Als er oorloö is,** IJMUIDEN. SANTPOORT OVERVEEN. VIJFHUIZEN. SPAARNDAM. ZANDVOORT- PETITIONNEMENT VOOR INTERNATIONALE ONTWAPENING VAN DE NEDERLANDSCHE DAGBLADPERS HAARLEM. HAARLEM-NOORD. BEVERWIJK. BLOEMENDAAL. HEEMSTEDE. HEEMSTEDE-AERDENHOUT. BENTVELD. HILLEGOM. HALFWEG. HOOFDDORP, LISSE. NIEUW-VENNEP. VELSEN. VELSEN-NOORD, IJMUIDEN-OOST- Uw zoon misschien Bijkantoor HAARLEM'S DAGBLAD, Kenne- merlaan 42. Sigarenmagazijn R. N. BLOK, Kennemer- laan, hoek Snelliusstraat. Sigarenmagazijn J. TELLIER, Kanaalstraat No. 73. Sigarenmagazijn D. W. G. DORRE STIJN, Oranjestraat 26, Coiffeur W. J. BRAAM, de Rijpstraat 5. H. BLOK, Jac. van Heemskerkstraat 87. Sigarenmagazijn H. ZONNEVELD, Hoofd straat 444- Coiffeur F. v. d. ENDEN, Bloemendaalsche- w eg. Sigarenmagazijn „OVERVEEN", Zijlweg. A. DE RUITER, Vijfhuizerdijk 136. B. W, KOELMAN. Boekhandel LORENZ, Haltestraat. Wildhandel A. PAAP, Schelpenplein. Banketbakkerij VAN DER MOLEN, Ten Catestraat 2- K. ZWEMMER, Verl. Koningsstraat 65. Heden: WOENSDAG 8 JULI Jansweg 42: Jaarvergadering N.V. Meubel fabriek J. A. Boskamp en Zn., 8 uur nam. Palace: „Rhapsodie der Liefde". Tooneel Twin Sisters, 2.30 en 8.15 uur. Luxor Theater: „Twee maal geleefd" en „Internationale Dieven". Tooneel: The Hol- landia Three. 2.30 en 8.15 uur. Rembrandt Theater: „De Ochtendpatrouil le". Tooneel: Johnson en Johnson. 2.30, 7 en 9-15 uur. DONDERDAG 9 JULI Gebouw „De Nijverheid": N.V. Ripperda; buitengew. alg. verg. van aandeelhouders, 8 uur nam. Groote Kerk: Orgelbespeling 34 uur. Bioscoopvoorstellingen. Teyler's Museum, Spaarne 16. Geopend op werkdagen van 113 uur, behalve 's Maan dags, toegang vrij. Haarlemmermeer: Raadsvergade ring 2 uur nam. Zandvoort: Raadsvergadering 7.30 uur. APOTHEEKDIENSTEN Fa. C. G. Loomeyer Zn., Barteljorisstraat 11, tel. 10175. Park-Apotheek, Kleverparkweg 13, tel. 11793 LEEST NIET VERDER, alvorens ge het formulier op de EERSTE PAGINA geteekend hebt. HAARLEM'S DAGBLAD WOENSDAG 8 JULI 1931 TWEEDE BLAD INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts, per regel. Stofzalgerhuls MAERTENS Barteljorisstr. 16 Tel. No. 10756 Alls merken Stofzuigers AGENDA Fragment uit Erich M. Remarque's boek Van het Westelijk front geen Nieuws Ter vergemakkelijking van de inzending der formulieren van het petitionnement en ter be sparing van portikosten, geven wij hieronder een lijst van adressen, waar geteekende for mulieren bezorgd kunnen worden. Op de vetgedrukte adressen in deze lijst liggen bovendien blanco formulieren ter teekening. Sigarenmagazijn H. J. VAN ESKERT, Hout plein 17. Sigarenmagazijn J. v. d. BROEK, Wagen weg 106. Sigarenmagazijn „DE INDUSTRIE", Spaarn- wouderstraat 110- Sigarenmagazijn O. VAN VEEN, Klever laan 192. Sigarenmagazijn B. PRIESMAN, Twijnders- laan 33. Kantoor Verg. v. Vreemdelingen Verkeer, Vestibule uitgang Station. Vat .bracht, De Clercqstraat 163. H. VAN LOOY, Magdalenastraat 8. W. HEYMEL, Z. B. Spaarne 150. P. JANSEN, Leidschestraat 138. T. J. BOEKAMP, Kenaustraat 8. C. M. HOOGKAMER, Wester straat 41. J. J- v. d. BERG, Oranjeboomstraat 57. B. v. ZANTEN, Harmenjansstraat 12. W. v. d. EYiKHOF, Kruistochtstraat 70. TH. POORTEGIES, L. Bogaardstraat 20. A. W- SCHRIKS, Pepijnstraat 39. W. BURGGRAAF, Brouwersstraat 78- A. ELSING, Oranjestraat 184. J. STRIJDER, Zuid Brouwersstr. 19. J. POOL, Oostvest 44. W. van WTCHEM, Viersterrenstraat 21. G. COP, van Marumstraat 25. J. F. van der Mark, Kolkstraat 16 zwart. Couranten-kiosk Tempeliersstraat, Haarlem Sigarenmagazijn P. J. PRENEN, Generaal Cronjéstraat 164- Sigarenmagazijn T. C. HARTENDORP, Preangerstraat 1. Kruidenierszaak JAC. NIJSSEN, Rijks- f-f.oo tnrpo- QQQ J. DE HAAN Jr., Hoogerwoerdstraat 20. G. J. v. 't VLIE, Gen. Joubertstraat 48. B. RIJBROEK, Eikenstraat 38. W. VAN VLIET, M. v. Heemskerkstraat 77. J. v. d. MARK, Jan Steenstraat 3. S. POSTEMA, Semarangstraat 2. A. J. LAMAiTRE, Plataanstraat 75. A. VAN WAGENINGEN,, Hodsonstraat 42. A. KLEINHOUT, Gen. Cronjéstraat 81 rood Drogisterij W- v. d. WACHT, Breestraat 62. Kruidenierszaak P. KASPERS, Groenelaan 54 Sigarenmagazijn „HAVANNA HOUSE", Korte Kleverlaan 14. Sigarenmagazijn „VORSTENLANDEN" Bloemendaalschestraatweg 43. Sigarenmagazijn „LA NUELTA", Bronstee- weg 4. Sigarenmagazijn „INSULINDE", Lombok straat 2. J. CLAUS, Azalealaan 4. TH. A. TERMEER, Binnenweg 177. J. W. VAN WAGENINGEN, Borneostraat 6. Sigarenmagazijn Fa. Wed. BLEI, A. v. Os- tadeplein 4. Sigarenmagazijn „ROEMER VISSCHER", Zandvoortschelaan 142. D. VERKERK, Veldlaan 20. J. SLAGBOOM, Brouwerslaan 7. Kapperszaak: ERICH ZIEGLER, Hoofd straat 125a. Muziekwinkel L. v. d. SCHRIER, Hoofd straat 87. Sigarenmagazijn „De Hoop", Hoogewerf- straat 1. S. TTENSTRA, Wilgenlaan 60. G. TESSELAAR, Fortweg 34. J. LANDKROON, Nieuwstraat 51. J. VAN STAM, Dorpstraat 30. bij de Pont. Coiffeur W. BAKKER, Meervlietstraat 42. Sigarenmagazijn v. d. AKKER, Wijkerstraat- weg 129. Kruidenierszaak J. J. WESSELIUS, Melk- laan 62. Manufacturenzaak J. J. GLAS, Kalverstraat 11—15. Drogisterij „HET WITTE KRUIS", Tromp straat 168. Boekhandel J. P. KEUTER, Velserduinplein No. 5. Sigarenmagazijn B. v. d. AKKERVERHOEFF Velserduinweg 111, hoek Willemsbeekweg. N. M. DE WOLFF, Alb. Cuypstraat 16. J. J. WESSELIUS Jr., Leeuwerikenlaan. De machinegeweren staan maar te rate len. Het is een beetje lichter gewordenik hoor haastige stappen langs komen; de eerste: ze gaan voorbij; dan komen er meer tegelijk. Het ratelen van de machinegeweren is niet meer van de lucht. Ik wil me net een beetje omdraaien, als ik opeens spektakel hoor, en daar komt een groot lichaam zwaar den trechter bij me binnenvallen; 't glijdt naar beneden en blijft boven op me liggen. Ik heb geen gedachte; ik neem geen besluit; maar voor ik het zelf weet, stoot ik als een dolleman met mijn dolk in zijn richting, en voel, hoe zijn lichaam trekt en dan slap wordt en in elkaar zakt. Als ik weer tot me zelf kom, is mijn hand kleverig en nat. De ander ligt. te rochelen. Eerst denk ik, dat hij brult, en dat hij bij iedere ademhaling een luide schreeuw geeft; maar dat. komt alleen van mijn eigen bloed, dat zoo hevig door mijn adereen bonst. Ik zou zijn mond dicht willen houden, ik zou er aarde in wil len stoppen of nog eens op hem insteken hij hij moet zich stil houden, anders zal hij me verraden: maar ik ben nu al weer in zooverre tot mezelf gekomen en ik voel me opeens ook zóó slap. dat. ik mijn hand niet meer te gen hem zou kunnen opheffen. Daarom kruip ik maar naar den verst ver wijderden hoek. met mijn oogen op hem ge richt en mijn mes klaar om bij de minste beweging, die hij maakt, hem weer te lijf te gaan; maar hij zal niets meer kunnen doen; dat kan ik aan zijn gerochel wel hoo- ren. Ik kan hem niet. precies onderscheiden en heb maar één verlangen: hier weg te komen. Als 't niet gauw kan, is het te licht; het zou zelfs nu al moeilijk gaan. Maar als ik pro beer mijn hoofd even over den rand van den trechter te steken, zie ik al, dat het voor- loopig onmogelijk is. Het vuur uit de mitrail leurs strijkt zoo vlak over den grond, dat ik doorzeefd zou zijn, voordat ik nog één sprong had kunnen doen. Het wordt hoe langer hoe lichter. Ik hoop nog altijd vurig, dat de onzen een aanval zullen ondernemen. De knokkels van mijn handen zien wit van het stijf in elkaar knij pen; ik lig te bidden, dat het vuren toch zal mogen ophouden en dat mijn vrienden toch hierheen mogen komen. De eene minuut na de andere kruipt ter gend langzaam voorbij. Ik durf niet meer naar de donkere gestalte in den anderen hoek van den trechter te kijken. Ik span me in om m'n blik er net langs te laten gaan, en lig maar eindeloos te wachten. Het ge schut sist voorbij; ik lig als onder een net van staal en het houdt maar niet op; het houdt maar niet op. Dan zie ik het bloed op mijn hand en voel me misselijk worden; ik neem een beetje aarde en wrijf daarmee over mijn hand; nu is hij tenminste vuil; je kunt het bloed niet meer zien. Het vuren mindert niet; het is van alle bei de kanten even fel. Ze hebben mij waar schijnlijk al lang opgegeven. Het is nu heelemaal dag geworden: een grijze ochtend. Het rochelen blijft maar aan houden. Ik steek mijn vingers in mijn ooren maar moet ze er toch weer uitnemen, want anders kan ik ook de overige geluiden niet hooren. Nu komt er beweging in de gestalte tegen over me. Ik schrik er van en kijk onwille keurig zijn kant uit. En mijn oogen blijven aan hem hangen, alsof ze niet meer losko men kunnen: het is een man met een fijn snorretje; zijn hoofd is opzij gevallen; zijn eene arm is gebogen en daar ligt zijn hoofd machteloos tegen aan. Zijn andere hand ligt op zijn borst; die is bebloed. Hij is dood, zeg ik tegen me zelf; hij is zeker dood; hij voelt niets meer; wat daar ligt te rochelen is alleen nog zijn lichaam. Maar dan tracht het hoofd zich op te rich ten; het kreunen wordt een oogenblik lui der; dan zakt het voorhoofd weer op den arm terug. Die man is niet dood; hij is wel stervende, maar dood is hij nog niet. Ik kruip naar hem toe, wacht dan even; leun op mijn handen en glijd weer een eindje verder; wacht weer even en schuif weer een stukje, een afschuwelijke weg, drie meter lang; een lange, vreeselijke weg. Eindelijk ben ik bij hem. Dan slaat hij zijn oogen op. Hij moet dus toch iets gehoord hebben; hij kijkt me met een blik vol ontzetting aan. Zijn lichaam blijft onbeweeglijk, maar in zijn oogen brandt zoo'n machtige begeerte om te vluch ten, dat ik een oogenblik werkelijk denk, dat die de kracht zal hebben zijn machte- looze lichaam weg te sleuren honderden ki lometers weg in één geweldige krachtsin spanning. Zijn lichaam ligt stil, volkomen in rust., hij geeft ook geen geluid meer; zelfs het gerochel heeft opgehouden; maar het Is, alsof zijn oogen schreeuwen en brullen; alsof alle leven in hen is samengetrokken tot één machtigen drang om te vluchten; om den afschuwelijken dood en om mij te ontvluchten. Ik laat me op mijn knieën en mijn ellebo gen neer. „Neen, neen", fluister ik. Zijn oogen blijven me volgen. Ik voel me als gebiologeerd. Dan zakt zijn hand langzaam van zijn borst naar beneden 't is maar een klein eindje, niet meer dan een paar centimeter, maar die beweging verlost me uit de ban van zijn blik. Ik buig me over hem heen, schud mijn hoofd en fluister weer: „Neen, neen, neen"; ik hef mijn hand op en strijk hem over zijn voorhoofd, om te toonen, dat ik hem helpen wil. Zijn oogen zijn terug gehuiverd, toen hij mijn hand zag naderen; maar nu verliezen ze hun strakheid; hij laat zijn oogleden zak ken en de spanning vermindert. Ik maak zijn kraag open en leg zijn hoofd wat mak kelijker. Zijn mond staat half open; hij spant zich in, woorden te vormen, maar zijn lippen zjjn te droog. Ik heb mijn veldflesch niet bij me; ik had hem niet meegenomen op patrouille. Maar onder in den trechter staat wat mod derig water. Ik laat me naar beneden, neem mijn zakdoek en spreid hem wijd uit; dan laat ik hem in het water zakken, en schep in de holte van mijn hand een beetje van het gele water, dat er doorheensijpelt. Hij drinkt het op. Onmiddellijk ga ik weer opnieuw halen. Ik maak zijn tuniek open, om te onderzoeken, of ik hem ook kan verbin den. Ik moet het in elk geval maar doen; dan kunnen de mannen van den overkant, als ze mij gevangen mochten nemen, zien, dat ik hem wilde helpen en dan zullen ze mij niet doodschieten. Hij probeert zich te verzetten, maar hij heeft geen kracht meer Ik lig in elkaar gedoken in een grooten trechter ik sta met mijn beenen tot aan mijn buik in het water. Als het tot een aanval komt, zal ik me in het water laten zakken, zoover als ik maar kan zonder te stikken; en ik zal mijn gezicht in de modder bergen: ik moet net doen, of ik dood ben. Opeens hoor ik, dat het vuur naar achte ren verlegd wordt; onmiddellijk laat ik me naar beneden glijden in het grondwater, met mijn helm heelemaal achter in mijn nek. en mijn mond er maar zoover boven uit, dat ik nog net- adem kan halen. Dan blijf ik liggen, zonder een vin te ver roeren; ik hoor uit de verte gekletter na deren; gestap en geklos van voeten komt dichter bij; ik krijg kippevel van de span ning; maar het gekletter trekt over me heen; de eerste aanvalsgolf is voorbij. Ik heb maar aan één verbijsterende moge lijkheid kunnen denken: wat moet je doen, als iemand bij je in den trechter springt? Nu haal ik gauw mijn kleinen dolk te voor schijn, pak hem stevig vast en stop hem met mijn hand weer onder de modder. „Ik zal er onmiddellijk op los steken, als iemand hierin springt", hamert het in mijn hoofd; „ik zal hem dadelijk in zijn strot steken, zoodat hij niet. kan schreeuwen; het kan niet anders, want hij zal net zoo erg schrikken als ik, en alleen al uit angst zouden we elkaar dadelijk te lijf gaan: dan moet ik zorgen, dat ik er het eerste bij ben". Nu beginnen onze batterijen te schieten; vlak bij me slaat een granaat in. Dat maakt me bijna krankzinnig van woede; dat ont breekt er nog maar aan, dat ik door ons eigen geschut word getroffen; ik lig te vloe ken en te knarsetanden, met mijn hoofd in de modder; het is een wilde uitbarsting, maar tenslotte kan ik alleen nog maar kreu nen en bidden. Ik hoor nu het krakende ont-poffen van granaten; als onze menschen een tegenaan val ondernemen, ben ik gered. Ik druk mijn hoofd tegen den grond en hoor een dof ge donder, als van verre explosies in mijnen; dan hef ik mijn hoofd weer op, om naai de geluiden in de lucht te luisteren.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 5