Nu naar de Bloembollenvelden!
LETTEREN EN KUNST
Radiomuziek der week.
EEN VOORBESPREKING
EEN GAT?
EEN VLEK?
J. LOTTGERING
HAARLEM'S DAGBLAD
ZATERDAG 25 APRIL 1931
DERDE BLAD
dooi KAREL DE JONG.
Nu de reeks der abonnementsconcerten van
het Concertgebouw te Amsterdam voor dit
seizoen gesloten en de uitzending daarmee
natuurlijk beëindigd is, moeten we voor-
loopig een belangrijk element in onze Neder-
landsche programma's missen. Het ligt dus
voor de hand aan buitenlandsche uitzen
dingen wat meer dan tot dusver onze aan
dacht te schenken. De radio kent trouwens
landgrens noch afstand.
Voor a.s. Zondagavond vinden we aange
kondigd de opera „Der Freischütz" van Carl
Maria Von Weber. Ieder muziekminnaar kent
de Ouverture, een der prachtigste orkest
werken van alle tijden en nog steeds een
paradestuk van dirigenten en orkesten; velen
kennen ook enkele aria's als die van Agatha:
„Wie nahte mir der Schlummer u.s.w."; maar
hoe weinigen zijn in de gelegenheid geweest
de geheele opera te zien en te hooren? In
het kader der Opera Italiana past dit door
en door Duitsche werk natuurlijk niet en de
muzikale toestanden in ons land hebben hef
duurzame bestaan eener eigen opera telkens
weer onmogelijk gemaakt. Ware hier voor een
goede ernstige Nederiandsch-Duitsche opera
onderneming zooveel belangstelling als voor
de Duitsche Operette, dan ware het blijvend
succes dier onderneming verzekerd.
Doch ter zake! Weber gevoelde zich reeds
op zeer jeugdigen leeftijd tot het drama
tisch genre aangetrokken: zijn eerste opera
„Die Macht der Liebe und des Weins",
schreef hij als 13-jarige knaap, dus op een
leeftijd waarop men gewoonlijk nog niet veel
ervaringen omtrent die macht heeft. Het werk
schijnt verloren te zijn gegaan. „Das Wa":d-
madchen", een andere opera van Weber, werd
in 1800 te Freiberg opgevoerd; de componist
was toen 16 jaar oud! Daarna ging hij nog
bij den abt Vogler in de leer, natuurlijk niet
om meer verstand van Wein en Wald-
madehen te krijgen, maar om ernstige com-
pisitie-studies te maken. Die Vogler was be
halve abt ook componist van baletten en een
opera, en uitvinder van een orchestrion. Op
zijn aanbeveling werd Weber in 1803, dus op
17-jarigen leeftijd, kapelmeester van den
stadsschouwburg te Breslau, waar hij tot 1806
bleef.
We zullen Weber's lotgevallen der volgende
jaren voorbijgaan en ons tot den „Freischütz"
bepalen. In 1810 maakte Weber kennis met
de gelijknamige vertelling van J. A. Apel;
zeven jaar later bewerkte de advocaat en
dichter Johan Friedrich Kind er op Weber's
verzoek een operalibretto van. Aan het ver
haal van Apel heeft Kind de figuren van
Caspar, Aennchen en den Ereniet toegevoegd.
De compositie vergde 3 jaren; 21 Juni 1821
vónd te Berlijn de première van „Der Frei
schütz" plaats, onder leiding van den com
ponist. Deze opvoering beteekende een mijl
paal in de geschiedenis der Duitsche oprea,
meer nog dan Mozarts „Zauberflöte". Het
werk werd te Berlijn met kolossale geest
drift begroet, wat diepere beteekenis had in
een stad waar de Hofcomponist en General-
musikdirector Gasparo Spontini de muzikale
opperheerschappij bezat, en spoedig vierde
„Der Freischütz" triomfen in alle Duitsche
theaters.
Met den Freischütz deed de echt-Duitsche
romantiek haar intrede in de opera, de
sagenwereld, die later ook Wagners genie in
spireerde. Hoe hoog deze Weber schatte kan
blijken uit de woorden, die Wagner sprak
op het kerkhof te Friedrichstadt bij Dresden
waar het stoffelijk overschot van Weber, die
in 1826 te Londen overleden en aldaar be
graven was, werd bijgezet. „Nie hat ein deut-
scherer Musiker gelebt als Du! Der Britte
laszt Dir Gerechtigkeit widerfahren; es be-
wundert Dich der Franzose, aber lieben kon
Dich nur der Deutsche; Du bist sein, ein
schoner Tag aus seinem Leben, ein warmer
Trophen seines Blutes, ein Stüek von seinem
Herzen!" Zoo sprak de toekomstige schepper
van Meistersinger en van Nibelungen-trilogie;
hoe een niet minder groot meester Weber
eerde, bewijzen Beethoven's woorden bij hun
ontmoeting te Baden bij Weenen: „Da bist
Du ja! Du TeufelskerüGrüss dich Gott! Reeds
vroeger had Beethoven naar aanleiding van
„Der Freischütz" gezegd: „Der Weber muss
Opern schreiben, eine über die andere, und
ohne viel daran zu knaupeln".
De beroemde Ouverture is, zooals gewoonlijk
bij Weber, op thema's van de eigenlijke opera
gebouwd. De fragmenten uit de aria's van
Max en Agathe en het onheilspellende motief
van den boozen geest Samiel zal men zonder
moeite herkennen. Dat motief van Samiel (de
lage A in de bassen pizzicato en de pauken,
onder een verminderd Septime-accoord)
klinkt telkens wanneer Samiel optreedt, of
wanneer er van hem gesproken wordt; het is
dus een echt leidmotief, zooals Wagner dat
tot de in de uiterste consequentie heeft door
gevoerd. Maar ook overigens is de muziek
van een geweldige dramatische kracht; de
meest verschillende gegevens en contras-
teerende stemmingen zijn er met feillooze
zekerheid in weergegeven. Daarbij is zij
grootendeels vanverbazende melodische schoon
heid en zonder banaal te zijn liggen de melo
dieën gemakkelijk in 't gehoor: eerste voor
waarde voor populariteit. Daarentegen stelt
zij den vertolkers niet geringe opgaven, en de
regie en ensceneering hebben aan zeer zware
eischen te beantwoorden, vooral in het
tooneel der Wolfschlucht.
Nog een andere opera-uitvoering trekt de
aandacht: „Der Barbier van Sevilla", van
Rossini? neen van Paisello. Het onderwerp
van Beaumarchais' geestig blijspel had reeds
voor Rossini componisten geïnspireerd;
Mozart's „Figaro" en Paisiello's .Harbier" be
wijzen dat. En het werk van Paisiello (1741
1816) was in Italië zelfs zóó bekend en ge
liefd, dat de première van Rossini's ,-Barbier"
in 1816 te Rome op hevigen tegenstand stuit
te, wijl ze als een soort van oneerlijke con
currentie werd beschouwd. Pairïello was een
zeer vruchtbaar componist; hij heeft meer
dan 100 opera's geschreven en daarenboven
nog tal van andere werken: missen, re
quiems, symphonieën, klavierconcerten, ka
mermuziekwerken enz. Het meeste daarvan is
totaal vergeten. Zijn „Barbier" dateert van
1782: het werk wordt Donderdagavond door
Leipzig uitgezonden.
Over de andere programma's moeten we
ditmaal kort zijn. Zeer interessant belooft
het Liederen-Recital van Mevr. Berthe Seroen
Maandagavond) te warden: «gr-
schillende richtingen zijn daar vertegenwoor
digd en de groote voordrachtkunst der zan
geres waarborgt een scherpe karakteriseering.
Niet minder belangrijk schijnt mij het
„Collegium Musicum" (Leipzig, Dinsdag
avond), waar muziek van Biber (16441704),
J. W. Trouch <1641 geb.) en Joh. Kuhnam
(16601722) uitgevoerd zal worden; de 6 so
nates, die de „Musikalische Vorstellung u.s.w.''
vormen, zijn van 1700dat is dus programma
muziek uit een pro-Bachiaansch tijdperk.
Merkwaardig zijn nog het het Milhoud-Con-
cert van Vrijdagavond (Daventry Reg.) met
medewerking van de uitmuntende Fransche
pianiste Marcelle Meyer en het concert te
Parijs (Eiffel, Donderdag) dit laatste minder
omdat het pianoconcert no. 2 in g kl. t. van
St. Saëns daar'gespeeld wordt (want dat werk
is bekend genoeg en wordt ook Dinsdagavond
door Londen uitgezonden), dan wel omdat
de bijna 70-jarige Brusselsche pianist Arthur
de Greef de solopartij zal spelen. De sterren
der oude garde verbleeken en verdwijnen
gaandeweg: men stelle het dus op prijs als
er van tijd tot tijd een zich in 't openbaar
vertoont.
Wie vóór de Milhaud-demonstratie van
Vrijdag zich een dosis welluidendheid als re-
servevoedsel wil verschaffen, trachte Donder
dag Heilsberg in te schakelen en het kwintet
voor klavier en blaasinstrumenten van Mozart
te hooren; de overvloed van schoone melodiek
daarin is niet minder bewonderenswaardig
dan de wijze waarop elk der instrumenten
naar zijn aard behandeld is.
MUZIEK.
MAGNARD'S OPERA
„GUERCOEUR".
NA DERTIG JAAR EEN PREMlèRE.
In „de Telegraaf' schrijft een bijzondere
correspondent te Parijs over:
Magnard's Opera, ..Guercoeur" de opera van
Albéric Magnard, het diep verheven drama,
dat reeds dertig jaren op uitvoering wachtte.
Misschien is er onder de groote scheppers
der jonge Fransche school niemand zoo mis
kendHoevelen zagèn den zoon van den
toenmaligen Figaro-directeur niet als een
rijk amateur! Men vond het 'n gril, dat deze
op alle gebied ontwikkelde, die evengoed filo
soof of schrijver had kunnen worden, de mu
ziek als uiting koos. Zij vijanden noemden
hem stuursch, weerbarstig, trotsch. Hij
schipperde te weinig voor de heerschers der
academie. Hij ging niet ver genoeg vooruit
voor Debussy en de impressionisten. Men
vond het aanmatigend, dat hij den klassieken
vorm door de kracht van zijn persoonlijk
heid nieuw leven wilde inblazen.
Degenen echter, die hem fel aanspoorden
op den ingeslagen weg te volharden een Vin
cent d' Indy of Guy Ropartz, zagen door de
tegenstrijdigheden van zijn karakter heen;
zij bewonderden zijn wilskracht, zijn onver
zettelijke energie, zijn gouden eerlijkheid...
Doch de muzikale massa wilde niet mee en
Magnai-d, die den afgrond tusschen zichzelf
en zijn generatie steeds grooter zag worden,
trok zich met vrouw en kinderen in 't Isle de
France terug.
Daar in zijn rijk met kunstschatten ver
sierde landhuis bij Senlis, overvielen hem de
Duitschers. Toen de vijanden de deur wilden
forceerden en bijvoorbaat zijn zoon aan een
boom hadden gebonden, schoot Magnard
door de gesloten vensterluiken. De vijand
vuurde terug en stak het huis in brand. Drie
weken later, na de zege van de Marne, vond
zijn weduwe een ruïne en eenige verkoolde
beenderen, terug. Zijn zangbundel was ver
dwenen: de orkestratie der eerste en laatste
acte van „Guercoeur" verkoold.
Het drama behandelt de wederopstanding
van den prins Guercoeur, die de redder van
zijn volk, aan verguizing en verraad ten
prooi valt, ten tweeden male opstijgt en de
ijdelheid van zijn aardsch bezoek inziende,
tot het genieten van den oppersten Vrede
opstijgt.
„De inkleeding van dit idealistisch drama
herinnert aan Parsifal en het is zeker, dat
de jonge Magnard aan den begoochelenden
indruk van Wagner niet is ontsnapt.
En toch onderscheidt „Guercoeur" zich
_gunstig van zooveel flauw-nagebootste Wag-
neriaansche drama's, die elk karakter mis
sen.
Als Wagner's muziek gelijk een soort stort
vloed alles meesleept en den tekst overstelpt,
dan is bij Magnard alles gekanaliseerd en
klaar ingedijkt.
Het is niet de muziek die blindelings het
dama dient, doch het drama dient de muziek
welke zich symfonisch contrapuntisch ont
wikkelt.
„Het drama terugdoopen in de absolute
muziek": dit devies werd hier meesterlijk
verwerkelijkt.
Men zou deze opera het best in concert-
vorm kunnen opvoeren als een driedeelige
symfonie: een dramatisch allegro in sonate
vorm, omsloten door twee serene adagii...
Eigenlijk wint deze puur-symfonische too-
neelmuziek heel weinig bij een verwerkelij
king op het tooneel.
Daarentegen worden wij volkomen bevre
digd als vage godenwezens, die aan de ver
beelding alle vrijheid laten, in een ijle sfeer
van kleur en licht, hun hooge melodische
emoties uitzingen.
Magnard speelt hoog spel. Evenals Guer
coeur doet hij niets om de menigte te vleien.
Hij versmaadt de gewilde oorspronkelijkheid
en het exotisme, waarmee zijn tijdgenooten
zich bedwelmen. Hij haat de muziek, ge
schreven voor het pleizier der ooren. Hij wil
niets weten van een bijzondere harmonie,
een bijzondere wending. Hij neemt den geijk-
ten vorm der meesters om dien door zijn
persoonlijkheid te bezielen
Er schuilt iets mannelijks, ruigs en eerlijks
in deze sober-gelijnde muziek, een edele.-
ethische toon, vereenigd met een latijnsche
klaarheid, die pascaliaansch aandoen; toch
ontbreekt die oorspronkelijke melodievin
ding, die onnavolgbare contrapuntische
schrijfhand, die den grooten meester ken
merken.
Het Fransche publiek klapte slechts flauw
tjes en het meest misschien voor de schoone
wijze, waarop Jeanne Lubon en Capeyrette
de Waarheid en Smart vertolkten.
Maar in de zaal stemden drie menschen
uit drie gedachten van ganschen harte toe:
de 80-jarige Vincent d'Indy „Aan hem
heb ik alles te danken" bekende Magnard; dc
stevige symfonische bouwmeester Florent
Schmitt. en vooral de grootmeester van van
daag: Darius Milhaud, die Magnard als een
heroïsch voorlooper verheerlijkt.
De modernen van 1900 gingen voorbij; het
muzikale impressionisme volkomen ver-
INGEZONDEN MEDEDEELIXGEN
a 60 Cts. per regel.
*!ffliK«rairr5jtr «mkbbibëxü
Hyacinthen, narcissen en tulpen in bloei.
Gr. Houtstraat 5a
TELEFOON 10771
NEDERL. MIDDEN STANDS BANK N.V.
Kantoor: Haarlem, Gierstraat 14,
Telefoon 1309S.
HANDELSCREDIETEN
EFFECTEN EN COUPONS.
ouderd; maar de tijdens zijn leven verouder
de Magnard lijkt nog volkomen „bij", wijl
hij de klassieke vormen aan het jonge ge
slacht overgaf.
HAARLEM'S GEMENGD KOOR.
Requiem van G. Verdi.
Het is min of meer gewoonte geworden om
aan Verdi's Doodenmis het gebrek aan kerke
lijk karakter te verwijten. Met evenveel recht
zou men, op soortgelijke gronden de groote
missen van Bach en Beethoven kunnen af
keuren. Geen van beide voldoet ook maar
eenigszins aan de eischen der liturgie. Maar
met de muzikale taal der Duitsche meesters
zijn we meer vertrouwd geraakt in de vele
Oratoriums, en zoo is men licht geneigd hun
wijze van behandeling en uitdrukking voor
de eenige ware en de daarvan afwijkende
Romaansche opvattingen voor afdwalingen
in de richting der opera te houden. Zulke
„aberraties" treffen we in Berlioz' Requiem
en zelfs in „Les Beatitudes" van Franck aan.
Dat de wilde revolutionnair Berlioz niet in
het gebruikelijk gareel wou loopen was geen
wonder; maar den kalmen, zachtmoedigen,
vromen Père Franck, die zeker de helft van
zijn leven in dienst der Kerk heeft doorge
bracht kan men noch van gebrek aan zin
voor gewijde muziek, noch van onbekendheid
met de eischen en vormen daarvan verden
ken. Nu zijn natuurlijk „Les Béatitudes" geen
werk dat op eenige liturgische strekking aan
spraak zou kunnen maken, maar toch treffen
ons in de muzikale behandeling der stof
eigenaardige verschillen met soortgelijke wer
ken van Germaanschen oorsprong. Verdi's
Requiem sluit zich eenigszins bij dat van Ber
lioz aan; vooral in de toonzetting der Sequens
„Dies irae" is Berlioz' invloed herkenbaar en
het „Tuba mirum" zou eenigszins als een ver
kleinde editie van dat van den Franschen
meester kunnen gelden, terwijl de orkest-
afsluitingen van het fugathema in het „Libera
me" aan die der fuga in het laatste deel der
symphonie fantastique herinneren.
Met het liturgisch karakter van het
Requiem van Verdi hebben we overigens niets
te maken als het in concertvorm in een zaal
wordt gegeven. Bach, zelf overtuigd
protestant, vond in de woorden der
Mis inspiratie voor een van zijn verhevenste
scheppingen. Beethoven eveneens, en elk van
beiden heeft dat op de wijze, die met zijn
aard en opvatting overeenstemde, tot uiting
gebracht. En zoo heeft Verdi niet den tekst
der Mis van Requiem gedaan en hij heeft een
werk geschapen dat do ooren streelt met de
schoonste Italiaansche melodiek, dat in dra
matische uitbarstingen ontzetting wekt, dat
van 't begin tot het einde de uitvoerenden in
spireert en de hoorders boeit deugt het
dan of deugt het niet? Ik voor mij zou willen
dat men van tal van deugdzame, knappe, aca
demische Duitsche werken hetzelfde zeggen
kon: ze zouden dan wellicht minder vervelend
zijn.
Ik kan over de uitvoering door H. G. K. be
trekkelijk kort zijn. Het heeft geen zin over
enkele minder geslaagde fragmenten uit te
weidenals geheel was de vertolking voortref
felijk. Er ging wat van uit, en de warme
geestdrift van dirigent, solisten en koor deel
de zich ook aan het auditorium mede. Het
solistenkwartet zong heerlijk, en dit betee-
kent implicite een bijzonder woord van lof
voor den tenor Jac. van Kempen die geheel
onvoorbereid den door ongesteldheid verhin
derden Louis van Tulder verving. De stem van
Jo Vincent straalde in gouden glans; Suze
Luger en Willem Ravelli heb ik nimmer te
voren zóó mooi gehoord als Vrijdagavond. En
het orkest, onze H.O.V., bleef bij de overigen
niet achter in geestdrift en toewijding voor
hun schoone taak. Zoo kwam een uitvoering
tot stand, waarop de leider Jan Booda met
trots en tevredenheid mag terugzien. De
krans en de bloemenmand die hem werden
aangeboden, zullen mede tot de schoone her
inneringen aan dezen avond blijven behooren.
K. DE JONG.
HET TOONEEL
DE VOORSTELLING VAN
ALBERDINGK THYM.
Verreweg het beste deel van de voorstel
ling van Alberdingk Thym kregen wij giste
ren in het begin. De tweede opvoering van
De Verdun-Gangers, het mysteriespel, dat op
den feestavond van de vereeniging reeds was
gegaan, maakte thans nog meer indruk dan
den eersten keer. In de intieme zaal van den
schouwburg aan den Jansweg kwam dit stuk,
dat allereerst stemming vereischt, veel meer
tot zijn recht dan in het groote gebouw van
de Sociëteit St. Bavo. De spelers hadden on
middellijk contact met het publiek, wat on
willekeurig invloed had op het spel. Vooral
de heer Van Dijk onderscheidde zich giste
ren door zijn werkelijk knappe en scherpe
uitbeelding van den ouden boer.
Ook de heer Kruyver wist zich in zijn zeer
precaire rol van den herbergier thans veel
meer in te binden, zoodat hij geen moment
de stemming verbrak. En hoe groot is daar
voor niet het gevaar bij deze rol! Het slot
waarin de regie wel het meest had bereikt
maakte ook nu een diepen indruk op het
publiek en het duurde dan ook lang, voordat
het applaus los brak. Een niet geringe hulde
voor de spelers en hun leider, den schilder
Herman Moerkerk!
Het was te verwachten, dat na dit stukje
vol stemming geen climax meer verkregen
zou worden, vooral ook, omdat de beste spe
lers in De Verdun-Gangers hadden meege
speeld. Het tweede stuk Het frappante
Slot bracht dan ook een teleurstelling.
Alberdingk Thym heeft dit stuk van den
heer Odijk waarschijnlijk opgevoerd om zijn
tendenz. Een jong schrijver, die op het punt
staat te bezwijken voor het ver'eidelijk aan
bod van zijn uitgever, om aan zijn roman een
slot te maken, dat een verkeerden invloed op
zwakke lezers kan hebber., komt hiervan te
rug <ioor een droom, waarin hij dc gevolgen
- - «te «i
Een mooi veld kleurige bloembollen b{j de Zanderij vaart te Overveen.
Hoewel verscheidene velden in den om
trek nog geheel groen zijn, kan nu toch wel
verwacht worden, dat het morgen eindelijk de
lang verbeide bollendag zal zijn en dat dus
talrijke ingezetenen van Haarlem en Amster
dam de nauwe straten zullen ontvluchten, om
buiten den heerlijken geur van hyacinthen
en andere gewassen op te snuiven en te ge
nieten van het schitterende kleurenschouw-
spel, dat de danderijen in Kennemerland elk
voorjaar bieden.
Door het koude weer van de laatste dagen
zijn alle bloembollen in groei tegengehouden;
daarom was er verschenen Zondag niet veel
te zien, terwijl het bovendien geen wc t was
om uit te gaan wegens den grooten regenval.
De narcissen staan thans volop in bloei; de
gele velden worden afgewisseld door de hya
cinthen, die nu in alle kleuren en vormen de
velden tooien. Enkele velden vroege hyacin
then. die vóór de laatste vorst van hun win-
terdek waren ontdaan en daardoor eenigszins
bevroren neuzen kregen, zijn zelfs al ge
stroopt. De bloemisten deden dit om ziekte in
■het gewas te voorkomen. Deze gestroopte
hyacinthen zijn echter gering in aantal. De
massa zal spoedig bloeien, waarom Zondag
a.s. de groote trek naar Hillegom is te wach
ten. Vakmenschen verwachten, dat dit jaar
de bloeitijd drie weken zal duren: zij gron
den deze verwachting op het koude weer en
de langzame ontwikkeling der planten.
De hyacinthen zijn nu vrijwel alle aan
het bloeien. Deze „koningin der bolgewassen"
zal weer de bewondering van alle toeschou
wers opwekken.
Ook de vroege tulpen, de hei-gele, bloed-
roode en sneeuwwitte enkele en de op rozen
gelijkende dubbele zijn al op vele velden te
zien.
De vorige week hebben we, niet vermoe
dende dat het den geheelen lieven Zondag
aan één stuk door zou regenen, voor de
liefhebbers eenige routes opgegeven. De voor
naamste er van zulen we hieronder nog eens
herha^n: Per flets langs de Leidschevaart tot
aan de Mandpadsbrug. Daar links af de Man
padslaan af via Bennebroek naar Hillegom tot
even vóór het Gemeentehuis. Hier één
der kleine zijlaantjes aan den rechterkant
inslaan. Oogenblikkelijk zit men dan mid
den in de bollenvelden, zoover als het oog
kan reiken.
Vervolgens terug langs de Leidschevaart
naar den Vogelenzangschenweg, via Aerden-
hout en Overveen, Zijlweg naar Haarlem.
De voetgangers kunnen genieten van het
gezicht over de velden langs de Houtvaart in
de richting van Overveen.
Voor wie zich tot Heemstede wil bepalen,
is de volgende route aan te bevelen:
Per tram tot halte Valkenburgerplein. Van
daar door Groenendaal naar den uitgang
Zui-West. Twee minuten den Heerenweg in
Zuidelijke richting volgend heeft men een
schitterend gezicht op de tuinen tusschen de
buitenplaats Meer en Berg en den Kadijk.
Bij den Kadijk vindt men mooie. In bloei
staande velden met hyacinthen en narcissen.
Ook aan de Prinsenlaan staat een mooi
veld narcissen ln bloei.
Terug van de Glippcrbrug weer naar Groe
nendaal; langs den Glipperweg ziet men nog
enkele velden narcissen en de eerste vroege
tulpen.
De bloeiende velden langs de Vrijheidsdreef
en de Van Merlenlaan zijn eveneens een be
zichtiging meer dan waard.
Onze Hillegomsche correspondent schrijft
nog:
Ik heb nog eens een tocht gemaakt langs
alle wegen en velden in deze gemeente. Wan
neer het weder Zondag nu eindelijk eens mooi
is. zal een bezoek aan Hillegom en omgeving
alleszins aan te bevelen zijn. De bloei der hya
cinthen en narcissen is nu volkomen en hoe
wel op verschillende plaatsen de bloemen van
vroege soorten reeds verdwenen zijn in de
afgeloopen week. wordt dit rijkelijk vergoed
door de latere soorten, terwijl ook de vroege
tulpen tot bloei gekomen zijn.
Aanbevolen wordt om niet bU het bewon
deren der velden den Rijksstraatweg te vol
gen en komen de zijwegen veel meer in aan
merking voor een rustig genieten. Voor hen,
die Hillegom wenschen te bezoeken en niet
bang zijn voor een flinke wandeling zij gewe
zen op de Bethlehemslaan (tramhalte), dezo
volgen tot over de brug dan rechts dc Zand-
laan en Kennemerbeekweg. Hier vindt men
groote partijen bloelende hyacinthen met ver
rassende doorkijkjes door akkermaalshout
enz. Indien men dan de wandeling vervolgt
links den straatweg nemen tot het punt van
uitgang en daar aan de rechterzijde van den
weg den Doodweg volgen, de spoorlijn over
steken en aan het einde den Loostcrweg I
nemen om dan via Pastoorslaan of Stations
weg het dorp te bereiken. Langs al deze
wegen vindit men bloemen in overvloed.
Van het centrum van het dorp uit is een
fraaie wandeling: de Leidschestraatweg vo»-
gen tot aan de Hyaeinthelaan. deze laan lot
het einde en dan rechts de hoogc Veenenbur-
gerlaan (een prachtig uitzicht naar beide
zijden!) vervolgens links Loosterweg III en
daarna Loosterweg II om ten slotte bij het
station te arrlveeren.
Een zeer landelijke wandeling kan men
maken door onmiddellijk oyer de nieuwe brug
aan het einde van het dorp rechts de steenen
trappen af te dalen, waarop men na onge
veer drie minuten via een paar bruggetjes
te midden der bloelende bollen loopt. Aan het
einde kan men naar verkiezing links gaan
(Loosterweg TTI) of rechts (station).
Met uitzondering van de laatste route zijn
alle wegen geschikt voor wielrijders en vindt
men overal massa's bloemen.
Ook langs den Rijksstraatweg In de richting
van Lisse, Sassenheim en Ocgstgeest zijn vele
velden te bewonderen.
van zijn boek in een visioen voor zich ziet.
Wanneer de heer Odijk met dit tooneel-
spel eenigen indruk had willen maken, had
hij minder lang van stof moeten zijn, zich
niet zoo eindeloos moeten herhalen en zijn
menschen in minder boekachtigee taal moe
ten laten spreken! Nu werd het een vrij
saaie vertooning, die het publiek allerminst
vermocht te boeien. Zelfs de beide spelers
zouden dit onbeholpen tooneelstukje niet
hebben kunnen redden. Bij de allerminst
sterke vertooning, die de leden van Alberdingk
Thijm er van gaven, lukte dit nog minder.
Het verwonderde mij dan ook, dat iemand als
de heer Gerard Nielen, die herhaaldelijk ge
toond heeft zoo goed voor het dllettanten-
tooneel te kunnen schrijven, dit stukje van
den heer Odijk op het repertoire had geno
men.
Ook het eerste stukje na de pauze „Vrij
man" kon ik onmogelijk waardeeren. Hier
zou echter bij beter spel veel meer bereikt
kunnen zijn. De heer Jacques van Elten, die
anders zoo aardig typeeren kan, had giste
ren niet zijn gelukkigsten avond. Het was
duidelijk merkbaar, dat hij zijn tekst woord
voor woord van den souffleur moest hebben
en daardoor werd het tempo veel te gerekt
en het spel te onzeker. En aan de uitbeelding
en vooral aan de uitspraak van „meneer
Ankerman ontbrak te veel, dat wij hem
konden aanvaarden.
In „Klokslag tien" de bekende éénacter
van Willy Corsari zat tenminste spanning,
al wil ik daarmee niet zeggen, dat het stukje
volkomen tot zijn recht kwam. Ook hier zou
een vlugger tempo en vooral een grooter ge
spannenheid in het spel den indruk zeker
hebben versterkt. Maar de leider van Al
berdingk Thijm heeft blijkbaar ook de jonge
krachten eens een kans willen geven en als
„oefening" is zoo'n speeistukje dan ook zeker
niet te verwerpen. En het stukje heeft ge
noeg kracht in zich zelf om te boeien, zoo
dat de spelers er toch succes mee hadden.
Wij zullen van dezen avond echter de her
innering bewaren aan de zeer goede opvoering
van De Verdungangers. Stuk en spel verdien
den, dat er een reprise van werd gegeven en
de leden van Alberdingk Thijm zullen dan ook
zeker dankbaar zijn dit mysterie-spel nog eens
in een zoo stemmingrijke vertooning te heb-
ben zien spelen.
J. B. SCHUIL.
HET MEIFEEST.
DE SAMENSTELLING EN DE ROUTE VAN
DEN FAKKELOPTOCHT.
Over het Meifeest van de S. D. A. P. en de
moderne arbeiders organisaties te Haarlem
is nog het volgende mede te dcelen:
De route van den fakkeloptocht te houden
op Zaterdag 2 Mei (opstelling half negen aan
de Nassaulaan, vertrek negen uur), is als
volgt vastgesteld:
Nassaulaan, Nieuwe Gracht, Kinderhuis-
vest, Raaksbrug, Leidschevaart, Leidsche
brug Wilsonsplein, Wilsonsbrug, Raamsingel,
Gasthuissingel, Kampersingel, Lange Brug,
Onze Lieve Vrouwe Gracht. Antoniestraat,
Schalkwijkerstraat. Zomervaart, Nagtzaam-
brug, Nagtzaamplein, Amsterdamstraat. Am-
sterdamsche Poort. Oostvest. Damaststraat,
Harmen jansweg, Koude Horn, Nieuwe
Gracht Nassauplein en Nassaulaan.
Het is de bedoeling, dat zoodra alle demon
stranten na den optocht op de Nassaulaan
zijn teruggekomen de Arb. Muziekver. .Ex
celsior", het strijdlied „De Internationale"
speelt dat door alle demonstranten wordt
medegezongen.
Bij de opstelling van den optocht worden
fakkels uitgereikt.
De indeeling van den stoet is aldus:
1. A. J. C., 2. Vlagenstoet, 3. l Mei-comité,
4. Muziekvereeniging „Excelsior", 5. Spoor en
tram, 6. Metaalbewerkers. 7. Land en tuin
bouw, 8. Muziekvereeniging „Velsen", 9.
Kleermakers. 10. Sigarenmakers, 11. Bakkers,
12. S.D.A.P., 13. S. D. V. C., 14. Muziekvereeni
ging „Kunstgenot", 15. Transportarbeiders,
16. Bc iwarbtiders. 17. Handels- en Kantoor
bedienden, 18 Schilders. 19. Stucadoors, 20.
Muziekvereeniging „Voorwaarts, Haarlem I",
21. Ambtenaren, 22. Slagers, 23. Huisper
soneel; 24. Overheidspersoneel; 25. Zangver-
eeniglng „Stem des Volks", 26. Straatmakers
Haarlem en Bloemendaal; 27. Muziekver
eeniging „Voorwaarts Haarlem n28. Ty
pografen; 29. Onderwijzers; 30. N.L.F.C.B.,
31. Part. Chauffeurs, 32. Meubelmakers. 33.
Fabrieksarbeiders, 34. Verzekeringsagenten.
35. B. T. o., 36. Muziekvereeniging „Kunst
na Arbeid" :37. Instituut voor Arb. Ontwik
keling; 38. V.A.R.A. 39. Tooneelvereenigïng
„Vooruitgang", 40. Mandolineclub .Apollo",
41. Ned. Ver. tot Afschaffing van Alc. dran
ken, 42. Esperanto, 43. R.S.V., 44. N.A.SJJ