Paragraaf 173« LETTEREN EN KUNST Radiomuziek der week. EEN VOORBESPREKING Ontvangen boeken. Dc zachte etc geurige rooktabak,f B Éf A, JÊÊÏfeh, ECHTE FR1ESCHE HEERENBAAI 20 50 ct. per ons HAARLEM'S DAGBLAD DERDE ZATERDAG BLAD 9 MEI 1931 door KAREL DE JONG. Na de schitterende uitvoering van „Die Meistersinger von Nürnberg", door de Wag- nervereeniging te Amsterdam welk een genot voor diegenen die ze niet konden bij wonen, om haar aan de hand der klavier partituur te volgen! na deze uitvoering op de uitzendingen van „Der Fliegende Hollan der" (BreslauJ en „La Dame blanche" (Frank rijk) te wijzen, schijnt muziekhisborie in achterwaartsche richting. In vergelijking met Die Meistersinger" waarvan in 1868 de eer ste uitvoering te München onder leiding van Hans von Büllow plaats had, doet ,Der Fliegende Hollander" nu eenigszins als uit een vorige periode aan. Vijf en twintig jaar scheiden de premières van beide; welk een geweldige ontwikkeling had zich in dien tijd in Wagners geest voltrokken! En toch had hij ook al in den „Hollander met veel sleur en traditie gebroken. Een opera waar in b.v. de eerste vrouwelijke rol geen enkele aria te zingen krijgt en zich met een bal lade moet tevreden stellen! De eerste uit voering te Dresden had dan ook lang niet onverdeeld succes, minder dan die van de voorafgegane „Rienzi". De geschiedenis van de opera der „Fliegende Hollander" is trouwens een aaneenschakeling yan teleurstelling en strijd. Men weet dat het denkbeeld om deze sage tot onderwerp te kiezen, bij Wagner op- kwam tijdens een reis per zeilschip van Riga naar Londen in 1839, gedurende welke een hevige storm het schip teisterde. Van Londen ging Wagner naar Parijs, waar hij een tijd lang een kommervol bestaan vond. Zoo ar rangeerde hij zelfs operadeuntjes voor cornet a pistons voor den uitgever Schlesinger! In zulke ellendige omstandigheden werd de opera „Rienzi" voltooid en de tekst van den „Hollander" gedicht. Meyerbeer, zijn jonge ren kunstbroeder Wagner welgezind, probeer de den directeur der Opera te Parijs er toe over te halen om de compositie aan Wagner op te dragen, doch deze belastte een ander er mee. Wagner protesteerde, doch werd met een schadeloosstelling van 500 francs afge scheept. Hij componeerde de muziek in luttel weken tijds en bood het werk aan Duitsche theaters aan. Berlijn nam het aan, terwijl Dresden „Rienzi" aanvaardde, en na het succes daarvan ook den „Hollander" wilde opvoeren, en daar de Berlijnsche opera treuzelde, ging Wagner op het aanbod van Dresden in. Het kost ons nu moeite ons er in te denken, dat men het werk te nieuwer- wetsch vond. Met „Tannhaüser" en „Lohen grin" zou Wagner telkens weer een mijlpaal plaatsen op den weg die hem naar de vol ledige verwezenlijking zijner denkbeelden zou voeren, welke men in „Tristan und Isolde" yoor het eerst belichaamd ziet. Tegenover de door de hoogste idealen be zielde, door een geweldig veelzijdig kunnen en een sterke wilskracht gesteunde persoon lijkheid van Richard Wagner treedt een com ponist als Boiëldieu (17751834) tegen woordig wel zeer op den achtergrond. Toch was zijn ,Dame Blanche" indertijd een der meest geliefde werken van het opera-reper toire. In 1825 had de eerste opvoering plaats, doch de componist was reeds in 1800 be roemd geworden door zijn „Calif de Bagdad". Doch mannen als Boiëldieu maken geen historie; wie kent nu nog iets uit die opera's behalve de onverslij tbare ouvertures, die de zwaarste mishandelingen al een eeuw lang trotseeren? Toch bevatten de werken van Boiëldieu een menigte frissche melodieuze muziek en de romantische geest brengt ver vlogen tijden in herinnering. Van de opera's stappen we voor ditmaal af. Maandagnamiddag kunnen we uit Hamburg de Variaties van Max Reger (18731916) op een thema van Bach hooren, een der zwaar ste, meest gecompliceerde en omvangrijkste werken uit de klavierlitteratuur. Ook van den luisteraar vergt een werk als dit heel wat, als hij tenminste meer dan een oppervlakkig denkbeeld er van hebben wil. Reger's varia tiekunst wordt vaak met die van Beethoven en Brahms in één adem genoemd, maar zij heeft toch haar eigen kenmerken, die men in al zijn variatiewerken, ook die voor orkest, terugvindt. Behalve de veel grootere harmo nische gecompliceerdheid, die zich voorname lijk op de basis van Hugo Riemonus' theorieën heeft ontwikkeld en die tot nagenoeg ruste- looze modulaties leidt, behalve de grootere dichtheid, ja compactheid van het stemmen - weefsel, wat alles tenslotte slechts gradueele verschillen met de schrijfwijze zijner voor gangers oplevert, is er nog een principieel verschil, dat zich in vele van Reger's variaties openbaart. Terwijl toch in de gebruikelijke variaties het volledige thema ook in zijn meest gevarieerde kleedij herkenbaar blijft, heeft Reger vaak een enkel motiefje er uit genomen en daarop doorgefantaseerd, of wel is hij met iets geheel anders begonnen en treedt een deel van het oorspronkelijke thema pas in het verloop der variatie, soms slechts als begeleiding of bas op. Niet altijd is het dan gemakkelijk herkenbaar, en de hoorder loopt gevaar geen verband tusschen varia tie en thema te ontdekken. Bij de Bach- variaties geeft de derde variatie al een voor beeld van deze wijze van werken. De thema's der slotfuga's (Reger's groote variatiewerken eindigen zonder uitzondering met een fuga) zijn alle slechts als contrapunten van de grondthema's geconstrueerd; zoo'n fuga thema, dat met het grondthema vaak nauwe lijks verwantschap toont, wordt dan eerst al leen doorgevoerd; meestal treedt later een tweede op dat gefugeerd wordt; vervolgens worden beide thema's tot een dubbelfuga ge combineerd; tegen het einde komt dan het grondthema in volle kracht zich bij de vorige thema's voegen, aldus het werk in volle glans en glorie besluitend. De vrije behande ling van den variatievorm is in nog hoogere mate, maar dan met een programmatisch doel, door Rich. Strauss in zijn ,Don Quisote" toegepast. Wat de symphonie van Igor Stravinsky, (waarover Leipzig voor Maandagavond de première aankondigt) brengen zal, is nog een raadsel, in staat onze nieuwsgierigheid op te wekken. De componist, die in zijn „Petroucka" en ,ie Sacre du Printemps" geniale eigen schappen toonde, heeft in zijn latere werken telkens de verwachtingen teleurgesteld. Een dor schijn-neo-klassisisme heeft den frisschen opbloei van vroeger verstikt. We zullen dus hooren wat hij nog te vertellen heeft. Bij „Carnaval" van Schumann (Hilversum, Dinsdagmiddag) teeken ik aan, dat de onder titel „Scènes mignonnes sur quatre notes" uitsluitsel over de kiem der themas geeft. Deze vier noten vormen den naam „Asch", woonplaats eener met Schumann bevriende familie. Men vindt ze als as-c-h (h is onze 'o, de Duitsche b is onze bes), of a-es-c-h, ook wel in omgekeerde volgorde. De „Sphinxes" in 't midden der reeks, brengen die noten in beeld, worden echter gewoonlijk niet ge speeld. Interessante kamermuziekprogramm a's worden door den nieuwen Zwitserschen zen der Radio Suisse Romande (Maandag: piano kwintet van Franck), en door de V.A.R.A. (Zaterdag: Paedagogisch concert) aangekon digd. MUZIEK. Vierde Concert van den Beethovencyclus der H. O. V. De stijgende lijn die in de vertolkingen der symphonieën waar te nemen was, en die in de weergave der Pastorale totdusver haar hoogtepunt bereikte, heeft Vrijdagavond geen daling getoond. Ook de uitvoering der zevende symphonie stond op een hoog plan. Men weet dat Wagner deze symphonie „die Apotheose des Tanzes" noemde;, men zou ook van een „apotheose van den rythmus" kunnen spreken die,verschillende stadia doorloopend in de fina le tot 'n dithyrambische opvlucht naar boven- aardsche hoogten leidt. Weinig, was er in de vertolking wat ons aan aardsche resten her innerde; het langzamer dan gewoonlijk ge nomen tempo van het Allegretto droeg daar toe niet bij, scheen eerder een neiging tot uitwijking naar den lyrischen kant. Hoewel in het kader dezer symphonie wellicht minder passend verhoogde deze wijze van voordragen zeker de intensiteit van de werking der schoone melodieën. De première dezer symphonie vond plaats 8 December 1813, tegelijk met die van een ander werk van Beethoven: „Wellingtons Sieg oder die Schlacht bei Vittoria". Dit laatste was het sensatiesucces van het concert; de nieuwe symphonie werd lang niet onverdeeld geprezen. En nu het sensatiestuk is ver geten en de zevende is een der schitterendste toppen van het symphonieëngebergte ge bleven. Tegenover de extatische „zevende" schijnt het Vioolconcert als een Grieksche godenge stalte, vol eeuwige jeugd, hoogheid en Olym pische sereniteit. Dat beeld geeft ook de ver tolking van een Carl Flesch er van; Louis Zimmerman geeft het menschelijker, be- wogener. Maar hij schiep toch ook vele mo menten van goddelijke klaarheid en rust, in eerste hoofddeel en Larghetto en de finale was vol jubelende virtuositeit. We kennen Zimmerman's opvatting en vertolking en waardeeren die hoog. En we konden tot onze vreugde constateeren, dat de haast boven- menschelijke inspanning, die de onmiddellijk voorafgegane uitvoering der „Meistersinger" te Amsterdam van de leden van het Concert gebouw-orkest had gevergd, den concert meester van dat orkest niet had geschaad; hij speelde frisch en zeker als altijd. Overbodig op te merken dat de vertolkingen van symphonie en vioolconcert met uitbundig applaus bekroond werden. K. DE JONG. Melis Stoke. Een man van geld. N.V. Leopold's Uitg. Mij. Den Haag. Ellen Forest. Westersche Harten in Oostersche tempels. H. Meulen- hof, Amsterdam. Irène Nemirovky. David Golder. Vertaling van Anthonie Donker. N.V. van Loghum Slaterus, Arnhem. Een avonturenroman van eenvoudige lui. Zoo luidt de ondertitel dien Melis Stoke aan zijn boek gaf. Hebben „eenvoudige lui" eigenlijk ooit avonturen? Of wil de schrij ver er alleen maar den nadruk op leggen dat zijn personen allen „burgermenschen" zijn, zoo naar den geest als naar hun maatschap pelijk vertoon? Voor het beleven van avontu ren, het ondergaan er van is een dosis fanta sie noodzakelijk en die bezit in dit verhaal alleen de hoofdpersoon, Bergamin, de rei ziger in manufacturen die een schralen bo terham verdient, door zijn pientere, veel geld verdienende zwagers als de sukkel der fami lie en door zijn vrouw als het nu eenmaal aanvaarde bewijs van de mislukking harer huwelijksbegeerte beschouwd wordt. Maar Bergamin, de lapjesman met zijn monster koffertje leeft soms in droomenland, maakt dan reizen naar lustoorden van Europa, waar hij nooit komen zal, doch waar hij alles denkbaars over gelezen heeft. Maar dat kan verkeeren. Bergamin krijgt een millioe- nen-erfenis en tegelijkertijd de idee. de fan tastische idee, om dat voor zijn vrouw en fa milie te verbergen. Hij blijft er 's morgens met zijn koffertje op uit gaan maar gaat INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. SEDERT 1753 INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. nooit verder meer dan tot aan het station. Daar maakt hij rechtsomkeert, roept een taxi aan en dan begint de dag van den ande ren heer Bergamin, den rijkaard, die sigaren rookt van tachtig cent. voor de gescheiden vrouw van een collega een paar laarsjes en daarna nog veel meer koopt, een jongmensch als privé-secretaris aanstelt, waarvan hij op allerhande wijs ontzaggelijk veel plezier be leeft, in één woord een curieus dubbelleven organiseert, zooals dat bij eenvoudige lui in derdaad ook wel eens voorkomt, maar bij Bergamin fantastiek wordt, door het mil- lioen bij den notaris. Hij meent dat alles dusdanig te moeten inrichten om zich te wreken op vrouw en zwagers en dezer ge ringschatting zijner capaciteiten. Hoe dat nu zoo alles verder verloopt, vertel ik niet over. Chantage en bedrog, stomme verbazing en wantrouwen snuffelen rondom hem en zijn onbekende fondsen, maar hij blijft bij alles van een wonderbare onverstoordheid. Ook waar hij voor zijn eigen oogen er tus schen genomen wordt, laat de zekerheid dat geld de wereld regeert en de portefeuille in zijn borstzak nog bol staat, hem niet in den steek. Maar nog juist ontsnapt hij aan een débacle en keert terug op den minder avon tuurlijken weg van het leven eens burger mans. Juist op tijd en dank zij eigenaardige verwikkelingen door hem zelf tusschen de gescheiden vrouw, den privé-secretaris en zichzelf in het leven geroepen. Het is een amusant boek dat Melis Stoke gemaakt heeft. Hij beschikt over de benijd bare gave de minst aantrekkelijke eigen schappen zijner medemenschen in een ver goelijkend zonnetje te kunnen zetten. Zijn spot is zoo langs zijn neus weg en zonder felheid, van iemand die menschen en hun zwakheden kent. Vandaar dat de lezer, al moge de situatie ook nog zoo geforceerd zijn. telkens verrast wordt door treffende karakteriseering van gewoon-menschelijke zwakheden en feilen. Die. gelijk reeds gezegd, zoo geheel zonder nadruk en meestal in een zeer onderhoudenden dialoogvorm, gedebi teerd wordt, Zoo is Melis Stoke's boek ook als bedenksel en compositie veel beter dan het boek van Ellen Forest, waarvan de titel hier boven staat. Deze schrijfster heeft veel gereisd en veel gezien in haar leven, heeft altijd wat men noemt een „vlotte pen" ge had en soms wel eens iets gemaakt wat met kunst verwantschap toonde. Toch zal haar hoofdverdienste wel op het arbeidsveld van de feuilletonniste blijken te liggen. Hetzij als Ellen Forest, hetzij als Lucie de Gérardue, hetzij onder nog andere pseudo- nymen, heeft zij soms pittige, soms geestige, soms ook wel wat would-be vrijpostige arti kelen aan allerlei kranten en tijdschriften geleverd. Een boek als dat waarover wij thans spreken, heeft als conceptie en schepping geringe waarde; de „story" er van is onbenullig, en een gemakkelijk gevonden voorwendsel om wat reisherinneringen met bijbehoorende fotos uit Achter-Indië kwijt te raken. Ze laat haar menschen zelfs lange brieven aan elkaar schrijven, een ouder- wetsch en goedkoop middel om de eentonig heid van het eigen relaas te onderbreken. En zoo blijft de eindindruk dat er met een beetje handigheid en een. beetje vertoon van modernisme wel wat kan worden in elkaar getimmerd, maar dat daarmee alleen het werk van een mevrouw Anna van Gogh toch niet wordt verduisterd. Ik zeg dit omdat El len Forest op echt vrouwelijke wijze haar collega al op pagina's één en twee in de ru briek „braaf, suf en zoet" indeelt, d.w.z. door een harer dramatis personae indeelen laat. Hetgeen ik een gemis aan élegance en erger nog. een fout in het kritisch vermogen vind'. Dat er in dit boek herhaaldelijk din gen aan de orde zijn, die uit andere hoofde interessant, en de moeite van het overden ken waard zijn, zij gaarne toegegeven, doch dat is een verdienstelijkheid die met litte raire kunstwaarde slechts in verwijderd ver band staat. Irène Nemixovsky. de jonge Russin die met „David Golder" debuteerde, heeft in ieder geval met dat boek bewezen artiste -te zijn. Het is een werk, waarin een brok leven met stouten greep gevat is en waarvan de weergeving mooi logisch is doordacht en met stijgende belangstelling door den lezer wordt gevolgd. Van de vele bewonderende besprekingen die het boek in Frankrijk ten deel vielen, ben ik het meest met André Maurois accoord die eenvoudig zegt „Me vrouw Nemirovsky heeft de kostbaarste van alle gaven; zij leeft. Van de eerste blad zijde af voelt men zich gepakt door den toon van echtheid, die nergens zwijgt in het boek. Het is een zeer merkwaardig debuut". Golder is de geschiedenis van den moder nen, groote zakenman, die affaires van mil- lioenen comineert, uitpuzzelt, door elkaar gooit en opnieuw aan elkaar strengelt en er met hetzelfde plezier naar blijgt kijken, zooals een kind door een kaleidoscoop loert en zich verlustigt aan de telkens verwisselen de schoone kleurarrangementen. Golder is van onder af begonnen, als een koopman in oud roest van heel ver weg komen aanzetten. Toch is hijongelukkig omdat hij een ander geluk en wij moeten nu va nde schrijfster aannemen dat hij dat werkelijk begeert niet vinden kan .Voor vrouw en dochter is hij niets dan de geldmachine die het hun mogelijk maakt hun dure en door alle moge lijke vrijheden veraangenaamde existentie te bekostigen. Hij is dol op zijn dochter,... die naar later blijkt niet eens z ij n dochter is en blijft haar liefhebben, ook als zij haar moeder's gemakkelijke omgang met andere mannen blijkt geërfd te hebben. Voor ouder - wetsch degelijke ouders en moeders moeten deze verhoudingen zijn om er kippevel van te krijgen en ze zullen allicht en mis schien terecht de familie Golder „een zootje" vinden. Zij zijn dan hierbij gewaar schuwd en kunnen nalaten met die familie kennis te maken. Doch dat neemt natuurlijk niet weg dat een kunstenaar het recht heeft zijn tyd, ook al is die er een van vernietiging van vroegere begrippen, van verwording en opgang naar andere, onder de loupe te ne men. Of is er in dat alles tijdelijke afdwa ling van of finale afrekening met het oude ligt. wie zal het zeggen, al schouwt de een er naar met bekommering, een ander met er gernis, een derde met een soort onderbe wuste instemming. De taak van den auteur was: te doorzien en vast te leggen, niet te moraliseeren. En een auteur is deze Russin zeer zeker. Of David Golder nu wel inder daad de „tragische" figuur is. waarvoor zij en haar bewonderaars hem willen doen door gaan, daarover ware te discussieeren. Maar daaraan beginnen wij hier niet. De ver taling van Anthonie Donker lijkt me voor treffelijk. J. H. DE BOIS. Bioscopen. Een goede film in „Luxor" Olga Tsjechowa. Volgens de Duitsche wet is het huwelijk tusschen stiefvader en stiefdochter verboden. De Liga voor de rechten van den mensch heeft tegen de paragraaf (173) strijd gevoerd en één harer strijdmiddelen was een film. onder het patronaat van de Liga vervaardigd door Juttke en Klare, met als vertolkers van de hoofdrollen Walter Rilla en Olga Tsje chowa. In Paragraaf 173 wordt het vreeselijke lot van een menschenpaar beschreven, daton wetend tegen het wetsartikel zondigt. Het is dus een tendenzfilm en de begrippen ten- denz en kunst zijn gemeenlijk niet vereenig- baar. Toch meenen wij dat dit werk voor een bijzondere bespreking in aanmerking komt, al ware het alleen al om het spel van Olga Tsjechowa en Walter Rilla en om de uiterst sobere wijze waarop men het doel: propagan da tegen het wetsartikel, trachtte te bereiken. Dank zij de onopgesmukte verbeelding van de tragedie is het geval in plaats van een weinig geloofwaardig brochure-achtig ver toog, een aangrijpend incident geworden met een groot percentage waarachtige over tuigingskracht. De regie heeft dit bereikt door zoo weinig mogelijk op dc zijwegen der propaganda af te dwalen en het zwaartepunt voortdurend op het milieu te leggen waar het noodlot zijn slachtoffers zoekt. De tuin van Hollman, het zonnige huis, de broeikassen met de bloemen, en in deze sfeer de ontlui kende liefde tusschen den stiefvader en het jonge meisje, de dochter van zijn veel oudere, gestorven vrouw, de dochter die hij nooit had gezien en met wie hij slechts weinig jaren in leeftijd verschilt. Daarna het leven van den man en de vrouw in de gevangenis, haar terugkeer in de maatschappij, de moeilijk heden die zij daar te overwinnen krijgt en eindelijk het teruggewonnen geluk, de invrij heidstelling van den man, het nieuwe leven op den tuin. Maar het nieuwe leven duurt kort De machinerie van de wet wordt nogmaals in werking gesteld en vernietigt het leven van het tweetal nu volkomen. De begaafde film acteur Walter Rilla is als Hollman, de fijne, beschaafde tuinier, verrassend goed. Van Olga Tsjechowa behoeven wij niet veel le zeggen. Zij is een van de merkwaardigste re presentanten van de zeer beperkte groep der waarachtige filmactrices. Wij kunnen deze film dus aanbevelen, al is zij geen moderne film in den zin, die men daar thans aan hecht en al is het conflict dat er in behandeld wordt niet strafbaar voor de Hollandschc wetHet was een film voor Duitschers, maar toch ook een film om vele redenen waard in ruimen kring vertoond te worden. „Luxor Theater" was Vrijdagavond al zeer goed bezet. Op het programma staat verder een aar dige amusementsfilm, een goed journaal en een merkwaardige sportfilm. Op het tooneel acrobaten. De prestaties van het tweetal Leen dame en een heer) werden door het publiek zeer geapprecieerd. Het personeel van den tuin pleit bU den burgemeester voor Hollmann CINEMA PALACE Amerika's nieuwste lieveling Ma rilyn Miller in dc gekleurde Operette-film „Sally". Het programma in Cinema Palace heeft deze week alle kwaliteiten in zich om eenige uren aangename ontspanning te geven. Na de openingsmarsch komen Polygoon's Hol- landsch Nieuws. Ufatoon Journaal en Para mount Sound News met hun altijd beziens waardige nieuws. In het Variété nummer schijnen de bios coopdirecties over het algemeen weinig af wisseling te kunnen brengen, hun keuze schijnt tot vier of vijf genres beperkt te zijn, die hoe kunstig en mooi dikwijls op zich zelf, op den duur het publiek toch niet zullen kun nen boeien. En daarom was het tooneelnum- mer dezen keer zoo'n groote verrassing, iets, dat we hier in Haarlem nog maar heel wei nig of in het geheel niet gezien hebben. Mia en Gerti mul, zooals ze op het programma aangekondigd worden, vertoonen haar kun sten op haar rolschaatsen. Het nummer had heel veel succes, hetgeen niet te verwonderen is, gezien de prestaties van de beide meisjes; het is mooi, elegant en kunstig zooals zij haar dansen uitvoeren. Onze rolschaatsende jeugd zal genieten, als zij ziet, wat er met rol schaatsen bereikt kan worden en zal er zeker eenige lessen uit putten. De hoofdfilm is de gekleurde First National geluidsfilm Sally. met in de hoofdrollen Mari lyn Miller, Alexander Gray, Joe Brown en Pert Kellon. Het is een operette-film, dus er komen zang- en dansscènes in. Marilyn Mil ler, een filmartiste. die. meen ik, hier nog niet zoo bekend is, schijnt Amerika's nieuwste sweetheart te zijn en zal spoedig hier de zelfde plaats innemen, want het is een aller liefst artistetje, dat behalve haar mooie in nemende gezichtje, een heel goede zang- en spreekstem heeft en bovendien uitstekend danst en acteert. Menigeen zou met de helft van al deze gaven al meer dan gelukkig zijn. In Sally worden de lotgevallen gegeven van een meisje, opgevoed in het weeshuis en la ter als kellnerin werkzaam in een Broadway- restaurant. Sally, het bedoelde meisje (Mari lyn Miller) droomt er echter van nog eens een beroemde danseres te worden, het dan sen is haar aangeboi'en en haar een levens behoefte. Door een stillen vereerder wordt haar de gelegenheid geboden als danseres op te treden. Dit is het begin van haar succes als danseres, hieruit vloeien andere successen voort en ten slotte krijgt ze een contract bij een groote Siegfeld-revue. Haar droom een beroemde danseres te worden, is nu op het punt werkelijkheid te worden, een andere droom, die haar bijna nog dierbaarder is ge worden, verhindert haar zoo te genieten van die werkelijkheid, als ze het zich in haar kell- nerinnetijd had voorgesteld, totdat ook die droom geen droom meer blijft en Sally zich het gelukkigste wezentje op de wereld waant. Deze film boeit in groote mate oog en oor door al het mooie, dat hij te zien en te hooren geeft. TIJDSCHRIFTEN. „Onze Vloot" Wij ontvingen het Mei-nummer van „Onze Vloot", het orgaan van de koninklijke ver- eeniging van dien naam. De artikelenreeks „Waarom zooveel?" wordt vervolgd. Thans bespreekt de schrij ver het luchtwapen en het luchtgevaar. Voorts is opgenomen een beschrijving van het Neptunusfeest, gevierd aan boord van de jonge „Van Galen", alsmede de voordracht, die door den gep. kapitein ter zee S. P. l'Ho- noré Naber voor de afdeeling 's-Gravenhage van „Onze Vloot" gehouden is. Wij noemen nog de marineberichten en de afbeelding van den porceleincn schotel, die door de vereenl- ging aan den afgetreden vice-admiraal Quant werd aangeboden. „De Huishouding". In dc laatst verschenen aflevering van „De Huishouding" vertelt Paul Bromberg het oen en ander over moderne meubelen. Emmy van Lakhorst bespreekt een nieuw werk van André Maurois: ,JLe Peseur des Ames" cn Dicky Wafelbakker behandelt de huisvrouw en haar uiterlijk. Dan is er o.a. een praatje over margarine door II. M. S. J. de Holl/de rubriek van Céline Schaake-Verkozen cn dc boekbespreking Matty Vigelius heeft een bij drage geleverd over zacht porcelein. CHARLIE EN DE ENGELSCHE PERS. Charlie Chaplin, die in Engeland veel van zyn populariteit heeft verloren als gevolg van zijn beweerde onhoffelijkheid tegenover den Hertog van Connaught. oom van den Koning, bij dc eerste vertooning in Monte Carlo van „City Lights", ligt nu opnieuw overhoop met de Engelsche pers. Chaplin heeft geweigerd een uitnoodlging aan te ne men tot bijwoning van of deelneming aan een ..command performance", die op 11 Mei in het Palladium-theater te Londen moet plaats hebben. Zulk een „command perfor mance" ls gelast door den Koning en deze en zijn familie wonen de uitvoering bij. Deze bijzondere „command performance" heeft plaats ten bate van een steunfonds voor variété-artisten. Chaplin is op het oogenbllk met vacantie in Juan les Pins. Zijn persoonlijke vertegen woordiger Carlisle Robinson, die juist te Londen Ls aangekomen, verklaart dat Cha plin slecht te spreken is over de Engelsche pers, van wier vendetta van den laatsten tijd hij zich een slachtoffer acht. De Londen- sche bladen hebben o.a. indertijd gemeld dat de groote film-komediant in het Carlton Hotel te Londen een feset had gegeven dat hem 5000 pd.st. had gekost. Chaplin is ge belgd over dit bericht en verklaart dat het geval nog geen 400 pd.st. heeft gekost. Hij is ook ernstig verstoord over den storm, die in de Engelsche pers is opgestoken over zijn zoogenaamde onheusche bejegening van den bovengenoemden hertog. Wat die ..command performance" betreft, de uitnoodlging er voor werd, zegt Chaplin, naar een hotel in Parijs gestuurd maar liefst vier weken nadat hij het had verlaten. Dat vond hij wel wat bar cn blijkbaar was hij hiermede in zijn gevoel van eigenwaarde, dat bij filmartiesten sterk ontwikkeld moet zijn, ernstig geschokt. Men had toch waarlijk wel de moeite kunnen nemen zijn bewegingen beter te volgen. Zulke uitleggingen hebben de Engelsche pers blijk baar niet bevredigd. Want zij gaat voort harde dingen te zeggen over Charlie. Men weet o.a. te verklaren dat de bruto-inkom- sten. die Chaplin onttrekt aan zijn „City Lights", in Amerika en Europa alleen, hem een winst van 1.000.000 pd.st. (een millioen pond sterling) zullen verzekeren. De Zondagbladen hebben scherp commen taar geleverd op Chaplin's veronachtzaming van de „command performance". Een uit- noodiging daarvoor vordt, zegt de pers, be schouwd als dc hoogste eer, die aan Engel sche artisten kan worden bewezen. Chaplin's uitlegging „Ik kan niet meedoen want ik rust" is voor de bladen aanleiding op hun beurt de vraag te stellen die duizenden nuchtere menschen zich al lang moeten heb ben gesteld of men niet te veel drukte maakt van filmartlsten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 9