Paragraaf 173«
LETTEREN EN KUNST
Radiomuziek der week.
EEN VOORBESPREKING
Ontvangen boeken.
Dc zachte etc geurige rooktabak,f
B Éf A, JÊÊÏfeh, ECHTE FR1ESCHE
HEERENBAAI
20 50 ct. per ons
HAARLEM'S DAGBLAD
DERDE
ZATERDAG
BLAD
9 MEI 1931
door KAREL DE JONG.
Na de schitterende uitvoering van „Die
Meistersinger von Nürnberg", door de Wag-
nervereeniging te Amsterdam welk een
genot voor diegenen die ze niet konden bij
wonen, om haar aan de hand der klavier
partituur te volgen! na deze uitvoering op
de uitzendingen van „Der Fliegende Hollan
der" (BreslauJ en „La Dame blanche" (Frank
rijk) te wijzen, schijnt muziekhisborie in
achterwaartsche richting. In vergelijking met
Die Meistersinger" waarvan in 1868 de eer
ste uitvoering te München onder leiding van
Hans von Büllow plaats had, doet ,Der
Fliegende Hollander" nu eenigszins als uit een
vorige periode aan. Vijf en twintig jaar
scheiden de premières van beide; welk een
geweldige ontwikkeling had zich in dien
tijd in Wagners geest voltrokken! En toch
had hij ook al in den „Hollander met veel
sleur en traditie gebroken. Een opera waar
in b.v. de eerste vrouwelijke rol geen enkele
aria te zingen krijgt en zich met een bal
lade moet tevreden stellen! De eerste uit
voering te Dresden had dan ook lang niet
onverdeeld succes, minder dan die van de
voorafgegane „Rienzi". De geschiedenis van de
opera der „Fliegende Hollander" is trouwens
een aaneenschakeling yan teleurstelling en
strijd. Men weet dat het denkbeeld om deze
sage tot onderwerp te kiezen, bij Wagner op-
kwam tijdens een reis per zeilschip van Riga
naar Londen in 1839, gedurende welke een
hevige storm het schip teisterde. Van Londen
ging Wagner naar Parijs, waar hij een tijd
lang een kommervol bestaan vond. Zoo ar
rangeerde hij zelfs operadeuntjes voor cornet
a pistons voor den uitgever Schlesinger! In
zulke ellendige omstandigheden werd de
opera „Rienzi" voltooid en de tekst van den
„Hollander" gedicht. Meyerbeer, zijn jonge
ren kunstbroeder Wagner welgezind, probeer
de den directeur der Opera te Parijs er toe
over te halen om de compositie aan Wagner
op te dragen, doch deze belastte een ander
er mee. Wagner protesteerde, doch werd met
een schadeloosstelling van 500 francs afge
scheept. Hij componeerde de muziek in luttel
weken tijds en bood het werk aan Duitsche
theaters aan. Berlijn nam het aan, terwijl
Dresden „Rienzi" aanvaardde, en na het
succes daarvan ook den „Hollander" wilde
opvoeren, en daar de Berlijnsche opera
treuzelde, ging Wagner op het aanbod van
Dresden in. Het kost ons nu moeite ons er
in te denken, dat men het werk te nieuwer-
wetsch vond. Met „Tannhaüser" en „Lohen
grin" zou Wagner telkens weer een mijlpaal
plaatsen op den weg die hem naar de vol
ledige verwezenlijking zijner denkbeelden zou
voeren, welke men in „Tristan und Isolde"
yoor het eerst belichaamd ziet.
Tegenover de door de hoogste idealen be
zielde, door een geweldig veelzijdig kunnen
en een sterke wilskracht gesteunde persoon
lijkheid van Richard Wagner treedt een com
ponist als Boiëldieu (17751834) tegen
woordig wel zeer op den achtergrond. Toch
was zijn ,Dame Blanche" indertijd een der
meest geliefde werken van het opera-reper
toire. In 1825 had de eerste opvoering plaats,
doch de componist was reeds in 1800 be
roemd geworden door zijn „Calif de Bagdad".
Doch mannen als Boiëldieu maken geen
historie; wie kent nu nog iets uit die opera's
behalve de onverslij tbare ouvertures, die de
zwaarste mishandelingen al een eeuw lang
trotseeren? Toch bevatten de werken van
Boiëldieu een menigte frissche melodieuze
muziek en de romantische geest brengt ver
vlogen tijden in herinnering.
Van de opera's stappen we voor ditmaal af.
Maandagnamiddag kunnen we uit Hamburg
de Variaties van Max Reger (18731916) op
een thema van Bach hooren, een der zwaar
ste, meest gecompliceerde en omvangrijkste
werken uit de klavierlitteratuur. Ook van den
luisteraar vergt een werk als dit heel wat,
als hij tenminste meer dan een oppervlakkig
denkbeeld er van hebben wil. Reger's varia
tiekunst wordt vaak met die van Beethoven
en Brahms in één adem genoemd, maar zij
heeft toch haar eigen kenmerken, die men in
al zijn variatiewerken, ook die voor orkest,
terugvindt. Behalve de veel grootere harmo
nische gecompliceerdheid, die zich voorname
lijk op de basis van Hugo Riemonus' theorieën
heeft ontwikkeld en die tot nagenoeg ruste-
looze modulaties leidt, behalve de grootere
dichtheid, ja compactheid van het stemmen -
weefsel, wat alles tenslotte slechts gradueele
verschillen met de schrijfwijze zijner voor
gangers oplevert, is er nog een principieel
verschil, dat zich in vele van Reger's variaties
openbaart. Terwijl toch in de gebruikelijke
variaties het volledige thema ook in zijn
meest gevarieerde kleedij herkenbaar blijft,
heeft Reger vaak een enkel motiefje er uit
genomen en daarop doorgefantaseerd, of wel
is hij met iets geheel anders begonnen en
treedt een deel van het oorspronkelijke thema
pas in het verloop der variatie, soms slechts
als begeleiding of bas op. Niet altijd is het
dan gemakkelijk herkenbaar, en de hoorder
loopt gevaar geen verband tusschen varia
tie en thema te ontdekken. Bij de Bach-
variaties geeft de derde variatie al een voor
beeld van deze wijze van werken. De thema's
der slotfuga's (Reger's groote variatiewerken
eindigen zonder uitzondering met een fuga)
zijn alle slechts als contrapunten van de
grondthema's geconstrueerd; zoo'n fuga
thema, dat met het grondthema vaak nauwe
lijks verwantschap toont, wordt dan eerst al
leen doorgevoerd; meestal treedt later een
tweede op dat gefugeerd wordt; vervolgens
worden beide thema's tot een dubbelfuga ge
combineerd; tegen het einde komt dan het
grondthema in volle kracht zich bij de vorige
thema's voegen, aldus het werk in volle
glans en glorie besluitend. De vrije behande
ling van den variatievorm is in nog hoogere
mate, maar dan met een programmatisch
doel, door Rich. Strauss in zijn ,Don Quisote"
toegepast.
Wat de symphonie van Igor Stravinsky,
(waarover Leipzig voor Maandagavond de
première aankondigt) brengen zal, is nog een
raadsel, in staat onze nieuwsgierigheid op te
wekken. De componist, die in zijn „Petroucka"
en ,ie Sacre du Printemps" geniale eigen
schappen toonde, heeft in zijn latere werken
telkens de verwachtingen teleurgesteld. Een
dor schijn-neo-klassisisme heeft den frisschen
opbloei van vroeger verstikt. We zullen dus
hooren wat hij nog te vertellen heeft.
Bij „Carnaval" van Schumann (Hilversum,
Dinsdagmiddag) teeken ik aan, dat de onder
titel „Scènes mignonnes sur quatre notes"
uitsluitsel over de kiem der themas geeft.
Deze vier noten vormen den naam „Asch",
woonplaats eener met Schumann bevriende
familie. Men vindt ze als as-c-h (h is onze 'o,
de Duitsche b is onze bes), of a-es-c-h, ook
wel in omgekeerde volgorde. De „Sphinxes"
in 't midden der reeks, brengen die noten in
beeld, worden echter gewoonlijk niet ge
speeld.
Interessante kamermuziekprogramm a's
worden door den nieuwen Zwitserschen zen
der Radio Suisse Romande (Maandag: piano
kwintet van Franck), en door de V.A.R.A.
(Zaterdag: Paedagogisch concert) aangekon
digd.
MUZIEK.
Vierde Concert van den
Beethovencyclus der H. O. V.
De stijgende lijn die in de vertolkingen
der symphonieën waar te nemen was, en die
in de weergave der Pastorale totdusver haar
hoogtepunt bereikte, heeft Vrijdagavond geen
daling getoond. Ook de uitvoering der zevende
symphonie stond op een hoog plan. Men weet
dat Wagner deze symphonie „die Apotheose
des Tanzes" noemde;, men zou ook van een
„apotheose van den rythmus" kunnen spreken
die,verschillende stadia doorloopend in de fina
le tot 'n dithyrambische opvlucht naar boven-
aardsche hoogten leidt. Weinig, was er in de
vertolking wat ons aan aardsche resten her
innerde; het langzamer dan gewoonlijk ge
nomen tempo van het Allegretto droeg daar
toe niet bij, scheen eerder een neiging tot
uitwijking naar den lyrischen kant. Hoewel
in het kader dezer symphonie wellicht minder
passend verhoogde deze wijze van voordragen
zeker de intensiteit van de werking der
schoone melodieën.
De première dezer symphonie vond plaats
8 December 1813, tegelijk met die van een
ander werk van Beethoven: „Wellingtons Sieg
oder die Schlacht bei Vittoria". Dit laatste
was het sensatiesucces van het concert; de
nieuwe symphonie werd lang niet onverdeeld
geprezen. En nu het sensatiestuk is ver
geten en de zevende is een der schitterendste
toppen van het symphonieëngebergte ge
bleven.
Tegenover de extatische „zevende" schijnt
het Vioolconcert als een Grieksche godenge
stalte, vol eeuwige jeugd, hoogheid en Olym
pische sereniteit. Dat beeld geeft ook de ver
tolking van een Carl Flesch er van; Louis
Zimmerman geeft het menschelijker, be-
wogener. Maar hij schiep toch ook vele mo
menten van goddelijke klaarheid en rust, in
eerste hoofddeel en Larghetto en de finale
was vol jubelende virtuositeit. We kennen
Zimmerman's opvatting en vertolking en
waardeeren die hoog. En we konden tot onze
vreugde constateeren, dat de haast boven-
menschelijke inspanning, die de onmiddellijk
voorafgegane uitvoering der „Meistersinger"
te Amsterdam van de leden van het Concert
gebouw-orkest had gevergd, den concert
meester van dat orkest niet had geschaad;
hij speelde frisch en zeker als altijd.
Overbodig op te merken dat de vertolkingen
van symphonie en vioolconcert met uitbundig
applaus bekroond werden.
K. DE JONG.
Melis Stoke. Een man van geld.
N.V. Leopold's Uitg. Mij. Den Haag.
Ellen Forest. Westersche Harten
in Oostersche tempels. H. Meulen-
hof, Amsterdam.
Irène Nemirovky. David Golder.
Vertaling van Anthonie Donker.
N.V. van Loghum Slaterus, Arnhem.
Een avonturenroman van eenvoudige lui.
Zoo luidt de ondertitel dien Melis Stoke aan
zijn boek gaf. Hebben „eenvoudige lui"
eigenlijk ooit avonturen? Of wil de schrij
ver er alleen maar den nadruk op leggen dat
zijn personen allen „burgermenschen" zijn,
zoo naar den geest als naar hun maatschap
pelijk vertoon? Voor het beleven van avontu
ren, het ondergaan er van is een dosis fanta
sie noodzakelijk en die bezit in dit verhaal
alleen de hoofdpersoon, Bergamin, de rei
ziger in manufacturen die een schralen bo
terham verdient, door zijn pientere, veel geld
verdienende zwagers als de sukkel der fami
lie en door zijn vrouw als het nu eenmaal
aanvaarde bewijs van de mislukking harer
huwelijksbegeerte beschouwd wordt. Maar
Bergamin, de lapjesman met zijn monster
koffertje leeft soms in droomenland, maakt
dan reizen naar lustoorden van Europa, waar
hij nooit komen zal, doch waar hij alles
denkbaars over gelezen heeft. Maar dat
kan verkeeren. Bergamin krijgt een millioe-
nen-erfenis en tegelijkertijd de idee. de fan
tastische idee, om dat voor zijn vrouw en fa
milie te verbergen. Hij blijft er 's morgens
met zijn koffertje op uit gaan maar gaat
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel.
SEDERT 1753
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
nooit verder meer dan tot aan het station.
Daar maakt hij rechtsomkeert, roept een
taxi aan en dan begint de dag van den ande
ren heer Bergamin, den rijkaard, die sigaren
rookt van tachtig cent. voor de gescheiden
vrouw van een collega een paar laarsjes en
daarna nog veel meer koopt, een jongmensch
als privé-secretaris aanstelt, waarvan hij op
allerhande wijs ontzaggelijk veel plezier be
leeft, in één woord een curieus dubbelleven
organiseert, zooals dat bij eenvoudige lui in
derdaad ook wel eens voorkomt, maar bij
Bergamin fantastiek wordt, door het mil-
lioen bij den notaris. Hij meent dat alles
dusdanig te moeten inrichten om zich te
wreken op vrouw en zwagers en dezer ge
ringschatting zijner capaciteiten. Hoe dat
nu zoo alles verder verloopt, vertel ik niet
over. Chantage en bedrog, stomme verbazing
en wantrouwen snuffelen rondom hem en
zijn onbekende fondsen, maar hij blijft bij
alles van een wonderbare onverstoordheid.
Ook waar hij voor zijn eigen oogen er tus
schen genomen wordt, laat de zekerheid dat
geld de wereld regeert en de portefeuille in
zijn borstzak nog bol staat, hem niet in den
steek. Maar nog juist ontsnapt hij aan een
débacle en keert terug op den minder avon
tuurlijken weg van het leven eens burger
mans. Juist op tijd en dank zij eigenaardige
verwikkelingen door hem zelf tusschen de
gescheiden vrouw, den privé-secretaris en
zichzelf in het leven geroepen.
Het is een amusant boek dat Melis Stoke
gemaakt heeft. Hij beschikt over de benijd
bare gave de minst aantrekkelijke eigen
schappen zijner medemenschen in een ver
goelijkend zonnetje te kunnen zetten. Zijn
spot is zoo langs zijn neus weg en zonder
felheid, van iemand die menschen en hun
zwakheden kent. Vandaar dat de lezer, al
moge de situatie ook nog zoo geforceerd
zijn. telkens verrast wordt door treffende
karakteriseering van gewoon-menschelijke
zwakheden en feilen. Die. gelijk reeds gezegd,
zoo geheel zonder nadruk en meestal in een
zeer onderhoudenden dialoogvorm, gedebi
teerd wordt, Zoo is Melis Stoke's boek ook
als bedenksel en compositie veel beter dan
het boek van Ellen Forest, waarvan de titel
hier boven staat. Deze schrijfster heeft veel
gereisd en veel gezien in haar leven, heeft
altijd wat men noemt een „vlotte pen" ge
had en soms wel eens iets gemaakt wat met
kunst verwantschap toonde. Toch zal haar
hoofdverdienste wel op het arbeidsveld van
de feuilletonniste blijken te liggen.
Hetzij als Ellen Forest, hetzij als Lucie de
Gérardue, hetzij onder nog andere pseudo-
nymen, heeft zij soms pittige, soms geestige,
soms ook wel wat would-be vrijpostige arti
kelen aan allerlei kranten en tijdschriften
geleverd. Een boek als dat waarover wij
thans spreken, heeft als conceptie en
schepping geringe waarde; de „story" er van
is onbenullig, en een gemakkelijk gevonden
voorwendsel om wat reisherinneringen met
bijbehoorende fotos uit Achter-Indië kwijt te
raken. Ze laat haar menschen zelfs lange
brieven aan elkaar schrijven, een ouder-
wetsch en goedkoop middel om de eentonig
heid van het eigen relaas te onderbreken. En
zoo blijft de eindindruk dat er met een
beetje handigheid en een. beetje vertoon van
modernisme wel wat kan worden in elkaar
getimmerd, maar dat daarmee alleen het
werk van een mevrouw Anna van Gogh toch
niet wordt verduisterd. Ik zeg dit omdat El
len Forest op echt vrouwelijke wijze haar
collega al op pagina's één en twee in de ru
briek „braaf, suf en zoet" indeelt, d.w.z. door
een harer dramatis personae indeelen laat.
Hetgeen ik een gemis aan élegance en erger
nog. een fout in het kritisch vermogen
vind'. Dat er in dit boek herhaaldelijk din
gen aan de orde zijn, die uit andere hoofde
interessant, en de moeite van het overden
ken waard zijn, zij gaarne toegegeven, doch
dat is een verdienstelijkheid die met litte
raire kunstwaarde slechts in verwijderd ver
band staat.
Irène Nemixovsky. de jonge Russin die
met „David Golder" debuteerde, heeft in
ieder geval met dat boek bewezen artiste -te
zijn. Het is een werk, waarin een brok leven
met stouten greep gevat is en waarvan de
weergeving mooi logisch is doordacht en
met stijgende belangstelling door den lezer
wordt gevolgd. Van de vele bewonderende
besprekingen die het boek in Frankrijk ten
deel vielen, ben ik het meest met André
Maurois accoord die eenvoudig zegt „Me
vrouw Nemirovsky heeft de kostbaarste van
alle gaven; zij leeft. Van de eerste blad
zijde af voelt men zich gepakt door den
toon van echtheid, die nergens zwijgt in het
boek. Het is een zeer merkwaardig debuut".
Golder is de geschiedenis van den moder
nen, groote zakenman, die affaires van mil-
lioenen comineert, uitpuzzelt, door elkaar
gooit en opnieuw aan elkaar strengelt en
er met hetzelfde plezier naar blijgt kijken,
zooals een kind door een kaleidoscoop loert
en zich verlustigt aan de telkens verwisselen
de schoone kleurarrangementen. Golder is
van onder af begonnen, als een koopman in
oud roest van heel ver weg komen aanzetten.
Toch is hijongelukkig omdat hij een ander
geluk en wij moeten nu va nde schrijfster
aannemen dat hij dat werkelijk begeert
niet vinden kan .Voor vrouw en dochter is
hij niets dan de geldmachine die het hun
mogelijk maakt hun dure en door alle moge
lijke vrijheden veraangenaamde existentie te
bekostigen. Hij is dol op zijn dochter,... die
naar later blijkt niet eens z ij n dochter is
en blijft haar liefhebben, ook als zij haar
moeder's gemakkelijke omgang met andere
mannen blijkt geërfd te hebben. Voor ouder -
wetsch degelijke ouders en moeders moeten
deze verhoudingen zijn om er kippevel van
te krijgen en ze zullen allicht en mis
schien terecht de familie Golder „een
zootje" vinden. Zij zijn dan hierbij gewaar
schuwd en kunnen nalaten met die familie
kennis te maken. Doch dat neemt natuurlijk
niet weg dat een kunstenaar het recht heeft
zijn tyd, ook al is die er een van vernietiging
van vroegere begrippen, van verwording en
opgang naar andere, onder de loupe te ne
men. Of is er in dat alles tijdelijke afdwa
ling van of finale afrekening met het oude
ligt. wie zal het zeggen, al schouwt de een er
naar met bekommering, een ander met er
gernis, een derde met een soort onderbe
wuste instemming. De taak van den auteur
was: te doorzien en vast te leggen, niet te
moraliseeren. En een auteur is deze Russin
zeer zeker. Of David Golder nu wel inder
daad de „tragische" figuur is. waarvoor zij en
haar bewonderaars hem willen doen door
gaan, daarover ware te discussieeren. Maar
daaraan beginnen wij hier niet. De ver
taling van Anthonie Donker lijkt me voor
treffelijk.
J. H. DE BOIS.
Bioscopen.
Een goede film in „Luxor"
Olga Tsjechowa.
Volgens de Duitsche wet is het huwelijk
tusschen stiefvader en stiefdochter verboden.
De Liga voor de rechten van den mensch
heeft tegen de paragraaf (173) strijd gevoerd
en één harer strijdmiddelen was een film.
onder het patronaat van de Liga vervaardigd
door Juttke en Klare, met als vertolkers van
de hoofdrollen Walter Rilla en Olga Tsje
chowa.
In Paragraaf 173 wordt het vreeselijke lot
van een menschenpaar beschreven, daton
wetend tegen het wetsartikel zondigt. Het
is dus een tendenzfilm en de begrippen ten-
denz en kunst zijn gemeenlijk niet vereenig-
baar. Toch meenen wij dat dit werk voor een
bijzondere bespreking in aanmerking komt,
al ware het alleen al om het spel van Olga
Tsjechowa en Walter Rilla en om de uiterst
sobere wijze waarop men het doel: propagan
da tegen het wetsartikel, trachtte te bereiken.
Dank zij de onopgesmukte verbeelding van
de tragedie is het geval in plaats van een
weinig geloofwaardig brochure-achtig ver
toog, een aangrijpend incident geworden
met een groot percentage waarachtige over
tuigingskracht. De regie heeft dit bereikt
door zoo weinig mogelijk op dc zijwegen der
propaganda af te dwalen en het zwaartepunt
voortdurend op het milieu te leggen waar het
noodlot zijn slachtoffers zoekt. De tuin van
Hollman, het zonnige huis, de broeikassen
met de bloemen, en in deze sfeer de ontlui
kende liefde tusschen den stiefvader en het
jonge meisje, de dochter van zijn veel oudere,
gestorven vrouw, de dochter die hij nooit had
gezien en met wie hij slechts weinig jaren in
leeftijd verschilt. Daarna het leven van den
man en de vrouw in de gevangenis, haar
terugkeer in de maatschappij, de moeilijk
heden die zij daar te overwinnen krijgt en
eindelijk het teruggewonnen geluk, de invrij
heidstelling van den man, het nieuwe leven
op den tuin. Maar het nieuwe leven duurt
kort De machinerie van de wet wordt nogmaals
in werking gesteld en vernietigt het leven van
het tweetal nu volkomen. De begaafde film
acteur Walter Rilla is als Hollman, de fijne,
beschaafde tuinier, verrassend goed. Van
Olga Tsjechowa behoeven wij niet veel le
zeggen. Zij is een van de merkwaardigste re
presentanten van de zeer beperkte groep der
waarachtige filmactrices.
Wij kunnen deze film dus aanbevelen, al is
zij geen moderne film in den zin, die men daar
thans aan hecht en al is het conflict dat er
in behandeld wordt niet strafbaar voor de
Hollandschc wetHet was een film voor
Duitschers, maar toch ook een film om vele
redenen waard in ruimen kring vertoond te
worden. „Luxor Theater" was Vrijdagavond
al zeer goed bezet.
Op het programma staat verder een aar
dige amusementsfilm, een goed journaal en
een merkwaardige sportfilm.
Op het tooneel acrobaten. De prestaties van
het tweetal Leen dame en een heer) werden
door het publiek zeer geapprecieerd.
Het personeel van den tuin pleit bU den
burgemeester voor Hollmann
CINEMA PALACE
Amerika's nieuwste lieveling Ma
rilyn Miller in dc gekleurde
Operette-film „Sally".
Het programma in Cinema Palace heeft
deze week alle kwaliteiten in zich om eenige
uren aangename ontspanning te geven. Na
de openingsmarsch komen Polygoon's Hol-
landsch Nieuws. Ufatoon Journaal en Para
mount Sound News met hun altijd beziens
waardige nieuws.
In het Variété nummer schijnen de bios
coopdirecties over het algemeen weinig af
wisseling te kunnen brengen, hun keuze
schijnt tot vier of vijf genres beperkt te zijn,
die hoe kunstig en mooi dikwijls op zich zelf,
op den duur het publiek toch niet zullen kun
nen boeien. En daarom was het tooneelnum-
mer dezen keer zoo'n groote verrassing, iets,
dat we hier in Haarlem nog maar heel wei
nig of in het geheel niet gezien hebben. Mia
en Gerti mul, zooals ze op het programma
aangekondigd worden, vertoonen haar kun
sten op haar rolschaatsen. Het nummer had
heel veel succes, hetgeen niet te verwonderen
is, gezien de prestaties van de beide meisjes;
het is mooi, elegant en kunstig zooals zij haar
dansen uitvoeren. Onze rolschaatsende jeugd
zal genieten, als zij ziet, wat er met rol
schaatsen bereikt kan worden en zal er zeker
eenige lessen uit putten.
De hoofdfilm is de gekleurde First National
geluidsfilm Sally. met in de hoofdrollen Mari
lyn Miller, Alexander Gray, Joe Brown en
Pert Kellon. Het is een operette-film, dus er
komen zang- en dansscènes in. Marilyn Mil
ler, een filmartiste. die. meen ik, hier nog
niet zoo bekend is, schijnt Amerika's nieuwste
sweetheart te zijn en zal spoedig hier de
zelfde plaats innemen, want het is een aller
liefst artistetje, dat behalve haar mooie in
nemende gezichtje, een heel goede zang- en
spreekstem heeft en bovendien uitstekend
danst en acteert. Menigeen zou met de helft
van al deze gaven al meer dan gelukkig zijn.
In Sally worden de lotgevallen gegeven van
een meisje, opgevoed in het weeshuis en la
ter als kellnerin werkzaam in een Broadway-
restaurant. Sally, het bedoelde meisje (Mari
lyn Miller) droomt er echter van nog eens
een beroemde danseres te worden, het dan
sen is haar aangeboi'en en haar een levens
behoefte. Door een stillen vereerder wordt
haar de gelegenheid geboden als danseres
op te treden. Dit is het begin van haar succes
als danseres, hieruit vloeien andere successen
voort en ten slotte krijgt ze een contract bij
een groote Siegfeld-revue. Haar droom een
beroemde danseres te worden, is nu op het
punt werkelijkheid te worden, een andere
droom, die haar bijna nog dierbaarder is ge
worden, verhindert haar zoo te genieten van
die werkelijkheid, als ze het zich in haar kell-
nerinnetijd had voorgesteld, totdat ook die
droom geen droom meer blijft en Sally zich
het gelukkigste wezentje op de wereld waant.
Deze film boeit in groote mate oog en oor
door al het mooie, dat hij te zien en te hooren
geeft.
TIJDSCHRIFTEN.
„Onze Vloot"
Wij ontvingen het Mei-nummer van „Onze
Vloot", het orgaan van de koninklijke ver-
eeniging van dien naam.
De artikelenreeks „Waarom zooveel?"
wordt vervolgd. Thans bespreekt de schrij
ver het luchtwapen en het luchtgevaar.
Voorts is opgenomen een beschrijving van
het Neptunusfeest, gevierd aan boord van de
jonge „Van Galen", alsmede de voordracht,
die door den gep. kapitein ter zee S. P. l'Ho-
noré Naber voor de afdeeling 's-Gravenhage
van „Onze Vloot" gehouden is. Wij noemen
nog de marineberichten en de afbeelding van
den porceleincn schotel, die door de vereenl-
ging aan den afgetreden vice-admiraal
Quant werd aangeboden.
„De Huishouding".
In dc laatst verschenen aflevering van „De
Huishouding" vertelt Paul Bromberg het oen
en ander over moderne meubelen. Emmy van
Lakhorst bespreekt een nieuw werk van
André Maurois: ,JLe Peseur des Ames" cn
Dicky Wafelbakker behandelt de huisvrouw
en haar uiterlijk. Dan is er o.a. een praatje
over margarine door II. M. S. J. de Holl/de
rubriek van Céline Schaake-Verkozen cn dc
boekbespreking Matty Vigelius heeft een bij
drage geleverd over zacht porcelein.
CHARLIE EN DE ENGELSCHE
PERS.
Charlie Chaplin, die in Engeland veel van
zyn populariteit heeft verloren als gevolg
van zijn beweerde onhoffelijkheid tegenover
den Hertog van Connaught. oom van den
Koning, bij dc eerste vertooning in Monte
Carlo van „City Lights", ligt nu opnieuw
overhoop met de Engelsche pers. Chaplin
heeft geweigerd een uitnoodlging aan te ne
men tot bijwoning van of deelneming aan
een ..command performance", die op 11 Mei
in het Palladium-theater te Londen moet
plaats hebben. Zulk een „command perfor
mance" ls gelast door den Koning en deze
en zijn familie wonen de uitvoering bij. Deze
bijzondere „command performance" heeft
plaats ten bate van een steunfonds voor
variété-artisten.
Chaplin is op het oogenbllk met vacantie
in Juan les Pins. Zijn persoonlijke vertegen
woordiger Carlisle Robinson, die juist te
Londen Ls aangekomen, verklaart dat Cha
plin slecht te spreken is over de Engelsche
pers, van wier vendetta van den laatsten
tijd hij zich een slachtoffer acht. De Londen-
sche bladen hebben o.a. indertijd gemeld
dat de groote film-komediant in het Carlton
Hotel te Londen een feset had gegeven dat
hem 5000 pd.st. had gekost. Chaplin is ge
belgd over dit bericht en verklaart dat het
geval nog geen 400 pd.st. heeft gekost. Hij is
ook ernstig verstoord over den storm, die in
de Engelsche pers is opgestoken over zijn
zoogenaamde onheusche bejegening van den
bovengenoemden hertog. Wat die ..command
performance" betreft, de uitnoodlging er
voor werd, zegt Chaplin, naar een hotel in
Parijs gestuurd maar liefst vier weken nadat
hij het had verlaten. Dat vond hij wel wat
bar cn blijkbaar was hij hiermede in zijn
gevoel van eigenwaarde, dat bij filmartiesten
sterk ontwikkeld moet zijn, ernstig geschokt.
Men had toch waarlijk wel de moeite kunnen
nemen zijn bewegingen beter te volgen. Zulke
uitleggingen hebben de Engelsche pers blijk
baar niet bevredigd. Want zij gaat voort
harde dingen te zeggen over Charlie. Men
weet o.a. te verklaren dat de bruto-inkom-
sten. die Chaplin onttrekt aan zijn „City
Lights", in Amerika en Europa alleen, hem
een winst van 1.000.000 pd.st. (een millioen
pond sterling) zullen verzekeren.
De Zondagbladen hebben scherp commen
taar geleverd op Chaplin's veronachtzaming
van de „command performance". Een uit-
noodiging daarvoor vordt, zegt de pers, be
schouwd als dc hoogste eer, die aan Engel
sche artisten kan worden bewezen. Chaplin's
uitlegging „Ik kan niet meedoen want ik
rust" is voor de bladen aanleiding op hun
beurt de vraag te stellen die duizenden
nuchtere menschen zich al lang moeten heb
ben gesteld of men niet te veel drukte
maakt van filmartlsten.