OUD-HAARLEM. Biographieen in een notedop. Wat in de vokende 12 maanden zal gebeuren Wat gespaard bleef. Haarlem's Tehuis voor ouden van dagen. De oude kapel. Het vroegere Stads Armen- eri Ziekenhuis, thans Haarlem's Tehuis voor ouden van dagen geheeten, dateert gedeeltelijk uit de middeleeuwen. Vroeger was daar het Lepro zenhuis, of, gelijk het oorspronkelijk heette, de Sinte Jacobs Capelle, die gesticht werd in 1319 en dienen moest voor het schouwen der lazarye. Deken en Vinders van het St. Jacobsgild waren tevens kapelmeesters van de St. Jacobs Capelle. Althans zoo hebben de geschiedschrijvers van Heussen en van Rijn geboekstaafd. Als men daarentegen hun collega de Koning gelooven mag, moet hier ter plaatse het Karthuizer-klooster gestaan hebben. De Kloosterweg was een pad, dat van de Kleverlaan naar dit klooster der Reguliere Kanunniken liep. Het schouwen der lazarye had ten doel om door een proef uit te maken of de men- schen die er verdacht uitzagen, inderdaad lijdend waren aan lazarij. Dit was een soort melaatsheid, een afzichtelijke «ziekte, waar door tenslotte het geheele lichaam werd aan getast. Door de Kruisvaarders was deze be smettelijke ziekte uit het Oosten naar deze Westersche landen overgebracht. Om ze te Het poortje. genezen, zoo verkeerde men In dien tijd in den waan, moesten de lijders eenigen tijd gebedeld brood eten. Om nu de lijders, die nog niet verminkt waren te kunnen her» kennen, gaf mij hun een klep (de Lazarus klep) waarop het wapen der stad was afge beeld. De bezitters van zoo'n klep mochten ongehinderd bedelen. Volgens" Dr. Ekama werd de eerst bekende ordenantie voor het Leprozenhuis aan de Zieken uitgevaardigd op St. Pietersdag in 1393. En dat deze schouw van leprozen zich over een groote uitgestrektheid van .het land verspreid had, blijkt uit Ampzing, waar hij zegt: Op de binnenplaats. Cellen van het vroegere dolhuis. „Voorts t Sieken bulten de Stadt, daar leggen de Leproozen, Welk huys de Graef weleer vereerd heeft en verkozen, Dat daar de Schou sal zijn van alle lazary Al 't land van Holland door, en Seeland ook daar bij. Li den loop der eeuwen is deze vreeselijke ziekte uit ons land verdwenen. Sinds 1797 zijn er geen Lazaruskleppen meer uitgege ven. In 1564 was het Leprozenhuis nog voor lijders aan besmettelijke ziekten ingericht. Het waren toen evenwel niet meer uitsluitend leprozen-lijders, maar ook lijders aan ge slachtsziekten. De zaal waarin die ongeluk- kigen verpleegd werden, kreeg den naam van pestzaal. In 1602 werd het gebouwen-complex be stemd voor krankzinnigengesticht. Honderd De bestuurskamer. jaar later werden er „kostloopers" of prove niers verpleegd, vandaar dat het wel Buiten- Proveniershuis werd genoemd. Later kreeg het, naar den aard van zijn.bestemming weer den naam Pest- en Dolhuis. Het gesticht lag buiten de Nieuwpoort, de wijk werd toen als het Zieken aangeduid. Thans vinden in het gebouwen-complex twee Instellingen van het Burgerlijk Arm bestuur onderdak, namelijk het Tehuis voor ouden van dagen en het Kindertehuis. Er is in den loop der jaren aan het gebouw veel verbouwd, zoodat er buiten de kapel niet heel veel oorspronkelijks is overgebleven. De restanten van het oude gebouw kunnen zon der veel moeite van het nieuwe onderscheiden worden. De teekening die een kijkje op de binnenplaats geeft, laat metselwerk zien dat eeuwen oud is, want dat deel van de inrich ting is het oudste. Het mooie poortje aan den Schotersingel draagt het jaartal 1704, hetgeen aantoont, dat toen ook al verbouwd is. Ook geven wij een teekening van de vroe gere cellen, waarin gevaarlijke krankzinnigen (behalve een pesthuis was het. ook een dol huis) werden opgesloten. Door het luikje boven de deur kregen de ongelukkigen hun voedsel. Als wij daarmede onze moderne krankzinnigen-gestichten vergelijken, valt te constateeren, dab de verpleging van de geesteszieken gelukkig veel verbeterd is. JOANNES CAMPHUYS. X634;1695 De naam van de Camphuysstraat herinnert aan een Haarlemschen jongen die een merk waardige carrière maakte. Joannes Camphuys of Camphuysen was zilversmidsleerling in de Spaarnestad en vertrok in 1653 als assistent met de „Last drager" naar Indië. De avonturen begonnen, zooals veelal gebruikelijk was, met een schipbreuk, en daardoor allerminst afge schrikt voer Jan Camphuys een jaar later met de „Draak" opnieuw het zeegat uit. Er ging weer een jaar voorbij, voor men in Ba tavia was en toen veranderde het bewogen zeemansleven in het ietwat bezor.kener van klerk bij de secretarie, met den rang van onderkoopman. Het duurde elf jaar voor de benoeming tot len klerk, met den rang van koopman volgde. Maar daarop kwam ook na eenige jaren de bevordering tot opperkoop man en trok Jan Camphuys er weer op uit. In 1671 vertrok hij naar Japan, om als op perhoofd op Decima op te treden. Doch daal de Japansche regeering bepaald had, dat het opperhoofd nooit langer dan één jaar ach tereen in functie mocht blijven, keerde hij in 1672 naar Batavia terug, waar hij tot het eervolle ambt van lid van den Raad van Justitie werd geroepen. Toch wilde men hem als opperhoofd niet missen en toen de beurt weer aan hem kwam trok hij er opnieuw voor een jaar op uit, tot driemaal toe, om bij zijn laatsten terugkeer tot nog hooger betrekking te worden geroepen. Hij was ach tereenvolgens secretaris van den Raad van Indië en buitengewoon lid van dien Raad. En dan vervulde Joannes Camphuysen het ambt van voorzitter van het college van schepenen en van president der Weesmees- teren. Wegens „sinckingen op de oogen van sijn gesigt" verzocht hij 12 Maart. 1680 óf stil stand van gage, in afwachting van even- tueele beterschap of ontslag en verlof tot repatrieeren. De Hooge Regeering verzocht hem echter dringend „om desselfs beproeff- de ervarentheyt" wel te willen aanblijven, waarin hij voorloopig toestemde. Zij moest hem echter spoedig toch eenige maanden ziekteverlof geven, „onvermindert sijn E's volcomen respect en tractement". Reeds drie maanden later trad hij weer in dienst, waar na hij kort daarop benoemd werd tot ordi- naris-lid van den Raad van Indië. Na den dood van Speelman benoemde de Raad hem tot provisioneel Gouverneur-Generaal. De keuze was voor bijna iedereen een verrassing waaruit blijkt, dat ook deze dingen niet een verschijnsel uitsluitend van onzen tijd zijn. Enkele leden, die het zelf graag geworden zouden zijn, moeten hun stem op hem uitge bracht hebben, in de veronderstelling, dat hij toch geen kans had. Het valt dus niet te verwonderen, dat hij als G. G. veel te genwerking ondervond, met het gevolg, dat hij meermalen de zittingen van den Raad niet bijwoonde en de besluiten, waarmee hij het zelf niet eens was, onuitgevoerd liet. Heeren Bewindhebbers waren echter zeer met hem ingenomen en verleenden hem zes jaar later zijn ontslag „op seer honorable en reputatieuse wijse". 24 September 1691 trad hy af. Hij bleef wonen op zijn buitenplaats, die hij even bui ten Batavia op het eiland Edam bezat. Hij had er een zeldzame verzameling Japansche curiositeiten en Indische dieren bijeen ge bracht. Camphuys was een eerlijk en vredelie vend man, maar zijn bestuur was weinig krachtig. Tegen de uitwassen in het han delsleven trad hij met weinig succes op. Doch voor de Compagnie wist hij toch eeni ge voordeelen te behalen, zonder tot oorlog zijn toevlucht te nemen. Wat in dien tijd een groote zeldzaamheid was. Onrust in Centraal Europa. In de bestuurskamer wordt een mooie schouw gevonden. In de laatste jaren is er in het gebouw zeer veel verbouwd en aangebouwd. Gelukkig heeft bij het Burgerlijk Armbestuur het streven bestaan, om daarbij het oude zoo» veel mogelijk te sparen en het nieuwe bij het oude te doen aanpassen. De architect stond voor een moeiiijke taak en hoewel hij niet overal even gelukkig geweest is, moet het resultaat dat hij bereikt heeft toch ge prezen worden. Het moeilijke was, dat aan het interieur strenge eischen gesteld werden wat de hygiëne betreft, waaraan het exterieur wel eens gedeeltelijk opgeofferd moest wor den. Dit is nueenmaal noodzakelijk als men een verpleeginrichting op moderne leest ge schoeid, gaat huisvesten in een historisch gebouw. Wie zou nu van buiten zeggen, dat in de oude kapel een groote slaapzaal is on dergebracht? De oude kapel met het sierlijke torentje is een sieraad van den Schotersingel. Vooral voor de wandelaars cp het Bolwerk levert het een schilderachtige aanblik op, omdat de kapel door boomen omgeven is, waardoor de illusie gewekt wordt dat daar tusschen het groen een oud dorpskerkje verscholen ligt Thans rijst het torentje uit het dak van de kapel op. Uit oude afbeeldingen blijkt, dat vroeger de toren op den grond gestaan heeft. Dit is wel een belangrijke wijziging (Wanneer die tot stand gekomen is, valt n:e meer na te speuren) maar den aanblik word er niet door geschaad. C. J. van T. Koning George sterft en de Prins van Wales doet afstand van zijn troon. (Door Madame FRAYA, de beroemde Parijscbe helderziende.) Tien jaar geleden voorspelde een Parijsche elairvoyante, dat Koning Alphonso zijn troon zou verliezen. Deze voorspelling werd door de Fransche kranten bekend ge maakt en is nooit ontkend geworden. De zelfde helderziende voorspelde in een inter view drie jaar geleden in het Parijsche blad „Le Journal'1 gepubliceerd, dat een Fran sche minister en een financier van inter nationale reputatie, hun leven zouden ver liezen door een vliegongeluk. In den loop van het zelfde jaar verongelukten Boka- nowski, Minister van Handel, en Loewen- stein, de Belgische bankier, op de voorspelde wijze. Verleden jaar voorzag zij, in een ar tikel, gepubliceerd in de „Paris-Midi", dat een groot land, grenzend aan Frankrijk een republiek zou worden en dat de dynastie er zou vallen. Zij voorspelde ook een groot fi nancieel schandaal, dat ernstige onrust op de Fransche beurs zou veroorzaken. Sinds deze voorspellingen is Spanje een republiek geworden, Koning Alphonso verliest zijn troon en het Oustric-schandaal heeft zeer belangrijke financieele moeilijkheden in Frankrijk veroorzaakt. De voorspellingen van deze helderziende zijn dus uitgekomen. Dit is een afdoend be wijs, dat zij een buitengewoon inzicht in de toekomst heeft. Het inzicht van Madame Fraya, de elairvoyante in kwestie, wordt, dan ook als een opmerkelijk staaltje van intuïtie aangehaald in de boeken van Professor Charles Ricket, Professor Binet van de Sor- bonne en Dr. Toulouse, de algemeen beken de expert op dit gebied. Wij laten haar nu zelf aan het woord: Het is nu al weer twintig jaar geleden, sinds ik mij gekegeld met het voorspellen van de toekomst begon bezig te houden en hier volgt, hoe het gebeurde. Ik kreeg op een goeden dag eens een boek over graDhologie in handen. Ik las het met veel belangstelling door en ging verder het onderwerp bestudeeren. Het boek was wel niet erg goed geschreven, maar het had mijn nieuwsgierigheid opgewekt. Mijn be langstelling in deze wetenschap nam gelei delijk toe en ik begon dok de lijnen van de hand en het gezicht te bestudeeren. Aan vankelijk durfde ik niet buiten mijn eigen kring te voorspellen, maar het ging zoo goed, dat ik spoedig als een profetes bekend werd. Ik weet zelf niet, waarom in den loop van mijn 20-jarige praktijk bijna alle prominente figuren van het Fransche openbare leven mij zijn komen consulteeren. Vooraanstaande vreemdelingen werden ook door mijn landgenooten met mij in aanra king gebracht. Op een dag. in Maart 1914. kwamen er twee dames om mij te spreken. Ik scheen één van de twee te kennen; ik had den va gen indruk haar meer gezien te hebben. De andere dame was mij geheel onbekend en ik hield haar voor een lid van de gegoede Engelsche klasse. Zij gaf mij haar hand en na die onderzocht te hebben, profeteerde ik: „Mevrouw, U zult binnenkort Uw twee kin deren verliezen. Eén van de leden van Uw familie is een man, die een hooge positie bekleedt. Hij zal een zeer riskante onderne ming beginnen, waarmee hij zijn betrekking zal verspelen en waarmee U Uw kinderen zult verliezen. Zoodra ik dit gezegd had, raakte de an dere dame onder de tafel mijn voet aan met de bedoeling, dat ik zou ophouden en zei: „Ik denk niet, dat U vandaag erg op dreef bent. De kinderen van deze dame zijn ge zond en veilig: en het is absoluut onmoge lijk, dat hun iets kan overkomen. Niemand in de familie loopt kans zijn positie te ver liezen, daar zij geen kooplui, fabrikanten of wat ook zijn en zij bezitten onaantastbare posities". De beide dames gingen weg, klaarblijke lijk teleurgesteld. Tien minuten later kwam echter de dame wier toekomst ik voorspeld had alleen terug. Ze zei, dat ofschoon ze zich niet kon indenken, dat mijn voorspel ling juist was, zij toch zeer graag zou hoo- ren, wat ik nog meer wist. Na eenige aarze ling zei ze: „Ik ben de Prinses van Saxen-Melnungen en de man, van wien u zeide, dat hij een hooge betrekking bekleedt, is mijn broer, de Keizer van Duitschland". „Mevrouw", antwoordde ik, „wanneer dat zoo is, dan is de riskante onderneming, die ik zoo juist noemde, een oorlog met Frank rijk, waarin de Keizer zijn troon zal verlie zen en Uw zoons zullen worden gedood, Uzelf zult hen niet lang daarna volgen". „Ik kan niet gelooven, dat U gelijk heeft" zei zij. „Mijn broeder houdt van de Fran- schen, en een oorlog tusschen Frankrijk en Duitschland lijkt mij onmogelijk". Om haar te troosten zei ik, dat ik het wel verkeerd kon hebben en zij ging weg. Dit was één van die gevallen, waar ik zeer on aangename dingen had te voorspellen. Uit een zakelijk standpunt beschouwd zou het beter zijn, als ik mijn bezoekers altijd ge lukkig en tevreden kon laten gaan, maar wanneer ik moeilijkheden voorzie, voel ik mij verplicht, die ook te vertellen. Ik kan niet anders; alles of niets is mijn principe Tien jaar geleden, toen ik mijn vacantie zooals gewoonlijk in Biarritz doorbracht, bracht een heer, die mij al eenige keeren geraadpleegd had. maar wiens naam ik niet wist, mij een fotografie en een afgietsel van een hand en vroeg of dit voldoende voor mij was om dë toekomst van den betreffenden persoon te kunnen voorspellen. Na een on derzoek, zei ik dat de persoon in kwestie, een groot edelman, in een voortdurend doodsgevaar verkeerde, waaraan hij zou ontkomen, en dat hij zijn betrekking zou verliezen vóór hij den leeftijd van vijftig jaar bereikte. Deze profetie veroorzaakte groote conster natie bij mijn bezoeker. „Deze hand", zeide hij, „Is die van Koning Alphonso en ik ben een lid van zijn gevolg. Gelooft U werkelijk, wat U mij verteld hebt?" „Misschien heb ik mij vergist", antwoord de ik, „laten we dat in ieder geval maar hopen". Vijftien jaar geleden voorspelde ik Gravin de Noailles, dat zij Frankrijk's grootste le vende dichteres zou worden en dat alle mo gelijke eerbewijzen haar ten deel zouden vallen. Er is nauwelijks één leidende per soonlijkheid in Frankrijk, die ik niet de cardinale punten van zijn carrière heb voor speld. Ik ben het onderwerp geweest van ver scheidene wetenschappelijke experimenten. Eenige jaren geleden liet Prof. Binet van de Sorbonne eenige kinderen achter een scherm staan, zóodat ik alleen hun handen kon zien. Na een onderzoek van de handen was ik in staat te zeggen welke kinderen de gebreken der ouders geërfd hadden en welke gezond waren. Mij was ook gevraagd alle bijzonderheden, die ik verder opmerkte, te noteeren. Toen de Professor het later in één van zijn boeken nasloeg, bleken mijn waarnemingen voor 86 percent juist te zijn. Dr. Toulouse, de bekende expert op geeste lijk gebied nam een tweede soortgelijke proef met mij. Ik zal u nu vertellen wat de vooruit zichten van de wereld mij op het oogenblik schijnen te zijn. Eenige banken zullen bin nenkort hun betalingen staken, onder om standigheden gelijksoortig aan die van de Oustric-catastrophe. De algemeen economi sche toestand zal niet verergeren, en zal ge lijk aan die in 1930 zijn. Het jaar 1931 zal geen beterschap in de Amerikaansche zakenwereld brengen en ik kan zelfs wel zeggen, dat de depressie haar diepste punt nog niet bereikt heeft. Presi dent Hoover zal zijn vollen diensttijd uit dienen, maar hij zal zeer onpopulair zijn tegen den tijd, waarop hij zich in het parti culiere leven zal terugtrekken. Verscheidene jaren zullen nog verloopen eer de handels positie van Amerika weer geheel gezond wordt. Dit herstel zal grootendeels aan Europa te danken zijn, en het oude wereld deel zal zijn leidende positie van vroeger weer hernemen. Het Bolsjewisme zal zich in Rusland hand haven en' het zal wel zooveel indruk op de overige wereld maken, dat dit in zekeren zin de communistische ideeën wel zal aan vaarden. maar dit zal het resultaat zijn van een evolutie, die zich pas na jaren open baart. Engeland zal niet geheel aan zijn moei lijkheden ontkomen. Een scheiding tusschen het land, Indië en de Dominions zal niet te vermijden zijn, maar dan zal alles zich ten goede keeren. Een nieuwe ster zal aan het politieke firmament verschijnen een man van buitengewone energie en opmerkelijke beschaving, een enorme organisator met stalen zenuwen. Deze man zal het geheele Britsche rijk reorganiseeren en de fouten, die zijn voorgangers door te veel vertrou wen in de menschheid hebben gemaakt, herstellen. Hij zal waarschijnlijk een dicta tor worden, hij zal ee ncind aan de werk loosheid maken en zal werk van blijvend karakter stichten. Deze man is nu reeds een politicus,' hoewel hij op 't oogenblik geen belangrijke rol speelt. Hij zal in den loop van het volgende jaar de leiding ne men en in de drie komende jaren is eon schitterende carrière voor hem weggelegd. Ik voorzie andere gebeurtenissen van minder bemoedigenden aard. De Koning zal in den herfst of vroeg in den winter ster ven. Zijn dood zal niet het gevolg zijn van zijn vroegere kwaal, maar door een be roerte. Hij zal worden opgevolgd door den Prins van Wales, die wel tot Koning zal worden gekroond, maar dan afstand zal doen uit vrijen wil. Hij zal de laatste Koning van Engeland zijn. Duitschland zal een republiek blijven. Het zal geen nieuwen oorlog ontketenen, omdat er geen conflicten van dien omvang meer zullen komen. De Volkenbond zal met suc ces werkzaam zijn en zal een vredelievende oplossing voor alle ernstige moeilijkheden vinden. Ik voorzie een groot aantal oproeren en relletjes in Centraal Europa. Een poging om de Habsburgsche dynastie te herstellen zal niet slagen. Er zal een revolutie in Roeme nië komen, gevolgd door de stichting van een republiek van langen duur. Polen zal een reeks veranderingen ondergaan met tot slot een revolutie, die van groolen invloed op zijn toekomst zal blijken te zijn. Mussolini zal nog geruimen tijd leven, minstens tien jaar en hij zal een krachtige figuur blijven, hoewel het Fascisme een groot aantal veranderingen tegemoet gaat. Hij zal een natuurlijken dood door ziekte sterven en na zijn overlijden zal het met het fascistische regime spoedig gedaan zijn. Vele veranderingen zullen in Spanje plaats vinden, maar de monarchie zal niet worden hersteld. Het komende jaar zal weer zeer moeilijk worden voor Europa, maar het daarop volgende zal beter zijn. AUBER EN HET TESTAMENT. De vader van den opera-componist Auber was, zooals bekend is. kunsthandelaar te Caen. Hij had wel veel geld verdiend, maar ook zeer veel uitgegeven en liet daarom zijn zoon, die eveneens koopman was. niet meer dan 12000 francs na. Met zulk een klein ver mogen kon de jonge Auber als koopman niet veel beginnen; hij besloot daarom de muziek die hij van zijn jeugd af aan. zij het dan ook slechts als dilettant, grondig beoefend had tot zijn beroep te maken. Dit ge schiedde toen Auber reeds vijfendertig Jaar oud was. Hij vond in den baron Trémon een vriend, die hem met raact en daad bijstond en hem ook ruim van geld voorzag. Het groo te talent van den componist maakte zich weldra algemeen bekend. Het toppunt van zijn roem bereikte hij in 1828 met zijn opera: De Stomme van Porüci. Deze opera was eigenlijk de oorzaak van den Belgischen opstand in 1830. Het oproer op het tooneel prikkelde de Belgen tot eigen op stand. Auber's roem en zijn financieel succes waren nu verzekerd. En toen toonde op een avond baron Trémon den thans zoo beroem den componist zijn testament, dat hij reeds 17 jaar geleden gemaakt had, en waarin hij Auber tot zijn universeelen erfgenaam be noemd had. „Zoo had ik voor uw toekomst gezorgd, beste Auber, zei hij tot dezen, „toen gij arm waart. Thans hebt gij mij niet meer noodig, en ge zult het mij daarom niet ten kwade duiden, wanneer ik dit testament thans ver nietig en op een andere wijze over mijn ver mogen beschik".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 17