ATERDAGAVO KT ZATERDAG 25 APRIL 1931 BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD ma VIJFDE BLAD 99 van ïtné (17 Mei 1856 17 Mei 1931. Conversatiezaal. IP$ Het was op Zaterdag 17 Mei 1856, dat 24 Haarlemsche ingezetenen in het café van den heer Wolf in de Wijde Appelaarsteeg bij elkander kwamen en besloten een „sociëteit" te stich ten. Met dit besluit was de sociëteit „Veree- niging", die een zoo belangrijke plaats in het vereenigingsleven van Haarlem zou inne men en op 17 Mei 75 jaar zal bestaan, gebo ren. Aan een eigen gebouw dacht men bij de oprichting nog niet. Voor 25 leden was de „societeitskamer" in het café Wolf groot ge noeg en om niet dadelijk-al te hard van stapel te loopen besloot men voorloopig drie avonden in de week op Woensdag, Zaterdag en Zondag van 7 tot 12 uur societeitsavond te houden. De tweede Woens dag van elke maand was bestemd voor de „algemeene vergaderingen", die door de le den zeer trouw bezocht werden, omdat op die maandelijksche algemeene vergaderingen de ballotage van nieuwe leden plaats had. Een opmerkelijke bepaling uit die dagen was, dat de ballotage geschiedde „met geld of met stemmen". Leden, die namelijk hun veto tegen een nieuw voorgesteld doch door hen niet gewenscht lid meenden te moeten uitbrengen, moesten tien gulden, gewikkeld in een papiertje met de woorden „ter af keuring van den heerin de bus storten. De ballotage met schriftelijke stemmen later vervangen door stemmen met witte en zwarte boonen geschiedde alleen over die candidaten, wier namen niet op een papier tje „ter afkeuring" in de bus voorkwamen. De contributie bedroeg in het begin 10 gulden per jaar en de entree 5 gulden. Een voorname bron van inkomsten vormden voorts de boetes, die voor allerlei verzuimen en overtredingen werden opgelegd, maar yraarvan men zich kon „afkoopen" tegen be taling van 2,50 gulden per jaar. Behalve tot het societeitslokaal in de Wij- 'de Appelaarsteeg hadden de leden in die da gen ook nog toegang tot den tuin van den heer Kruseman aan de Dreef en de bij dien ,tuin behoorende kegelbaan. Reeds twee maanden na de oprichting deed ide sociëteit naar buiten van zich spreken door met een versierde schuit deel te nemen aan „het Watermuzijk" bij het Costerfeest, voor welk feest 50 gulden uit de societeitskas werd disponibel gesteld. En in het regle ment werd waarschijnlijk om de vrouwen goedgezind te stemmen een bepaling op genomen, dat elk jaar 4 bals of partijen zou den worden gegeven. De sociëteit bleek al spoedig in een „wer kelijk bestaande behoefte" te voorzien, al thans eenige maanden na de oprichting was de societeitskamer van Wolf al veel te klein voor het doel en reeds in Augustus 1856 be sloot men op een algemeene vergadering het huis met bijbehoorenden tuin van Mr. A. A. Delcourt van Krimpen in de Lange Begijne straat voor 8000 gulden te koopen, waarbij dus de grondslag werd gelegd voor den bouw van het gebouw „Vereeniging"' in de Lange Begijnestraat, al zou het nog heel wat jaren duren eer het na verschillende verbouwingen en uitbreidingen de „Vereeniging" werd, zooals de Haarlemmers het met bijbehooren- de concertzaal hebben gekend, vóórdat het tegenwoordige sociëteitsgebouw in gebruik werd genomen. Opmerkelijk is het, dat een kleine min derheid toen reeds de ligging in de Lange Begijnestraat waarover later zoo dikwijls zou worden geklaagd afkeurden en de toenmalige concertzaal in de Kruisstraat het tegenwoordige Hotel Funckler voor de sociëteit wilde aankoopen. Een der meest be kende Haarlemmers uit die dagen, de heer I. C. Wilson de grootste Haarlemsche in dustrieel iii het midden der vorige eeuw die 1000 gulden als „don gratuit" had ge schonken voor den bouw der sociëteit „als bewijs van aandenken voor de hoogachting i aan Haarlem's burgers en burgeressen, die hem 23 jaar bediend hadden", meende'zelfs daarbij uitdrukkelijk te moeten vastleggen, „dat hij zich niet met. het plan, zooals het daar lag, kon vereenigen, als zijnde niet hoog genoeg, opdat men nimmer zou kunnen zeggen, dat hij hiertoe had meegewerkt". De heer Wilson, die met zijn don gratuit zooals wij in de oude notulen lezen „zulk een treffend bewijs van achting voor Haarlem's burgers en burgeressen had ge geven" werd bij uitzondering zonder ballo tage bij acclamatie en met „daverend ap- plaudissement" tot lid van de sociëteit be noemd. maar aan de bouwplannen veran derde zijn protest niets, daar men meende, dat deze volkomen aan de bedoeling van de sociëteit, die slechts een „burgervereeniging" wilde zijn, voldeden. Reeds op 18 November 1857 werd het nieuwe Sociëteitsgebouw in de Lange Begijne straat dat oorspronkelijk bestond uit een groote benedenzaal, een kleine bovenzaal, een kolfbaan en een kegelbaan tevens schiet baan feestelijk geopend met een concert door het „welbezette orkest" van den heer Jan Eduard Stumpf uit Amsterdam en het mannenkoor van Zang en Vriendschap onder den heer J. H. Schmitz, gevolgd door een bal onder.* leiding van Stumpf. In het bezit van een eigen gebouw met tuin, brak voor de Sociëteit Vereeniging een tijdperk van steeds grooteren bloei aan. Het aantal leden vermeerderde elk jaar en de financieele toestand gaf alle reden tot te vredenheid. Zoo was het aantal leden op 1 Januari 1862 reeds gestegen tot 221, dat der Bestuurskamer. buitengewone tot 77. Het is wel zeker, dat behalve den vrienschappelijken geest onder de leden, ook het organiseeren van vele fees telijkheden een der voornaamste oorzaken is geweest van de steeds groeiende belangstel ling der Haarlemsche burgerij voor de Sociëteit Vereeniging. Gedurende de wintermaanden werden door gaans twee concerten door het orkest van J. E. Stumpf van Amsterdam gegeven,, maar nog sterker attractie zullen voor de meeste leden waarschijnlijk dë bals zijn geweest, waaronder geregeld één kinderbal en de clou steeds van het jaar het groote „bal- masqué et paré" in den carnevalstijd. Behalve de concerten en de bals werden nu en dan ook „soirées amusantes" georgani seerd. Zoo maakt het jaarverslag van 1858 melding van een „soirée chémique et physique amusante" en van een „soirée a la Musard", waaruit wij zien, dat het Hollandsch in dien tijd ook al in den ban werd gedaan, als men gewone avondvermaken wilde aanduiden. En dan waren er de buitenconcerten, welke na 1859 vrij geregeld in den tuin van de sociëteit plaats hadden. Vooral de „Kapel" van het Regiment Grenadiers en Jagers, was in die jaren te Haarlem zeer geliefd. Dat ook de „liefdadigheid" niet werd vergeten, blijkt uit het feit, dat reeds een maand na het inwijdingsfeest een groot concert ten voor- deele van de armen van Haarlem werd ge geven en dat in 't jaar van den „watersnood" 1861 de zaal van Vereeniging voor een groot liefdadigheidsconcert ten bate van dit doel is afgestaan. In de Kermisweek was het geregeld de fa milie Sauvlet, die in Vereeniging optrad. Deze cafés-chantants waren tot 1866 ook tegen entree voor niet-leden toegankelijk, maar in dat jaar moest met het oog op de ruimte en het steeds toenemend aantal leden de bepaling worden gemaakt, dat ook gedurende de kermis alleen leden en hun introducés toegang had den tot de Sociëteit. Reeds in dien tijd, toen de sociëteit dus nog geen afzonderlijke concertzaal bezat, werden de zalen van het gebouw meermalen aan andere vereenigingen voor het geven van concerten of bals verhuurd. Zoo gaf in die jaren Zang en Vriendschap tusschen welke liedertafel en de sociëteit Vereeniging een sterke band bestond geregeld haar uit voeringen nu en dan gevolgd door een bal in de groote zaal van Vereeniging. En ook de concerten van Toonkunst hadden toen reeds plaats in het gebouw van „Vereeni ging". Ook de algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur huurde in 1862 geduren de zes dagen de zaal voor het houden van een bloemententoonstelling, tot groote veront waardiging van enkele trouwe societeitsbe- zoekers, die daardoor op hun „Zaterdag avond" naar de kleine bovenzaal werden ver dreven. De jaren 1860 tot 1870 zijn voor de Sociëteit Vereeniging die intusschen in 1862 bij Koninklijke Beschikking rechtspersoonlijk heid had gekregen, welk belangrijk feit in gevolge oud-vaderlandsch gebruik" al weer met een schitterend feest gevierd was ge worden jaren van bloei geweest. Het ging de Soc-ieteit zelfs naar den zin van het be stuur té goed; het aantal leden werd namelijk zoo groot, dat de localiteiten bij feesten alle leden en hun dames niet meer konden bevat ten. De vele festiviteiten, die de sociëteit gaf, en het steeds toenemend aantal leden deden sterk de behoefte van uitbreiding van locali teiten gevoelen. Het probleem van de ruimte heeft de geschiedenis van de sociëteit Ver eeniging tot 1872 dan ook vrij wel voortdurend beheerscht. Ondanks verbouwingen en uitbreidingen o.a. in 1859 en 1867 bleef men aldoor kampen met te weinig ruimte. Het aantal leden was zóó gestegen, dat zelfs de maat regel om de leden bij festiviteiten bij beur ten toegang te verleenen, niet belette, dat de ruimte voor de helft van het aantal leden met een dame nauwelijks voldoende was. Een tijdlang werden zelfs geen nieuwe leden meer aangenomen, maar dit besluit kon men on mogelijk handhaven, toen het garnizoen van Haarlem in 1868 met een Regiment infan terie werd versterkt. Eerst na den bouw en de feestelijke inwijding in 1873 van de groote concertzaal, die èn voor de sociëteit èn voor de stad Haarlem van zoo'n belang rijke beteekenis is geworden, was het pro bleem van de ruimte voor goed opgelost en brak er voor de Vereeniging een nieuw tijd perk van verhoogden bloei aan. Het ledental nam nog steeds toe en de exploitatie van de concertzaal gaf financieel in die jaren alle reden tot tevredenheid. De feesten, bals. concerten en matinees, die den leden elK jaar geregeld werden aangeboden, hebben ongetwijfeld wel het meest tot den grooten bloei der sociëteit Vereeniging in dat tijd perk bijgedragen. Zoo zijn in 1873 alleen 40 concerten, matinees, soirées en andere festi viteiten voor de leden gegeven en het was werkelijk geen wonder, dat het aantal leden in die dagen tot 600 steeg. Even dreigde de sociëteit Vereeniging ge vaar! Een jaar na de opening van de Con certzaal liepen er namelijk geruchten in Haarlem, dat de muur van de zaal aan de tuinzijde aan het verzakken was, zoodanig, zelfs, dat de kans voor instorten van het gebouw niet denkbeeldig zou zijnMerkwaar- dig is het. dat geruchten van verzakking der societeitsmuren van de Vereeniging reeds in 1862 in omloop waren geweest, maar toen was de ongerustheid spoedig weggenomen door verklaringen van deskundigen, die een onderzoek hadden ingesteld. De zoogenaam de verzakking van den muur der groote con certzaal nam men echter minder licht op. De geruchten brachten ernstige beroering en vrees onder de inwoners van Haarlem en zelfs het geruststellend rapport van t.wee bekende Amsterdamsche axxhitecten kon de vrees niet geheel wegnemen. Maanden lang heeft een commissie daarna nog opmetin gen gedaan, waarvan de resultaten door aan plakking in het societeitslokaal bekend wer den gemaakt en eerst toen het bleek, dat van verzakking geen sprake was, keerde langza merhand de rust terug. Maar zóó zat de vrees voor den verzakkenden muur er toch nog in, dat in de algemeene vergadering in 1874 bij het voorstel om de nieuwe societeits- lokalen te aanvaarden, 66 van de 231 aanwe zige leden meenden te moeten tegenstemmen. Met de uitbreiding van het ledental werden de algemeene vergaderingen die in de eerste De kegelbaan. jaren van het bestaan der sociëteit Vereeni ging blijkbaar door de leden waren aangegre pen als een reden tot gezellige bijeenkomst, veel zeldzamer. Wanneer men de notulen van de algemeene vergaderingen in die eerste ja ren van het bestaan van Vereeniging leest, krijgt men sterk den indruk, dat in die ver gaderingen steeds een zeer prettige en vriendschappelijke*» toon heeft geheerscht. Slechts van éen vergadering wordt melding gemaakt van „groote wanorde" en lezen wij zelfs, dat er door de leden werd „gefloten en geschreeuwd". Deze vergadering, waarop de president tenslotte door het bestuur verla ten, geheel alleen aan de bestuurstafel bleef zitten, werd verdaagd om „verdere ongere geldheden" te voorkomen. Wel teekenend echter voor den goeden geest onder de leden in die dagen is het. dat in de notulen van de eerstvolgende vergadering van deze bewo gen zitting met geen enkel woord blijkt, dat er in een vorige bijeenkomst onaangenaam heden waren voorgevallen. Het was alles blijkbaar weder pais en vrede, zooals ge woonlijk. In latere jaren, toen op de algemeene ver gaderingen dikwijls meer dan 450 leden aan wezig waren, veranderde het karakter van deze vergaderingen geheel en kan men moei lijk meer van gemoedelijke en gezellige bij eenkomsten spreken. Het was op die alge meene vergaderingen soms zoo'n rumoer en herrie, dat men van Poolsche landdagen begon te spreken en het viel al moeilijker op zulke avonden besluiten te nemen. Dit was de reden, waarom bij een statutenwijziging in 1877 het „College van Gecommitteerden" in het leven werd geroepen. Door de instel ling van dit nieuwe college werd een einde gemaakt aan de geregelde jaarlijksche alge meene ledenvergaderingen met haar lang durige. verwarde en onvruchtbare discussies, die een belemmering bleken te zijn voor een goede en snelle afdoening van zaken. Nog eens lezen wij in de geschiedenis van de sociëteit Vereeniging van een belangrijke en kostbare verbouwing en wel van de eigen lijke sociëteitslokalen in 1894. Het was de laatste groote verbetering van de sociëteit in de Lange Begijnestraat, maar helaas bracht zij niet wat het bestuur en de leden ervan verwacht hadden. Want met de feestelijke opening van het gerestaureerde sociëteits gebouw eindigde een tijdperk van bloei en voorspoed van de sociëteit Vereeniging en begon de tijd van verval. Het begin van den tijd van verval viel vrij wel samen met de opening van het Bron- gebouw. Het Brongebouw, dat concerten en feestelijkheden organiseerde evenals de so ciëteit Vereeniging, trok in het begin van zijn bestaan veel publiek en het natuurlijk gevolg was, dat de sociëteit heel wat leden verloor, vooral onder hen. die enkel om de feestelijk heden en concerten lid van Vereeniging waren geworden. Het ledental slonk dermate, dat de uitgaven al heel spoedig de inkomsten over troffen. De verplichte jaarlijksche aflossin gen van de gesloten leeningen en de rente ad 4'7- eischte zooveel geld. dat de gewone crediteuren niet meer betaald konden worden. De jaren 1896 tot 1899 waren crisisjaren voor de sociëteit en het was enkel aan de groote werkkracht, het gezonde optimisme en het goede doorzicht van het toenmalig bestuur te danken, dat de sociëteit die moeilijke pe riode zonder ongelukken is doorgekomen. Meermalen is er in die jaren sprake van ge weest om te liquideeren. ja zelfs een enkele maal is het woord „faillissement" uitgespro ken, doch het Bestuur heeft het schip langs alle sevaarlijke klippen heen weten te sturen en het tenslotte in veilige haven gebracht. Men deed alle mogelijke moeite de inkom sten te vermeerderen. Zoo heeft men het ln die jaren geprobeerd met het geven van Italiaansche opera-opvoeringen in de groote concertzaal, maar de zaal bleek daarvoor allerminst geschikt te zijn. Er is zelfs over ge dacht de groote concertzaal tot opera-gebouw geschikt voor het geven van opera- en tooneelvoorsteliingen om te bouwen, ja er was zelfs voor dat voorstel in de vergadering van gecommitteerden een meerderheid, maai men heeft, dat plan toch niet aangedufd. Alle pogingen van het Bestuur ten spijt, slonk het ledental al meer en meer en de schuldenlast nam hand over hand toe. In 1899 was er zelfs geen geld meer om de uit- geloote obligaties in te lossen en de gewone crediteuren dreigden met vervolging. Een faillissement scheen nabij, maar op het laat ste oogenblik kwam er redding. Het Bestuur werd door de algemeene vergadering op 28 Februari 1899 met algemeene stemmen ge machtigd door bemiddeling van de Neder- landsche Trustmaatschappij ten voorcieele van de obligatiehouders een hypothecaire leening te sluiten, waarmee dc grootste moeilijkheden waren overwonnen. Het is in die jaren vooral de heer J. II. Z e e w o 1 d t geweest, die de sociëteit zeer groote diensten heeft bewezen door het meer rendabel maken der concertzalen. Deze zeer intensieve exploitatie en het zuinig beheer maakten, dat terwijl het aantal leden van 1899 tot 1906 van 534 tot 348 terugliep toch elk jaar een zoodanige winst werd behaald, dat reeds in 1906 de schuld aan de crediteuren was afgelost. Het vertrouwen was weer terug gekeerd. zoo zelfs, dat bij het 50-jarig bestaan der sociëteit een belangrijke en kostbare restauratie van de groote concertzaal dank zij ook door belangrijke „jubileumgaven" van stadgenooten mogelijk was. Van dien tijd af kon de exploitatie dan ook zoo worden op gevoerd, dat zij voldoende winsten afwierp om het voortbestaan van de sociëteit on danks het nog steeds doorgaand verlies van leden te verzekeren. Behalve de heer Zeewoldt was er nog een ander, die de sociëteit in de crisis-jaren on schatbare diensten heeft bewezen en wel de heer G. J. van Dapperen, die als pen ningmeester het financieel beheer voerde. Zoo hoog werd zijn verdienste door het be stuur aangeslagen, dat men, om hem als penningmeester te behouden, een belang rijke statutenverandering heeft doorgevoerd. Tot vóór 1906 waren namelijk bestuursleden bij aftreding niet dadelijk herkiesbaar. Toen echter de tijd van heengaan voor den heer Van Dapperen gekomen was, haastte het be stuur zich statuten-wijziging voor te stellen, opdat, de heer Van Dapperen, die meer dan één ander voor het voortbestaan van de so ciëteit had gedaan, in zijn functie gehand haafd kon blijven. Dit besluit was zeker wel de grootste hulde, die men dat verdienstelijk bestuurslid kon brengen. Niets wees er op. dat voorloopig ln het be staan van de Sociëteit Vereeniging een diep gaande verandering zou plaats grijpen, toen ïn Maart 1920 het verzoek kwam van Burge meester en Wethouders van Haarlem tot on derhandeling over den verkoop van het ge- heele gebouwen-complex der sociëteit, bit deel van de geschiedenis van Vereeniging ligt zoo kort achter ons en is zoo algemeen bekend, dat wij hierover heel beknopt kun nen zijn. Het onroerend bezit der sociëteit ging voor 350.000 gulden over aan de ge meente en Vereeniging werd door aan koop eigenares van een perceel op den Zijl- weg, dat toebehoorde aan de Nederduitsch' Hervormde Gemeente. Het nieuwe door den architect A. van der Ban ontworpen sociëteitsgebouw werd ge bouwd en reeds in 1923 kon het gebouwen complex in de Lange Begij nest raat voor goed aan de gemeente worden overgedragen. Nog eenmaal kwamen de leden met hun dames op 28 April 1923 bijeen, nog eens was er een ouderwetsche .soiree met bal" en met dezen afscheidsavond nam men definitief afscheid van de periode der Begijnestraat, een periode, die niet alleen voor de Sociëteit Vereeniging maar voor heel Haarlem van groot belang is geweest, omdat de concert zaal van zoo grooten Invloed is geweest zoo wel op het muzikaal als het vereenigingsle ven van onze stad. Vier dagen later den 2den Mei 1923 had reeds de inwijding plaats van 't nieuwe tegenwoordige sociëteitsgebouw op den Zijl- weg door den voorzitter Dr. J. Timmer met een toespraak, welke tot motto had: „De tij den veranderen en wij met hen!" Voor de Sociëteit Vereeniging beteekende deze nieuwe periode werkelijk een totale ver andering. Voor goed werd gebroken met het organiseeren van bals. feesten en concerten, de Vereeniging werd van dien datum af een gewone „heerensocietelt". die zooals de allereerste president, de heer J. Doedens het in 1857 ln dc taal van zijn tijd uitdrukte „een kweekplaats wil zijn van gezelligen omgang van den nijveren burgerstand, opgeluisterd door de ware bron van vereeniging: zuivere vriendschap". Veel moge in de laatste jaren veranderd zijn, niet echter de geest van gezelligheid, vriendschap en tevredenheid, die steeds in de sociëteit heeft geheerscht, Dr. Timmer sprak als slot van zijn openingsrede van het nieuwe, fraaie gebouw hetwelk een zoo waardige plaats onder dc sociëteiten van ons land inneemt als zijn wensch uit dat die geest onder de leden mocht blijven voort bestaan „en zou groeien en bloeien tot heil van de Sociëteit Deze wensch is in vervul ling gegaan. De Sociëteit Vereeniging. die thans meer dan 300 leden telt. leidt een zeer bloeiend bestaan en is voor haar leden waar lijk een „bron van gezelligheid, vriendschap en tevredenheid". De crisistijd voor Vereeniging is voor goed voorbij. Onder het tegenwoordig bestuur, dat bestaat, uit de hecren Dr. J.Timmer. voor zitter, Mr. Dr. W. P. Vis. tweede voorzitter, B. M. S e r n c. secretaris. M. L o o s j e s. pen ningmeester, H. F. Wagenaar Reisiger commissaris. Dr. A. van El dik. commissa ris en W. J. C. W ij s m u 11 e r, adjunct-se- "cretaris. heeft Vereeniging alle reden haar 75-jarig bestaan met vreugde en ook met trots te vieren, want zij heeft in die jaren zeer veel voor de stad Haarlem gedaan. En als op dit gedenkfeest een persoon gehuldigd mag worden, dan is het zeker wel Dr. J. Tim- mor. die meer dan een kwart eeuw het voor zitterschap heeft bekleed, niet alleen dus in den tijd van rust. maar ook in de jaren van storm. „Gij stuurdet goed, vriend Timmer!" zei wijlen de heer J. C. Peereboom. toen hij hem op 1 April 1930 namens de leden van Vereeniging bij dit zilveren jubileum toesprak Zonder dat goede stuurmanschap van Dr. Timmer en de bestuursleden, die hem al die jaren ter zijde stonden, zou dc Sociëteit Ver eeniging misschien nooit en zeker niet onder zulke gelukkige omstandigheden haar 75-jarig bestaan hebben kunnen vieren. KONIJNENPLAAG IN AUSTRALIë. Gedurende vele jaren richtten konijnen iri Australië enorme schade aan. Hiertegen zijn nu maatregelen genomen, die wel zeer veel geld hebben gekost en nog kosten, maar af doende zijn gebleken, want groote gedeelten van Australië zijn nu „konijnen-vrij". Er zijn n.l. gewcldlg-lange schuttingen opgericht, één in West Australië en een andere die Nieuw Zuid-Wales van Zuid-Australië scheidt. Eerst genoemde schutting is 2023 Engelsche mijlen' lang (1 Engelsche mijl is 1609 meter) en heeft 325.348 pond steriing gekost. Het gebeurt soms, dat aan de eene zijde van de afschei ding waar géén konijnen zijn, veel regen' valt. terwijl aan de andere zijde een groote droogte heerscht. Dan begint een groote „ko- nijnenverhuizing". Een geweldig leger van honderdduizenden konijnen, wil van het dro ge naar het natte gedeelte trekken, maar stuit tegen de schutting die van boven vari prikkeldraad is voorzien. De beestjes hollen langs de schutting, om een doorgang tc vin den, tot zij sterven van afmatting, honger en door de hitte van de zon. Nieuwe legers komen en vinden op dezelfde wijze den dood. In weerwil van deze enorme sterfte blijven de konijnen een voortdurende bedreiging voor Australië's welvaart vormen, want elk vrouwe lijk konijn krijgt iedere 9 weken 4 tot 7 Jongen en wanneer dc vrouwelijke jongen 9 weken oud zijn volgen zij het voorbeeld harer moe ders. Maar de schuttingen en de droogte maken dat men ln Australië de konijnen toch de baas blijft en dat zij niet het geheeld werelddeel „overmeesteren". De biljartzaal.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 17