DE GENEESKUNDIGE HOOGESCHOOL IN BATAVIA. H.D. VERTELLINGEN VICTORIA-WATER h. o. v. acenda HAARLEM'S DAGBLAD WOENSDAG 29 JULI 1931 TWEEDE BLAD HAAR VOORLOOPER. De 76-jarige school tot opleiding van Indische Artsen. Door Prof. Dr. R. Remmelts, Hoogleeraar aan de Geneeskundige Hoogeschool te Batavia. Prof. Dr. R. Remmelts, ome oud-stadgenoot, die verleden jaar "be noemd werd tot hoogleeraar aan de Geneeskundige Hoogeschool té Batavia, die op 16 Augustus 1927 iverd opgericht, zal in een drietal artikelen onzen lezers een en ander te vertellen over de ge schiedenis van de tot standkoming en van den groei dezer Hoo geschool.. Hieronder volgt het eerste artikel Voor mijn vertrek naar Indië nam ik af scheid van den Hoofd-redacteur, die mij aan het einde van het gesprek zeide: schrijf eens wat over die Geneeskundige Hoogeschool te Batavia; of, als je er geen tijd voor hebt, zoek eens een ander, die het wil doen". Tot dusver had ik er inderdaad geen tijd voor, maar in mijn eerste vacantie, in iets koeler klimaat herinner ik me d'eze belofte en zet me er voor. Het is moeilijk, als men voor het eerst in de tropen is, zich bij het schrijven tot een enkel onderwerp te bepalen. Er is zooveel wat anders is dan in Holland, er is ook zooveel, wat anders is, dan men zidh in Holland voorstelde, dat men steeds neiging heeft af te dwalen. Om dit te vermijden, zal ik maar niet beginnen met een inleiding, u verder zoo weinig mogelijk lastig vallen met beschouwingen, maar alleen enkele mede- deelingen doen, die naar ik hoop er toe zul len bijdragen, dat de lezer zich een betere voorstelling van deze jonge Hoogeschool zal kunnen maken en er wellicht belangstelling voor zal krijgen, zoo deze nog niet bestond. Een geneeskundige Hoogeschool te stich ten, zonder dat in een of anderen vorm een of meer der onderdeelen een voorlooper had, zal moeilijk gaan. Men kan zich niet voor stellen, dat men in een kort tijdsverloop, op 'n plaats waar niets was, ui't den grond kan stampeneen volledige inrichting voor medisch hooger onderwijs. Daartoe is im mers noodig een zeer ingewikkeld samenstel van laboratoria en ziekenhuizen, die voor een deel zelfstandig moeten zijn, maar ook voor een groot deel moeten samenwerken. Het bestaan van sommige dezer onderdeelen is niet mogelijk, zonder dat bepaalde andere functionneeren, omdat deze laatste het werk voor. de eerste moeten leveren. Ook hebben al deze afdeelingen een vrij uitgebreide perso- neel-bezetting noodig. Elke staf van een af- deeling moet goed samenwerken, terwijl ook de samenwerking der staven onderling, in hoofdzaak gaande over en geregeld door de leiders der afdeelingen, hooge eischen stelt. Men ziet dus, dat als men de plannen nauw keurig overwogen, bestudeeid en in finesses zou hebben voorbereid, en in het practisch niet denkbare geval, dat inderdaad de ge bouwen op eenzelfde, vooraf bepaalde oogenblik, tot functionneeren gereed waren, bovendien de diverse docenten, assistenten en verder personeel gereed stonden hun taak te beginnen, de machine waarschijnlijk nog slechts heel stroef zou loopen. En nu heb ik •nog niet eens gerept van de twee hoogst be langrijke factoren voor het voortbestaan van een Geneeskundige Hoogeschool n.l. studenten en patiënten. Het klinkt wat vreemd, te ver klaren, dat men de eersten nog zou kunnen Als school zou het groote geheel dan een mislukking zijn. Om echter het veelzijdige van een „Geneeskundige" Hoogeschool duide lijk te doen uitkomen en daarbij dus iets van de groote moeilijkheden der oprichting te doen voelen, wil ik er op wijzen, dat ook dan nog voor een dergelijk instituut, een uitge breide en nuttige taak zou zijn te vervullen. De resultaten, die men afgaande op den naam van de instelling, in gewoone omstandigheden geneigd is als „bijproducten" te beschouwen, zouden dan toch wei zoo belangrijk kunnen zijn, dat ook deze een groote en kostbare op zet zouden rechtvaardigen. Zoowel het be handelen van talrijke patiënten in de zieken huizen van deze school, als het trachten uit te breiden van onze kennis op de ver schillende gebieden der geneeskunde, zijn dermate belangrijke functies, dat de inrich ting ook zonder studenten reeds bestaans recht zou hebben. We spreken hier echter over een Hooge school, dus is een noodzakelijke voorwaarde: studenten. Niet alleen zijn deze nuttig en noodig, maar ook vervullen zij (onbewust) een soms passieve, soms actieve rol bij de andere genoemde twee functies. Het is hier niet de plaats om dieper op de gunstige wisselwer king van: geneeskundig onderwijs, ziekenbe- handeling en bevordering van wetenschap in te gaan, maar voorbeelden van invloed ten goede zijn voor elk der drie onderdeelen ten opzichte van de twee andere te geven. Dat de behandeling van zieken noodig is voor ge neeskundig onderwijs is iedereen duidelijk, evenals men algemeen zal inzien, dat ob- serveeren en behandelen van patiënten aan leiding kan geven tot bevordering van de wetenschap. Dat bevordering van de weten schap ook omgekeerd het behandelen der patiënten ten goede kan komen ligt ook voor de hand, terwijl het in het onderwijs een vrijwel algemeen erkend feit is, dat het peil stijgt, als de leermeester zich ook bezig houdt met wetenschappelijke vraagstukken. Dat het onderwijs ook nut heeft voor de behandeling van patiënten en de bevordering van de wetenschap heeft voor den leek mischien nog eenige toelichting noodig. Onderwijs dwingt den leermeester tot twee dingen, die hij als vrij onderzoeker en geneesheer niet zoo licht zou vasthouden n.l.: stelselmatigheid (sche- matiseeren) en volledigheid (all-roundness). Deze beide eigenschappen, die menig onder wijs gevende wel eens als een zware druk voelt hebben de groote beteekenis, dat zij voor eenzijdigheid behoeden. Als vrij onderzoeker zal men zich dikwijls zeer sterk gaan specia- liseeren op een onderdeel, waarvoor men speciale belangstelling koestert. Hierin krijgt een onderzoeker op zijn eigen, enge terrein wel eens een frissche kijk en nieuw inzicht door kennis te nemen en te doordenken van andere onderwerpen. Dit nuttig effect van het bijhouden van een geheel, soms voor zoo ver mogelijk meerdere vakken, is niet altijd zeker, en ook niet zoo dadelijk en duidelijk blijkend, dat men daaruit de krachit put, noodig om behalve zijn bepaald gebied van voorkeur, een ruimer veld in het oog te houden Het onderwijs dwingt hiertoe en is hierdoor van voordeel voor den onderzoeker, die het geeft. Een dergelijke goede invloed heeft het geven van onderwijs op den geneesheer bij het be handelen van zijn patiënten. Het houdt de kennis van gebieden, die hij uit eigen voor keur niet zou betreden, frisch. Al zou reeds zijn geweten hem aanzetten hiernaar te stre ven, dan is het bereiken hiervan tooh nooit zoo volledig, als dit geschiedt, wanneer hij gedwongen is er onderwijs in te geven. Ook de neiging van practizeerende geneeskundigen het stelselmatige te verliezen is volkomen begrijpelijk, maar daarom niet zonder be zwaren en gevaren. Wanneer een verschijnsel van de 10 keer 9 keeT het gevolg is van een bepaalde oorzaak,, maar in een van de 10 gevallen een andere oorzaak heeft, kan men er in de praktijk, waar kansberekening door tijdsgebrek wel eens een grootere rol gaat spelen, dan men zou wenschen, toe komen met die zeldzamer voorkomende oorzaak geen rekening te houden. Bij het onderwijs zal men niet nalaten er op te blijven wijzen, dat ook deze oorzaak in aanmerking komt. Men zal betoogen, dat al is de kans kleiner, in ieder voorkomend geval toch weer die kans bestaat. Wanneer men dan niet al te veel zijn onderwijstaak van zijn verder werk scheidt en dus niet zegt, of denkt: „Hoor naar mijn woorden, maar zie niet naar mijn daden", dan is het door het geven van onder richt, dat men langer het stelselmatige, seboolsche, vasthoudt. Men zal dan ervaren, dat dit geen ballast is, maar zijn patiënten en zijn werk ten goede komt. Zijn de studenten dus, behalve om te vol doen aan 't in den naam tot u'tinig komende doel van de Geneeskundige Hoogeschool, overigens ook een zeer gewaardeerde, nuttige factor in het geheel, beslist onmisbaar zijn de patiënten. Dit is bij de keuze van plaats van vestiging van een Geneeskundige Hooge school van zeer groote beteekenis. Men is ge bonden, aan een plaats, waar patiënten wonen of gemakkelijk samen kunnen komen, terwijl het in het algemeen de voorkeur zal ver dienen, wat betreft de toevoer van patiënten, als men uit kan gaan van een bestaand zie kenhuis dat reeds de toeloop van hulpzoeken den bezit. Vooral voor een bevolking, waarvan het grootste deel nog wat afkeerig stond tegen over de officieele geneeskunde, was de gang naar een ziekenhuis, in de allereerste plaats gesticht om zieken te behandelen, natuurlijk minder moeilijk dan dit geweest zou zijn, wanneer het begin van 'ziekenverpleging op grooter schaal gevormd zou zijn door een onderwijsinrichting, die ook patiënten voor dit onderwijs behoefde. Is dus als voorlooper voor een geneeskundige hoogeschool een bestaand en door de bevol king gewaardeerd ziekenhuis gewenscht, gun stiger is het nog, wanneer aan deze inrichting wetenschappelijk is gewerkt en bovendien zij is dienstbaar gemaakt aan medisch on derwijs. Bij haar opening in 1927 steunde zij als 't ware op den degelijken onderbouw van de toen reeds 76-jarige School tot Opleiding van Indische Artsen, kortweg aangeduid als Stovia. Deze eerbiedwaardige instelling heeft voor de ziekenverzorging, onderwijs in de geneeskunde en bevordering van wetenschap in Indië zeer groote verdiensten. Eenn uit stekend overzicht van het over zoo'n be langrijk tijdperk in deze drie richtingen ge presteerde werk is te vinden in het door meerdere autoriteiten en onderwijskrachten samengestelde gedenkboek uitgegeven bij het 75-jarig bestaan der school. Uit alles wat men leest en mee rnog door hetgeen men hier hoort, van onderwijskrachten en leerlingen krijgt men een indruk van zeer groot enthou siasme, waarmede aan de Stovia is gewerkt. Wanneer men hoort van het aantal lesuren der leeraren, van de groote poliklinieken, van het uit elkaar liggen der onderwijslokalen en ziekenhuizen en poliklinieken, van de toe wijding, waarmede na zeer langen dagtaak de leeraren zich tot in nachtelijke urenij ern stig voorbereidden voor hun lessen van den volgenden dag, van het bij vacatures of ver loven op zich nemen van een leervak, waarin de docent nimmer te voren onderwijs had gegeven, en dan tevens iets heeft gezien, zoo wel in Holland, als hiér van de resultaten, die dit noeste werken heeft opgeleverd voor de leerlingen, dan moest men wel groote eer bied koesteren voor de mannen, die aan deze school gewerkt hebben en de goede stemming die in dit zoo hard werkend mill'ieu ook zoo'n factor ten goede is geweest. Voor bijzonder heden verwijs ik naar bovengenoemd ge denkboek. Als algemeen verschil met de tegen woordige instellingen van medisch onder wijs, is te noemen het meer in den vorm van middelbaar schoolonderwijs gegeven on derricht van de Stovia. Er waren regelmatig overgangs-examens, werden ook in den loop van het jaar rapporten gegeven, wat weer aanleiding was tot het geven van proefwerk, zoodat er geen vrije studie was. De leerlin gen kwamen jong op deze school, kregen er onderwijs in tal van vakken ter algemeene ontwikkeling, welk onderwijs geleidelijk over ging in dat van de medische vakken. Het was een echte school tot opleiding van medische krachten. Het grootste deel der leerlingen had een overeenkomst met het gouvernement ge- IN'GE ZO ND EN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. Stofzuigerhuis MAERTENS Barteljorisstr. 16 - Tel. No. 10756 Alle merken Stofzuigers NATUURLIJK BRONWATER. De gezondste dagelyksche tafeldrank. sloten. Zij kregen dan een stud ie-to el age, groot genoeg om de kosten van de studie te bestrijden, térwijl ze na behalen van het eind-diploma, dat van Indisch arts. in gouvernementsdienst werden aangesteld. De Dienst voor de Volksgezondheid plaatste deze jonge Indische artsen meestal eerst eenige maanden, soms langer aan een der groote ziekenhuizen, met de bedoeling hun prakti sche ervaring te vermeerderen, alvorens hun een werkkring werd toebedeeld, waarbij zij soms uitsluitend op zichzelf waren aangewe zen. In Holland heeft men in alle universi- teits-steden deze Indische artsen leeren ken nen. Een deel n.l., meestal de besten en meest energieken kwamen na hun in Indië afgelegd examen, soms zelfs na jaren van practische werkzaamheid, aan de Nederlandsche univer siteiten hun opleiding verder voortzetten. Zij kregen daar in den regel vrijstelling van de eerste, soms zelfs van de doctoraal-examens, in welk laatste geval zij dus alleen de practi sche arts-examens hadden af te leggen, om de titel van arts te verwerven. Verschillende proefschriften zijn ook door hen bewerkt, zoo dat de Dr.-titel on soms op zeer eervolle wijze ook aan enkelen hunner, is verleend. Uit het bovenstaande zal begrijpelijk zijn, hoe als het ware door de groei van de Stovia >en doordat meerdere oud-leerlingen zagen, wat hiervan de overeenkomsten waren met de geneeskundige faculteiten der Nederlandsche Hoogescholen, maar ook waarmede men nog achterstond bij deze faculteiten wat men nog ontbeerde, een natuurlijke drang ontstond deze inrichting tot een geneeskundige hooge- scihool om te vormen en uit te breiden. Daar bij komt dat de geneeskundige voorziening van Nederlandsch Oost-Indië een groot aantal krachten vergt, die in Nederland niet in vol doende hoeveelheid worden gevonden, zoo dat ook uit dit oogpunt, een eigen Genees kundige Hoogeschool nuttig effect zou kun nen hebben, terwijl ook meerdere politieke partijen het Hooger onderwijs hier te lande willen bevorderen. De voorbereidingen van de stichting hebben hoe natuurlijk deze ook het gevolg van de bloei der Stovia was en hoe goed zij ook door dezen 76-jarigen voorlooper is geschraagd toch nog heel wat hoofdbrekens en werk gekost. Er was al eens een voorbe re id i ngs-commiss ie geweest, toen in 1925 een nieuwe werd ge vormd, waarin zitting hadden: Prof. Dr. J. Boeke, te Utrecht, ervaren deskundige op het gebied van hooger onderwijs in Nederland, door zijn veeljarige werkzaamheid aan de uni versiteiten van Leiden en Utrecht, tevens door zijn vroegere medewerking aan het on derwijs van de Stovia, bekend met deze in stelling en eenigszins met Indische toestan den; Prof. W. A. Kuenen, jaren lang in Indië werkzaam geweest zijde en daarna aan de universiteit van Amsterdam en later te Leiden hoogleeraar, Dr. C. D. de Langen (thans hoogleera'ar te Batavia), sedert 1914 leeraar in de interne geneeskunde aan de Stovia, door kneed in de practijk van medisch onderwijs in Indië. De oud-directeur van Onderwijs en Eeredienst, de heer J. F. W. van der Meulen die ook medegewerkt had aan het bot stand komen van de Rechts-Hoogeschool, verleende aan deze drie medici zijn hulp. speciaal wat betreft de wettelijke, en administratieve voor bereiding. In een volgend artikel iets over stichting en groei der Geneeskundige Hoogeschool. SCHEEPVAARTBERICHTEN Alphacca 27 te Montevideo, R'dam naar B.-Aires. Aagtekerk 27 te Hong Kong v. R'dam ver trok n.^Japan. Arendskerk 27 te Suez, Australië n. R'dam. Brielle 26 te Valparaiso v. Amsterdam. Bennekom p. 27 Lizard, Chili n. Rotterdam. Breedijk 27 v.m. te Savannah, Java naar New-York. Drechtdijk 26 te Cristobal, Rotterdam naar Pacifickust. Djambi p. 27 16 u. Finisterre, Batavia naar Rotterdam. Delftdijk 26 v.m. v. Los Angeles, Pacifickust n. Rotterdam. Eemland 28 17 u. v. B.-Aires te IJmuiden verwacht. Edam 27 v.m. te New Orleans v. R'dam. Grijpskerk 28 bij Perim verw., Beira naar Rotterdam. Grootendijk 27 n.m. v. Havana, R'dam naar New Orleans. Hoogkerk 28 te Antwerpen, Rotterdam naar Calcutta. Heemskerk 28 te eBira v. Mozambique. Houtman 25 v. Port Louis Maur n. Tamarane Insulinde p. 27 13 u. Kaap Guardafui, Ba tavia n. Rotterdam. Kota Nopan p. 28 2 u. Finisterre, R'dam n. Batavia. Koudekerk 27 v. Port Said, Bombay naar Rotterdam. Midas 25 v. Curacao n. Antillen. Maasdam 27 v.m. te en n.m. v. Santander, New Orleans n. R'dam. Montferland 26 13 u. v. Montevideo. Buenos Aires n. A'dam. Nieuwkerk 28 v. Hamburg n. A'dam.' Nijkerk 28 v. Port Elisabeth n. Kaapstad. Nurnberg 24 te Buenos Ayres v. A'dam. Oudekerk 28 te R'dam v. Japan. Oranje Nassau 26 te Madeira, Amsterdam naar W.-Indië. Orestes 26 v. Chancay n. Manta. Randfontein 29 te Port-Said verwacht Rot terdam n. Beira. Rietfontein 28 te Duinkerken, Beira naar Rotterdam. Rhea 27 20 u. 300 M. Noord van Flores, W.- Indië n. Amsterdam. Patria p. 28 u. Ouessant, Batavia n. R'dam. Streefkerk p. 27 Gibraltar, Calcutta naar Rotterdam. Singkep 28 te A'dam v. Batavia. Sierra Ventana 25 te Beunos Ayres van Amsterdam. Siasse 25 te Bangkok. Simon Bolivar 28 te A'dam v. W.-Indië. Tjikarang 24 v. Sjanghai n. Dairen. Tasman 26 v. Mombasa te Zanzibar. Tjimanoek 25 te Hongkong v. Batavia. Tjikembang 27 te Sjanghai v. Macassar. Tabian 27 te Pang v. Vancouver. Veendam 27 te New York v. Bermuda. Van Heutz 25 v. Penang n, Singapore. Wisselkerk 28 v.m. v. Hamburg n. A'dam. Waalkerk 25 te Port Natal v. Rotterdam. (Nadruk rerboden: aut«ur»recht voorbehouden). Stille waters zijn diep- door K. R. G. BROWNE. nenheid bewezen te bezitten, Henry en het zal mij een vreugde zijn, wanneer je van avond met ons gaat eten." „Graag", antwoordde Henry, terwijl hij zijn linkerschoen leeg gooide. Op prachtagen Augustusavond zaten juffrouw Cclia Tlngley en de heer Henry Pym in de loggia. „Nu mag vader je graag, Henry", zeide Celia. ..Was het nu niet een geluk voor je, dat hij in zee viel?" „Hm... ja", meende Henry, niet geheel ze ker van zijn zaak en hij zweeg een poos. „Celia. ik.... ik moet je Iets zeggen." „Zoo?" zeide Celia. „Ja... je vader.... Nou, ik wilde zeggen, dat hij er heelemaal niet in is gevallen. Ik heb hem een duwtje gegeven". Bij deze tijding staarde mejuffrouw Ting- ley hem aan. „Heb je hem een duw gegeven, Henry? Maar waarom dan toch?" .Kijk eens", zeide Henry zenuwachtig. „Ik.... ik had er hartelijk genoeg van. telkens over dat stomme paard te hooren sproken en ik dacht.... hij stond zoo dicht aan den kant.... en ik wist. dat hij goed kon zwem men.... En ik dacht, wanneer ik hem er zou uithalen, dan.... Maar het komische is, dat ik er zelf inviel. Ik wilde juist aanstalten maken er in te springen, toen mijn voet uit gleed en ik hom achterna vloog. Ik was er vlugger dan ik had gedacht." Een korte pauze. Dan: „Ben je er erg boos om?" vroeg Henry. Henry" zeide Celia. „Ook ik heb jou een bekentenis te doen. Je voet gleed niet uit. Ik duwde je er in." „Je hebt mij erin geduwd?" riep Henry uit en staarde haar aan. „Waarom?" Om dezelfde reden, waarom jij vader er in duwde", zeide Cclia. „Zie je. ik wilde ab soluut. dat je voor Molyneux zpudt aanko men." Weer een kleine pauze. .Een mooie avond", merkte Celia toen op. En dezen keer liet Henry's moed hem niet in den steek en hij was ook niet doof. Op een mooien Augustusmorgen stonden juffrouw Celia Tingley en de heer Henry Pym tezamen op het uiterste einde van de kleine pier van Tarmouth. Zij spraken vriendschappelijk over ditjes en datjes, maar nooit over 't onderwerp dat den heer Pym naast aan 't hart lag en dat hij veel te be deesd was om het aan te roeren. „Een mooie dag. niet waar?" vroeg Celia. „Ja", stemde Henry toe, terwijl hij er snel en bijna onhoorbaar aan toevoegde, „maar niet half zoo mooi als.alsZijn moed liet hem in den steek en hij zweeg. „Als wat?" informeerde Celia belangstel lend. „Als - gisteren", zeide Henry, die iets in slikte. „Ja", vond Celia. „daar heb je gelijk in. Kijk daar komt vader met den heer Moly neux aan"... Indien deze mededeeling het hart des heeren Pym verheugde, wist hij zeer handig zijn opgetogenheid te verbergen. „Die goeie Molyneux schijnt als een klit aan je vader te kleven", merkte hij alleen op. „Wel, hij heeft vader gisteren een goeden dienst bewezen. Heb je het al gehoord?" „Vijf maal", verklaarde Henry. „Drie maal van je vader en tweemaal van Molyneux. Een op hol geslagen paard, naar ik hoorde." „Ja het zou 'vader omvergerend hebben, wanneer Molyneux den teugel niet had ge grepen en het tot stilstand had gebracht. Vader is er nog van streek van. Je weet. hoe zeer hij moedige daden, tegenwoordigheid van geest e.d. bewondert". „Ik weet het", zeide Henry. „Inderdaad vertelde hij mij, dat, wanneer ik op de plaats van Molyneux had gestaan, jij van daag een wees zoudt zijn.". „Onzin", vond Celia. „Wanneer vader zoo denkt, dan is het geheel en al jouw fout, Henry. Je bent terustig, zie je, je schit tert niet". „Stille waters", zeide Henry gewichtig, „zijn diep". „Maar hebben ook weinig aanlokkelijks... Hallo, vader. Goeden morgen, mijnheer Mo lyneux." Henry, die de pas aangekomenen kort be groette, was zich een plotselinge haat je gens het heelal bewust, hetgeen in het. bij zonder op den heer Eustasius Molyneux betrekking had. De heer Pym was uitslui tend naar Tarmouth gegaan om zijn hart en zijn inkomen aan juffrouw Tingsleys voeten neer te leggen; en daar stond nu die erger lijke Molyneux. een doodgewone hotelkennis) die je elk oogenblik in den weg kwaim en Celia's vader voor op hol geslagen paarden redde Geen wonder dus, dat Henry een har telijke anti pathie tegen den heer Molyneux had, tegen zijn brutaal optreden, zijn glim mend haar, dat zoo glad en zoo fijn was, dat het op zijn schedel scheen te zijn ge schilderd. „Een goddelijke dag!" zeide de heer Ting ley, die tot hoogdravendheid geneigd was". „En dat ik hem hier nog kan genieten, heb ik alleen aan dezen jongeman te dan ken". „Geen sprake van, meneer Tingley!" weer de de held af. „Wat is tenslotte een hollend paard?" „Ja, wat heeft het te beteekenen?" stemde Henry met hem in. „Nou, nou, Henry, mijn jongen!" zeide de heer Tingley scherp. „Je kunt bezwaar lijk „Kijk eens vader", riep Celia. „Is dat niet een paling daar beneden?" „Een paling?" zeide de heer Tingley. die naar den rand van de pier liep en omlaag keek. „Waarlijk, ik geloof, dat het er een is! Neen het is een stuk van een touw. Of is het een De zin werd niet voltooid, want op dit oogenblik gebeurde er een ongeluk. Hoe het kwam, valt onmogelijk nauwkeurig te zeg gen. Een oogenblik had de heer Tingley aan den rand van de pier gestaan en ernstig in de diepte gestaard. Het volgende oogenblik was er geen meneer Tingley meer. maar door de rustige lucht snerpte een kreet en beneden in de blauwe zee heerschte hevige deining die op de onverwachte aankomst van een groot lichaam scheen t<e wijzen. Met an dere en eenvoudiger woorden: de heer Ting ley was in het water gevallen. Zijn vertrek, hoe plotseling het ook was, bleef niet lang onopgemerkt door de wande laars, die het konden hooren. Voor nog zijn door wanhoop ingegeven kreet was wegge storven, waren er menschen van alle klassen en geslachten uit alle richtingen aangeko men, om niets van dit onverwachte schouwspel te missen. Maar ofschoon deze sensatie jagers zich om de plaats van de tra gedie verdrongen, was er toch nog iemand die met groote snelheid handelde. Toen het ronde, roode, verschrikte gezicht des heeren Tingley weer uit het water op doemde, klonk van de pier een luide kreet en een massieve gestalte stortte omlaag, om met Tingley de vrijheid der zeeën te dee- len. Met een plomp verdween de heer Henry Pym onder de oppervlakte, terwijl het hoog- opspattende schuim zijn verdwijning ver kondigde. En met hem zonk de heer Tingley want het geschiedde dat Henry, die met de voeten vooruit was gesprongen, met eenige hevigheid op het vest aanlandde, dat het voornaamste kenmerk des heeren Tingley vormde. De tijd verstreek terwijl het wa ter kolkte en siste en de toeschouwers den adem inhielden. Toen werd Henry plotseling weer zichtbaar, uiterst nat en purperrood in het gelaat, maar den heer Tingley hardnek kig aan een schouder en een oor trekkend. Een dreunend „hoezee" klonk op de pier, toen de onversaagde levensredder zich om draaide en zijn waardevolle buit met ruk ken naar de volgende treden boeg seerde. Vijf minuten laten stonden bevrijder en bevrijde, omringd door een nieuwsgierige menigte, recht tegenover elkaar op de plek, vanwaar zij voor hun onverwacht uitstapje, gestart waren. .Henry", zeide de heer Tingley met vochtige, maar dankbare stem, „ik dank je". „Geen dank" antwoordde die, terwijl hij een broekspijp uitwrong. „Ach, Henry", zeide Celia. „Je hebt jezelf overtroffen! Zoo snel!" „Ik was juist van plan, er zelf in te sprin gen", merkte de heer Molyneux, licht hoes tend, op, maar een van mijn schoenveters zat in den knoop." „Werkelijk?" zeide de heer Tingley koel en wendde zich weer tot Henry. „Jongen, dat zal ik niet vergeten. Ik ben eigenlijk een be kwaam zwemmer en verkeerde niet in ern stig gevaar, maar daarom was je daad niet minder moedig." Hij liep ongeduldig heen en weer en trok een stuk zeewier uit een ernstig toegetakeld boord. „Je hebt in ruime mate moed en bezon- CONCERT TE BLOEMENDAAL. Programma van het concert in het Bloe- mendaalsche Bosch op Woensdagavond 29 Juli. onder leiding van Marinus Adam. 1. Marche Hongroisc. H. Berlioz 2. Ouverture Freischütz. C. M. von Weber 3. Ballet „Sylvia" L. Delibes a. Prélude et les Chasseresses. b. Intermezzo -et Valse. c. Cortège de Bachus. 4. „Finlandia" (Tondichtung)J. Sibelms 5. "Rhapsodic No. 1 (F gr. terts), F. Liszt, 6. Albumblatt, R- Wagner 7 Vorspiel „Die Meistersinger von Nürn- berg", R. Wagner LEVERING WAALSTRAATKLINKERS. Naar aanleiding van de 30 Juni jl. gehou den aanbesteding vooy het leveren van 3 000.000 waalstraatklinkers heeft de direc teur van Openbare Werken de navolgende opdrachten verleend. Ie. aan de N.V. D. v. d. Leest te Haalem. 650.000 stuks waalstraatklinkers 'a f 35 per 1000. 450.000 stuks waa-lstraatklinkers a f 35, per 1000. 2e. aan de fa. L. v. d. Mcy te Leeuwarden. 500.000 stuks waalstraatklinkei's a f 35.40 per 1C00. 3e. aan de fa. H. C. van Meeuwen te Haar lem. 500.000 stuks waalstraatklinkers a f 35.60 per 1900, 250.000 stuks waalstraatklinkers a f 32.75 per 1000. 30.000 stuks waalstraatklinkers a f 30.80 per 1000. 4e. aan de N.V. Mij, Metselmaterialen v.h. Smits en Reynders te Haarlem. 500.000 stuks waalstraatklinkers a f 31.50 per 1000. 5e. Aan de N.V, „de Vlamovenstraatklin ker" te Zeist. 150.000 stuks waalstraatklinkers a f 52 per 1000. EEN TENTOONSTELLING VAN VERKEER EN TOERISME. Van 20 Augustus tot l September 1931 zal in het Gebouw voor Kunsten en Weten schappen te Rotterdam een Internationale Tentoonstelling gehouden worden op het gebied van Verkeer en Tourisme. De Afdeeling „Verkeer" (te Water, te Land en in de Lucht) omvat: enle Expositie van de middelen van ver voer, hun luxe. comfort enz. 2e Veiligheidsmaatregelen bij het toene mend verkeer en demonstratie van desbe treffende toestellen. 3e Propaganda voor „eVilig Verkeer". De Afdeeling „Tourisme" heeft ten doel: le De aandacht te vestigen op het schoone Europa in het algemeen, alsmede op verschillende steden en omstreken in het bijzonder. 2e Belangstelling te wekken voor Zomer en Winterverblijven, voor Zomer- en Win tersport. 3e Bekendheid te geven aan dc eenvou digste reisrouten met vermelding van reis kosten naar verschillende attractieve plaat sen en streken. Rembrandt Theater: ..Das Kaiserliebchen" Tooneel: Terrek Kozakken. '2.30. 7 en 9.15 uur Luxor Theater: „De Zwarte Garde'' en .De Gevloekte". Tooneel: The Celma's, 2.30 en 8.15 uur. Palace: „Op Inspectie". Tooneel: 3 Sisters Astony, 2.30 en 8.15 uur. Overveen: Prins Hendriklaan. Circus Olympia, 3 en 8 uur. DONDERDAG 30 JULI. Groote Kerk: Orgelbespeling 34 uur nam. Bioscoopvoorstellingen. Teyler's Museum, Spaarne 16, Geopend op werkdagen van 113 uur. behalve 's Maan dags, toegang vrij. Heemstede: Raadsvergadering, 8 uur nam. Overve e n: Prins Hendriklaan. Circus Olympia, 8 uur nam. APOHEEKDIENSTEN. Duym en Keur. Keizerstraat 6, tel. 10378. Firma H. Remmers en Zoon, Kruisstraat 6. tel. 10354.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 5