XX
HET WONDERLIJKE VAN HET
ZEVENDE WERELDWONDER.
r X
/f
f
Voor uw Tuin
HAARLEM'S
DAGBLAD
VIERDE
VRIJDAG
BLAD
29 MEI 1931
De Historische Wet van Brück en de theorie Van Lagrange.
De geschiedenis der menschlieid in de Pyramide van Khufu?
in 1859 versoheen het eerste deel en in
1863 het tweede deel van een groot aantal
diepgaande studies van John Tayler, naar
aanleiding van de ontgravingen en zeer
nauwkeurige opmetingen door Howard Byse
en den Duitschen wiskundige, historicus en
bouwingenieur Lepsius in 18361837. De
studies van Tayler werden in 1863 met
groote voortvar endheid voortgezet door
Piazzi Smyth, Staatsastronoom van Schot
land, van 1863—1865, door persoonlijke op=
metingen ter plaatse.
In 1883 werden wederom opmetingen ver
richt door Prof. Flinders Petrie. Dat het
zuiver opmeten onder bepaalde omstandig
heden niet zoo eenvoudig is, blijkt uit het
feit, dat do granieten sarcophaag sinds 1553
door 25 verschillende geleerden werd opge
meten en alle 25 opgaven verschillen. Om
een voorbeeld te noemen: de opgaven over
de breedte van den voet der pyramide schom
melden tusschen 763.62 (Fransch) en 764.00.
(Engelsch), Smith nam het gemiddelde, dus
763.81 Engelsche voet. De hellingshoek, door
het ontbreken der ommanteling, was moei
lijk te bepalen, doch men had het geluk nog
drie nauwkeurig bewerkte steenen te vinden
en na verschillende controlemethoden, kon de
hellingshoek, zoo zuiver als mogelijk was.
bepaald worden op 51 gr. 51' 51", waardoor
weer de hoogte der pyramide berekend kon
worden. Hiermede kwam het eerste feit aan
den dag, waardoor Tayler zijn verdere studies
voortzette, n.l. in de verhouding van den
omvang tot de dubbele hoogte vond men het
getal 'Pi en wel in 5 decimalen, de quadra-
tuur van den cirkel, vastgelegd in de pyra
mide!, terwijl 1500 jaar later de Joden het
setal 3 zonder decimalen kenden en 2000 jaar
later de Grieken ook niet nauwkeuriger. Een
cirkel, waarvan de middellijn gelijk is aan
de hoogte der pyramide werd verdeeld in een
aantal deelen gelijk aan het aantal dagen van
het zonnejaar, één zoo'n deel noemt Smith
de Pyramidemeter (63cM.) de Egyptische
standaardmaat en hij twijfelt hieraan niet,
daar in alle maten van gangen en kamers
deze maateenheid is terug te vinden. Daar
verder een 5-tallig stelsel in deze pyramide
duidelijk spreekt, geeft dit systeem op de
.pyramidemeter toegepast 65.5 x 5) is 2.54,
de Pyramideduim. Als op alle twijfel op te
heffen, is deze laatste maat op een granie
ten steen in de voorhal door een onver
klaarbare knop aangegeven deze heeft 'n dikte
van een P.duim en een doorsnede van precies
5 duim. De Pyramidemeter blijkt dan het
20.000.000 deel van de poolas te zijn, voor
zoover die bekend is door moderne
berekeningen van Duitschers, Franschen,
Engelsehen en Amerikanen. Als men bedenkt
dat de Fransche geleerden de Meter als het
40.000.000e deel van de meridiaan van Parijs
berekenden, waarvan men tot op heden nog
niet weet, of dit een cirkel, een ellips of een
onregelmatige kromme is, hoeveel nauw
keuriger moet dan de Egyptische maat zijn,
als deel van een rechte lijn (poolas).
Verder was zeer opmerkelijk, dait de
Engelsche inch slechts één duizendste deel
kleiner bleek te zijn dan de Pyramideduim,
hierover later meer. Het is hier niet de
plaats alle berekeningen op te sommen, slechts
in het kort zij aangestipt, dat de hoogte der
pyramide afgeleid kan worden uit den zon-
ne-afstand; de zijden der pyramide geven met
de slechts geringe afwijking van 4' 30" de
Vier kompasstreken aan; door den hellingshoek
van de N. luchtgang, kan deze als telescoop
gebruikt worden en treft precies het onder
ste culminatiepunt van de tegenwoordige
poolster, volgens astronomische berekeningen
duidt dit op het jaar 2160 vóór Chr. en daal
de geleerden iedere 25 jaar een andere Egyp
tische tijdrekening gaven, waarbij de periode
der 4e Dynastie schommelt tusschen 4950,
3125, 2440 en 2228 v. Chr. staat volgens Smyth
de tijd onomstootelijk vast op 2160 v. Chr.
Wat de sarcophaag betreft, bleek de kubieke
inhoud van de 'groote kamer 50 maal de in
houd van de sarcophaag te zijn en daar alle
maten, gezien de vorige opmerkelijke feiten,
volgens Smyth, een bedoeling moeten gehad
hebben, zocht hij gedurende 10 jaren onaf
gebroken verder, waardoor bleek: dat de af
metingen van den binnenkant va nde sarco
phaag verschillende malen in andere ge
deelten der.'pyramide terug te vinden waren,
zoodat al was de sarcophaag verwoest, deze
afmetingen toch niet verloren zouden gaan en
alle genoemde en nog volgende veronderstel
lingen kunnen door Sony bh met becijferingen
bewezen worden.
De inhoud van de sarcophaag noemt hij
Pyramideton, het blijkt een korenmaat ge
weest te zijn, deze Ton verdeeld in
100 x 5 x 5 x 5 geeft 5.7.
Het S. G. van den aardbol werd in 1772
berekend op 4.8. Na 1855 experimenteerden
verschillende andere geleerden en schommel
den de uitkomsten tusschen 5.135, 6.565 en
5.675, volgens Smyth is het exacte S. G. dus
5.7 en daar de Pyramideton ook weer terug te
vinden is in het gewicht van de geheele
pyramide, staat ook dit dus weer in verband
met het gewicht van den aarbol.
Weer komt hier iets wonderlijks aan het
licht en wel dat de oudste en grootste Angel
saksische maateenheid: de Quarter, sinds
menschenheugenis nooit daadwerkelijk ge
bruikt, hier weer gevonden wordt, want de
Pyramideton bleek precies 4 Quarters te kun
nen bevatten.
De Duitsche ingenieur Max Eydt, die deze
verbluffende theorie van Smyth in Duitsch-
land bekend maakte en Smyth in 1865 in
Egypte leerde kennen, heeft de opgegeven
maten gecontroleerd en juist bevonden, hij
is echter geneigd, gezien zijn woorden, veel
aan het wonderlijk toeval toe te schrijven,
wie zal die bewijzen? Smyth was nu eenmaal
Engelschman en Engelsche maten in een
Egyptische pyramide? men voelt het: hier
komt iets van twijfel. Maar hoe het zij,
Smyth blijft in zijn conclusies, voor hem ge
grond op zuiver wiskunstige feiten, zuiver
wetenschappelijk, daar zij geen streep verder
gaat, dan hij zelf bewijzen kan, hij trekt geen
verdere conclusies en tracht dus niet te ver
klaren wat de oorzaken van die gelijkheid
van maten kan zijn. Men voelt het echter,
wij zijn hier aan de uiterste wetenschappelijke
grenzen en vragen we verder, dan overschrij
den wij de grenzen tusschen het exacte en
het abstracte en komen dus op zeer gevaar
lijk terrein. Het abstracte kan nu eenmaal
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
niet anders dan in hooge mate subjectief zijn,
het exacte objectief; het objectieve moet door
allen aanvaard worden, het subjectieve kan
slechts door een speciale groep aanvaard
worden. Doch daar alle kunstwaardeerimg nu
eenmaal subjectief is, d.w.z. persoonlijk, is
het toch steeds interessant te weten hoe
anderen dan wij een kunstwerk genieten, het
objectieve is onver anderlij k, het subjectieve
wordt door vele invloeden beheerscht, o.a.
niet het minst door den tijd en daarom willen
wij trachten, zij het in zeer beknopten vorm,
u een beeld te geven van onderzoekingen op
dit speciale terrein, waar men dus de tot
hiertoe behandelde wetenschappelijke gege
vens, langs een anderen weg, verder uitwerkte.
Volledigheidshalve moet nog vermeld worden
dat Smyth als een geografische merkwaardig
heid opmerkt: De pyramide staat op de Zui
delijke hoed der Nijldelta, waar drie wereld-
deelen (Europa, Azië en Afrika) elkander
raken en wel op de 30ste Breedtegraad, welke
het gunstigst is voor het normale menschen-
Ieven. Het is het eigenlijke zwaartepunt der
door menschen bewoonde aarde, want zoo
wel de Lengte- als Breedtegraad, door de
pyramide getrokken, doorsnijdt meer land
dan iedere andere Lengte* of Breedte.
In 1866 verscheen een studie van een
Majoor der genie van het Belgische leger:
R. Brück, over „de Menschheid, haar ont
wikkeling en haar duur", een lijvig boekwerk
van 1281 pagina's.
Hoofdzakelijk trachtte hij hierin te bewij
zen, dat de menschheid in haar ontwikkeling
en haar beschaving steeds gebonden is aan
een bepaalde tijdsperiode. De beschaving,
steeds bij een opvolgend volk, beweegt zich
over de aarde van het Oosten naar het
Westen, om een voorbeeld te noemen: achter
eenvolgens Assyriers, Egyptenaren, Israëlieten
en KI. Aziaten, Grieken, Romeinen, Franken,
enzoovoorts.
In de tijdsduur van hun opkomst tot ver
val vond Brück telkens een bepaalde periode
van, globaal genomen, 5 eeuwen. Daar het
natuurlijk niet mogelijk is alle bewijzen hier
te citeeren, diene als voorbeeld de Romeinen
van de stichting van Rome in 753 v. Chr. tot
Constantijn in 330. A. D. een periode van 1083
jaar of 2 maal 541 jaar. Een ander voorbeeld
de absolute macht der Pauzen: van Consta/ru
tijn (Staatsgodsdienst) in 330 tot de verban
ning naar Avignon van 13091370 (gemid
delde: 1347) geeft 1010 jaar of 2 maal 505
jaren enz. enz.
De hoogtepunten der macht of beschaving
liggen dus steeds 1000 jaren van elkander.
Deze 500-jarige en 1000-jarige perioden, regel
matig terugkeerend als een wet, waaraan de
menschheid onderworpen is, duidt men sinds
dien wel aan met den naam van: „Historische
wet van Brück". Gedeeltelijk, voorzoover hij
dit voor zijn studie noodig had, vond Brück
deze perioden ook in den Bijbel.
Deze resultaten trokken o.a. de aandacht
van een astronoom van het Belgisch obser
vatorium Ch. Lagrange en deze deelt mede
dat hij in 1871 voor het eerst het werk van
Brück leerde kennen en dat de conclusies
hierin, hem ondanks drukke bezigheden, niet
meer uit de gedachten igingen. Al spoedig
trof hem, dat deze historische wet geheel van
toepassing was op alle Hebreeuwsche teksten
van het Oude Testament. Het moge ons
vaderlandsche hart goeddoen te hooren dat
Brück de vertaling gebruikte van David
Martin in 1722 uitgegeven te Amsterdam. Het
wonderlijk systeem van maten en getallen,
gevonden in de pyramide, in 1865 door P.
Smyth geopenbaard, werd in 1884 nog ver
sterkt door de resultaten van nieuwe opmetin
gen door Flinders Petrie.
Alles in de Schepping is gebonden aan
wetten- de loop der hemellichamen, groei
en bouw in de natuur, de mensch zelf is ge
bonden aan natuurwetten, religieus ge
sproken dus Goddelijke wetten.
Wonder is het dus niet, dat men op reli
gieus gebied de mensch gedacht als werktuig
in God's hand, verwachtte deze heilige wét
ten ook in de pyramide terug te vinden als
een Goddelijke openbaring.
In 1893 verscheen dan ook het resultaat
van deze gedachtengang van Lagrange in zijn
boek, getiteld: „Over de overeenstemming
van de historische wet v. Brück met de
tijdrekening in den Bijbel en die van de
pyramide van Cheops". Het werk is ver
lucht met doorsneden van de pyramide en
ik behoef u zeker niet te zeggen dat het niet
direct „lichte lectuur" is. De conclusies echter
waartoe Lagrange komt zijn o.a. dat de pyra
mide een Hebreeuwsch monument is en even
als de Bijbel een werk van Goddelijke in
geving; dat de voorspellingen hierin vastge*
legd met de voorspellingen in de Apocalypse,
de geheele geschiedenis der menschheid om
vatten van de Zondvloed tot de toekomstige
tijden; vervolgens dat de Angel-Saksen af
stammelingen zijn van één der tien ver
strooide stammen van Israel. Dit laatste zou
dus verklaren de overeenkomst van de Pyra
mideduim met de Engelsche inch en de Engel
sche Quarter als vierde deel der Pyramideton.
Ik herhaal het: we zijn op gevaarlijker ter
rein, vooral wanneer leeken dergelijke con
clusies verder gaan trekken! Zoo verraste ons
eenige jaren geleden de verbluffende mede-
deeling in sommige bladen, dat een dame aan
het Engelsche hof had uitgevonden, dat de
tegenwoordige Prins van Wales in a-echte lijn
een afstammeling is van Koning David! De
prins wordt dan ook door zijn omgeving
David genoemd; of Lagrange zelf echter tot
deze conclusie zou gekomen zijn is denkelijk
nog wel zeer twijfelachtig.
Fio.i»
YB
.v
TERUG UIT INDIë MET RHEUMATIEK.
Een lijden van 7 jaar nu geëindigd.
EEN HEER TE HILVERSUM WIST RAAD.
Begint U met te lezen wat de Heer W. P.
te Hilversum ondervond en volgt U daarna
gerust zijn voorbeeld. U zult er versteld van
staan hoe spoedig ook U de zoo vurig be
geerde verlichting van Uw rheumatische
kwellingen zult ondervinden.
„Ruim 7 jaar leed ik aan rheumatiek, heb
vele medicijnen aangewend, doch alle met
weinig of geen resultaat. Uit Indië hier aan
gekomen hoorde ik over Kruschen Salts en
ten einde raad ging ik dit gebruiken. Ik kan
niet anders zeggen, dan dat Kruschen het
eenige middel is, waaraan ik tot- nu toe te
danken heb, dat mijn rheumatiek langzaam
maar zeker uit mijn lichaam verdwijnt. Ik
ben pas kort bezig, Kruschen Salts te ge
bruiken. Overal en ieder zal ik dit middel
aanbevelen als het beste, dat ik ooit heb
kunnen vinden tegen de zoo gevreesde rheu
matiek. U kunt van dezen brief naar goed
dunken gebruik maken, teneinde Kruschen
Salts zooveel mogelijk bekend te maken".
W. P. te Hilversum.
Wanneer U voor de rest van Uw leven ver
lost wilt zijn van de vlijmscherpe urinezuur -
kristallen (de oorzaak van Uw rheumatiek),
die zich in Uw gewrichten en weefsels nes
telen, begin dan morgenochtend voor het
ontbijt een halven theelepel Kruschen op
een glas warm water of in een kop thee te
nemen. Vergeet niet dit geregeld iederen dag
te doen en houdt dit eenige maanden lang
vol. Dan zult U beseffen, waarom Kruschen
het zich vastzetten van het overtollige urine
zuur in Uw gewrichten verhindert en U be
hoedt voor de ketenen der rheumatiek. Kru
schen is een combinatie van zes levenwek
kende zouten, die ons lichaam eiken dag
noodig heeft en die ook Uw lichaamskracht
en energie doen toenemen. Kruschen Salts is
verkrijgbaar bij alle apothekers en drogisten
a f 0.90 en f l.èo per flacon. Importeurs: N.V.
Rowntree Handels Mij., Keizersgracht 124,
Amsterdam C.
Figuur 4 zal u hoop ik £et systeem van
Lagrange op de pyramide toegepast in hoofd
zaak eenigszins duidelijk maken: van I
(Zondvloed-Genesis) daalt de gang tot E.
waar een steen de toegang tot dei gang EC
afsluit. Het Israelietische volk in E (Exodus)
door God met de Wet 'begiftigd, volgt de
stijgende gang tot C. Overige volkeren gaan
in dalende lijn tot de z.g. Valsche Kalmte K.
die in V. in Algeheele Ondergang eindigt.
Voor hen echter, die niet meer terug kunnen
en zich bezinnen is in W. (Openbaring IH
8) een mogelijkheid tot verlossing. Lagrange
ziet hierin gesymboliseerd de Reformatie met
de geboorte van Wicliff. Deze opgaande gang
voert tot R. dat op hetzelfde niveau ligt
als de Exodus, (R. symboliseert de Denkbeel
dige Geestelijke Rust) en zij, die op dit
niveau in R. zijn kunnen zonder hulp echter
niet de opgaande gang verder bestijgen tot
C. Daar C. echter de periode aangeeft van
geboorte en dood van Christus, kunnen zij
in R. het Licht ziende tot C. opgeheven wor
den. De hooge gang CB, symboliseert het
Hernieuwde Verbond met God door Christus'
geboorte en dood gerealiseerd. Het punt B.
geeft Lagrange (1893!) als een toekomstige
datum. T. is dus ook toekomstig en symboli
seert Openbaring III. 10, hetgeen wonderwel
klopt als men de daarin genoemde „ure der
verzoeking" wil beschouwen als de periode van
den wereldoorlog en gevolgen waaronder de
menschheid nog gebukt gaat. Ik gaf hier
slechts een klein schema om eenigszins de
gedachte, die Lagrange's werk beheerscht
weer te geven, Lagrange is zeer uitgebreid in
zijn opgaven, maar behalve enlkele groote
historische feiten blijft hij meer algemeen
geestelijk. Voornamelijk vormen voor hem
Genesis en de Openbaring een aaneengeslo
ten geheel: van den beginne tot de Vervul
ling der tijden. Deze ontwikkeling geldt zoo
wel voor de volkeren als voor het geestes
leven van den afzonderlijken mensch.
De theorie van Lagrange, eenmaal als zoo
danig aangenomen, werd later door anderen
verder uitgewerkt, want terugwerkend met de
vele historische feiten, nadien nog bekend
geworden, moesten deze dus sluiten in het
systeem. U zult opgemerkt hebben, dat
Lagrange in zijn theorie ongeveer komt even
onder het niveau, waarop de groote graf
kamer is gelegen; de hooge gang, die het
heilig verbond zou symboliseeren eindigt hier
plotseling en een zeer nauwe doorgang leidt
tot de antichambre T. der groote kamer:
ook dit moet dus een bedoeling hebben. Nu
is sedert Lagrange, die geen Egyptoloog was,
de kennis van den Egyptischen godsdienst
veel grondiger geworden. Alle religieuze tek
sten, die betrekking hebben op den dood en
het leven hiernamaals verzameld, welke ver
zameling men wel het Doodenboek noemt,
geven een tamelijk duidelijk beeld van de
Egyptische godsdienst. Het is niet toevallig
dat de Egyptenaren der eerste eeuw onzer
jaartelling zoo snel en algemeen tot het
Christendom overgingen, want de meeste
Oud-Egyptische teksten toch, mits symbolisch
gelezen, dekken volkomen zuiver Christelijke
begrippen. Dood en wederopstanding en zelfs
de Messiasgedachte. Het Christelijk evangelie
moest ook voor den Egyptenaar wel beteeke-
nen: „oude wijn in nieuwe zakken". Alle
profetieën uit het Doodenboek zijn even
eens in de pyramide te vinden, zoodat zelfs de
bekende Egyptoloog Gaston Maspero, Direc
teur-Generaal van den Oudheidkundigen
Dienst in Egypte, reeds opmerkte: „de Pyra
mide en het Doodenboek geven één zelfde
getuigenis, de eerste in steen, de laatste in
schrift.
Den lezer, die hier belang in stelt, zij aan
bevolen, de legende van den Egyptischen god
Asar of Osiris aandachtig te bestudeeren;
Osiris, de Egyptische Messias, zijn leven, dood
en wederopstanding. Er bestaat over dit on
derwerp zeer veel lectuur, doch voornamelijk
de werken van den Franschen egyptoloog
Alexander Moret (Goden en Koningen van
Egypte) en van de Engelschen: Prof. Breasted
Sir Ernest Budge en Marsham Adam zijn
in dit opzicht belangrijk en als men leest,
wat hier over Osiris en de pyramide geschre
ven wordt is het geen wonder, dat men een
opmerkelijk verband voelt met de woorden
van Jeremia XXXH, 1820 en Jesaia XIX,
19—20.
Tot. besluit zij genoemd een werk van D.
Davidson en H. Aldersmith, getiteld: „De
groote Pyramide: Haar Goddelijke bood
schap", dat in 1924 uitkwam en waarvan in
'1925 reeds een tweede druk het licht zag. Ik
kan er in dit korte bestek slechts de aan
dacht op vestigen, want het is een boek van
ongeveer 570 pagina's, geïllustreerd met 80
platen en 97 astronomische, historische en
archeologische tabellen.
Hoe men er na lezing ook tegenover mag
staan, het is een werk, dat respect afdwingt
en tot nadenken stemt. Met een verbluffende
hoeveelheid -astronomisch, historisch, en ar-
A
X'
r'
,y ~sN\
VERV«fli«0 BEU lïor.V.
'G h t ,:ói
♦k 8 0 r,v
1 „srjtft OTvVtorRotaMAiE..—
tLJ
I I liRAJUE
II K
1
EN CINMR DEWEr.
j
1
i
CttBTlUKt CM.V08. R
sf
Figuur 5.
cheologisch bewijsmateriaal vatten de bewer
kers de algeheele wereldgeschiedenis in een
greep samen :de Pyramide als een Goddelijke
openbaring.
Figuur 5 wil slechts een schets geven van
de leidende gedachte, die het werk beheerscht
De gang B. C. K. L. geeft uitsluitend de ge
schiedenis en de data van de evolutie van
het Israëlitische volk.
Figuur 6 geeft een vereenvoudigd schema
van de details der groote grafkamer; het werk
zelf geeft natuurlijk veel meer details, doch
deze schets zal u bij een korte aanduiding
duidelijker zijn. De nauwe dooi'gang O. E.
(zie ook fig. 5) geeft de groote oorlogsperiode;
E. F. de anti-chambre; F. G. de laatste
nauwe doorgang. Het moge velen hoopvol
stemmen, dat dus volgens deze theorie in het
jaar 1936 een betere tijd aanbreken zal. De
tijd zal dus weldra kunnen leeren of deze
theorie op waarheid berust, zij is in ieder ge
val belangrijk genoeg om er aandacht aan te
schenken.
Een beknopt resumé van de inhoud van
het werk. dat ongeveer 15 gulden kost kan
men vinden in een gesschrift getiteld: Talks
on the Great Pyramid. No. 3, dat tegen den
prijs van 60 cents plus 1) cent porto bij den
auteur: D. Davidson, 47 Park Square te Leeds
verkrijgbaar is
SÖARABAEUS.
DooiTONNY SCHELLING, tuinarchitecte.
Baksteenen stapelmuurtjes.
Mooi beplante en goed gestapelde muurtjes
in vollen bloei, zijn vroolijk en aanlokkelijk.
Zóó aanlokkelijk, dat men ze overal aange
bracht ziet, op plaatsen soms, waar se in het
geheel niet op hun plaats zijn, dikwijls
slecht gestapeld of veel te vol beplant.
Een muur moet een doel hebben. Er kan er
b.v. een gebouwd worden, waar men anders
een grastalud gemaakt zou hebben.
Ze mogen niet te weelderig beplant wor
den, het mooiste is te zorgen, dat er flinke
stukken steen zichtbaar blijven en, om groo
te groepen van één soort planten te maken.
Ook houde men, bij het bestellen van de
planten, steeds de kleur van de te gebruiken
steensoort in gedachte.
Veel liefhebbers willen zelf een muurtje
maken. Heel moeilijk is dat ook niet.
Het beste en gemakkelijkste is om gelijk
met het stapelen te planten. Men ziet dan
van zelf, hoe groot de voegen moeten zijn en
waar er een stuk van een steen afgeslagen
moet worden.
Als stapelmateriaal kan men zoowel bak
steenen, als klinkersteen en gebruiken. Bak
steenen nemen het regenwater meer op, de
plant krijgt lang niet alles, maar na een
regentijd is er wat vocht als reserve. De
klinker is veel harder, neemt weinig water
op, zoodat bijna alles tot beschikking van
de planten komt, maar de steen houdt geen
vocht vast. Van veel belang is dit verschil
echter niet.
Men begint waar de muur moet komen,
een geul te graven; hierin wordt de fundee
ring gelegd, gewaterpast en stevig aange
stampt.
Het stapelen kan op verschillende manie
ren geschieden. Lage muurtjes van ongeveer
40 c.M. hoeven niet dikker te zijn dan een
halve steen, wel moet er dan hier en daar
een steen in de volle lengte naar achter in
den grond uitsteken. Een aardige methode is
ook altijd het stapelen in z.g. Vlaamsch ver
band. (Zie teekening).
Men moet er bij het stapelen steeds op be
dacht zijn, dat de planten met hun wortels
den grond achter den muur kunnen berei
ken,
Meestal zullen de muurtjes in stads- en
villatuinen niet hooger zijn dan 40 c.M. Ze
mogen dan nog wel loodrecht gestapeld wor
den, beter is het echter ze licht achterover
te laten hellen, het regenwater wordt dan
natuurlijk beter opgevangen.
Als specie gebruikt men klei, met turf
molm en veen, of bladgrond, vermengd en
met water aangemaakt tot een breiachïige
massa. Mest moet liever niet gebruikt wor
den, er zijn verschillende muurplanten, die
er niet tegen kunnen.
De bovenste steenenlaag moet de z.g. rol
laag vormen.
Wordt een muurtje aangebracht bij een
terras, waar veel op geloopen wordt, dan is
het beter te metselen met cement of kalk-
specie. De muur zal anders misschien na
eenige jaren uit elkaar vallen. Voor de plan
ten worden dan gaten opengelaten, ter
grootte van een halve steen ongeveer. De
voegen kunnen uitgekrabd worden, om den
muur een ruwer aanzien te geven.
Een muur die pas is aangelegd, moet ge
regeld besproeid worden. Bij ligging op het
Zuiden, blijkt het soms noodig, het heele
jaar door water te geven. Men giet of sproeit
achter den muur, waar de wortels zitten.
Het planten moet zorgvuldig gebeuren. De
wortels moeten goed worden uitgespreid en
de grond er omheen stevig aangedrukt, er
mogen geen leege ruimten om de wortel
kluitjes heen blijven.
Het beste is planten te koopen die in
potjes gekweekt zijn, zij hebben een prachti
ge wortelkluit, aan tijd is men dan niet ge
bonden, ze kunnen bijna het heele jaar door
geplant worden.
Er zijn heel wat plantjes, die geschikt zijn
voor muurbeplanting en iedereen, die zelf
een muur maakt, kent er natuurlijk ver
schillende die hij graag wil hebben.
Men moet er aan denken wat plantjes te
nemen, die den muur vasthouden, doordat ze
door de voegen kruipen, b.v. Campanula
Portenschlagiana en het muurleeuwen-
bekje, Linnaria cimbellaria. Om den muur
er in den winter niet te kaal te laten uit
zien, neemt men wat anjers of ander groen-
blijvend goed. Een aardig plantje daarvoor
is ook de goudbonte of zilverbonte variëteit
van het herderstaschje. De botanische na
men hiervoor zijn: Capsella bursa pastorus
fou. aurea en Cap. b.p. fol. Argenta.
työf.lykf. i laatste
opschorting!»
1