ATERDAGAVO
KT
ZATERDAG 25 APRIL 1931
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
ma
VIJFDE BLAD
99
van
ïtné
(17 Mei 1856 17 Mei 1931.
Conversatiezaal.
IP$
Het was op Zaterdag 17 Mei 1856, dat
24 Haarlemsche ingezetenen in het
café van den heer Wolf in de Wijde
Appelaarsteeg bij elkander kwamen
en besloten een „sociëteit" te stich
ten. Met dit besluit was de sociëteit „Veree-
niging", die een zoo belangrijke plaats in het
vereenigingsleven van Haarlem zou inne
men en op 17 Mei 75 jaar zal bestaan, gebo
ren.
Aan een eigen gebouw dacht men bij de
oprichting nog niet. Voor 25 leden was de
„societeitskamer" in het café Wolf groot ge
noeg en om niet dadelijk-al te hard van
stapel te loopen besloot men voorloopig
drie avonden in de week op Woensdag,
Zaterdag en Zondag van 7 tot 12 uur
societeitsavond te houden. De tweede Woens
dag van elke maand was bestemd voor de
„algemeene vergaderingen", die door de le
den zeer trouw bezocht werden, omdat op
die maandelijksche algemeene vergaderingen
de ballotage van nieuwe leden plaats had.
Een opmerkelijke bepaling uit die dagen
was, dat de ballotage geschiedde „met geld
of met stemmen". Leden, die namelijk hun
veto tegen een nieuw voorgesteld doch door
hen niet gewenscht lid meenden te moeten
uitbrengen, moesten tien gulden, gewikkeld
in een papiertje met de woorden „ter af
keuring van den heerin de bus storten.
De ballotage met schriftelijke stemmen
later vervangen door stemmen met witte en
zwarte boonen geschiedde alleen over die
candidaten, wier namen niet op een papier
tje „ter afkeuring" in de bus voorkwamen.
De contributie bedroeg in het begin 10
gulden per jaar en de entree 5 gulden. Een
voorname bron van inkomsten vormden
voorts de boetes, die voor allerlei verzuimen
en overtredingen werden opgelegd, maar
yraarvan men zich kon „afkoopen" tegen be
taling van 2,50 gulden per jaar.
Behalve tot het societeitslokaal in de Wij-
'de Appelaarsteeg hadden de leden in die da
gen ook nog toegang tot den tuin van den
heer Kruseman aan de Dreef en de bij dien
,tuin behoorende kegelbaan.
Reeds twee maanden na de oprichting deed
ide sociëteit naar buiten van zich spreken
door met een versierde schuit deel te nemen
aan „het Watermuzijk" bij het Costerfeest,
voor welk feest 50 gulden uit de societeitskas
werd disponibel gesteld. En in het regle
ment werd waarschijnlijk om de vrouwen
goedgezind te stemmen een bepaling op
genomen, dat elk jaar 4 bals of partijen zou
den worden gegeven.
De sociëteit bleek al spoedig in een „wer
kelijk bestaande behoefte" te voorzien, al
thans eenige maanden na de oprichting was
de societeitskamer van Wolf al veel te klein
voor het doel en reeds in Augustus 1856 be
sloot men op een algemeene vergadering het
huis met bijbehoorenden tuin van Mr. A. A.
Delcourt van Krimpen in de Lange Begijne
straat voor 8000 gulden te koopen, waarbij
dus de grondslag werd gelegd voor den bouw
van het gebouw „Vereeniging"' in de Lange
Begijnestraat, al zou het nog heel wat jaren
duren eer het na verschillende verbouwingen
en uitbreidingen de „Vereeniging" werd,
zooals de Haarlemmers het met bijbehooren-
de concertzaal hebben gekend, vóórdat het
tegenwoordige sociëteitsgebouw in gebruik
werd genomen.
Opmerkelijk is het, dat een kleine min
derheid toen reeds de ligging in de Lange
Begijnestraat waarover later zoo dikwijls
zou worden geklaagd afkeurden en de
toenmalige concertzaal in de Kruisstraat
het tegenwoordige Hotel Funckler voor de
sociëteit wilde aankoopen. Een der meest be
kende Haarlemmers uit die dagen, de heer
I. C. Wilson de grootste Haarlemsche in
dustrieel iii het midden der vorige eeuw
die 1000 gulden als „don gratuit" had ge
schonken voor den bouw der sociëteit „als
bewijs van aandenken voor de hoogachting i
aan Haarlem's burgers en burgeressen, die
hem 23 jaar bediend hadden", meende'zelfs
daarbij uitdrukkelijk te moeten vastleggen,
„dat hij zich niet met. het plan, zooals het
daar lag, kon vereenigen, als zijnde niet
hoog genoeg, opdat men nimmer zou kunnen
zeggen, dat hij hiertoe had meegewerkt".
De heer Wilson, die met zijn don gratuit
zooals wij in de oude notulen lezen
„zulk een treffend bewijs van achting voor
Haarlem's burgers en burgeressen had ge
geven" werd bij uitzondering zonder ballo
tage bij acclamatie en met „daverend ap-
plaudissement" tot lid van de sociëteit be
noemd. maar aan de bouwplannen veran
derde zijn protest niets, daar men meende,
dat deze volkomen aan de bedoeling van de
sociëteit, die slechts een „burgervereeniging"
wilde zijn, voldeden.
Reeds op 18 November 1857 werd het
nieuwe Sociëteitsgebouw in de Lange Begijne
straat dat oorspronkelijk bestond uit een
groote benedenzaal, een kleine bovenzaal, een
kolfbaan en een kegelbaan tevens schiet
baan feestelijk geopend met een concert
door het „welbezette orkest" van den heer
Jan Eduard Stumpf uit Amsterdam en het
mannenkoor van Zang en Vriendschap onder
den heer J. H. Schmitz, gevolgd door een bal
onder.* leiding van Stumpf.
In het bezit van een eigen gebouw met
tuin, brak voor de Sociëteit Vereeniging een
tijdperk van steeds grooteren bloei aan. Het
aantal leden vermeerderde elk jaar en de
financieele toestand gaf alle reden tot te
vredenheid. Zoo was het aantal leden op 1
Januari 1862 reeds gestegen tot 221, dat der
Bestuurskamer.
buitengewone tot 77. Het is wel zeker, dat
behalve den vrienschappelijken geest onder
de leden, ook het organiseeren van vele fees
telijkheden een der voornaamste oorzaken is
geweest van de steeds groeiende belangstel
ling der Haarlemsche burgerij voor de
Sociëteit Vereeniging.
Gedurende de wintermaanden werden door
gaans twee concerten door het orkest van
J. E. Stumpf van Amsterdam gegeven,, maar
nog sterker attractie zullen voor de meeste
leden waarschijnlijk dë bals zijn geweest,
waaronder geregeld één kinderbal en de
clou steeds van het jaar het groote „bal-
masqué et paré" in den carnevalstijd.
Behalve de concerten en de bals werden
nu en dan ook „soirées amusantes" georgani
seerd. Zoo maakt het jaarverslag van 1858
melding van een „soirée chémique et
physique amusante" en van een „soirée a la
Musard", waaruit wij zien, dat het Hollandsch
in dien tijd ook al in den ban werd gedaan, als
men gewone avondvermaken wilde aanduiden.
En dan waren er de buitenconcerten, welke
na 1859 vrij geregeld in den tuin van de
sociëteit plaats hadden. Vooral de „Kapel"
van het Regiment Grenadiers en Jagers, was
in die jaren te Haarlem zeer geliefd. Dat ook
de „liefdadigheid" niet werd vergeten, blijkt
uit het feit, dat reeds een maand na het
inwijdingsfeest een groot concert ten voor-
deele van de armen van Haarlem werd ge
geven en dat in 't jaar van den „watersnood"
1861 de zaal van Vereeniging voor een
groot liefdadigheidsconcert ten bate van dit
doel is afgestaan.
In de Kermisweek was het geregeld de fa
milie Sauvlet, die in Vereeniging optrad. Deze
cafés-chantants waren tot 1866 ook tegen
entree voor niet-leden toegankelijk, maar in
dat jaar moest met het oog op de ruimte en
het steeds toenemend aantal leden de bepaling
worden gemaakt, dat ook gedurende de kermis
alleen leden en hun introducés toegang had
den tot de Sociëteit.
Reeds in dien tijd, toen de sociëteit dus nog
geen afzonderlijke concertzaal bezat, werden
de zalen van het gebouw meermalen aan
andere vereenigingen voor het geven van
concerten of bals verhuurd. Zoo gaf in die
jaren Zang en Vriendschap tusschen
welke liedertafel en de sociëteit Vereeniging
een sterke band bestond geregeld haar uit
voeringen nu en dan gevolgd door een
bal in de groote zaal van Vereeniging. En
ook de concerten van Toonkunst hadden toen
reeds plaats in het gebouw van „Vereeni
ging". Ook de algemeene Vereeniging voor
Bloembollencultuur huurde in 1862 geduren
de zes dagen de zaal voor het houden van een
bloemententoonstelling, tot groote veront
waardiging van enkele trouwe societeitsbe-
zoekers, die daardoor op hun „Zaterdag
avond" naar de kleine bovenzaal werden ver
dreven.
De jaren 1860 tot 1870 zijn voor de Sociëteit
Vereeniging die intusschen in 1862 bij
Koninklijke Beschikking rechtspersoonlijk
heid had gekregen, welk belangrijk feit in
gevolge oud-vaderlandsch gebruik" al weer
met een schitterend feest gevierd was ge
worden jaren van bloei geweest. Het ging
de Soc-ieteit zelfs naar den zin van het be
stuur té goed; het aantal leden werd namelijk
zoo groot, dat de localiteiten bij feesten alle
leden en hun dames niet meer konden bevat
ten. De vele festiviteiten, die de sociëteit gaf,
en het steeds toenemend aantal leden deden
sterk de behoefte van uitbreiding van locali
teiten gevoelen. Het probleem van de ruimte
heeft de geschiedenis van de sociëteit Ver
eeniging tot 1872 dan ook vrij wel voortdurend
beheerscht.
Ondanks verbouwingen en uitbreidingen
o.a. in 1859 en 1867 bleef men aldoor
kampen met te weinig ruimte. Het aantal
leden was zóó gestegen, dat zelfs de maat
regel om de leden bij festiviteiten bij beur
ten toegang te verleenen, niet belette, dat de
ruimte voor de helft van het aantal leden
met een dame nauwelijks voldoende was. Een
tijdlang werden zelfs geen nieuwe leden meer
aangenomen, maar dit besluit kon men on
mogelijk handhaven, toen het garnizoen van
Haarlem in 1868 met een Regiment infan
terie werd versterkt. Eerst na den bouw en
de feestelijke inwijding in 1873 van de
groote concertzaal, die èn voor de sociëteit
èn voor de stad Haarlem van zoo'n belang
rijke beteekenis is geworden, was het pro
bleem van de ruimte voor goed opgelost en
brak er voor de Vereeniging een nieuw tijd
perk van verhoogden bloei aan. Het ledental
nam nog steeds toe en de exploitatie van de
concertzaal gaf financieel in die jaren alle
reden tot tevredenheid. De feesten, bals.
concerten en matinees, die den leden elK
jaar geregeld werden aangeboden, hebben
ongetwijfeld wel het meest tot den grooten
bloei der sociëteit Vereeniging in dat tijd
perk bijgedragen. Zoo zijn in 1873 alleen 40
concerten, matinees, soirées en andere festi
viteiten voor de leden gegeven en het was
werkelijk geen wonder, dat het aantal leden
in die dagen tot 600 steeg.
Even dreigde de sociëteit Vereeniging ge
vaar! Een jaar na de opening van de Con
certzaal liepen er namelijk geruchten in
Haarlem, dat de muur van de zaal aan de
tuinzijde aan het verzakken was, zoodanig,
zelfs, dat de kans voor instorten van het
gebouw niet denkbeeldig zou zijnMerkwaar-
dig is het. dat geruchten van verzakking
der societeitsmuren van de Vereeniging reeds
in 1862 in omloop waren geweest, maar toen
was de ongerustheid spoedig weggenomen
door verklaringen van deskundigen, die een
onderzoek hadden ingesteld. De zoogenaam
de verzakking van den muur der groote con
certzaal nam men echter minder licht op. De
geruchten brachten ernstige beroering en
vrees onder de inwoners van Haarlem en
zelfs het geruststellend rapport van t.wee
bekende Amsterdamsche axxhitecten kon de
vrees niet geheel wegnemen. Maanden lang
heeft een commissie daarna nog opmetin
gen gedaan, waarvan de resultaten door aan
plakking in het societeitslokaal bekend wer
den gemaakt en eerst toen het bleek, dat van
verzakking geen sprake was, keerde langza
merhand de rust terug. Maar zóó zat de
vrees voor den verzakkenden muur er toch
nog in, dat in de algemeene vergadering in
1874 bij het voorstel om de nieuwe societeits-
lokalen te aanvaarden, 66 van de 231 aanwe
zige leden meenden te moeten tegenstemmen.
Met de uitbreiding van het ledental werden
de algemeene vergaderingen die in de eerste
De kegelbaan.
jaren van het bestaan der sociëteit Vereeni
ging blijkbaar door de leden waren aangegre
pen als een reden tot gezellige bijeenkomst,
veel zeldzamer. Wanneer men de notulen van
de algemeene vergaderingen in die eerste ja
ren van het bestaan van Vereeniging leest,
krijgt men sterk den indruk, dat in die ver
gaderingen steeds een zeer prettige en
vriendschappelijke*» toon heeft geheerscht.
Slechts van éen vergadering wordt melding
gemaakt van „groote wanorde" en lezen wij
zelfs, dat er door de leden werd „gefloten en
geschreeuwd". Deze vergadering, waarop de
president tenslotte door het bestuur verla
ten, geheel alleen aan de bestuurstafel bleef
zitten, werd verdaagd om „verdere ongere
geldheden" te voorkomen. Wel teekenend
echter voor den goeden geest onder de leden
in die dagen is het. dat in de notulen van
de eerstvolgende vergadering van deze bewo
gen zitting met geen enkel woord blijkt, dat
er in een vorige bijeenkomst onaangenaam
heden waren voorgevallen. Het was alles
blijkbaar weder pais en vrede, zooals ge
woonlijk.
In latere jaren, toen op de algemeene ver
gaderingen dikwijls meer dan 450 leden aan
wezig waren, veranderde het karakter van
deze vergaderingen geheel en kan men moei
lijk meer van gemoedelijke en gezellige bij
eenkomsten spreken. Het was op die alge
meene vergaderingen soms zoo'n rumoer en
herrie, dat men van Poolsche landdagen
begon te spreken en het viel al moeilijker op
zulke avonden besluiten te nemen. Dit was
de reden, waarom bij een statutenwijziging
in 1877 het „College van Gecommitteerden"
in het leven werd geroepen. Door de instel
ling van dit nieuwe college werd een einde
gemaakt aan de geregelde jaarlijksche alge
meene ledenvergaderingen met haar lang
durige. verwarde en onvruchtbare discussies,
die een belemmering bleken te zijn voor een
goede en snelle afdoening van zaken.
Nog eens lezen wij in de geschiedenis van
de sociëteit Vereeniging van een belangrijke
en kostbare verbouwing en wel van de eigen
lijke sociëteitslokalen in 1894. Het was de
laatste groote verbetering van de sociëteit in
de Lange Begijnestraat, maar helaas bracht
zij niet wat het bestuur en de leden ervan
verwacht hadden. Want met de feestelijke
opening van het gerestaureerde sociëteits
gebouw eindigde een tijdperk van bloei en
voorspoed van de sociëteit Vereeniging en
begon de tijd van verval.
Het begin van den tijd van verval viel vrij
wel samen met de opening van het Bron-
gebouw. Het Brongebouw, dat concerten en
feestelijkheden organiseerde evenals de so
ciëteit Vereeniging, trok in het begin van zijn
bestaan veel publiek en het natuurlijk gevolg
was, dat de sociëteit heel wat leden verloor,
vooral onder hen. die enkel om de feestelijk
heden en concerten lid van Vereeniging waren
geworden. Het ledental slonk dermate, dat de
uitgaven al heel spoedig de inkomsten over
troffen. De verplichte jaarlijksche aflossin
gen van de gesloten leeningen en de rente
ad 4'7- eischte zooveel geld. dat de gewone
crediteuren niet meer betaald konden worden.
De jaren 1896 tot 1899 waren crisisjaren voor
de sociëteit en het was enkel aan de groote
werkkracht, het gezonde optimisme en het
goede doorzicht van het toenmalig bestuur
te danken, dat de sociëteit die moeilijke pe
riode zonder ongelukken is doorgekomen.
Meermalen is er in die jaren sprake van ge
weest om te liquideeren. ja zelfs een enkele
maal is het woord „faillissement" uitgespro
ken, doch het Bestuur heeft het schip langs
alle sevaarlijke klippen heen weten te sturen
en het tenslotte in veilige haven gebracht.
Men deed alle mogelijke moeite de inkom
sten te vermeerderen. Zoo heeft men het ln
die jaren geprobeerd met het geven van
Italiaansche opera-opvoeringen in de groote
concertzaal, maar de zaal bleek daarvoor
allerminst geschikt te zijn. Er is zelfs over ge
dacht de groote concertzaal tot opera-gebouw
geschikt voor het geven van opera- en
tooneelvoorsteliingen om te bouwen, ja er
was zelfs voor dat voorstel in de vergadering
van gecommitteerden een meerderheid, maai
men heeft, dat plan toch niet aangedufd.
Alle pogingen van het Bestuur ten spijt,
slonk het ledental al meer en meer en de
schuldenlast nam hand over hand toe. In
1899 was er zelfs geen geld meer om de uit-
geloote obligaties in te lossen en de gewone
crediteuren dreigden met vervolging. Een
faillissement scheen nabij, maar op het laat
ste oogenblik kwam er redding. Het Bestuur
werd door de algemeene vergadering op 28
Februari 1899 met algemeene stemmen ge
machtigd door bemiddeling van de Neder-
landsche Trustmaatschappij ten voorcieele
van de obligatiehouders een hypothecaire
leening te sluiten, waarmee dc grootste
moeilijkheden waren overwonnen.
Het is in die jaren vooral de heer J. II.
Z e e w o 1 d t geweest, die de sociëteit zeer
groote diensten heeft bewezen door het meer
rendabel maken der concertzalen. Deze zeer
intensieve exploitatie en het zuinig beheer
maakten, dat terwijl het aantal leden van
1899 tot 1906 van 534 tot 348 terugliep toch
elk jaar een zoodanige winst werd behaald,
dat reeds in 1906 de schuld aan de crediteuren
was afgelost. Het vertrouwen was weer terug
gekeerd. zoo zelfs, dat bij het 50-jarig bestaan
der sociëteit een belangrijke en kostbare
restauratie van de groote concertzaal dank
zij ook door belangrijke „jubileumgaven" van
stadgenooten mogelijk was. Van dien tijd
af kon de exploitatie dan ook zoo worden op
gevoerd, dat zij voldoende winsten afwierp
om het voortbestaan van de sociëteit on
danks het nog steeds doorgaand verlies van
leden te verzekeren.
Behalve de heer Zeewoldt was er nog een
ander, die de sociëteit in de crisis-jaren on
schatbare diensten heeft bewezen en wel de
heer G. J. van Dapperen, die als pen
ningmeester het financieel beheer voerde.
Zoo hoog werd zijn verdienste door het be
stuur aangeslagen, dat men, om hem als
penningmeester te behouden, een belang
rijke statutenverandering heeft doorgevoerd.
Tot vóór 1906 waren namelijk bestuursleden
bij aftreding niet dadelijk herkiesbaar. Toen
echter de tijd van heengaan voor den heer
Van Dapperen gekomen was, haastte het be
stuur zich statuten-wijziging voor te stellen,
opdat, de heer Van Dapperen, die meer dan
één ander voor het voortbestaan van de so
ciëteit had gedaan, in zijn functie gehand
haafd kon blijven. Dit besluit was zeker wel
de grootste hulde, die men dat verdienstelijk
bestuurslid kon brengen.
Niets wees er op. dat voorloopig ln het be
staan van de Sociëteit Vereeniging een diep
gaande verandering zou plaats grijpen, toen
ïn Maart 1920 het verzoek kwam van Burge
meester en Wethouders van Haarlem tot on
derhandeling over den verkoop van het ge-
heele gebouwen-complex der sociëteit, bit
deel van de geschiedenis van Vereeniging
ligt zoo kort achter ons en is zoo algemeen
bekend, dat wij hierover heel beknopt kun
nen zijn. Het onroerend bezit der sociëteit
ging voor 350.000 gulden over aan de ge
meente en Vereeniging werd door aan
koop eigenares van een perceel op den Zijl-
weg, dat toebehoorde aan de Nederduitsch'
Hervormde Gemeente.
Het nieuwe door den architect A. van der
Ban ontworpen sociëteitsgebouw werd ge
bouwd en reeds in 1923 kon het gebouwen
complex in de Lange Begij nest raat voor goed
aan de gemeente worden overgedragen. Nog
eenmaal kwamen de leden met hun dames
op 28 April 1923 bijeen, nog eens was
er een ouderwetsche .soiree met bal" en met
dezen afscheidsavond nam men definitief
afscheid van de periode der Begijnestraat,
een periode, die niet alleen voor de Sociëteit
Vereeniging maar voor heel Haarlem van
groot belang is geweest, omdat de concert
zaal van zoo grooten Invloed is geweest zoo
wel op het muzikaal als het vereenigingsle
ven van onze stad.
Vier dagen later den 2den Mei 1923
had reeds de inwijding plaats van 't nieuwe
tegenwoordige sociëteitsgebouw op den Zijl-
weg door den voorzitter Dr. J. Timmer met
een toespraak, welke tot motto had: „De tij
den veranderen en wij met hen!"
Voor de Sociëteit Vereeniging beteekende
deze nieuwe periode werkelijk een totale ver
andering. Voor goed werd gebroken met het
organiseeren van bals. feesten en concerten,
de Vereeniging werd van dien datum af een
gewone „heerensocietelt". die zooals de
allereerste president, de heer J. Doedens het
in 1857 ln dc taal van zijn tijd uitdrukte „een
kweekplaats wil zijn van gezelligen omgang
van den nijveren burgerstand, opgeluisterd
door de ware bron van vereeniging: zuivere
vriendschap".
Veel moge in de laatste jaren veranderd
zijn, niet echter de geest van gezelligheid,
vriendschap en tevredenheid, die steeds in
de sociëteit heeft geheerscht, Dr. Timmer
sprak als slot van zijn openingsrede van het
nieuwe, fraaie gebouw hetwelk een zoo
waardige plaats onder dc sociëteiten van ons
land inneemt als zijn wensch uit dat die
geest onder de leden mocht blijven voort
bestaan „en zou groeien en bloeien tot heil
van de Sociëteit Deze wensch is in vervul
ling gegaan. De Sociëteit Vereeniging. die
thans meer dan 300 leden telt. leidt een zeer
bloeiend bestaan en is voor haar leden waar
lijk een „bron van gezelligheid, vriendschap
en tevredenheid".
De crisistijd voor Vereeniging is voor goed
voorbij. Onder het tegenwoordig bestuur, dat
bestaat, uit de hecren Dr. J.Timmer. voor
zitter, Mr. Dr. W. P. Vis. tweede voorzitter,
B. M. S e r n c. secretaris. M. L o o s j e s. pen
ningmeester, H. F. Wagenaar Reisiger
commissaris. Dr. A. van El dik. commissa
ris en W. J. C. W ij s m u 11 e r, adjunct-se-
"cretaris. heeft Vereeniging alle reden haar
75-jarig bestaan met vreugde en ook met
trots te vieren, want zij heeft in die jaren
zeer veel voor de stad Haarlem gedaan. En
als op dit gedenkfeest een persoon gehuldigd
mag worden, dan is het zeker wel Dr. J. Tim-
mor. die meer dan een kwart eeuw het voor
zitterschap heeft bekleed, niet alleen dus in
den tijd van rust. maar ook in de jaren van
storm. „Gij stuurdet goed, vriend Timmer!"
zei wijlen de heer J. C. Peereboom. toen hij
hem op 1 April 1930 namens de leden van
Vereeniging bij dit zilveren jubileum toesprak
Zonder dat goede stuurmanschap van Dr.
Timmer en de bestuursleden, die hem al die
jaren ter zijde stonden, zou dc Sociëteit Ver
eeniging misschien nooit en zeker niet
onder zulke gelukkige omstandigheden
haar 75-jarig bestaan hebben kunnen vieren.
KONIJNENPLAAG IN
AUSTRALIë.
Gedurende vele jaren richtten konijnen iri
Australië enorme schade aan. Hiertegen zijn
nu maatregelen genomen, die wel zeer veel
geld hebben gekost en nog kosten, maar af
doende zijn gebleken, want groote gedeelten
van Australië zijn nu „konijnen-vrij". Er zijn
n.l. gewcldlg-lange schuttingen opgericht, één
in West Australië en een andere die Nieuw
Zuid-Wales van Zuid-Australië scheidt. Eerst
genoemde schutting is 2023 Engelsche mijlen'
lang (1 Engelsche mijl is 1609 meter) en
heeft 325.348 pond steriing gekost. Het gebeurt
soms, dat aan de eene zijde van de afschei
ding waar géén konijnen zijn, veel regen'
valt. terwijl aan de andere zijde een groote
droogte heerscht. Dan begint een groote „ko-
nijnenverhuizing". Een geweldig leger van
honderdduizenden konijnen, wil van het dro
ge naar het natte gedeelte trekken, maar
stuit tegen de schutting die van boven vari
prikkeldraad is voorzien. De beestjes hollen
langs de schutting, om een doorgang tc vin
den, tot zij sterven van afmatting, honger
en door de hitte van de zon. Nieuwe legers
komen en vinden op dezelfde wijze den dood.
In weerwil van deze enorme sterfte blijven
de konijnen een voortdurende bedreiging voor
Australië's welvaart vormen, want elk vrouwe
lijk konijn krijgt iedere 9 weken 4 tot 7 Jongen
en wanneer dc vrouwelijke jongen 9 weken
oud zijn volgen zij het voorbeeld harer moe
ders. Maar de schuttingen en de droogte
maken dat men ln Australië de konijnen
toch de baas blijft en dat zij niet het geheeld
werelddeel „overmeesteren".
De biljartzaal.