LETTEREN EN KUNST HAARLEM'S DAGBLAD MUZIEK. DE AANSTAANDE BEETHOVENCYCLUS DER H.O.V. L In den loop zijner bijna vierjarige werk zaamheid als dirigent der Haarlemsche Orkest- Vereeniging heeft hij getoond, dat hij zijn ambt niet als een sinecure heeft opgevat. Talrijke „eerste uitvoeringen" sierden de pro gramma's; alle tijdperken, alle richtingen, van CorelJi af tot de meest moderne toe waren er op vertegenwoordigd. En nu hij, elders tot hooger ambt geroepen, ons binnen kort gaat verlaten, wil hij zijn werkzaamheid hier besluiten met een praestatie, die als hoogste bekroning van zijn arbeid, als meest verheven manifestatie van zijn artistiek wil len en kunnen bedoeld ls; die aan de herinne ring van zijn verblijf te Haarlem het onuit- wischbare stempel van superioriteit zal ver- leenen: de integrale uitvoering van Beet hoven's negen symphonieën. Deze negen symphonieën vormen het essen- tieele deel van de programma's van den ko menden cyclus. De overige werken, die er op voorkomen zijn waarschijnlijk eensdeels ter vulling van den gebruikelijken tijdsduur van een afzonderlijk concert, andersdeels uit ma- terieele overwegingen als Spaansche vlieg- of trekpleisters bijgevoegd; immers: als ver tegenwoordiging van de klavierconcerten is het vierde niet voldoende en had het even belangrijke vijfde niet mogen ontbreken; de solopartij van het vioolconcert hadden we gaarne aan een Haarlemsch kunstenaar toe vertrouwd gezien; de bewerkingen der Schot- sche liederen behooren niet tot Beethoven's hoofdwerken. De symphonieën behooren daar wèl toe. Zij vormen haast een wereld op zich zelve. Paul Becker drukt het treffend uit waar hij in zijn boek over Beethoven zegt; „Gelijk een ge weldige bergtop met negen spitsen steekt de symphonie-kolossus boven de keten van het Beethoven-gebergte uit. Niet zijn door wolken omhulde hoogste, wel echter zijn verstweg zichtbaar punt". Inderdaad, in de klavier sonates en vooral in de strijkkwartetten heeft Beethoven's genius nog een hoogere vlucht genomen dan in de symphonieën; maar die toppunten zijn langen tijd voor de meesten als door wolken van raadselachtigheid omge ven en daardoor onzichtbaar gebleven. Zelfs kenners met goede kijkers vermochten ze niet in hun ware gedaante, in hun volle grootheid te aanschouwen en eerst in de laatste decer- niën zijn de nevels wat opgetrokken en heb ben breedere kringen van muziekminnaars hun grootheid en schoonheid leeren bewon deren. Toch zijn ze voor de groote massa nog terra incognita. Voor deze is Beethoven de man der symphonieën. Een volledig beeld van de ontwikkeling van den toondichter Beethoven geven zijn symphonieën niet. De première der Eerste Symphonie vond 2 April 1800, die der Negen de 7 Mei 1824 plaats. Beethovens werkzaam heid als symphonicus omvat dus den tijd tusschen zijn 30ste en zijn 54ste levensjaar. Vóór en na deze periadc dreef zijn geest hem in andere richtingen en betrad hij het spreekgestoelte voor het forum der menigte, dat het gebied der symphonie beheerscht, niet. Zoo vormen de Symphonieën een reeks, die een weliswaar niet hiatenvrij, maar toch genoegzaam duidelijk beeld geeft uit een belangrijk deel van zijn leven. Zij zijn, zoo als Becker zegt; „vruchten van een tijd waarin Beethoven den blik voor de hem om gevende wereld tot het uiterste scherpt, om zich als kunstenaar rekenschap over het waargenomene af te leggen. Geen zijner (andere) werken grijpt met dusdanige ener gie in algemeene beschavingsbelangen in, geen is zoo doep in het artistiek bewustzijn der massa's doorgedrongen. De Sympho nieën vormen het meest populaire deel van al wat Beethoven gewrocht heeft. Meer nog: zij zijn de meest populaire werken van de geheele instrumentale muziek van grooten stijl". Deze lang erkende populariteit maakt het overbodig inleidende besprekingen en ontle dingen ter verduidelijking van den muzika- len inhoud te geven. Er is trouwens genoeg over geschreven, dat ten deele in handigen vorm voor betrekkelijk geringen prijs ver krijgbaar is en dat elk der negen sympho nieën overzichtelijker en vollediger behan delt dan we in de kolommen van een dag blad zouden kunnen doen. Daarentegen dringt zich juist de vraag op: indien deze symphonieën zoo bekend en po pulair zijn, waarom kiest een dirigent hun uitvoering dan als samenvatting van zijn arbeid van eenige jaren, als opperste uiting van zijn streven, bekwaamheid en inzicht? Men zou bezwaarlijk kunnen beweren dat zij de laatste jaren werden verwaarloosd; immers de Beethovenherdenkingen liggen nog maar kort achter ons; daarvóór zijn ze door Nico Gerharz, die in sommige kringen als Beet hoven-vertolker bij uitnemendheid gold tel kens en telkens weer uitgevoerd en ook daar na heeft Van Beinum ze niet veronachtzaamd al waren ze niet zulk een integreerend deel van zijn werkzaamheid als bij zijn voorganger het geval was. En om de groote massa een ge noegen te bereiden, om zijn populariteit te vergrooten behoeft Van Beinum het zeker niet te doen, nu hij aan den vooravond van zijn afscheid staat. Waarom, zou men kunnen vragen, koos hij dan niet b.v. de symphonieën van Willem Pijper, die toch indertijd, naar aanleiding der Beethovenherdenkingen in 1927 schreef, dat de beste leering, die we uit de herdenkingen konden trekken, was, dat men aan de werken van tijdgenooten bij hun leven meer aandacht behoorde te wijden? En niet alleen van Pijper, maar ook van andere levende tijdgenooten, die al symphonieën componeerden op een leeftijd waarop Beet hoven zich nog niet aan het uitgeven van opus 1 durfde te wagen, en die nu allemaal moeten wachten tot ze honderd jaar dood zijn, eer hun namen en scheppingen be roemdheid genieten. Wat zit er dan in die af gezaagde symphonieën van Beethoven, dat ze telkens weer zoo aantrekkelijk maakt voor dirigenten en hoorders? De wijze van instru- menteering is het niet, want die is in latere werken, door de vooruitgang der techniek enorm uitgebreid en vervolmaakt. De lengte is het ook niet, want alleen de Derde en de Negende overtreffen in afmeting die van honderden andere. De negen van Bruckner en de negen van Mahler zijn veel en veel langer; 'die van Pijper en andere modernen zijn veel en veel korter. Wat is het dan wel? We willen een uitmuntend kenner als Becker weer even aanhalen. De voorbeeldelooze weerklank, dien Beet hovens symphonieën vonden, verklaart hij in de. eerste plaats uit de in vergelijking met de tot dusver gebruikelijke wijze van produc tie onbekende, concentratie van Beethovens DINSDAG 28 APRIL 1931 scheppende kracht. „Vergeleken met de meer dan 100 symphonieën van Haydn, de meer dan 40 van den vroeg gestorven Mozart om van andere nog vruchtbaardere tijdge nooten niet te spreken, doet zich Beethovens symphonisch oeuvre wat het aantal betreft zeer bescheiden voor. Soortgelijke verschil len blijken als men er op let hoeveel tijd er voor hun ontstaan noodig was. Mozart schreef zijn laatste drie meest beteekenende symphonieën binnen den tijd van een kwar taal, voor den aan de grens van den 60-ja- rigen leeftijd staanden Haydn waren enkele jaren voldoende voor de compositie zijner 12 beroemde Londensche symphonieënè Zulk een snelheid van ontwerp en uitvoering ls bij Beethoven onmogelijk. Slechts van één werk, de 8ste Symphonie, weten we, dat het in on geveer vijf maanden ontstond. Tegenover deze uitzondering staat bij de overige sym phonieën een uiterst langdurig wordingspro ces, dat veelal meerdere jaren duurde, bij de 9de zelfs, van de eerste ontwerpen af ge rekend, meer dan 10 jaren omvat. Deze dwang tot concentratie, tot selectie en sa mendringing in de kortst denkbare vormen, die aan de arbeidskracht ongehoorde eischen stelt resulteert voor Beethoven uit de nieu we basis, waarop hij zijn symphonisch werk ontwikkelt. „Mozart en Haydn schreven voor kringen van liefhebbers, voor een bevoorrechte kasie begrijpende kunstvriendenEerst in latere jaren verkrijgt Haydn voeling met breedere lagen uit het publiek. Beethoven echter gaat van dit standpunt uit. De kracht van de ideeën zijner werken doet de enge ge sloten ruimten van de muzieksalons der adel lijken openspringen. Beethoven heft het in tieme, kamermuziekachtige karakter der symphonie op.Zijn horizon omvat onver gelijkelijk grooter gebieden dan die zijner voorgangers. Boven de gevoelens en gedachten eener bepaalde kaste uitgaande wendt Beet hoven zich tot de groote algemeene belan gen van zijn tijd. Deze tijd met zijn hooge vlucht der gedachten, zijn idealen, zijn ver heerlijking van een geestelijk en zedelijk vrij menschdom is de bron waaruit hij put". Beethoven is, vergeleken met zijn voorgan gers, subjectief en opent dus de deur voor het onbeperkt doorgevoerde subjectivisme dat in de romantiek tot uiting kwam. Maar Beet hoven heeft dit persoonlijke bevrijd van al het beperkende, hij heeft, zooals Becker zegt: „met geniale vergrootlngskracht de sub jectieve bekentenis van den eenling doen groeien tot iets wat een ideale massa heeft doorleefd. Hij vindt het eeuwige, typische der proble men, die zich aan hem voordoenRede voeringen tot het volk, tot de menschheid, zou men zijn symphonieën kunnen noemen.... hij kon de tot dusver tot kringen van dilet tanten beperkte instrumentale symphonie tot kunstvorm der algemeenheid ontwikkelen. Daarin ligt zijn cultuurhistorische beteekenis als symphonicus. Zijn symphonie-atlas draagt het geheele openbare muziekleven der 19de eeuw op de schoudersEen nieuwe vorm van muzikale openbaarheid groeit op. Deze op werking in de breedte gerichte ten dens der Beethovensche symphonie krijgt haar bekronende afsluiting in de Koorfinale der Negende, welker ideale beteekenis de uitnoo- diging tot meezingen is, evenals bij de kora len van Bachs cantates en passies." Als men deze universeele beteekenis van Beethovens symphonisch werk in 't oog houdt behoeft men zich niet meer af te vragen waarom telkens weer de cyclus der sympho nieën wordt uitgevoerd. Het is de samenvat ting, en tegelijk de apotheose van de orkes trale muziek, zooals zijn klaviersonates die der strijkkwartetlitteratuur. Een goed Beet- hovenspeler of -dirigent te zijn is voor ve len het hoogste streven, de hoogste lof. Ed. van Beinum treedt nu in het krijt.: we hopen hem den eerepalm te zullen kunnen verleenen. K. DE JONG. ..ONDERLING GENOEGEN,, Kinderoperette „Het Gouden witje". Dit is een der speelstukken waarvan allen veel genoegen beleven; de auteur, de leider, de kinderen, het publiek. Het is een operette met kabouters en hun koning Zwartbaard; met-:, elfen en koning en hofhouding; met houthakkers en hun hoofdman: met de heks en haar dienaressen der duisternis; met sol daten en hun commandant. Ontbreken voorts niet: de herauten die alle gebeuren plechtig aankondigen. De uitvoering onder leiding van den heer J. Post had nevens al deze goede eigenschappen nog 't voordeel, dat zij werd gegeven op een tooneel, waar het den re gisseur letterlijk aan niets ontbreekt. Toen het doek opging (we waren in den schouw burg aan den Jansweg), waren we opeens midden in het bosch, vlak voor het verblijf der kabouters, een groote uitholling in de rotsen, allicht een heel oude steengroeve, maar in elk geval een verblijf dat met de beste comfort moest zijn ingericht; de ka bouters en kaboutertjes en de allerjongste generatie van dit zeer roemruchtig geslacht kwamen niet enkel met het meeste genoegen uit de diepte der aarde te voorschijn: ze zochten evenzeer met zichbare blijdschap hun ondersrondsche herberg weer op; juist als schooljongens, die niet enkel bij 't uitgaan der school een wedstrijd houden wie 't eerst buiten is. maar evenzoo bij 't begin van den schooltijd elkaar verdringen om 't eerst bin nen te zijn. Zoo althans is het tegenwoordig en kabouters, die immers veel dichter bij het kind staan dan veel groote menschen, zullen wel met hun tijd meegaan. O, die ka bouters, dat is de ware vreugde der uitvoe ringen van ..Onderling Genoegen". Als maar heel even de roode capuchons zichtbaar worden, gaat er door de zaal: „daar heb je ze". En elk jaar schijnt hun getal zich te vergrooten. Maar ik heb óók opgemerkt dat zij, in strijd met 't geen mij altijd verteld werd, inderdaad jaarlijks grooter worden. De heel kleine roodkop, die 't vorig jaar zooveel bewijzen gaf dat hij van al wat educatie heet zich niet veel aantrok, had ditmaal het genoegen, een baard te mogen dragen. En al bezorgde hem dit mannelijk sie raad hinderlijke neuskrlewelingen (zelfs koning Zwartbaard toonde dat hij dit schoon ste der mannelijke sieraden bijwijlen afleg de), zoo was er duchtig aan zijn opvoeding ■rewerkt en kon hij alreeds aan de allerkleinste editie der kabouters les en leiding geven, waar die 't bestond, zelfs den koning in den weg te loopen of, erger nog. een als eerbewijs bedoelde rompbuiging om te zetten in een kopstoot. Maar ook de zangkunst onder de kabouters wordt met succes beoefend. Zingen zij solo. dan is dat niet alleen mooi. maar valt er zelfs van lien te leeren. Zingen zij in koor, dan merkt men pas wat saamhoorigheld vermag. Maar laat ik eerlijk zijn tegenover de kinde ren van ons eigen geslacht. Zoo was Hugo, welhaast de hoofdpersoon in dit stuk, een zanger die ons heel den avond bijzonder veel genoegen verschafte en hij deed niet onder voor de fee, die betooverend zong. De heks toonde zich een volleerd vocaliste naast uit nemend speelster; koning Zwartbaard zoo wel als koning en koningin der Elfen eindelijk, deden hun instructeur J. Post alle eer aan. De muzikale leider heeft ons bij herhaling getoond, dat hij de stemontwikkeling weet te leiden zóó, dat de jonge discipel, later niet zit opgescheept met een verknoeide stem.'De hoogte koptonen komen alle met een gemak kelijkheid die frappeert. Het was waarlijk alles muziek in goeden zin. En daar 't geheel werd begeleid aan de piano door mej. G. v. d. Haak. liep niet alleen alles vlot van stapel doordat al wat dreigde zich van den teugel te bevrijden, terstond weer in 't gareel werd gedwongen: het klonk ook alles beschaafd zoodat we nog weer eenmaal een kinderzang uitvoering beleefden, die de beste indrukken naliet der arbeid van al degenen, die zulk een uitvoering hebben mogelijk gemaakt. G. J. KALT. KON. LIEDERTAFEL „ZANC EN VRIENDSCHAP". Het na de inwendige troebelen der Ko ninklijke Liedertafel met begrijpelijke span ning verwachte eerste wederoptreaen is on der de kundige, krachtige en bezielende lei ding van den princeps onzer mannenkoor dirigenten Fred. J. Roeske tot een doorslaand succes geworden. De geheel gevulde gemeen telijke concertzaal is er getuige van geweest. Roeske werd bij zijn verschijnen op het podium met hartelijk gejuich ontvangen. De gelederen der zangers waren zichtbaar ge dund, maar het bleek al spoedig dat de klank even mooi gebleven was en dat Roeske. ge lijk te verwachten viel. dien in prachtige evenwichtigheid door alle dynamische gra den heen wist te handhaven. Zelfs bij de enorme krachtsexpansies in 's leiders „Groot is de Heer" was geen oogenblik eenige ruw heid waar te nemen; de samenzang grensde aan het volmaakte en in de a-capella-num- mers bleef het toonpeil. (behoudens een klei ne rijzing in het werk van Roeske) uitste kend bewaard. Twee zwaarmoedige Russische koorwerk jes openden den avond; het eerste was eigen lijk een barytonsolo van onzen veteraan Karei Bakker, dien we na lange afwezigheid weer met vreugde zijn plaats op het podium zagen innemen, en het koor begeleidde met gesloten mond. Doch de solist was in dit eer ste nummer nog niet op dreef: wellicht was het eenige emotie die zijn toonvorming on zeker maakte, zijn zang omsluierde. Later op den avond, in Griegs „Landerkennung" was daarvan tenminste niets meer te bemerken en nam hij schitterend revanche: toen hoor den we Bakker in ouden vorm. (De zanger houde mij deze voetbal-uitdrukking ten goe de; zij vloeit na een Maandagsche courant als van zelve uit de pen) Alt koorpraestatie stond de vertolking van „Groot is de Heer" wel bovenaan. In de Alt- Rhapsodie van Brahms hield de dirigent den koorklank zeer zacht, zuiver begeleidend, wat op zich zelf heel mooi was, maar na tuurlijk geen gelegenheid gaf veel uiteen- loopende kwaliteiten van den koorzang te bewonderen. Deze Rhapsodie en „Lander kennung" zijn repertoire-nummers van Z. en V., die we reeds meermalen hoorden; geen wonder dat het koor met Griegs werk wei nig moeite had. Een paar momenten, als „Orgeln und Glocken klangen u.s.w.." en „Kühn der Geist u.s.w." waren zelfs van bui-= tengewone schoonheid. De solo-altpartij in de Rhapsodie werd weer door Annie Woud gezongen..Tegen onze verwachting was haar vertolking daarvan, die we reeds meermalen te voren roemden om haar prachtige hoedanigheden, ditmaal niet geheel bevredigend, doordat zij bijna voortdurend Iets te laag zong. Misschien had zij aan de piano- inplaats van orkest-bege leiding en aan den buitengewoon zachten koorklank minder houvast dan anders. De kracht en pracht van haar enQrme stem bleven natuurlijk onverminderd; zij hadden tevoren reeds geschitterd in het Arioso van Har, lel, dat ons evenwel zoomin omtrent den componist als omtrent de vertolkster iets nieuws kon openbaren, en in een zang van Bononcini. In deze voordrachten was ook de zuiverheid onberispelijk, zooals we van haar gewend zijn. De verrassing bracht zij ons eerst met de voordracht der Spaansche Volksliederen van Da Falla, die zij uitne mend geassisteerd door Emmy van Eden, met zuidelijk vuur vertolkte. Het laatste der vier werd herhaald. Een andere verrassing was het vioolspel van de tweede concertmeesteres onzer H.O.V., Hanny Scheffelaar Klots, dat we vroeger al leen in een paar dubbelconcerten hadden kunnen hooren. De violiste gaf blijk, uitmun tende solistische eigenschappen te bezitten: groote toon, zekere techniek, verscheiden heid van voordracht, temperament. Terwille van het onafgeleid luisteren naar haar spel beijvere zij zich een rustiger houding op het podium te bewaren. Zij speelde de bekende Ciaccona van Vitali in grooten stijl; in de twee deelen uit Lalos bekoorlijke „Sympho nie espagnole" en in „La Gitana" van Kreis- ler heeft zij een warmte van voordracht ont wikkeld. die we eigenlijk niet verwacht had den. Maar het was in elk geval zeer, zeer goed, evenals de vertolking der begeleiding door Emmy van Eden. Zoo werkten ook de solisten mee om dit concert tot een succes te maken. De dames solisten ontvingen bloemen, Roeske een krans. K. DE JONG. SCHOTEN'S CHRIST. GEM. KOOR EN SCHOTEN'S CHRIST. KINDERKOOR. Het is te begrijpen, dat na de gedenkwaar dige uitvoering in de Concertzaal te Haar lem, waar in December van het vorig jaar de vaandelonthulling van het koor plaats had, een concert dat zeker het allerbeste is ge weest dat ooit door dit koor werd gegeven, thans in de Julianakerk de belangstelling sterk gespannen was. Zij uitte zich allereerst in de buitengewoon sterke opkomst van het onbezet liet. En die belangstelling had zich publiek, dat geen plaats in het kerkgebouw uiterlijk slechts kunnen bepalen tot die sterke opkomst, zoo niet aan het slot van het concert de eere-voorzitter Ds. M. G. Blauw, de onuitgesproken appreciatie had omgezet in woorden, die wel zeer nabij tot uitdrukking brachten, wat de aanwezigen voelden en dachten bij het zeer mooie zingen van koor en kinderkoor beide. In het kerkgebouw applaudisseert men niet. Maar tijdens de uit voering van goede muziek kent en voelt men, hoe ook anderen, die mede luisteren, de indrukken van het gehoorde ondergaan. Zoo ging het ook Ds. Blauw. HIJ sprak met nie mand als er gezongen werd. Toch wist hij hoe de hoorders reageerden op de muziek. En zeer mooi zette hij die onuitgesproken gedachte om in woorden, die tevens zijn vreugde tot uiting brachten, nu Schoten's Chr. koor en kinderkoor zoo bijzonder for tuinlijk concerteerden. Men zou geneigd zijn te zeggen dat de aanstaand wedstrijd op Hemelvaartsdag te Baarn niet vreemd is ge weest aan dezen uitslag, die zich evenals de laatste maal in het Gem. Concertgebouw kenmerkten door groote trefzekerheid; op merkelijke klankschoonheid en (het laatste niet het minst): het contact, met den luis teraar. Maar dat het wedstrijd-enthousiasme niet alleen geldt, getuigde toch het vorig concert, waar het koor juist het animeerende van een onderllngen strijd achter den rug had. Hoe 't zij. de mooie saamhoorigheld die thans Schoten's Chr. koor kenmerkt, moge nog lang bewaard blijven, nu ook eindelijk de dirigent ae vruchten gaat plukken van zijn langen, moeilijken arbeid. Hoe schoon zong het kinderkoor in Rich. Hol's „De avondstond". Dat zingen was waar lijk technisch opmerkelijk goed. Maar het werd ook voortreffelijk gedirigeerd en daar aan zijn allermeest de blijvende indrukken te danken, die we later ook bij „Zingeling" (kin derkoor. sopraansolo en begeleiding) opdeden. Het was wel een fortuintje, dat na dit frlsch gezongen lied het kinderkoor nog een extra deed hooren. Wij hebben ook ln dit „Kinder gebedje" het zingen der kinderen bewonderd, dat technisch alreeds alles goeds gaf: mooie koptonen, nuanceering. zuiverheid. Is de naam van dit kinderkoor „Zanglust", zoo lust het ons om er nog veel mooie uitvoe ringen van 'oij te wonen. De jongens zongen ook best. En juist dit laatste laat bij de mees te koren veel, zoo niet alles te wenschen over. Het koor gaf heel veel moois met de werkjes van Hendrik Altlnk en Bonset, waar het de indrukken bevestigde, die het te voren had gegeven met Palestrina en Grieg. Dc stemver- deeling is mooi geworden, niet alleen omdat thans het koor beter is bezet, maar vooral omdat uiterste zorg is besteed om den klank der vier partijen te beschaven. Ook de teno ren verdienen lof; daarom was 't spijtig dat bij Orl. di Lasso een moment 't onderling contact zoek raakte. Maar spoedig was 't weer hersteld. Andere stoornissen deden zich heel dezen avond niet voor, een avond, die nog lang zal heugen. Want ook het vioolspel van Mej. Els Berentzen had al die goede eigenschappen, die den violist sieren: allereerst stijlbegrip, dan mooie toongevlng met aks eerste aanlei ding daartoe goed beheerschte stokvoering. Vitali's Ciaccona zoowel als de stukken van Handel en van Max Bruch hebben wij met onverflauwde belangstelling kunnen volgen. Met de heeren Gosse Kroese en Alfred Roo- zendaal verzorgde zij uitnemend het instru mentaal deel van dit concert, dat cog door orgelspel van den dirigent werd opgeluisterd. G. J. KALT. HET TOONEEL. SCHOUWBURG JANSWEG. HET LIED IS UIT. Of de revue-operette Het Lied is uit, die deze dagen in den Schouwburg aan den Jans- weg wordt gegeven op de film gelijkt, kan ik niet beoordeelen, omdat ik de film niet heb gezien. Zeker is het, dat Renée -de Vos, die haar „bewerkt" heeft, er heel wat aan heeft toegevoegd, omdat hij gebruik heeft willen maken van de twee komieken. Alex de Meester en Isidore Zwaai', die hem ter beschikking stonden. Het tafereel „Mlcklc en Vickie zijn dronken", zullen wij bijvoorbeeld wel niet in de film „Dat Lied 1st aus" hebben te zoeken, daar het al te veel blijk geeft van de mentaliteit der Hollandsche grapjassen. Maar de twee „Schlagers": „Adieu mijn kleine garde-officier" en „Vraag niet waar om?" zijn er beide handig in verwerkt en ze hebben telkens weer, als ze gezongen worden, het zelfde groote succes. „Vraag niet waar* om?" moest gebisseerd worden en het was duidelijk, dat het publiek er zeker na de tweede maal nog üiot genoeg van had. Beppy Rameau en Max Dekker, die het zongen, hebben goede stemmen en aan zang zijn we dan ook niets te kort gekomen. Beppy Rameau zingt beter dan zijn acteert. Voor een diva was haar spel wel wat stijfjes, maar haar zang vergoedde veel en dat is voor een operette altijd de helft. Max Dekker de garde-officier, won het in zijn actie van Bep py Rameau en ook zijn zang gaf veel te ge nieten. Voor de komische afwisseling zorgden Alex de Meester en Isidore Zwaaf op de van hen bekende wijze. Alex de Meester had vooral veel succes met zijn liedje „Als je van elkaar gaat houden", dat onmiddellijk zóó insloeg, dat heel de zaal het mee zong. Wiesje Bouw meester is in dit soort werk thuis en zij drong als actrice haar vriendin, de operette-diva dan ook op den achtergrond! Maar een zan geres is Wiesje Bouwmeester niet. Theo Lodewijk was de „baron", dus natuur- lenk „gaga". Zijn heele tekst bestond in „Dat vind ik charmant!" en „Dat vind ik nou niet chamant!" Veel kans om zich te vergissen was er dus niet. Ans Poppes zagen wij als Pasqulta, een wraaklustige Spaansche danseres en Ferry de Rooy als Van Wesner, haar tegenstander, die aan het slot smadelijk de nederlaag leed. Renée de Vos, die een persoonlijk succes behaalde met zijn vioolsolo na de pauze zal nog wel plelzier van deze bewerking heb ben. Zondagmorgen bij de première was de schouwburg uitverkocht en ook gisteren bij een minder goed bezette zaail was het suc ces, zooals men maar wenschen kon! Veel epen doekjes, da capo's en na „Vraag niet, waarom? een oorverdoovend applaus! Wat kan men nog meer verlangen? J. B. SCHUIL. MENSCHEN IN T HOTEL. Onder enorme belangstelling de Stads schouwburg was tot zoo goed als de laatste plaats bezet gaf de „Kon. Ver. Het Neder- landsch Tooneel" gisterenavond een vertoo ning van „Menschen in 't Hotel" naar den bekenden roman van Vlcky Baurn in de ver taling van Henri Eerens door Johan de Mees ter ten tooneele gebracht. De heer J. B. Schuil heeft dit stuk ter ge legenheid van de Amsterdamsche vertoonin gen reeds besproken. In dit korte verslag moge voornamelijk het prachtige spel van Else Mauhs. die met bloemen gehuldigd werd. en de creatie van Frits van Dijk (Kringelein* gememoreerd worden. Ook van Dijk kreeg bloemen. Het publick was zeer enthousiast gestemd en genoot blijkbaar van de zeer levendige tafereelen die zich in het Grand Hotel afspelen; het was in alle opzichten een ..feestelijke gebeurtenis". Menigeen zal zich echter afgevraagd heb ben. of de strekking, en de Inhoud van het stuk zich in evenredigheid verhielden tot dc zorg die aan de vertooning besteed was. en do aandacht die er aan gewijd werdVicky Baum is echter populair. Dit verklaart veel. zoo niet alles. En dan, het „Grand Hotel" is waarlijk als een zeer aantrekkelijk milieu weergegeven, kleurig, weelderig, groot- steedsch Trouwens, zonder dat alles, zonder de re putatie van de boeken van Vickey Baum, zon der deze show van dingen die prettig zijn om naar te kijken, zou Menschen in 't Hotel de belangstelling van honderden verdienen, om de creatie van Else Mauhs. L. A. MINISTER DE GRAAFF EN DE INDISCHE SALARISKORTING. Op de vragen van het Eerste Kamerlid den heer Moltmaker betreffende de voorgenomen korting op de bezoldigingen der Indische ambtenaren, heeft de minister van Koloniën geantwoord, dat de Indische regeering voor af overleg gepleegd had met den minister over haar voornemen, om tot korting op de bezoldiging der Indische ambtenaren over te gaan. De minister vond geen vrijheid om t^- gen dezen maatregel bezwaar te maken. Hij is echter steeds ten volle bereid, zijn aan dacht te schenken aan maatregelen of sug gesties. welke er toe zouden kunnen leiden om ook de door hem zeer gowenschte rust i»i de gelederen der ambtenaren te doen terug- keeren. TENTOONSTELING VERVOLGSC1IOOL No. IV. Maandagavond waren in bovengenoemde school aan de Jacobstraat de door de leerlin gen der vervolgcursus in den afgeloopen win ter gemaakte voorwerpen te bezichtigen. On der deskundige leiding hebben dc leerlingen varicerend in leeftijd tusschen 14 en 17 jaar iets weten te bereiken, waar ze later dankbaar voor kunnen zijn. Fraaie jurken, schortjes en onderkleeren. zijn door de meis jes gemaakt. Al deze voorwerpen hebben ze gefabriceerd voor hun eigen maat. zoodat er ook een nuttig gebruik van gemaakt kan wor den. In de timmerafdeellng troffen we een mooie gramofoonkast aan, een trap. een tafel, vuilnisbak, boekenrekjes, pijpenhangers enz. Ook een regeltrekker voor het bloembollen- bedrijf was aanwezig. Heden. Dinsdagavond, zal Mr. Beets, lid der plaatselijke schoolcommissie met eenige fees telijkheden diploma's en prijzen uitreiken. JUBILEUM BOND VAN OVERHEIDSPER SONEEL. Door de afdeellng Haarlem van den Nedcrl. Bond van Personeel in Overheidsdienst zal op 1G Mei a s. op feestelijke wijze het 25- jarig bestaan van de afdeellng herdacht worden. Des middags zal een receptie in het Gem. Concertgebouw plaats vinden, terwijl des avonds ln dc groote zaal een feestavond wordt gehouden. 12 1/2 JAAR BESTUURDER. Op 15 Mei a.s. zal de heer A. W. Berends den dag herdenken, dat hij 12 1/2 jaar gele den werd gekozen als bestuurder der afdee llng van den Ned. Bond van arbeiders ln het Landbouw-, Tuinbouw- en Zuivelbedrijf. Daar do a.s. jubilaris nog steeds een voort stuwende kracht is en de leden nimmer ver geefs een beroep op zijn vrijen tijd doen. zal deze dag niet onopgemerkt voor hem voorbij gaan. HET PERSONEEL WERKZAAM IN DE WASSCHERIJEN. Door de Ned. Vereen, van Fabrieksarbei ders wordt Woensdagavond in de Centrale een grooto vergadering belegd voor liet per soneel, werkzaam ln de verschillende was- scherijcn hier ter stede. Door den heer Van Velzen uit Amsterdam zal het onderwerp: Waar is onze plaats? behandeld worden. HERSTELLINGSOORD VOOR SPOOR- EN TRAMWEGPERSONEEL „V1LLANDIIY". Maandagavond hield in gebouw Caecilia deze vereeniglng een propaganda filmavond, waarbij de heer Bos, administrateur van het Centraal Genootschap van kinderherstellings oorden te Egmond aan Zee een toelichtend woord sprak. Nadat de voorzitter van de propaganda- commissie een kort openingswoord gesproken had, waarin hij een beknopt overzicht gaf van de werkzaamheden van hot herstellingsoord, kreeg de heer Bos gelegenheid een inleiding te houden voor de te vertoonen film. Spr. trok een vergelijking tusschen het opgroeien van boomen cn van het kind. Bij beiden vinden we krachtige en gezonde exemplaren, en ook zwakke. Een Zwitsersch predikant vond in de zeventigerjaren het middel om dc zwakke kinderen het geheele jaar, ook de harde win ters door. gezond te houden, en wel door hen des zomers uit te zenden uit de steden naar het land. Ondanks tegenwerking wist hij zijn streven navolging te doen vinden, o.a. in Duitschland, Frankrijk. België, cn ook in Nederland. Al duurde dat laatste nog een tiental Jaren, na dat de zaken in Zwitserland aangepakt waren. Echter moest het jaar 1905 nog komen, vóór de eerste kinderen <33 in aantal) onderge bracht konden worden. Thans staat Neder land met België cn eenige gedeelten van Duitschland op hcrstellingsoordgebied aan de spits. Dc film vertoonde de geschiedenis van een weduwe met haar 12-jarig zoontje, dat er slecht uit zag en niet wilde eten. Het blijkt veroorzaakt te zijn door gebrek aan frisschc lucht, aan zon. licht cn reinheid, goede voe ding. geregeld leven en prettige omgeving. Jantje miste al deze dingen, maar hij wera uitgezonden naar een herstellingsoord, waar hij een krachtige gezondheid opdeed. In ver scheidene tafereeltjes zien we het kolonie- leven aan ons oog voorbij trekken. Ook de tweede film. de Winterfilm. vertoon de ons den vooruitgang, bereikt ln de ten on rechte „Vacantie kolonies" genoemde oorden, 's Winters Juist blijven de zwakk" kleuters on gesloten. en krijgen ze niet de vereischte buitenlucht Wij hebben hier al een permanente verple ging gekregen, die het geheele jaar door, haar nuttig werk doet. Rest ons nog te vermelden, dat het herstellingsoord Vlllandry in Nijme gen ln de Jaren 1909--1S3U in totaal 39S0 pa tiënten verzorgd heeft, zoodat met de andere oorden mee reeds 72050 patiënten verpleegd zijn.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 11