Nu naar de Bloembollenvelden! LETTEREN EN KUNST Radiomuziek der week. EEN VOORBESPREKING EEN GAT? EEN VLEK? J. LOTTGERING HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 25 APRIL 1931 DERDE BLAD dooi KAREL DE JONG. Nu de reeks der abonnementsconcerten van het Concertgebouw te Amsterdam voor dit seizoen gesloten en de uitzending daarmee natuurlijk beëindigd is, moeten we voor- loopig een belangrijk element in onze Neder- landsche programma's missen. Het ligt dus voor de hand aan buitenlandsche uitzen dingen wat meer dan tot dusver onze aan dacht te schenken. De radio kent trouwens landgrens noch afstand. Voor a.s. Zondagavond vinden we aange kondigd de opera „Der Freischütz" van Carl Maria Von Weber. Ieder muziekminnaar kent de Ouverture, een der prachtigste orkest werken van alle tijden en nog steeds een paradestuk van dirigenten en orkesten; velen kennen ook enkele aria's als die van Agatha: „Wie nahte mir der Schlummer u.s.w."; maar hoe weinigen zijn in de gelegenheid geweest de geheele opera te zien en te hooren? In het kader der Opera Italiana past dit door en door Duitsche werk natuurlijk niet en de muzikale toestanden in ons land hebben hef duurzame bestaan eener eigen opera telkens weer onmogelijk gemaakt. Ware hier voor een goede ernstige Nederiandsch-Duitsche opera onderneming zooveel belangstelling als voor de Duitsche Operette, dan ware het blijvend succes dier onderneming verzekerd. Doch ter zake! Weber gevoelde zich reeds op zeer jeugdigen leeftijd tot het drama tisch genre aangetrokken: zijn eerste opera „Die Macht der Liebe und des Weins", schreef hij als 13-jarige knaap, dus op een leeftijd waarop men gewoonlijk nog niet veel ervaringen omtrent die macht heeft. Het werk schijnt verloren te zijn gegaan. „Das Wa":d- madchen", een andere opera van Weber, werd in 1800 te Freiberg opgevoerd; de componist was toen 16 jaar oud! Daarna ging hij nog bij den abt Vogler in de leer, natuurlijk niet om meer verstand van Wein en Wald- madehen te krijgen, maar om ernstige com- pisitie-studies te maken. Die Vogler was be halve abt ook componist van baletten en een opera, en uitvinder van een orchestrion. Op zijn aanbeveling werd Weber in 1803, dus op 17-jarigen leeftijd, kapelmeester van den stadsschouwburg te Breslau, waar hij tot 1806 bleef. We zullen Weber's lotgevallen der volgende jaren voorbijgaan en ons tot den „Freischütz" bepalen. In 1810 maakte Weber kennis met de gelijknamige vertelling van J. A. Apel; zeven jaar later bewerkte de advocaat en dichter Johan Friedrich Kind er op Weber's verzoek een operalibretto van. Aan het ver haal van Apel heeft Kind de figuren van Caspar, Aennchen en den Ereniet toegevoegd. De compositie vergde 3 jaren; 21 Juni 1821 vónd te Berlijn de première van „Der Frei schütz" plaats, onder leiding van den com ponist. Deze opvoering beteekende een mijl paal in de geschiedenis der Duitsche oprea, meer nog dan Mozarts „Zauberflöte". Het werk werd te Berlijn met kolossale geest drift begroet, wat diepere beteekenis had in een stad waar de Hofcomponist en General- musikdirector Gasparo Spontini de muzikale opperheerschappij bezat, en spoedig vierde „Der Freischütz" triomfen in alle Duitsche theaters. Met den Freischütz deed de echt-Duitsche romantiek haar intrede in de opera, de sagenwereld, die later ook Wagners genie in spireerde. Hoe hoog deze Weber schatte kan blijken uit de woorden, die Wagner sprak op het kerkhof te Friedrichstadt bij Dresden waar het stoffelijk overschot van Weber, die in 1826 te Londen overleden en aldaar be graven was, werd bijgezet. „Nie hat ein deut- scherer Musiker gelebt als Du! Der Britte laszt Dir Gerechtigkeit widerfahren; es be- wundert Dich der Franzose, aber lieben kon Dich nur der Deutsche; Du bist sein, ein schoner Tag aus seinem Leben, ein warmer Trophen seines Blutes, ein Stüek von seinem Herzen!" Zoo sprak de toekomstige schepper van Meistersinger en van Nibelungen-trilogie; hoe een niet minder groot meester Weber eerde, bewijzen Beethoven's woorden bij hun ontmoeting te Baden bij Weenen: „Da bist Du ja! Du TeufelskerüGrüss dich Gott! Reeds vroeger had Beethoven naar aanleiding van „Der Freischütz" gezegd: „Der Weber muss Opern schreiben, eine über die andere, und ohne viel daran zu knaupeln". De beroemde Ouverture is, zooals gewoonlijk bij Weber, op thema's van de eigenlijke opera gebouwd. De fragmenten uit de aria's van Max en Agathe en het onheilspellende motief van den boozen geest Samiel zal men zonder moeite herkennen. Dat motief van Samiel (de lage A in de bassen pizzicato en de pauken, onder een verminderd Septime-accoord) klinkt telkens wanneer Samiel optreedt, of wanneer er van hem gesproken wordt; het is dus een echt leidmotief, zooals Wagner dat tot de in de uiterste consequentie heeft door gevoerd. Maar ook overigens is de muziek van een geweldige dramatische kracht; de meest verschillende gegevens en contras- teerende stemmingen zijn er met feillooze zekerheid in weergegeven. Daarbij is zij grootendeels vanverbazende melodische schoon heid en zonder banaal te zijn liggen de melo dieën gemakkelijk in 't gehoor: eerste voor waarde voor populariteit. Daarentegen stelt zij den vertolkers niet geringe opgaven, en de regie en ensceneering hebben aan zeer zware eischen te beantwoorden, vooral in het tooneel der Wolfschlucht. Nog een andere opera-uitvoering trekt de aandacht: „Der Barbier van Sevilla", van Rossini? neen van Paisello. Het onderwerp van Beaumarchais' geestig blijspel had reeds voor Rossini componisten geïnspireerd; Mozart's „Figaro" en Paisiello's .Harbier" be wijzen dat. En het werk van Paisiello (1741 1816) was in Italië zelfs zóó bekend en ge liefd, dat de première van Rossini's ,-Barbier" in 1816 te Rome op hevigen tegenstand stuit te, wijl ze als een soort van oneerlijke con currentie werd beschouwd. Pairïello was een zeer vruchtbaar componist; hij heeft meer dan 100 opera's geschreven en daarenboven nog tal van andere werken: missen, re quiems, symphonieën, klavierconcerten, ka mermuziekwerken enz. Het meeste daarvan is totaal vergeten. Zijn „Barbier" dateert van 1782: het werk wordt Donderdagavond door Leipzig uitgezonden. Over de andere programma's moeten we ditmaal kort zijn. Zeer interessant belooft het Liederen-Recital van Mevr. Berthe Seroen Maandagavond) te warden: «gr- schillende richtingen zijn daar vertegenwoor digd en de groote voordrachtkunst der zan geres waarborgt een scherpe karakteriseering. Niet minder belangrijk schijnt mij het „Collegium Musicum" (Leipzig, Dinsdag avond), waar muziek van Biber (16441704), J. W. Trouch <1641 geb.) en Joh. Kuhnam (16601722) uitgevoerd zal worden; de 6 so nates, die de „Musikalische Vorstellung u.s.w.'' vormen, zijn van 1700dat is dus programma muziek uit een pro-Bachiaansch tijdperk. Merkwaardig zijn nog het het Milhoud-Con- cert van Vrijdagavond (Daventry Reg.) met medewerking van de uitmuntende Fransche pianiste Marcelle Meyer en het concert te Parijs (Eiffel, Donderdag) dit laatste minder omdat het pianoconcert no. 2 in g kl. t. van St. Saëns daar'gespeeld wordt (want dat werk is bekend genoeg en wordt ook Dinsdagavond door Londen uitgezonden), dan wel omdat de bijna 70-jarige Brusselsche pianist Arthur de Greef de solopartij zal spelen. De sterren der oude garde verbleeken en verdwijnen gaandeweg: men stelle het dus op prijs als er van tijd tot tijd een zich in 't openbaar vertoont. Wie vóór de Milhaud-demonstratie van Vrijdag zich een dosis welluidendheid als re- servevoedsel wil verschaffen, trachte Donder dag Heilsberg in te schakelen en het kwintet voor klavier en blaasinstrumenten van Mozart te hooren; de overvloed van schoone melodiek daarin is niet minder bewonderenswaardig dan de wijze waarop elk der instrumenten naar zijn aard behandeld is. MUZIEK. MAGNARD'S OPERA „GUERCOEUR". NA DERTIG JAAR EEN PREMlèRE. In „de Telegraaf' schrijft een bijzondere correspondent te Parijs over: Magnard's Opera, ..Guercoeur" de opera van Albéric Magnard, het diep verheven drama, dat reeds dertig jaren op uitvoering wachtte. Misschien is er onder de groote scheppers der jonge Fransche school niemand zoo mis kendHoevelen zagèn den zoon van den toenmaligen Figaro-directeur niet als een rijk amateur! Men vond het 'n gril, dat deze op alle gebied ontwikkelde, die evengoed filo soof of schrijver had kunnen worden, de mu ziek als uiting koos. Zij vijanden noemden hem stuursch, weerbarstig, trotsch. Hij schipperde te weinig voor de heerschers der academie. Hij ging niet ver genoeg vooruit voor Debussy en de impressionisten. Men vond het aanmatigend, dat hij den klassieken vorm door de kracht van zijn persoonlijk heid nieuw leven wilde inblazen. Degenen echter, die hem fel aanspoorden op den ingeslagen weg te volharden een Vin cent d' Indy of Guy Ropartz, zagen door de tegenstrijdigheden van zijn karakter heen; zij bewonderden zijn wilskracht, zijn onver zettelijke energie, zijn gouden eerlijkheid... Doch de muzikale massa wilde niet mee en Magnai-d, die den afgrond tusschen zichzelf en zijn generatie steeds grooter zag worden, trok zich met vrouw en kinderen in 't Isle de France terug. Daar in zijn rijk met kunstschatten ver sierde landhuis bij Senlis, overvielen hem de Duitschers. Toen de vijanden de deur wilden forceerden en bijvoorbaat zijn zoon aan een boom hadden gebonden, schoot Magnard door de gesloten vensterluiken. De vijand vuurde terug en stak het huis in brand. Drie weken later, na de zege van de Marne, vond zijn weduwe een ruïne en eenige verkoolde beenderen, terug. Zijn zangbundel was ver dwenen: de orkestratie der eerste en laatste acte van „Guercoeur" verkoold. Het drama behandelt de wederopstanding van den prins Guercoeur, die de redder van zijn volk, aan verguizing en verraad ten prooi valt, ten tweeden male opstijgt en de ijdelheid van zijn aardsch bezoek inziende, tot het genieten van den oppersten Vrede opstijgt. „De inkleeding van dit idealistisch drama herinnert aan Parsifal en het is zeker, dat de jonge Magnard aan den begoochelenden indruk van Wagner niet is ontsnapt. En toch onderscheidt „Guercoeur" zich _gunstig van zooveel flauw-nagebootste Wag- neriaansche drama's, die elk karakter mis sen. Als Wagner's muziek gelijk een soort stort vloed alles meesleept en den tekst overstelpt, dan is bij Magnard alles gekanaliseerd en klaar ingedijkt. Het is niet de muziek die blindelings het dama dient, doch het drama dient de muziek welke zich symfonisch contrapuntisch ont wikkelt. „Het drama terugdoopen in de absolute muziek": dit devies werd hier meesterlijk verwerkelijkt. Men zou deze opera het best in concert- vorm kunnen opvoeren als een driedeelige symfonie: een dramatisch allegro in sonate vorm, omsloten door twee serene adagii... Eigenlijk wint deze puur-symfonische too- neelmuziek heel weinig bij een verwerkelij king op het tooneel. Daarentegen worden wij volkomen bevre digd als vage godenwezens, die aan de ver beelding alle vrijheid laten, in een ijle sfeer van kleur en licht, hun hooge melodische emoties uitzingen. Magnard speelt hoog spel. Evenals Guer coeur doet hij niets om de menigte te vleien. Hij versmaadt de gewilde oorspronkelijkheid en het exotisme, waarmee zijn tijdgenooten zich bedwelmen. Hij haat de muziek, ge schreven voor het pleizier der ooren. Hij wil niets weten van een bijzondere harmonie, een bijzondere wending. Hij neemt den geijk- ten vorm der meesters om dien door zijn persoonlijkheid te bezielen Er schuilt iets mannelijks, ruigs en eerlijks in deze sober-gelijnde muziek, een edele.- ethische toon, vereenigd met een latijnsche klaarheid, die pascaliaansch aandoen; toch ontbreekt die oorspronkelijke melodievin ding, die onnavolgbare contrapuntische schrijfhand, die den grooten meester ken merken. Het Fransche publiek klapte slechts flauw tjes en het meest misschien voor de schoone wijze, waarop Jeanne Lubon en Capeyrette de Waarheid en Smart vertolkten. Maar in de zaal stemden drie menschen uit drie gedachten van ganschen harte toe: de 80-jarige Vincent d'Indy „Aan hem heb ik alles te danken" bekende Magnard; dc stevige symfonische bouwmeester Florent Schmitt. en vooral de grootmeester van van daag: Darius Milhaud, die Magnard als een heroïsch voorlooper verheerlijkt. De modernen van 1900 gingen voorbij; het muzikale impressionisme volkomen ver- INGEZONDEN MEDEDEELIXGEN a 60 Cts. per regel. *!ffliK«rairr5jtr «mkbbibëxü Hyacinthen, narcissen en tulpen in bloei. Gr. Houtstraat 5a TELEFOON 10771 NEDERL. MIDDEN STANDS BANK N.V. Kantoor: Haarlem, Gierstraat 14, Telefoon 1309S. HANDELSCREDIETEN EFFECTEN EN COUPONS. ouderd; maar de tijdens zijn leven verouder de Magnard lijkt nog volkomen „bij", wijl hij de klassieke vormen aan het jonge ge slacht overgaf. HAARLEM'S GEMENGD KOOR. Requiem van G. Verdi. Het is min of meer gewoonte geworden om aan Verdi's Doodenmis het gebrek aan kerke lijk karakter te verwijten. Met evenveel recht zou men, op soortgelijke gronden de groote missen van Bach en Beethoven kunnen af keuren. Geen van beide voldoet ook maar eenigszins aan de eischen der liturgie. Maar met de muzikale taal der Duitsche meesters zijn we meer vertrouwd geraakt in de vele Oratoriums, en zoo is men licht geneigd hun wijze van behandeling en uitdrukking voor de eenige ware en de daarvan afwijkende Romaansche opvattingen voor afdwalingen in de richting der opera te houden. Zulke „aberraties" treffen we in Berlioz' Requiem en zelfs in „Les Beatitudes" van Franck aan. Dat de wilde revolutionnair Berlioz niet in het gebruikelijk gareel wou loopen was geen wonder; maar den kalmen, zachtmoedigen, vromen Père Franck, die zeker de helft van zijn leven in dienst der Kerk heeft doorge bracht kan men noch van gebrek aan zin voor gewijde muziek, noch van onbekendheid met de eischen en vormen daarvan verden ken. Nu zijn natuurlijk „Les Béatitudes" geen werk dat op eenige liturgische strekking aan spraak zou kunnen maken, maar toch treffen ons in de muzikale behandeling der stof eigenaardige verschillen met soortgelijke wer ken van Germaanschen oorsprong. Verdi's Requiem sluit zich eenigszins bij dat van Ber lioz aan; vooral in de toonzetting der Sequens „Dies irae" is Berlioz' invloed herkenbaar en het „Tuba mirum" zou eenigszins als een ver kleinde editie van dat van den Franschen meester kunnen gelden, terwijl de orkest- afsluitingen van het fugathema in het „Libera me" aan die der fuga in het laatste deel der symphonie fantastique herinneren. Met het liturgisch karakter van het Requiem van Verdi hebben we overigens niets te maken als het in concertvorm in een zaal wordt gegeven. Bach, zelf overtuigd protestant, vond in de woorden der Mis inspiratie voor een van zijn verhevenste scheppingen. Beethoven eveneens, en elk van beiden heeft dat op de wijze, die met zijn aard en opvatting overeenstemde, tot uiting gebracht. En zoo heeft Verdi niet den tekst der Mis van Requiem gedaan en hij heeft een werk geschapen dat do ooren streelt met de schoonste Italiaansche melodiek, dat in dra matische uitbarstingen ontzetting wekt, dat van 't begin tot het einde de uitvoerenden in spireert en de hoorders boeit deugt het dan of deugt het niet? Ik voor mij zou willen dat men van tal van deugdzame, knappe, aca demische Duitsche werken hetzelfde zeggen kon: ze zouden dan wellicht minder vervelend zijn. Ik kan over de uitvoering door H. G. K. be trekkelijk kort zijn. Het heeft geen zin over enkele minder geslaagde fragmenten uit te weidenals geheel was de vertolking voortref felijk. Er ging wat van uit, en de warme geestdrift van dirigent, solisten en koor deel de zich ook aan het auditorium mede. Het solistenkwartet zong heerlijk, en dit betee- kent implicite een bijzonder woord van lof voor den tenor Jac. van Kempen die geheel onvoorbereid den door ongesteldheid verhin derden Louis van Tulder verving. De stem van Jo Vincent straalde in gouden glans; Suze Luger en Willem Ravelli heb ik nimmer te voren zóó mooi gehoord als Vrijdagavond. En het orkest, onze H.O.V., bleef bij de overigen niet achter in geestdrift en toewijding voor hun schoone taak. Zoo kwam een uitvoering tot stand, waarop de leider Jan Booda met trots en tevredenheid mag terugzien. De krans en de bloemenmand die hem werden aangeboden, zullen mede tot de schoone her inneringen aan dezen avond blijven behooren. K. DE JONG. HET TOONEEL DE VOORSTELLING VAN ALBERDINGK THYM. Verreweg het beste deel van de voorstel ling van Alberdingk Thym kregen wij giste ren in het begin. De tweede opvoering van De Verdun-Gangers, het mysteriespel, dat op den feestavond van de vereeniging reeds was gegaan, maakte thans nog meer indruk dan den eersten keer. In de intieme zaal van den schouwburg aan den Jansweg kwam dit stuk, dat allereerst stemming vereischt, veel meer tot zijn recht dan in het groote gebouw van de Sociëteit St. Bavo. De spelers hadden on middellijk contact met het publiek, wat on willekeurig invloed had op het spel. Vooral de heer Van Dijk onderscheidde zich giste ren door zijn werkelijk knappe en scherpe uitbeelding van den ouden boer. Ook de heer Kruyver wist zich in zijn zeer precaire rol van den herbergier thans veel meer in te binden, zoodat hij geen moment de stemming verbrak. En hoe groot is daar voor niet het gevaar bij deze rol! Het slot waarin de regie wel het meest had bereikt maakte ook nu een diepen indruk op het publiek en het duurde dan ook lang, voordat het applaus los brak. Een niet geringe hulde voor de spelers en hun leider, den schilder Herman Moerkerk! Het was te verwachten, dat na dit stukje vol stemming geen climax meer verkregen zou worden, vooral ook, omdat de beste spe lers in De Verdun-Gangers hadden meege speeld. Het tweede stuk Het frappante Slot bracht dan ook een teleurstelling. Alberdingk Thym heeft dit stuk van den heer Odijk waarschijnlijk opgevoerd om zijn tendenz. Een jong schrijver, die op het punt staat te bezwijken voor het ver'eidelijk aan bod van zijn uitgever, om aan zijn roman een slot te maken, dat een verkeerden invloed op zwakke lezers kan hebber., komt hiervan te rug <ioor een droom, waarin hij dc gevolgen - - «te «i Een mooi veld kleurige bloembollen b{j de Zanderij vaart te Overveen. Hoewel verscheidene velden in den om trek nog geheel groen zijn, kan nu toch wel verwacht worden, dat het morgen eindelijk de lang verbeide bollendag zal zijn en dat dus talrijke ingezetenen van Haarlem en Amster dam de nauwe straten zullen ontvluchten, om buiten den heerlijken geur van hyacinthen en andere gewassen op te snuiven en te ge nieten van het schitterende kleurenschouw- spel, dat de danderijen in Kennemerland elk voorjaar bieden. Door het koude weer van de laatste dagen zijn alle bloembollen in groei tegengehouden; daarom was er verschenen Zondag niet veel te zien, terwijl het bovendien geen wc t was om uit te gaan wegens den grooten regenval. De narcissen staan thans volop in bloei; de gele velden worden afgewisseld door de hya cinthen, die nu in alle kleuren en vormen de velden tooien. Enkele velden vroege hyacin then. die vóór de laatste vorst van hun win- terdek waren ontdaan en daardoor eenigszins bevroren neuzen kregen, zijn zelfs al ge stroopt. De bloemisten deden dit om ziekte in ■het gewas te voorkomen. Deze gestroopte hyacinthen zijn echter gering in aantal. De massa zal spoedig bloeien, waarom Zondag a.s. de groote trek naar Hillegom is te wach ten. Vakmenschen verwachten, dat dit jaar de bloeitijd drie weken zal duren: zij gron den deze verwachting op het koude weer en de langzame ontwikkeling der planten. De hyacinthen zijn nu vrijwel alle aan het bloeien. Deze „koningin der bolgewassen" zal weer de bewondering van alle toeschou wers opwekken. Ook de vroege tulpen, de hei-gele, bloed- roode en sneeuwwitte enkele en de op rozen gelijkende dubbele zijn al op vele velden te zien. De vorige week hebben we, niet vermoe dende dat het den geheelen lieven Zondag aan één stuk door zou regenen, voor de liefhebbers eenige routes opgegeven. De voor naamste er van zulen we hieronder nog eens herha^n: Per flets langs de Leidschevaart tot aan de Mandpadsbrug. Daar links af de Man padslaan af via Bennebroek naar Hillegom tot even vóór het Gemeentehuis. Hier één der kleine zijlaantjes aan den rechterkant inslaan. Oogenblikkelijk zit men dan mid den in de bollenvelden, zoover als het oog kan reiken. Vervolgens terug langs de Leidschevaart naar den Vogelenzangschenweg, via Aerden- hout en Overveen, Zijlweg naar Haarlem. De voetgangers kunnen genieten van het gezicht over de velden langs de Houtvaart in de richting van Overveen. Voor wie zich tot Heemstede wil bepalen, is de volgende route aan te bevelen: Per tram tot halte Valkenburgerplein. Van daar door Groenendaal naar den uitgang Zui-West. Twee minuten den Heerenweg in Zuidelijke richting volgend heeft men een schitterend gezicht op de tuinen tusschen de buitenplaats Meer en Berg en den Kadijk. Bij den Kadijk vindt men mooie. In bloei staande velden met hyacinthen en narcissen. Ook aan de Prinsenlaan staat een mooi veld narcissen ln bloei. Terug van de Glippcrbrug weer naar Groe nendaal; langs den Glipperweg ziet men nog enkele velden narcissen en de eerste vroege tulpen. De bloeiende velden langs de Vrijheidsdreef en de Van Merlenlaan zijn eveneens een be zichtiging meer dan waard. Onze Hillegomsche correspondent schrijft nog: Ik heb nog eens een tocht gemaakt langs alle wegen en velden in deze gemeente. Wan neer het weder Zondag nu eindelijk eens mooi is. zal een bezoek aan Hillegom en omgeving alleszins aan te bevelen zijn. De bloei der hya cinthen en narcissen is nu volkomen en hoe wel op verschillende plaatsen de bloemen van vroege soorten reeds verdwenen zijn in de afgeloopen week. wordt dit rijkelijk vergoed door de latere soorten, terwijl ook de vroege tulpen tot bloei gekomen zijn. Aanbevolen wordt om niet bU het bewon deren der velden den Rijksstraatweg te vol gen en komen de zijwegen veel meer in aan merking voor een rustig genieten. Voor hen, die Hillegom wenschen te bezoeken en niet bang zijn voor een flinke wandeling zij gewe zen op de Bethlehemslaan (tramhalte), dezo volgen tot over de brug dan rechts dc Zand- laan en Kennemerbeekweg. Hier vindt men groote partijen bloelende hyacinthen met ver rassende doorkijkjes door akkermaalshout enz. Indien men dan de wandeling vervolgt links den straatweg nemen tot het punt van uitgang en daar aan de rechterzijde van den weg den Doodweg volgen, de spoorlijn over steken en aan het einde den Loostcrweg I nemen om dan via Pastoorslaan of Stations weg het dorp te bereiken. Langs al deze wegen vindit men bloemen in overvloed. Van het centrum van het dorp uit is een fraaie wandeling: de Leidschestraatweg vo»- gen tot aan de Hyaeinthelaan. deze laan lot het einde en dan rechts de hoogc Veenenbur- gerlaan (een prachtig uitzicht naar beide zijden!) vervolgens links Loosterweg III en daarna Loosterweg II om ten slotte bij het station te arrlveeren. Een zeer landelijke wandeling kan men maken door onmiddellijk oyer de nieuwe brug aan het einde van het dorp rechts de steenen trappen af te dalen, waarop men na onge veer drie minuten via een paar bruggetjes te midden der bloelende bollen loopt. Aan het einde kan men naar verkiezing links gaan (Loosterweg TTI) of rechts (station). Met uitzondering van de laatste route zijn alle wegen geschikt voor wielrijders en vindt men overal massa's bloemen. Ook langs den Rijksstraatweg In de richting van Lisse, Sassenheim en Ocgstgeest zijn vele velden te bewonderen. van zijn boek in een visioen voor zich ziet. Wanneer de heer Odijk met dit tooneel- spel eenigen indruk had willen maken, had hij minder lang van stof moeten zijn, zich niet zoo eindeloos moeten herhalen en zijn menschen in minder boekachtigee taal moe ten laten spreken! Nu werd het een vrij saaie vertooning, die het publiek allerminst vermocht te boeien. Zelfs de beide spelers zouden dit onbeholpen tooneelstukje niet hebben kunnen redden. Bij de allerminst sterke vertooning, die de leden van Alberdingk Thijm er van gaven, lukte dit nog minder. Het verwonderde mij dan ook, dat iemand als de heer Gerard Nielen, die herhaaldelijk ge toond heeft zoo goed voor het dllettanten- tooneel te kunnen schrijven, dit stukje van den heer Odijk op het repertoire had geno men. Ook het eerste stukje na de pauze „Vrij man" kon ik onmogelijk waardeeren. Hier zou echter bij beter spel veel meer bereikt kunnen zijn. De heer Jacques van Elten, die anders zoo aardig typeeren kan, had giste ren niet zijn gelukkigsten avond. Het was duidelijk merkbaar, dat hij zijn tekst woord voor woord van den souffleur moest hebben en daardoor werd het tempo veel te gerekt en het spel te onzeker. En aan de uitbeelding en vooral aan de uitspraak van „meneer Ankerman ontbrak te veel, dat wij hem konden aanvaarden. In „Klokslag tien" de bekende éénacter van Willy Corsari zat tenminste spanning, al wil ik daarmee niet zeggen, dat het stukje volkomen tot zijn recht kwam. Ook hier zou een vlugger tempo en vooral een grooter ge spannenheid in het spel den indruk zeker hebben versterkt. Maar de leider van Al berdingk Thijm heeft blijkbaar ook de jonge krachten eens een kans willen geven en als „oefening" is zoo'n speeistukje dan ook zeker niet te verwerpen. En het stukje heeft ge noeg kracht in zich zelf om te boeien, zoo dat de spelers er toch succes mee hadden. Wij zullen van dezen avond echter de her innering bewaren aan de zeer goede opvoering van De Verdungangers. Stuk en spel verdien den, dat er een reprise van werd gegeven en de leden van Alberdingk Thijm zullen dan ook zeker dankbaar zijn dit mysterie-spel nog eens in een zoo stemmingrijke vertooning te heb- ben zien spelen. J. B. SCHUIL. HET MEIFEEST. DE SAMENSTELLING EN DE ROUTE VAN DEN FAKKELOPTOCHT. Over het Meifeest van de S. D. A. P. en de moderne arbeiders organisaties te Haarlem is nog het volgende mede te dcelen: De route van den fakkeloptocht te houden op Zaterdag 2 Mei (opstelling half negen aan de Nassaulaan, vertrek negen uur), is als volgt vastgesteld: Nassaulaan, Nieuwe Gracht, Kinderhuis- vest, Raaksbrug, Leidschevaart, Leidsche brug Wilsonsplein, Wilsonsbrug, Raamsingel, Gasthuissingel, Kampersingel, Lange Brug, Onze Lieve Vrouwe Gracht. Antoniestraat, Schalkwijkerstraat. Zomervaart, Nagtzaam- brug, Nagtzaamplein, Amsterdamstraat. Am- sterdamsche Poort. Oostvest. Damaststraat, Harmen jansweg, Koude Horn, Nieuwe Gracht Nassauplein en Nassaulaan. Het is de bedoeling, dat zoodra alle demon stranten na den optocht op de Nassaulaan zijn teruggekomen de Arb. Muziekver. .Ex celsior", het strijdlied „De Internationale" speelt dat door alle demonstranten wordt medegezongen. Bij de opstelling van den optocht worden fakkels uitgereikt. De indeeling van den stoet is aldus: 1. A. J. C., 2. Vlagenstoet, 3. l Mei-comité, 4. Muziekvereeniging „Excelsior", 5. Spoor en tram, 6. Metaalbewerkers. 7. Land en tuin bouw, 8. Muziekvereeniging „Velsen", 9. Kleermakers. 10. Sigarenmakers, 11. Bakkers, 12. S.D.A.P., 13. S. D. V. C., 14. Muziekvereeni ging „Kunstgenot", 15. Transportarbeiders, 16. Bc iwarbtiders. 17. Handels- en Kantoor bedienden, 18 Schilders. 19. Stucadoors, 20. Muziekvereeniging „Voorwaarts, Haarlem I", 21. Ambtenaren, 22. Slagers, 23. Huisper soneel; 24. Overheidspersoneel; 25. Zangver- eeniglng „Stem des Volks", 26. Straatmakers Haarlem en Bloemendaal; 27. Muziekver eeniging „Voorwaarts Haarlem n28. Ty pografen; 29. Onderwijzers; 30. N.L.F.C.B., 31. Part. Chauffeurs, 32. Meubelmakers. 33. Fabrieksarbeiders, 34. Verzekeringsagenten. 35. B. T. o., 36. Muziekvereeniging „Kunst na Arbeid" :37. Instituut voor Arb. Ontwik keling; 38. V.A.R.A. 39. Tooneelvereenigïng „Vooruitgang", 40. Mandolineclub .Apollo", 41. Ned. Ver. tot Afschaffing van Alc. dran ken, 42. Esperanto, 43. R.S.V., 44. N.A.SJJ

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 9