Amsterdarrische Stadsbeelden. Biographieen in een notedop. door A. HEEROMA. Het moet wel een oude Amsterdammer zijn tiie zich nog den tijd herinnert, dat het plein, 't welk door zijn naam en zijn monument onzen grootsten schilder eert, nog Botermarkt heette en deed denken aan een product van eigen bodem, dat dank zij Blue Band en familie in discrediet dreigt te geraken, juist omgekeerd als bij Rembrandt dus, die dank zij de margarincschilders meer wordt gewaar deerd dan voorheen. Maar 't is niet zoozeer de boter, welke een zalige herinnering aan dat plekje grond deed bewaren, als wel de kermis, welke daar indertijd bloeide en bij de afschaf fing zoozeer betreurd werd, dat Amsterdam's burgerij meende in oproerig gedoe tegen die afschaffing te moeten protesteeren. Daarop volgde 't gewone beloop van al de oproeren, die Amserdam's historie vermeldt: de dienders kregen de klappen en niet de raadsleden, die aan het edel volksvermaak een einde hadden gemaakt; toen kwamen er huzaren en soldaten met geweren ende kermis bleef afgeschaft; het tegenwoordig geslacht zou ze niet terug verlangen. Nog vele jaren lang had men in de voorjaarsmarkt een kleine compensatie en dan rookten op het Amstelveld de fornuizen van de poffea*tjes bakkers, tot ook tenslotte die weldoeners der menschheid buiten de veste werden gehouden Zoo is 't altijd in Amsterdam: mal of niemen dal. De Botermarkt raakte dus kermisterrein- af en men plantte er boomen, maakte een plantsoen en zette er een standbeeld in, waar bij het plein dat nu eigenlijk geen plein meer was, werd herdoopt. En alles ademde er kalmte; er kwam een zekere landelijke stem ming, waarvan ouden van dagen profiteerden om, gelijk hun plicht is, in het plantsoen zich Het Rembrandtplein. den waarschuwenden naam Duvelshoek droeg, wellicht iets op te merken, maar aanbeveling verdiende het niet bepaald om je daarin te begeven, want daar huisden 'n soort Zigeu- ners-stoelenmatters en dergelijke om nog te zwijgen van de bevolking der logementen bedelaars doelen. Dat volkje zag niet graag bezoek in hun wijk: ze hadden geen getuigen noodig bij hun huiselijke meeningsverschillen welke veelal gekenmerkt werden door moord- geroep. Als jc door de Breestraat ging en je zag op den hoek van een steeg, die deel uit maakte van „de Duvelshoek" zoo'n paar heertjes staan met groote petten en een kleurige halsdoek met daarnaast een paar melden met groote oorringen, de handen steunend op de breede heupen dan ging je maar liever voorbij. Overdag was 't nog wat, dan waren de meeste bewoners oo avontuur uit en dan wentelde het achtergebleven kroost in het slijk, maar je liep dan toch nog de kans, dat een dier jongeren je om centen vroeg en als ie die niet gaf, je met vuil gooide of een hond oo je aanhitste om den snel in een donker traphol te verdwijnen. Gaf je wèl geld, dan kon je tot je schade enn- stateeren hoe buitengewoon vruchtbaar het ras der scharenslijpers en mattenvlechters is, want dan doemden van alle kanten centen- begeerenden op. 'n Agent kwam daar nooit, als hij er niet door moord<reroep werd ge lokt en dan nog niet zoo direct, maar eerst als er werkelijk kans op moord bestond: de slotscène was dan, dat een halfnaakte dron ken vent met bebloeden kop naar 't politie- oosthuis op den hoek van het plein werd gebracht om daar tot den volgenden morgen te blijven; verder gevolg werd aan de zaak .waarvan de ouden van dagen profiteerden op de banken in de zon te koesteren, ten minste bij gunstige weersgesteldheid; bij minder gunstige zag je daar ook veel bezoekers maar van de soort, bij wie je nooit weet of ze in hun schouderbewegingen last van de kou of van wat anders hebben. Dan speelden er ook veel kindertjes, die keisteentjes naar Rembrandt gooiden,, die er zich niets van aan; trok en naar de oude kereltjes, die er nijdig om werden; tenslotte waren er, zooals overal, honden, die den grond omwoelden. Een be zienswaardigheid leverde ook de musschen- boom op, welks over talrijke bewoners bij vele passanten een blijvende gedachtenis achter lieten. Maar andere attracties van beteekenis waren er niet en de rust werd slechts over troffen door die op het aanhangsel, dat Thorbeckeplein heet, zoo genoemd naar den bronzen heer in gekleede jas, die ze daar op een voetstuk binnen een hekje hebben gezet en den grooten staatsman voorstelt, die on danks zijn stijve stropdas in zijn tijd even vooruitstrevend was als onze geachte grijze wethouder met z'n slap dasje en historisch hoedje thans. Je had daar in de Amstelstraat bij het plein het Grand Theater, dat nog niet is verbrand en Flora, dat later in vlammen op ging, maar dat voor vele jaren brandde van levenslust,, aangezien het het veelbezochte variététheater was, waar je voor een kwartje een heelen avond aangenaam werd bezig gehouden, terwijl je entree-bewijs je ook nog recht gaf op een potje bier. Kom daar nu eens om! Als je nu een vrijkaartje krijgt voor een bioscoop kost het je nog twee kwartjes aan belasting, die uitvinding van den lateren ■tijd. Had je de genoemde plaatsen des ver- maaks bezocht, dan ging je naar huis; hoog- sens kocht je een pot bier in ,Die Quelle" hetgeen echter door cle min of meer bejaarde heeren, die daar om hun stamtafel zaten te boomen en de nieuwste moppen te vertellen, als een soort inbreuk op hun recht werd be schouwd. Ik zei: hoogstens ging je naar „Die Quelle", maar meestentijds slenterde je naar huis door de verlichte winkelstraten, want winkelsluiting was toen ook onbekend; wat had je op het Rembrandtplein te ma ken? En wie kreeg het in z'n hoofd om de aan grenzende stegen te bezoeken, waar enkele ordinaire kroegjes wat pappers voor de toon bank vasthielden, zooals je dat op alle punten der stad Icon waarnemen? Voor den onderzoekenden wandelaar was daar achter de Breestraat in het complex sloppen, dat heertjes, mei groote petten. niet gegeven, aangezien de vermoorde van den vorigen avond Zelf beleefd kwam vragen of de moordenaar weer mee kon gaan. De Duvelshoek is weg; handel, industrie en filmkunst hebben zich achtereenvolgens van een deel ervari meester gemaakt en de vrije burgers verdreven, tex*wijl de uitgeworpenen der maatschappij, wier wijkplaats de loge- mentjes waren, weer vex-der zijn gewox*pen. Rembrandtplein en omgeving hebben een ge daanteverwisseling ondergaan, eerst lang zaam,toen in een versneld tempo. De uit gaande wereld heeft er zich van meester ge maakt exx op die uitgaande wereld aast weer eeix andere wereld, die op haar beurt weer het aanzijxx gaf aan établissementen, die door hun uitheemsche namen Chez dit en Chez dat uitdrukking willen geven aan hun mon dain karakter en illusies pogen te wekken van Montmartre. Tuschinsky stichtte er zijn schitterende bioscooppaleis vol moderne kleurspeling en lichtgeflonker; reclame bouwde wanstallige geraamten op de dakexx, die 's avonds voor 't oog verdwijnen als lich tende figuren de lof verkondigen van overbe kende artikelen: Amsterdam als lichtstad. en overal stroomde het licht. De oude Tlxox'becke heeft zelfs zijn rustig pleintje In de metamorphose zien deelen, want de drang' van hen, die bcgeerig waren om mee te genieten vaxx den verwachten goudstroom eix voor wie het leven even avon tuurlijk en onberekenbaar is als dat van den goudzoeker in Alaska, werd zoo groot, dat het Rembrandtplein allexx niet meer kon ber gen. De eens onbekende exx verachte stegen waren eveneens begeerbaar bezit geworden en overal openden zich de deuren exx stroom de het licht, lokten de vrouwen. Goud zocht men en het was onvex-schillig of dit besmeurd goud was, ja het werd te gretiger bemachtigd, als men kon vermoe den, dat het langs misdadige vingeren gleed, want die vingeren hielden het xxiet vast, als of de bezitters blij waren het weer kwijt te zijn. Door nevelen van drank en wolken van cigarettenrook, door gelach exx xxxuziek heen speurde men slechts die begeerte: geld! De violist in z'n onberispelijk smoking, dirigee- rerid z'n klein orkest, kunstenaar veelal, deel de die begeerte: terwijl z'xx kunstenaarsvin geren over de snaren streken, daalde hij vaxx z'n podium, bewoog zich tusschen de hoor ders, zocht hen uit, die den wijxx rijkelijk deden vloeien exx goot hun z'n zoetste tonen in het oor, toonde z'n meesterschap, speelde wat nxeix graag wilde hooren om xxxct eexx beminxxelijk lachje het groot zilver, bank papier soms in z'n zak te zien glijden. Om dit alles heexi zwermt een legertje, dat Goot hem z'n zoetste toonen in het oor. zich tevreden stelt ïxiet de kruimpjes, die van de tafel vallen: bedelende mannen, vroixwen en kinderen, bloemenverkoopers, straatmu zikanten; was de latere edelachtbare Hadje- me-maar, door een troep dwazen met mis bruiking van het kiesrecht tot gemeente raadslid gekozen, niet een hunner? Het pleit zeker niet voor het gehalte der Rembrandt plein bezoekers, dat een dergelijk type, al tijd dronken, die op een sigarenkistje trom melde en schuxxnige liedjes zong, daar nog z'n kost kon ophalen, maar 't gros van het publiek bexnoeide zich ook niet met dien oxx- ooglijken zwerver, doch er dwaalden er velen rond, die er niet onooglijk uitzagen, maar innerlijk veel minder deugden eix in dat be wustzijn den man geld gaven. Dat waren de heeren met gouden horlogekettingen op het vest en goede sigaren in 't hoofd, die slechts wachtten op de bult, die huxx gezellinnen na het verlaten van chez-dit en chez-dat zou den hebben bemachtigd, en waarvoor zij in dank een aframmeling kregen, als de buit xiiet groot genoeg was Men zou het Rembrandtplein echter on recht aandoen, als men het alleen in het licht van ontucht en misdaad beschouwde, de lieden die ik beschreef zijn het afval der maatschappij, leven aan den zelfkant der samenleving, zooals een legermacht vaak werd gevolgd door hyena's, een schip door haaien, begeerig te grijpen wat uitgeput achterblijft of overboord valt. We zouden hun, die de paleizen van ge oorloofd vermaak hebben opgericht en hen, die in de bioscoop- en andere theaters van muziek en andere kunst komen genieten, miskennen waixneer wij daarin iets anders zagen dan een zoeken naar iets, dat het le ven opvroolijkt en voor den mensch onont beerlijk is. We zullen dan ook het verdwijnen van de Botermarkt en de intieme rust niet betreu ren. DE VOGELETENDE SPIN. Een van de afschuwwekkendste bewoners van de tropische wouden is de vogeletende spin. Het is inderdaad buitengewoon moeilijk iets aantrekkelijks aan dit dier te vinden. Dit gebrek aan schoonheid is een verdedigings middel, want als het dier niet zoo'n ver schrikkelijk voorkomen had zou het zeker aan vele aanvallen 'blootstaan. Zijn lichaam is bekleed met lang haar, dat zacht schijnt te zijn, maar aanraking er van veroorzaakt een heftige prikkeling, die noodlottig is voor de tong van elk hongerig dier, dat de spin voor zijn maaltijd zou willen gebruiken. De naam die aan deze spin gegeven is is eigen lijk verkeerd, want er zijn maar zeer weinig gevallen bekend, waarin zij een vogel ver slonden zou hebben. Haar .gewone voedsel be staat uit iixsecten, maar daar zij in boomen verblijft kan het wel zijn dat zij een enkele maal een kleixxen vogel aanvallen en dooden. Voor haar vijanden moet deze spin er ver schrikkelijk uitzien. De grootste van de soort is wel 7 a 3 cM. lang exx zijn harige pooten halen wel eexx lengte van 25 cM. Nadat zij haar maal heeft gebruikt gaat zij slapen, tot dat de honger haar weer wekt. Wanneer zij op jacht naar prooi is, kan zij een geweldige snelheid ontwikkelen en als zij over den grond schiet, ziet men haar gemakkelijk voor een x'at aan. LUCHTBANDEN. Weinig wielrijders of automobilisten weten iets vaix de proeven, waaraan hxchtbanden in de fabriekexx worden onderworpen, vóór zij geschikt voor den verkoop worden geoordeeld. Vroeger kwamexx lekke banden zeer veel voor, nu zijn zij zeldzaam. Luchtbanden waren toen veel duurder en zij lxadden eexx korter be staan. Een eerste vereischte is, dat de rubber en het linnen van de beste qualiteit zijn en vrij van gruis en andere ongerechtigheden. Spe ciale instrumenten worden gebruikt onx de aanwezigheid van ongewenschte elementen te constateereix in de materialen, die onvoor waardelijk worden afgekeurd, wanneer zij iets bevatten, dat er .niet in hoort. De banden worden, als zij gereed zijn, aan de strengste steekproeven onderworpen. Een machine onderzoekt ze speciaal op dxxurzaanx- heid en laat ze dezelde werking ondex-gaan als waaraan een bancl wordt blootgesteld, die duizenden mijlen loopt over de slechtste wegexx. Op andere laat men groote hitte en groote koude inwerken. Niet voordat de banden al deze proeven glansrijk doorstaan hebbexx, worden ze opge nomen in de voorraden, die voor den verkoop eix het gebruik geschikt worden geacht. DE NIEUWSTE LOCOMOTIEF. Tot voor zeer kort dachten de ingenieurs dat zij nu wel op hét gebied van locomo- tievexxbouw op het hoogste punt gekomen waren. Zij koxxden de locomotieven niet hooger maken omdat zij anders niet door de tunnels koxxdeix en het scheen, dat zij ook xxtet langer konden gexxxaakt worden, daar een zeer lange machine de bochten niet zou kunnen nemeix zonder uit de rails te loopexx. Maar nxx is er tóch eexx zeer lange locomo- ttie in Manchester, in Engeland geboxxwd, die evexxveel werk kan doen als twee andere te- zamexx. Deze locoixxotief zal in de bochten niet derailleeren omdat zij zóó ls gebouwd, dat zij met de bochten meebuigt. Het is de Beyer-Garratt locomotief, die ruinx 150 ton weegt (1 toxx is 1016 K.G.), negexx ton kolen kan meevoeren en 4500 gallons water (1 gal lon is 4 12 liter). Deze machine kon, zooals bij proefnemingen bleek, een vracht van over de 2000 ton over een heuvel trekken, hetgeen met geexx enkele andere locomotief mogelijk was geweest. Deze „goliath" is geboxxwd in dx*ie afzon derlijke afdeelingen, die elk onderling ver bonden zijn zoodat de geheele machine met de bocht meebuigt evenals drie aparte wagens zouden doen. Dc kolenbunker is draaibaar, zoodat de kolen automatisch worden gebracht naar dc plaats, waar dc stoker ze noodig heeft. DANIEL DEFOE. (1659—1731). Morgen, 26 April is het 200 jaar geleden, dat Daniel Defoe, de schepper vaix dexx on ver gankelij ken „Robinson Crusoe" gestorven is. De beroemde Engelsche schrijver werd in het najaar van 1659 of het vroege voorjaar van 1660 te Londen geboren. Zijn grootvader Daixiel Foe, woonde te Eton, Northampton shire en schijnt een welgesteld man geweest te zijn, ten ïxxinste er werd van hem-gezegd dat hij er een „meute" op xxa gehouden heeft. Zijn vader James Foe was slager te Londen. Daniel ontvixxg een goede opvoeding tv Stoke Newington en begon reeds vroeg te schrijven. Ofschoon xxxen een satire op de geestelijk heid: „Speculum Crapegownorum" en „A Treatise against the Turks" aan hem toege schreven heeft schijnt het eerste authentieke geschrift van zijn hand geweest te zijn het in 1697 verschenen werk „The character of Dr. Annesley". Bij de onderdrukking van eexx opstand tegen koning Jacobus H, waarbij hij betrok ken was, is hij terxxauwernood den dans oxxt- sprongen. Bij den intocht vaix Koning' Willem en Koningin Mary nam lxij dienst als vrij williger. Later schijnt hij groote zaken gedaan te hebben in Spaansche eix Portugeesche goe deren en heeft hij een zakenreis naar Spanje gemaakt. Ixx 1692 ging hij met een passief vaxx 17000 bankroet. Door ongeluk ixx zaken kwam lxij ex- toe om pamfletten tegen do „bankruptcy laws" te schrijven. Ofschoon zijn schuld- eischers een accoord geaccepteerd hadden heeft lxij hen later ten volle afbetaald. Hij leidde voorts eix was ten deele eigenaar van eeix dakpanneixfabriek te Tilbury doch ook hierbij was hij onfortuinlijk en zijn gevan- geixneming in 1703 zette de fabriek stop zoo dat hij wederom 3000 verloor. Van dien tijd af heeft lxij geen eigen zaken meer gedi-even. Eigenlijk richting in het leven van Defoe kwam er toen hij omstreeks het midden van de regeering van Willem ni aan dien vorst en aaix vele invloedrijke personen werd voor gesteld. Hij ging prat op zijn intimiteit met den „roemrijken en onsterfelijken koning" van wien lxij in 1695 een baantje als accoun tant kreeg. Zijn regeeringsgezlndheid. blijkt uit zijn in 1698 verschenen publicatie: „An argument fox* a Standing Army", in 1700 gevolgd door: „The Two Great Questioixs coxxsidered" het welk een verdediging was vaxx de oorlogspoli tiek van den koning. Behalve eeix aantal pam fletten over verschillende oixderwerpen, maar waarbij lxij Willem III door dik en run steun de, verscheen in deze periode zijix meest ge lezen publicatie „The Truc Borxx Englishman" (1701) een satire op den tegenstand dien Wil lem III ondervond als vreemdeling in Enge land van de zoogenaamde pur sang Engel- schen. Ook op godsdienstig gebied heeft lxij tal van essays in het licht gegevexx hetgeen hem vele vijanden bezorgde. Bij den dood van Wil lem Hl, een zeer zware slag voor hem, bleek dit duidelijk. Hij had n.l. de hooge geestelijk heid door zijix: „Shortest way with the Dis senters", zwaar beleedigd en ofschoon dit ge schrift anoniem was werd de schrijver spoe dig ontdekt en voor het gerecht gedaagd. Hij werd tot een boete veroordeeld en tevens tot gevangenisstraf en den schandpaal terwijl hij zekerheid moest verschaffen voor goed ge drag gedurende zevexx jaren. Defoe's te pronk stelling aan den kaak (29, 30 en 31 Juli 1702) was echter eerder een triomf voor hem dan een straf want het volk trok voor hem partij. Een van zijn beste poëtische wex*ken, zijn „Hymn to the Pillory" is na deze gebeurtexxls ontstaan. Men hield hem tot 1704 gevangen en het was aan Robex*t Harley, predikaixt vaix Konin gin Anna, te danken dat hij niet alleen ont slagen werd doch ook ondersteuning van haar ontving. In zijn gevangenschap heeft hij stel- nig niet stil gezeten doch talrijke werken ge schreven waarmede hij ook na zijn ontslag is voortgegaan. In 1719 eindelijk verscheen het groote werk dat hem feitelijk beroemd zou maken n.l. het eerste deel van „The Life and Stx*ange sur prising Adventures of Robinson Crusoe", waarna in Augustus van hetzelfde jaar het tweede deel verscheen. Het verhaal was gebaseerd op Dempier's: Voyage round the world (1697) en nog meer op de avonturen van Alexander Selkirk, zoo- als deze door Selkirk zelf aan Defoe verhaald werden op een bijeenkomst bij Mrs. Damaris Daniel te Bristol. Robiusin Crusoe was on middellijk populair. Mex*kwaardigerwijze ge loofde mexx eerst op gezag van Henry Kingsley dat de avonturen van Robinsoxx betrekking hadden op Defoe's eigen levensloop. Hiervoor is echter geen enkel bewijs te vinden. Robinson Crusoe is een van de beste fan tastische vex*halen van de wereldliteratuur geworden en in een groot aaxxtal talen over gebracht. Een onnoemelijk aantal werken van veel minder beteekenis heeft Defoe nog geschre ven. Het belaxxgx-ijkste daarvan is wel: The History of Colonel Jack waarin hij het leven van een zakkenroller beschrijft. Sommigen vixxden echter dat ex* in zijn werken een cli max ontbreekt en dat het einde niet op de zelfde hoogte staat als het begin, hetgeen zij toeschrijven aan zijn onrxxst en onvermoei baarheid, daar hij reeds een nieuw werk be gon voor hij het vorige afhad. Defoe huwde op Nieuwjaarsdag 1684 Mary Tuffley die in December 1732 overleed. Het echtpaar had zeven kinderen. In April 1877 werd de publieke aandacht gevestigd op den xxood van drie ongehuwde dames, directe af stammelingen van Defoe en ook zijn naam dragende. Een staatspensioen van 75 voor elk van hen was hiervan het gevolg. Bij zijn leven werd Defoe die tot geen der groote partijen van zijn tijd behoorde, door beide gehaat. Alleen Johnson en Walter Scott schijnen zijn werkelijke waarde voor de En gelsche literatuur te hebben ingezien. TALEN. Blijkens onderzoekingen, geleid door Prof, Fesnière van de hoogeschool te Straatsburg, bestaan er thans in Europa 120 talen, die door ongeveer 461 millioen mens.chen gesproken worden; De meest verbreide is de Duitsche taal, dié door 81 millioen personen wordt gesproken. Dan volgt het Russisch met 70 millioen; het Engelsch met 47 millioen; het Oekrainsch met 34; het Poolsch met 23; het Spaansch met 16, het Ronxeixxsclx met 14; het Hongaarsch met 10 en het Serbo-Croatisch met 9 millioen. Dc nxinst verbreide der 120 in Europa ge sproken wordende talen, is het Hebreeuwsch, waarvan zich slechts 'n goede honderd per sonen als hun spreektaal bedienen. Ixx gx*oepen, naar den stamwortel ingedeeld, kan mexx zeggen, dat de Slavonische talen door het grootst aantal, nl. 160 millioen xxxenschexx worden afgesproken. Daxx volgt de groep vaxx de van het Latijn afgeleide talen, die door 124 millioen gesproken worden, ter wijl andere talen te zamen een maximum; cijfer vaxx 17 millioen personen bereiken. VEEL ZONNESCHIJN IN DEN AANSTAANDEN ZOMER? Krijgen wij van de zomer veel zonneschijn? Sommige weervoorspellex*s geven daarop goede hoop. Zelfs vóórdat de lente officieel begonnen was, werden er temperaturen ge- coxxstateerd, die sedert 1884 niet in hetzelfde gedeelte van het jaar geheerscht hadden. Verder schijnen de jaren, waarvan het jaar tal op 1 eindigt, dikwijls mooie, warme zon nige zomers te gevexx. In 1921 duurde de zomer, dat wil zeggen: de warmte-periode, tot October. Exx menigeen zal zich nog den heeten zomer van 1911 herinneren, toen na elke onweersbui er van afkoeling steeds maar niets te merken was! Ixx 1901 was het óók heel warm. Wij mogen dus den zomer van 1931 vol vertrouwen tege moet gaaxxals het hem teixminste in die laatste 1 zit! WAT IS EEN MILLIARD? In de laatste jaren spreekt men van milliar- den, zooals men vroeger vaxx mlllioenen sprak. De budgettexx der groote mogendheden, de oorlogsschuldexx, men drukt die uit ixx dikke cijfers, die voor oxxs alle belaxxgrijlcheid schij nen verlox*eix te hebben. Maar eexx milliard is toch nog al wat. We zullen trachten dit met cijfex*s aan te toonen: Een jaar telt slechts 3.155.760 secon den. Een man van zestig jaar oud heeft slechts 189.345.000 secoxxden geleefd. En dat is nog geen milliard. Napoleon, in 1821 ovex*Ieden, is nog pas 315.576.000 seconden dood. Om tot een milliard seconden te komen, moet men teruggaan tot de regeerixxg van Hendrik IV, van Frankrijk, dus tot 1604. In 1871 betaalden de Franschexx 5 milliard oorlogsschatting aan Duitschland. Om die som met l franc per seconde te betalen, zou men in het jaar 336 onzer jaartelling hebben moeten beginnen. Aan de hand van deze voox*beelden kan men ex* zich gemakkelijk rekexxschap van geven, dat een milliard geen bagatel is en er zich een beter idee van vormen hoe groot de bud getten der grootmachten cn hoe enorm dei oorlogsschulden zijn.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 18