DE WIERINGERMEER, HET ONBEKENDE
LAND IN HET NOORDEN.
HÜIZiNG'S SCHOENENMAGAZIJN
HAARLEM'S DAGBLAD
DINSDAG 28 APRIL 1931
VIERDE BLAD
De eerste Zuiderzeepolder in cultuur gebracht.
.Werk met de wonderbaarlijkste
machines.
Van een grootc onbekendheid is het nieu
we land in het Noorden.
Ongezien en onbetreden, onder wolkloos
blauwen hemel ligt het, op den bodem van
de zee.
Het is gevat in de begrenzing van de lijnen
der zwarte zware dijken, een open landkaart,
zonder steden en zonder dorpen, één in de
vreugde zijner onbestemdheid.
Er zijn geen vogels in dit land en geen
dieren, en er groeien niet de wonderbare
bloemen, die in vreemde en onbekende lan
den inheemsch zijn, en die bloeien in de
diepte van de zee.
Veertien maanden geleden was dit een
rimpelloos blauw meer, dat het zonlicht ving
en vasthield in lichte glinsterplekken op het
water.
En nu:
Het onbekende Land.
Het Land der Duizend Wonderen.
Toen de menschen den bodem van de zee
betraden, brachten zij er benzine, werk
kracht en vernuft.
Zij bouwen hun Atlantis uit deze drie ele
menten. En wanneer ge hun hebt gadegesla
gen, dan staat ge verpletterd van het won
derbaarlijke hunner kracht.
En al is dit land thans zonder uiterlijke
schoonheid, innerlijk grootsch en schoon is
het door het epos zijner wording.
Er was een scherpe bocht geweest in het
dijkweg je aan De Haukes, op Wieringen's
Westerland, een helling, en toen was de auto
den polder ingereden, den eersten polder van
de Zuiderzee. En zoo maar was hij verder
gestoven, langs een breeden polderweg in
aanleg, alsof het de bewoonde wereld gold,
en niet het modderland van den zeebodem.
Waarom ook niet? Het Fordje van de Wie-
ringensche „Bijenkorf" schiet ook het lage
land in, om zijn wijk te doen....
Een wijk van 20.000 HA.! En in het kanaal,
dat binnendijks het boezemwater vormt lig
gen de schippers met hun lichterschepen en
hun tjalken, de wasch wijd uitgespannen op
den wal, en klapperend in den wind.
De jonge Wieringermeerder, die ons hier
begroet, is even oud als de polder, maar de
eerstgeborene is hij er niet!
Links is het veld groen van de rogge en de
tulpen en de gladiolussen en aan den sloot
kant staat een aanplant van jonge wilgen.
Maar aan denzelfden slootkant ligt een
oude roeiboot en verderop een afgetakelde
bom. Toen het water daalde is ook hij ge
zonken en nu blijft hij liggen als een monu
ment.
Deze polde^afdeeling is de minst diepe van
de vier en dus het eerste droog gevallen. Dat
was met April van het vorige jaar. In Sep
tember is men begonnen met het graven van
de greppels en in November werd de rogge
uitgezaaid. „Het is niet de bedoeling, om
deze rogge te oogsten" vertellen ons onze gast
heeren, ir. F. P. Mesu, lid van de Directie
van den Wieringermeerpolder en de heer A.
Minderhoud, inspecteur bij den Dienst van
den Wieringermeer, „zij is slechts gezaaid
tot het zoutvrij maken van den bodem, doch
zij heeft zich prachtig gehouden".
Benzine, werkkracht en vernuft.
Dit brachten de menschen op den bodem
der zee en met deze alomvattende hulpmid
delen stichtten zij het proefbedrijf, de eer
ste boerderij.
Zij bouwden haar uit een eenvoudige ijzer-
constructie, welke opgevuld wordt met be
ton en gedekt met roode eternitplaten. Een
bouwwerk van negen duizend gulden, waar
voor men geen bouwarbeiders van noode
had. Het beton is nog niet gestort
en men heeft de muren der boerderij voor-
loopig gevormd uit blokken hooi, doch het
voldoet uitstekend. De boerderij kan worden
uitgebreid met een koestal en een machine
bergplaats. Het woonhuis zal er afzonderlijk
naast gesticht dienen te worden.
Sinds een schip er vorige week een aan
zienlijke lading kunstmest loste wordt de
boerderij voor opslag van die stoffen gebruikt
en voor de berging van landbouwwerktuigen.
Men stalt er de Noord-Hollandsche „drie-
wielde kar", de kar uit de Haarlemmermeer,
die in de practijk gebleken is als de geschikt
ste en men plaatst er de benzinepompwagen
tjes van de Shell.
Een paard is er nimmer doorgedrongen in
den Wieringermeerpolder, de haver zal men
er tevergeefs zoeken.
Wij bewerkfcn den bodem van de zee met
de „Caterpillars" en de „Fordson". De „Ca
terpillar" is de groote twint-igpaards tractor,
met de rupswielen, de breede loopbanden,
waarin met een merkwaardige en oneindig
lijkende beweging de trekker zijn eigen weg
opneemt achter zich. en uitlegt voor zich.
Hij wordt hier gebruikt in moerasuitvoering,
dat is met 60 c.M. breede rupsbanden, twee
maal zoo breed als de normale uitrusting.
Een paard zou wegzakken in de weeke klei
van den polder, het zou de pooten breken,
maar een wonderlijke diffuse drukverdeeling
hebben deze machines van duizenden kilo's
zwaar, 0.2 K.G. per vierkanten centimeter.
De druk van den menschelijken voet is 0.3
tot 0.4 JC.G. per vierkanten centimeter!
Naarmate de akkers grooter werden zocht
het vernuft naar machines, die rationeeler
konden werken.
En nu wij den uitgestrekten bodem van de
Zuiderzee bebouwen, gebruiken wij machines,
die een veelvoud zijn van alle vorige. Wij
koppelen de zaaimachines, scharnierend
naast elkaar, zoodat de capaciteit de dub
bele wordt van de gewone zaaimachine, zon
der dat nochtans terreinoneffenheden een be
letsel vormen. En met de zesharige stoppel-
of zaadploeg, de ster-eg. die dichtgeslibden
grond losmaakt, de schijven-eg en de
..Ransomes" greppelploeg. bewerken wij een
breedte van tientallen meters zoo noodig,
waarbij er door middel van een diesel, de
hitch, drie, vier gekoppeld worden aan
elkaar.
De Ransomes-ploeg is voor heb trekken
van de seheislooten in deze zware klei te
licht gebleken.
Voor de levering der machines heeft de
directie van den Wieringermeer echter een
gunstige regeling getroffen.
De Caterpillar, 20 P.K., duizenden kilo's zwaar.
En minder druk dan een menschelijke.
voet!
De fabrikanten sturen de werktuigen op
proef. Voldoen zij, dan betrekt de dienst er
meer van, blijken zij ongeschikt, dan zijn zij
weder ter beschikking van de fabrikanten.
Deze leveren gaarne op die voorwaarde, om
dat zij het gebruik van hun machines bij een
zoo belangrijk werk als deze Hollandsche
ontginningsarbeid van wereldreputatie als
een reclame van groote waarde beschouwen.
Een Amerikaansche firma laat zelfs een film
maken in den Wieringermeer.
Het doet wat pijnlijk aan, dat wij dit na
tionale werk verrichten met schier uitsluitend
buitenlandsche werktuigen. t Doch de Neder -
landsche industrie is geenszins gepasseerd.
Wanneer zij in staat is, om een goede land
bouwmachine te leveren, heeft zij voorkeur
bij de gunning, maarwij bezitten geen
industrie van landbouwmachines. En zoo moet
onze nationale arbeid wel tot stand komen
dank zij buitenlandsche vindingen en pa
tenten.
Van de vooruitzichten is intusschen nog
weinig te zeggen. De regeering heeft nog geen
beslissing genomen over de wijze van uitgifte
van de Zuiderzeegronden. Vooral bij een
slechte conjunctuur als thans zou het ge
waagd zijn om te voorspellen, of de cultuur
in de eersten Zuiderzeepolder, die de kleinste
van alle zal zijn, een meevaller zal worden
of het tegendeel.
De polder is verdeeld in vier afdeelingen.
Ieder heeft verschillend polderpeil en daar
door was het noodig de afdeelingen te ver
binden door sluizen. Het peil der eerste af-
deeling is 4.60 N. A. P., dat der tweede
5.30 N. A. P. Af deeling III heeft een pol
derpeil van 6 M. N. A. P. en afdeeling IV
is 6.70 N. A. P. diep. Een nogal aanzienlijk
verschil dus.
De kanalen zijn de hoofdaderen voor de
bemaling. Voor de afdeelingen I en III
loopen zij naar het dieselgemaal Leemans te
Den Oever, voor de afdeelingen HI, H en IV
naar het electrisch gemaal „Lely" te Medem-
blik. Op de knooppunten worden de sluizen
gebouwd. En sluizen zijn er voorts, die ver
binding geven met de Zuiderzee en het Am-
stelmeer en de daarop aansluitende kanalen.
O.a. te Den Oever te Medemblik en De Haukes.
De groote vaarweg zal zijn die van Kolhorn,
aan de vroegere Noord-Hollandsche kust,
naar Medemblik. Te Kolhorn zal deze aan
sluiten op het provinciale kanalennet en in
den polder brengt een secundair kanaal de
verbinding met De Haukes tot stand.
Een platte ijzeren schuit, die gebruikt wordt
voor transport van drinkwater, heeft ons ver
derop den polder ingevoerd, het kanaal door,
dat van De Haukes naar Sluis I loopt.
Het groen van de roggevelden was nu op
gehouden en dieper drong de motor ons met
ieder zijner heftige schokkende slagen, de
grijze woestenij in. Het kanaal maakte een
bocht en het was of wij elke verbinding ver
loren met de wereld, waar menschen wonen.
Alleen de schrale telefoonlijn, opgehangen
aan wat houten palen, die de richting volgde
van het kanaal, gaf hoop, dat achter deze
grijsheid nog iets anders was dan nieuwe
grijsheid en leegte. Hier en daar duidde een
verplaatsbaar houten keetje, van handvaten
voorzien er op, dat er arbeiders op het land
aan 't werk waren. Er werken er twee duizend
in den Wieringermeer. Sommige hunner wo
nen in barakken, zooals er staan in De Haukes
en bij Sluis I, sobere en doelmatige ge*
bouwtjes. Anderen komen dagelijks per auto
bus uit de streken om de Zuidgrens van den
nieuwen polder, uit Noord-Holland's Noorden,
nog anderen, de ongehuwden, 2ajn ingekwar
tierd bij inwoners van Medemblik of Wierin-
gen.
Zij trekken met de fiets naar het werk,
over de paden van gewalste schelpen en
slakkenzand van de Hoogovens, en waar de
rijwielen tezamen staan bij „rotten" als ge
weren in een kamp, daar '^konden wij de
eenzame landarbeiders weten aan het werk,
den grootschen arbeid verrichtend aan het
nieuwe Nederland. Maar zien konden wij ze
niet. omdat de wallen van het kanaal te hoog
waren en soms bergen zand gevormd door
verstuiving.
Het stuifzand is de schrik der Wieringer-
directie.
Doch te midden van de onherbergzaamheid
zijner vlakten plaatste het Vernuft de ma
chine, die het stuifzand bestrijdt, mateloos
groot boven de effenheid van den zeebodem
die hier de horizont verloren heeft, donde
rend in de echolooze stilte.
Op immense rupsbanden staat de giganti
sche kleiwoelmachine en met een monster
achtig grooten boor, die er onder uit steekt,
schroeft zij zich in den kleigrond, drie meters
diep. De opgehoorde klei spuwt zij uit ter
weerszijden van den gleuf en terwijl zij voort
schrijdt volgen arbeiders haar om de hoopen
klei over het land te verspreiden in een
dunne laag. die het stuifzand vastho idt.
Met het blonde zand bedekt de blauwe
klei de reliquieën. die de Zuiderzee hier achter
liet: blanke schelpen, roestige ankerkettingen
en vergane kabels.
Er was een tijd, dat deze daverende machine
deze motor van 120 paardekrachten, de groot
ste, die in den geheelen polder in gebruik is,
dag en nacht heeft doorgewerkt, de felle
electrische koplamp ontstoken.
Een éénoogige reus met grimmig donkere
trekken.
De aantrekkelijkheid van den nieuwen
Zuiderzeepolder is de romantiek van het on
bekende.
Nu eens is het kanaal als een breed water
met een strand, later lijkt het een smalle
doorvaart tusschen rótsen, omdat de wallen
hoog geworden zijn van stugge donkere klei
met bruinen ijzeraanslag.
De bodem der zee is moeilijk te beschrijven
en geen enkele vergelijking gaat hier op. Het
water is loodgrijs en het weerspiegelt den
blauwen hemel niet. Bij stormweer moet dit
land nog onheilspellender, nog onherberg
zamer zijn.
De kanalen werden reeds gebaggerd, toen
de zeebodem nog moest worden drooggelegd,
lang voor de in werking stelling der bemaling.
Een enkele baggermolen werkt nog aan de
verdere uitdieping, tot 2 meter voor dit
secundaire kanaal, tot 2.50 voor de pri
maire.
Sluis I is in den Wieringermeerpolder voor-
loopig het centrum. Men is er bezig het eerste
dorp te bouwen en de cantine en het post
kantoor van Wieringermeer staan er. Sluis I
is ook een scheidingspunt. Want ten Zuiden
van de sluis ligt de Wieringermeer in steeds
meer onontgonnen vorm. De oervorm van den
polder. Doch hoe ook daar de vernuftigste
machines zijn doorgedrongen, en werken
midden in het ontoegankelijkste land, ver
tellen wij u in een slotartikel.
K. Pk.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
Groote Houtstraat 4244
WAARSCHUWING.
De Commissaris van Politie te Haarlem ver
zoekt ons plaatsing van het volgende:
De Burgemeester van Hillegom geeft be
langhebbenden in overweging bij hem inlich
tingen in te winnen, alvorens in handels*
relatie te treden met:
lo. John Thomas Gijselaar, bloembollen
handelaar, wonende Weeresteinstraat 65 te
Hillegom, ook handel drijvende onder de
namen: J. Markman en Co. De Gongerd.
2o. Frans Gijselaar, bloembollenhandelaar
wonende Weeresteinstraat 65 te Hillegom,
ook handel drijvende onder de namen:
A. Baert en Co., Abaco en Karei de Groote.
3o. Johannes Gerardus Schrier, bloembol
lenhandelaar wonende Wilhelminalaan no. 62
te Hillegom.
JEUGDIGE BOOSDOENERS.
In ons vorig nummer deelden we mede.
dat Zondagmiddag op een terrein aan den
Middenweg twee jongens van tien en negen
jaar gegrepen waren, die daar uit een kleed
kamer een portemonnaie met geld hadden
ontvreemd. Uit een onderzoek is gebleken, dat
ze reeds eerder nog vier andere portemon-
naies uit kleedkamers hebben gestolen. Deze
weinig goeds belovende jongens hebben be
kend.
VERNIELZUCHTIGE JEUGD.
Bij de politie is aangifte gedaan, dat straat
jongens van een motorschip, liggendes in het
water van den Schotersinge:, ruitjes en
lantaarns hebben gebroken en de machine
vol zand hebben gestopt.
De politie stolt een onderzoek in.
De Kieiwoelmachine aan het wak. Een eenzame reus.
Voor den Politierechter.
LANDLOOPER.
Hij had reeds een negental veroordeelingen
voor diefstal achter den rug en de rechtzaal
had dus voor hem niets vreemds, ofschoon hij
er de laatste vijf jaar niet meer was geweest.
Blijkbaar had hij. als zoovelen van dat slag,
het beter geoordeeld zijn kost met bedelen op
te halen, wat dan onder het mom van handel
geschiedt. Die handel bestond in een aoosje
pennen en de man, die tegenover de rechters
een zekere vertrouwelijkheid aan den dag leg
de, zooals men dat heeft tegen oude beken
den, was het er mee eens, dat die luttele han
delswaar hem niet de middelen voor zijn
onderhoud kon verschaffen en waar zijn
lichaamsgesteldheid, gepaard aan zijn leeftijd,
een kans op arbeid wel uitsloten, wist hij al
bij voorbaat, waarheen het lot hem zou
voeren.
„Het best zal zijn Veenhuizen, is 't niet?"
vroeg de Officier.
„Ja. dat zal er aan liggen, voor hoelang",
was het antwoord en de man scheen te ge-
looven, dat deze tijd van malaise maar moest
worden afgewacht. Zou er bij hem nog een
zwakke hoop hebben bestaan, dat betere
tijden ook voor hem nog gelegenheid zouden
bieden tot een behoorlijk middel van bestaan?
Een jaar opzending naar Veenhuizen was
de eisch, waarmee hij zich kon vereenigen en
waartoe hij dan ook werd veroordeeld, zoo
dat het legertje der kleinhandelaren in pen
nen en dergelijke artikelen gedurende dien
tijd één lid minder telt.
DE GELEENDE JAS.
Als je van je baas een ouden hoed cadeau
krijgt en de bazin gaat met die schenking
niet accoord, zoodat je den hoed weer moet
teruggeven, is het meer dan waarschijnlijk,
dat de schenking van een jas je ook niet veel
voordeel zal aanbrengen.
De slagersknecht, die als beschuldigd van
diefstal van een jas terechtstond, beweerde,
dat hij de jas van zijn baas had gekregen,
doch dat hij, gezien de ervaring met den
hoed, de jas door een anderen knecht het
huis had laten uitdragen.
De slager ontkende zijn knecht de jas te
hebben gegeven, wat hem trouwens zelf in de
beklaagdenbank had kunnen brengen, want
de jas behoorde hem niet, doch was door hom
geleend en zooals het meer met leengoederen
gaat, was het kleedingstuk onmatig lang bij
den leener gebleven, zoodat het zeer aanne
melijk is, dat de knecht gedacht heeft, dat
die jas, welke zijn baas te klein was, niet meer
terug zou gaan en geen dienst meer zou doen,
terwijl hij zenog wel kon dragen. Hij beweer
de niet te weten, dat 't een geleende jas was,
terwijl hij ze nog wel kon dragen. Hij beweer-
hij dit zeer goed wist, want hij had mede ge
lachen, toen de patroon zich er in had ge
perst.
De jongen had verstandig moeten zijn.
meende de officier, door niet te beweren, dat
hij de jas had gekregen, want daarmee be
schuldigde hij den patroon eigenlijk van ver
duistering, schoon dit wel niet in zijn bedoe
ling zal hebben gelegen. Had hij gezegd: „ik
dacht dat die jas toch niet meer gebruikt
werd en daarom heb ik ze maar meegeno
men", dan was dit aannemelijk en eenigszins
verschoonbaar geweest, maar hij was niet van
zijn stuk te brengen en bleef volhouden de
jas gekregen te hebben. Dit was niet aanne
melijk. vond de officier en bovendien in
lijnrechten strijd met de beëedigde verklaring
van den patroon, zoodat de hand des rechts
nu zwaar op den schouder van den jongen
man viel, want hij zag zich veroordeeld tot 6
weken gevangenisstraf.
Rechtspreken is moeilijker dan menigeen
denkt.
KLEIN GOED.
Waarom wordt toch het justitieapparaat In
beweging gesteld voor zaken, die de Justitie
niet begeert en die den omslag van processen-
verbaal, dagvaardingen en rechtzittingen niet
waard zijn?
Kan de politie er niets aan doen, dat vol
staan wordt met het herstellen van een inge
trapte deur, wanneer partijen weer verzoend
zijn en van boosaardigheid niet is gebleken?
Nu moest de rechter nog een straf uitspreken
al was 't dan ook een zeer genadige.
Evenzoo had men den jongen, die door zijn
eenigszins hatelijke uitlating de Officier
merkte op, dat de werkelijke uitlating en die
ter terechtzitting wel niet geheel gelijklui
dend geweest zullen zijn een anderen jon
gen tot een vuistslag had verleid, wellicht tot
andere gedachten kunnen brengen, toen hij
zijn aanklacht indiende.
„Was dat zoo noodzakelijk?" vroeg de rech
ter, waarop de jongen een verhaal deed van
vroegere aanvallen.
Ja, er was een klap gegeven en je mag niet
slaan, dat een ander er pijn van heeft, dus
moest er vonnis vallen, maar 't was ook weer
zeer clement.
GEMENGD NIEUWS
DE GROOTSTE ROLTRAP DER
WERELD.
De stad Havre eischt de eer op de grootste
roltrap te bezitten en gezien het feit, dat men
er een straat mede bereikt, die 60 meter hoo-
ger ligt dan een vlakbij gelegen andere, waar
door men een trap heeft van 267 treden kan
Havre wel gelijk hebben.
Het bijzondere van die roltrap van Havre is
niet alleen dat ze de grootste is, maar dat ze
zoo is ingericht, dat ze ook kan dienen voor
het weer naar beneden gaan. Bij de gewone
roltrappen hangen de treden bij het naar
beneden gaan ondersteboven. Bij de nieuwe
trap moesten ze dus omgekeerd worden en
men moet dus beschikken over twee schuine
tunnels. In de bovenste gaat men omhoog en
in de onderste, die er evenwijdig aan ligt, kan
men dalen.
De treden zijn bij die roltrap zoodanig in
gericht, dat de achteras met haar wieltjes los
ligt op de rails en dus, als ze het wiel gepas
seerd zijn, (dat bovenaan den ketting zonder
eind terug doet keeren) kan de geheele trede
om de vooras gaan draaien. Zoodra de trede
bijna een halven draai heeft gemaakt, en dus
ongeveer verticaal hangt, raken de wieltjes
van de achteras op banden zonder eind. die
iets sneller loopen dan de hoofdketting, zoo
dat het „wagentje" verder omwentelt en het
loopvlak van de trede weer meer en meer ho
rizontaal kom te liggen. Op het cogenblik,
dat dit bereikt wordt, treffen de losse wielen
(die nu op eens de voorwielen zijn geworden»
het stel rails, waarop ze verder moeten loo
pen. Eerst liggen alle loopvlakkcn weer ge
lijkmatig in een enkel vlak en pas na vele
meters veranderen de leid-rails weer van po
sitie. zoodat dan een naar beneden bewegen
de trap wordt gevormd. Aan den onderkant
heeft weer een draaiing plaats, zoodat de
treden daarna weer geheel in hun normalen
stand naar boven gaan.
De trappen worden bewogen met snelheden
van 40 of 60 c.M. per seconde, naar gelang er
een slap of een druk verkeer is. Ze zijn iets
meer dan een meter breed en bijna een meter
diep, zoodat er; .verscheidene personen op
kunnen staan. Bij de geringste snelheid duurt
de vaart zes minuten en anders vier. Bij het
naar beneden gaan kan men tegelijk de trap
afdalen, zonder zich erg in te spannen.
De roltrap wordt geëxploiteerd door een
maatschappij, die er natuurlijk entree voor
heft. Men kan er per uur 10.000 personen mee
vervoeren, terwijl een kabcltram hoogstens
een capaciteit gehad zou hebben van 1200
personen. De vergroote capaciteit maakt na
tuurlijk de hoogere kosten weer goed, terwijl
bovendien een geringer bedienend personeel
vereischt wordt.
In vele steden, in Londen b.v., waren reeds
lang roltrappen in gebruik, die men naar wil
lekeur in beide richtingen kon laten werken.
Die in Havre heeft echter het voordeel, dat
de beide tegen elkaar ingaande stroomingen
tegelijk bediend kunnen worden, zoodat in de
spitsuren alleen maar snellere beweging noo
dig is, zonder dat een passagier, voor welke
richting ook, gedupeerd behoeft te worden.
VORSTELIJKE PERSONEN,
GELD, HANDEL EN VREEMDE
TALEN
Ofschoon de meeste hunner er rijkelijk ge
noeg van voorzien zijn, gebeurt het konin
gen niet zoo vaak dat er geld door hun nan-
den gaat. Bijna altijd zijn zij vergezeld van
personen die voor de uitgaven moeten zor
gen, en alleen wanneer zij incognito reizen
komt het voor. dat zij als „gewone menschen"
klinkende munt te hantoeren hebben.
Enkele jaren geleden werd er in de tuinen
van het Buckinghampaleis een groote wel
dadigheidsbazaar gehouden, en koning
George stond toen als verkooper in een der
kramen. Ofschoon hen het er, overigens goed
afbracht, merkte men op, dat hij bij het wis
selen van groote zilverstukken vaak aar
zelde en zich een paar maal zelfs vergiste.De
koning bleek namelijk moeite te hebben
de halve kronen onmiddellijk te onderschei
den van de ..florins", de twee-shilUngstukken
iets waarmede iedere vreemdeling, die pas
kort in Engeland vertoeft, last heeft.
Maar afschoon koningen er al niet aan ge
wend mogen zijn met halve kronen en flo
rins om te gaan, de tijd waarin zij zichzelf
hoog verheven achtten boven een -.oo
aardsch ding als de handel, ligt zeer ver
achter ons. Zoowel Nederland als België had-
ben in Willem I en Leopold II. commercieel
aangelegde koningen gehad. Maar terwijl
vroeger belangstelling van een souverein voor
bijzondere handelsbelangen als iets exceptio
neels beschouwd werd. worden ln onze door
economische factoren beheerschte eeuw, han
del en nijverheid meer en meer aangelegen
heden, die de dagelijksche zorg des konings
hebben.
Het is nog niet zoo heel lang geleden, dat
in de grootste monarchieën van Europa
's Konings oudste zoon. de troonopvolger,
zich voornamelijk tot zijn heerscherstaak
voorbereidde door het dragen van schitte
rende uniformen en den omgang met adel
lijke officieren.
Een kroonprins is tot het begin dezer eeuw
zelden iets anders geweest als een koninklijk
officier, of het publiek werd er in ieder geval
in opgevoed zich zulk een voorstelling om
trent hem te vormen. Slechts enkele klei
nere, vooruitstrevende landen maakten
op dezen regel een uitzondering.
Maar de troonopvolger van de groote mo
narchie van onzen tijd, de man, die geroe
pen is te regeeren over een rijk dat door de
zeven zeeën wordt bespoeld, vertegenwoor
digt zijn koninklijken vader, voor alles, als
handelsman. Hij heeft zijn rang in het leger
en hij heeft zijn academische graden, maar
zijn land dient hij bij voorkeur door op te
treden als ((trade ambassador" als ambassa
deur van den handel.
Engeland's koningen hebben steeds goert
Fransch en Duitsch gesproken, laatstgenoem
de taal vaak zelfs beter dan het Engclsoh,
hetgeen verklaard wordt uit het feit, dat
Edward VII en al diens voorgangers veel
meer Duitsch dan Engelsch bloed in hun
aderen hadden. Eduard had bovendien op
zijn tallooze en langdurige reizen de vaar
digheid gekregen zich in enkele andere
Europeesche talen zoo'n beetje verstaanbaar
te maken. Als niet-vreemde talen moeten be
schouwd worden het Fransch, dat door mil-
lioenen van 's Konings Canadeesche onder
danen en het Noderlandsch, dat in Zuid-
Afrika gesproken wordt, maar of van laatst
genoemde taal in de Engelsche hofkringen
ooit cenig werk is gemaakt, is een vraag, die
wel met „neen" zal beantwoord moeten wor
den.
Tot Spaansch heeft waarschijnlijk niet een
opvolger van George I het ooit gebracht.
Maar de Prins, die de tentoonstelling in de
Argentijnsche hoofdstad heeft geopend,
heeft zijn rede uitgesprokvn in de Spaanschc
taal. Hij heeft opzettelijk met het oog op zijn
reis naar Zuid-Amerika Spaansch geleerd.
Het is van algemecnc bekendheid, dat
George I, toen hij Hannover verliet om den
Engelschen troon te bestijgen, geen woord
Engelsch sprak. En dat hij daarna, ook nooit
moeite heeft gedaan het te leeren. Zijn En
gelsche ministers moesten Duitsch of
Fransch met hem spreken.
George II sprak zeer gebrekkig Engelsch;
George II drukte zich nog altijd veel gemak
kelijker in het Duitsch uit en eerst koningin
Victoria sprak het Engelsch onberispelijk.
Haar zoon, Eduard VH, raakte zijn lichten,
maar toch merkbaren Duitschen tongval
nooit kwijt. Welk een verandgrlng ten goede
heeft het Koningschap ondergaan sinds En
geland's souvereinen het zelfs niet noodig
achtten de taal van hun onderdanen te spre
ken! Engeland's toekomstige heerscher
brengt een bezoek aan latijnsch Amerika ten
bevordering van de Britsche handelsbelan
gen, maar hij besteedt vóór zijn vertrek
maanden aan het leeren van de Castillaan-
sche taal.
De prins van Wales heeft weinig vrijen
tijd. Hij is jong. maar toch over den leeftijd
heen waarin men, spelend, vreemde talen
leert. Hij heeft dus een groot deel van zijn
vrijen tijd moeten offeren aan de studie van
het Spaansch, want een handelsreiziger moet
de taal kennen van het land, waar hij zaken
wil doen.
De meeste Engelsche handelsreizigers heb
ben halsstarrig geweige.rd die waarheid te
erkennen. De Amerikaansche „traveling sa
lesmen" begonnen het bij de beëindiging
van den grooten oorlog verstandiger in te
zien. De prins van Wales heeft zijn handels-
reizende onderdanen een voorbeeld gegeven.
Hij neemt een positie ln. die hem zou kun
nen vrijstellen van dergelijke moeizame stu
dies, als prins van Wales heeft hU al3 het
ware het recht geen andere taal dan En
gelsch te spreken.
Zoo althans zou men 20 Jaar geleden nog
geoordeeld hebben.
Maar de prins en zijn vader huldigen an
dere opvattingen; de prins van Wales heeft
de plicht een vreemde taal te leeren. wan
neer dit bevorderlijk is aan 's lands belan
gen. die hij vertegenwoordigt.
Hij gaat als „trade ambassador" als han
delsreiziger naar Argentinië. Hij zal dus den
Argentijnen zija aanbiedingen doen in h u a
taal