die op den achter
grond blijft. En het komt mij voor. dat het
veel noodzakelijker is, om de opvoeding van
de laatste te herzien dan van den rakker, die
belletje trekt, emmers omschopt, enzoovoorts,
op commando.
Wanneer zich een jongen later ontwikkelt
tot iemand .die er een gewoonte van maakt,
anderen de kastanjes uit het vuur tc laten
halen en zelf achter de schermen te blijven;
of wanneer het meisje een vrouw wordt, die
anderen voor zich uitschuift en zelf onge
zien blijft, dan is er veel meer reden voor de
opvoeders, om zich over het karakter van
zulke kinderen ongerust te maken, dan van
de brutalen, die de zaakjes wel eens even
zullen opknappen. Deze laatsten komen rond
voor hun stoutigheid uit en zij weten dat er
zeker straf op volgt, als het ontdekt wordt.
Maar de eersten willen wel ondeugende stre
ken uithalen, doch de straf wordt door hun
methode overgebracht op anderen. En daar
zit een onoprechte ondergrond in.
E. E. J.—P.
tot onze schrik constateeren, dat onze hoed
op een alleronflatteuste wijze op ons linker
oor en oog is afgezakt, terwijl we over straat
hebben geloopen in de stralende zekerheid,
dat we er op ons allervoordeellgst uitzagen.
En het is ten slotte een ontstellend feit, dat
in de aloude sprookjes alle prinsessen schoon
en gracielijk waren, tot de slechte koningin
uit Sneeuwwitje toe. die iederen dag aan den
spiegel, die boven den schoorsteenmantel in
haar huiskamer hing, vroeg, wie er nu eigen
lijk de schoonste van het gansche land was.
En zoolang de spiegel haar haar zin maar
gaf, was de koningin in haar humeur, en had
waarschijnlijk niet eens den tijd om slechte
daden uit te denken of te volvoeren, omdat
ze het te druk had met haar nagels, die ze
noodig moest lakken, en met. ae sproet rechts
van haar neus, die weer op doorbreken stond,
en met de vraag, of ze al dan niet een cein
tuur op haar nieuwe avondjurk zou nemen.
Laten we alsjeblieft eerlijk zijn. De veelal
aangevoerde bewering, dat geen mensch, die
een beetje verder kijkt dan zijn neus lang is,
waarde hecht aan uiterlijk, heeft maar een
zeer betrekkelijke waarde.
Laten we eerlijk zijn. Ik herinner me, dat
een foeileelijk meisje, dat in gezelschap eens
voorgesteld werd aan een heer, die haar van
pure verbazing wel een beetje erg lang bleef
staan aanstaren, lakoniek tegen hem zei:
„Ja, het spijt me erg, maar ik kan er niets
aan doen. dat ik zoo leelijk ben". Laten we
er alsjeblieft rond voor uit komen, dat we
stuk voor stuk nog best een beetje mooier
hadden gekund, en laten we het niet beneden
onze waardigheid vinden, om ervan te maken,
wat ervan te maken valt. Als ik Keats er nog
eens bij durfde aanhalen, zou ik het doen. Om
het voor de variatie een beetje anders te
zeggen: er zijn leelijke dingen genoeg in de
wereld En we moeten aan onze medemen-
schen denken. Zelfs een toekan en een fla
mingo, geen van beide uitmuntend door
schoonheid, zitten bij tijden verliefd gelijk
Narcissus naar hun eigen beeld in het water
te staren. Zouden wij voor hen onder doen?
Vamme leven niet!
Sedert ik dit schreef is mijn stemming
het is ontzettend, zulke hinderlijke, onbere
deneerbare dingen als stemmingen zijn
ietwat afgezakt. De zon scheen gisteren, ter
wijl ik mijn introductie schreef, en er hingen
lentegeuren in de licht. Vandaag regent het
en is het koud. Ik voel me niet erg prettig.
Hoofdpijn, maagpijn, rillerig en zoo. Eigen
lijk voel ik me ziek.
Laten we eerlijk zijn. Ik ben mezelf giste
ren aan het verfraaien gegaan. Op het oogen
blik weet ik, dat mijn eene oog kleiner is
dan het andere, dat mijn haar verkeerd is
ingeplant, dat er aan mijn teint alles en aan
mijn figuur veel mankeert. Ik heb op de be
kende wijs van John Brown's baby has a
pimple on his nose de oneffenheden op mijn
facade geteld, en het waren er te vele.
Ik heb drie magazines opgeslagen, naar een
advertentie voor opkalefaterende creams en
zeepen, en op het oogenblik wirwarren er ln
duizelingwekkende vaart een veertigtal na
men door mijn hoofd. De één al beter dan de
andere. Ik weet tien adressen van kappers,
die „verreweg de beste" zijn, en niet alleen
mijn nagels, maar al mijn vingers en drie
kwart van mijn meubels glimmen van de
nagellak. Overigens zijn mijn hersens leeger
dan leeg. Er zijn honderdduizend dingen, die
ik hoognooaig had moeten doen, en ze liggen
ongedaan en onaangeroerd op me te wach
ten.
Laat ik eerlijk zijn. Ik blijf in 's hemels
naam maar liever, zooals ik ben. Keats had
schoon gelijk, maar de moeite, nietwaar, de
verantwoordelijkheid tegenover jezelf, tegen
over je medemenschen! De minste haar van
zijn plaats, het minste plooitje, het minste
spetje!
Een toekan en een flamingo blijven ten
slotte een toekan en een flamingo, al kijken
ze den heelen dag in het water en al poetsen
ze van den vroegen ochtend tot den laten
avond aan hun vceren. Daar zijn ze dan ook
toekan en flamingo voor
WILLY VAN DER TAK.
HOE MEN DE KLEUTERS
BEZIG HOUDT.
REISBENOODIGDHEDEN.
Een gezellig werkje voor de oudere meisjes
is het maken van reisbenoodigdheden, van
allerlei zakjes om de verschillende dingen,
die men op reis noodig heeft, in op te bv ;en.
Het is niet alleen een aardig handwerkje voor
de meisjes, maar ook vele moeders zullen de
afgebeelde modelletjes voor zich zelf of voor
de kinderen bunnen gebruiken. De modelle
tjes worden uit een dun stofje vervaardigd;
mousseline gevoerd met molton is voor "dit
werkje zeer geschikt. Eerst een zakdoeken-
sachet. Wij knippen van de stof een lapje van
30 c.M. in het vierkant, ook vau de voering
wordt een lapje van dezelfde grootte geknipt.
Men legt beide lapjes op elkaar de goede kant
van de stof naar buiten gokccrd; de lapjes
worden op elkaar geregen en daarna do
randen met tres omgeboord, dit kan natuur
lijk met de hand. maar ook mot de machine
gebeuren. Vervolgens de vier hoekpunten
naar het midden toebrengen. Drie punten
worden met een knoopje op elkaar genaaid
en aan de vierde punt maakt men een lusje,
dat over het knoopje heen past. (afb, a.).
Het tweede modelletje, afbeelding b. wordt
een zakje voor kam en borstel. Van de stof en
de voering knipt men een lapje van 29 bij 34
cM. De lapjes worden op elkaar geregen en
één der zijden van 29 c.M. omgeboord. Ver
volgens wordt deze zijde 111:2 c.M. omgesla
gen, zoodat de voering naar binnen komt, en
de hoekpunten worden even met een rijg-
draadje vastgehecht. Nu dc zijkanten en den
bovenkant omwerken en het zakje is gereed.
Niet alleen voor kam en borstel, maar ook
voor andere doeleinden kan dit zakje natuur
lijk gebruikt worden. Het zou ook zeer ge
schikt zijn voor handschoenen. Nu nog een
derde modelletje en wel een zakje voor op
vouwbare kleerenhaakjes. Van stof en mol
ton knipt men een lapje van 69 bij 11 c.M. De
lapjes worden weer op elkaar geregen 7:1 één
der korte kanten omgewerkt. Deze korte kant
wordt 28 c.M. omgeslagen en de hoekjes wor
den even vastgenaaid. Nu den bovenkant en
de zijkanten nog omgeboord en een flink
zakje is zoo verkregen, waai* heel wat opvouw
bare kleerenhaakjes in opgeborgen kunnen
worden (afb. c.).
De volgende week volgen nog ccnige model
letjes.
Zakdoekensachet en beide andere model
letjes zijn in de Tijdingzaal van ons blad tc
zien.
W. R.
BLOEMKOOL MET GEBRUINDE BOTER.
Hiervoor neemt men 1 flinke bloemkool, 60
gr. boter, 1 eetlepel azijn, 1 eetlepel peterselie.
theelepel maggi-aroma. Maak de bloemkool
schoon en kook ze gaar met ruim kokend
water en zout. Schep ze uit de pan en laat
ze uitlekken. Bak de boter lichtbruin, strooi
er de gehakte peterselie in; de azijn en de
maggl-aroma worden er ingeroerd. waarna
het mengsel over de bloemkool gegoten wordt,