Zandvoort aan de Zee.
UIT NED. INDIë.
mam
KAMPEERCENOEGENS.
iBiiiiiiiiiiiiiiiiiii
1
uUdJiiiililiilillUUIIIIIIIIilhlllilllllliuiw^
ZATERDAG 1 AUGUSTUS 1931
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
DOOR A. HEEROMA.
.stond Jaapte voor
zijn huis....
lil Amsterdam in de Koningstraat stond
Jaap je voor zijn huis en zoog op een stuk
kauwgummi, waarvan hij lange draden trok,
die hij daarna weer inslikte. Een peenharig
meisje met een sponsedoos en twee griffels
in de hand stond met open mond erbij en
haar oogen volgden Jaapjes hand, als hij de
gummidraad tot armlengte uittrok.
Op den trottoirband zat Dirk en speelde
met een straathond, dien hij beurtelings aan
den staart en de ooren trok, zonder nochtans
iets van Jaapjes kunstverrichting te missen.
Jaapje wist, dat er afgunst keek uit de
twee paar oogen en dat
was voor hem een reden
den draad tot ongewone
lengte uit te halen. Dit
zou hem noodlottig
worden, want een sla
gersjongen, die op de
fiets langs slungelde,
deed een greep en had
den draad te pakken,
waarop hij onder den
uitroep: „zoo moet je
trekken", in zijn vaart
draad en gummibal
meevoerde om ze even
verder op den stoep
rand te laten vallen,
Jaapjes moeder, die
één hoog uit het
raam lag in gesprek
met een ander hoofd
uit één hoog daar
naast zag het gebeuren en hoorde de
schreeuw van Jaapje toen zijn zuigbal hem
ontging, waarop zij haar gesprek met het
hoofd ernaast staakte om -den grijnzenden
slagersjongen na te roepen: „vuile worst-
dief!" waarop deze met nog breeder grijns
reageerde. Jaapje, die 't kleverig object in de
madder zag liggen, scheen aanstalten te
willen maken het weer op zijn oorspronke
lijke bestemming te brengen, waarvan een
moederlijke scheeuw hem terughield: „La-je
liggen! Je heb het hart niet!" Jaapje stond
beduusd te kijken, maar Dirk op den trot
toirband maakte zich nu in allerijl van het
zuiggerei meester en stopte het den hond in
den bek, zich vermakende met de wonder
lijke happexijen van het dier. Het peenha-
rige meisje vond het oogenblik geschikt
voor zoete wraak en zei. zonder verdere in
leiding tegen Jaapje: „We gaan naar Zand-
voort met z'n allen met de tent; me vader
heb een tent, fijn!"
jjMijni vader maakt ook een tent, loog
Jaapje, waarop Dirk: „Hè, zijn vader maakt
ook een tent. Wat zal je daaraan liegen,
maar wij hebben er een en wre gaan fijn
naar Zandvoort 1"
Jaapje griende naar het hoofd boven
hem: „Moeder ze zeggen dat wij geen tent
maken",waarop het vriendelijk hoofd daar
naast één hoog: „Heb u ook een tent, juf
frouw?" Jaapjes moeder verdween, na haar
spruit gelast te hebben boven te komen, en
het hoofd ernaast lachte tegen Dirk en zijn
zusje: Ze hebben geen tent, hoor!" Meteen
verscheen een hoofd tweehoog en éénihoog
hield een lange beschouwing over de genoe
gens van het kampeeren op strand waarin
tweehoog instemde, want die had ook een
tent en het was afgesproken, dat beide fa
milies hun zomer op Zandvoort zouden door
brengen, niet zonder leedvermaak ten op
zichte van de ander één hoog, die niet van
de partij zou zijn.
't Was een paar dagen later op Zaterdag
middag, de vacanties waren begonnen, en
twee vaders laadden pakken zeildoek op
fietsen, die ze verder nog met allerlei arti
kelen bezwaarden, terwijl twee moeders zich
belastten met het transport van tal van
huishoudelijke artikelen, aangezien je in
een tent zoo het een en ander tot je gerief
laadden pakken zeildoek...
moet hebben; Dirk en zijn buurjongen had
den mede hun aandeel in het transport en
het peenharige ;jusje torste een pop op haar
arm. Jaapje zag dit alles met weemoed aan
en deed zijn best met een nieuw stuk kauw
gummi, maar hij voelde dat hij thans ver
in de minderheid was, want geen afgunst
lichtte uit de andere oogen, waarom Jaapje
meende zijn hart te moeten luchten door te
zeggen: „wat een pop! Me zussie heb veel
mooier." Maar 't had geen effect: de twee
jongens lachten hem uit: „kijk hij met z'n
kauwgummi! Wij gaan naar Zandvoort!"
waarop Jaapje zijn draden maar inslikte en
de trap op ging, terwijl zijn moeder half
achter het gordijn verscholen, met een
spijtigen blik de toebereidselen voor de reis
gadesloeg, wellicht hopende op een of ander
onheil. Maar er kwam geen onheil, de stoet
trof af en de mannen per fiets, rest per
tram, verliet men Amsterdam om een paar
uur later mekaar op het strand bij Zand-
yoort weer te vinden.
In het kamp.
„Dirruk!" gilde een vrouwestem aan den
duinvoet, maar op het strand, waar de zee
haar eeuwig geheimzinnig lied zingt en waar
de westenwind suist langs tenten en lijnen,
daar hoef j-e niet te verwachten, dat je
geluid iemand bij het water zal bereiken, te
minder als die iemand een twaalfjarige
jongen is, die met een kameraad en een
hond zoo juist is aangekomen en nu zich tot
taak heeft gesteld te zien, wat het kortste
tijdsverloop is, waarbinnen je uitrusting nat
is, zonder dat je te water gaat. De hond was
in dezen recordhouder, want die was al met
een te water geloopen, waar hij tegen de
golven stond te blaffen, tot er een kwam,
die hem omsmeet en als een bal naar het
strand rolde, waar hij weer opkrabbelde om
in heftig lijfschudden een wolk van drup
pels het kleine zusje in het gezicht te slin
geren, terwijl het daar stond en de voetjes
voor het aanglijdende water terug trok als
een golfrimpel zich over het zand uitspreid
de. Het kind, niet verdacht op die be
sproeiing, schrok en in haar haast om te
vluchten, stapte ze in een kuiltje, zoodat ze
viel en een van de vele, half met water ge
vulde kommen, door de graafzieke jeugd ge
wrocht, geheel vulde, waardoor ze Dirk met
een de weg wees, hoe je in den kortst moge
lijken tijd kletsnat kan zijn.
De moeder, die naast haar gebuur breed
uit zat in het mulle zand terwijl de mannen
zwoegden bij den opbouw, zag iets van het
gebeuren en haar roep gold Dirk om hem te
stapte ze in een kuiltje
zeggen zijn zusje op te rapen, doch, als ik
zei, de stem ging in den wind te loor en Dirk
had heth te druk met zijn beide makkers,
maar het meisje was intusschen opgekrab
beld en ving aan te huilen om het ongewilde
bad, terwijl ze druipend landwaarts toog.
Nu werd de moeder zich bewust van den
omvang van het onheil en ze was er niet
ver van af te veronderstellen, dat Treesje
door een wonder aan den verdrinkingsdood
was ontkomen en als vanzelf stelde ze Dirk
voor het geval aansprakelijk.
Ware Dirk niet geheel in beslag genomen
door nieuwe prestaties van den hond op het
gebied van watersport, dan had hij zich in
veiligheid gesteld voor het gevaar, dat hem
van achteren snel naderde in den vorm van
een mollige moeder, die zwoegde door het
mulle zand. Gelukkig voor Dirk echter was
zijn grondgebied slechts te bereiken over
een ingezonken terrein, waar tusschen zand-
ribbels water glansde en toen de voeten
van de vertoornde moeder daar steun zoch
ten, zonken zij en sieperde water in de
schoen. Haastig zocht de voet het droog en
werd de vervolging gestaakt, maar nu kon de
stem den afstand overspannen.
„Dirruk!" gilde het opnieuw en Dirk
wendde zich verschrikt om, want de drei
ging, die er uit de stem sprak, viel niet te
miskennen.
„Kom je hier, salamander? Mot je je zusje
laten verdrinken?"
Dirk keek verwezen over het watervlak,
als dacht hij ergens in de verte het zusje
te zullen zien drijven, maar een nieuw be
vel deed hem schoorvoetend het gerimpeld
gebied oversteken, aan de overzijde waarvan
de gerechtigheid wachtte en Dirk leerde,
dat om een paar opstoppers te krijgen, je
juist niet in de Koningstraat behoefde te
wezen. Bovendien zou hij ervaren, dat het
niét juist gezien was te meenen, 'dat zee
water bestemd is om je broek en schoenen
nat te maken en zoo was de eerste kennis
making met het strand voor de jongelui geen
onverdeeld genot.
De moederlijke toorn zakte echter spoedig
toen zij begreep, dat Treesje nog tot het
rijk der levenden behoorde en de weldadige
kracht van zon en wind trok het overdadige
vocht snel weg.
De andere knaap, die uit solidariteit van
zijn moeder ook een oorveeg had bekomen,
daar hij aan de verdrinking van Treesje
medeplichtig werd geacht, nam dit maar in
gelatenheid en de hond, die zich de weelde
had veroorloofd met zijn natte vacht in het
zand te rollen, was slim genoeg wat op een
afstand te blijven.
De mannen, die als goede Amsterdammers
dergelijke kleine geschillen aan zich voorbij
hadden laten gaan, kauwden onverdroten en
stevig vastgelegd, verrezen daar de beide
hutten, waarin voor slaap- en woon- en
kookgelegenheid was gezorgd en dat wachtte
op de vrouwelijke hand om alles een huise
lijk aanzien te geven. De mannen rustten en
rookten, de vrouwen deelden den meegebrach-
ten mondvoorraad, allen nog zittend in de
open lucht, tot zij na gezamenlijke bespre
kingen tot de ontdekking kwamen, dat dien
avond nog veel moest worden ingeslagen met
het oog op den Zondag, want de inboorlingen
van Zandvoort brengen uit pure menschen-
liefde wel alles wat een huishouden behoeft,
in het tentendorp, maar niet in den laten
middag; alleen waadt er een enkele verdwaal
de door de woestijn, torsende een mand met
bananen, chocolade en dergelijke. Maar er
is meer noodig en de twee vrouwen maakten
zich op om te gaan winkelen, de beide
zonen requireerend voor bet goederentran
sport. Dirk en zij.n maat Bertus voelden, toen
zij van het plan hoorden, plotseling een ge
weldige moeheid in de beenen en zij meen
den, dat het dorp wel heel ver lag, misschien
hopend dat de vaders het transport zouden
overnemen, maar daar gebeurde niets van,
als duidelijk bleek uit het gezegde van Dirk's
vader: „Mot ik je loopen leeren?"
De vrouwen gingen öorpwaarts en de jon
gens volgden, ieder een leege tasch dragend,
welké tasschen na het bezoek aan verschil
lende winkels gevuld waren met alles wat
vrouwelijke zorg meende te moeten verza
melen. Dirk en Bertus zuchtten en klaagden,
want al is 't voor dergelijke jongelieden geen
bezwaar verre onderzoekingstochten te maken
en balken, planken of zware steenen aan te
sleepen, als ze dit nuttig en noodig oor-
deelen, 't is verwonderlijk hoe groot de ver
moeidheid is, hoe ver de weg en hoe gering
hun krachten als t op boodschappen doen
aankomt en 't schijnt, dat ze onder het
gewicht van een tasch zullen bezwijken; dan
moet de tasch op den linkerschouder, even
later op den rech
ter, vervolgens op den
rug, om de hengsels
met twee handen
vast te houden en na
een paar stappen la
ten ze het wichtig
voorwerp weer voor
den buik slingeren
't Was dan ook een
ware beproeving vooi
hen om de bood
schappen ongeschon
den in het kamp af
te leveren en wellicht
zou dit ook niet ge
beurd zijn, wanneer
niet nu en dan een
aanmoedigende
stomp van de moe
ders de levenskracht
had verhoogd met de
belofte: „Als je de
tasch laat vallen, sla
ik .ie lam".
Dirk en Bertus
konden niet beter
'doen dan zuchten
en waren blij toen
geleverd, waarbij de vermoeidheid op won
derlijke wijze weer verdween, althans de
jongens holden en draafden met pas verwor
ven vrienden om de tenten, tot ze meenden,
dat het tijd werd om te zien of er wat te
bikken viel.
Treesje zat met haar pop op de kleine
veranda, die tegen de tent was gebouwd.
„Moeder, wanneer gaan we weer naar huis?"
vroeg ze.
„We gaan niet naar huis, schat, we blijven
hier een heelen tijd; vind je dat niet fijn,
hier aan de zee?"
Treesje keek om zich heen in *t ongewone
gedoe en zweeg even; toen zei ze: „ik wou
liever weer naar huis".
„Zoo'n kind toch", lachte de moeder in
niet begrijpen. „Die Trees is altijd zoo eigen,
hè!" Toen grabbelde rij in haar tasch en
diepte er een taartje uit op dat ze Trees gaf,
meenende, dat dit haar wel tot andere ge
dachten zou brengen, maar Treesje, schoon
het taartje waardeexend, zei: ,,'k wou toch
liever naar huis"; ze berustte echter in haar
lot en moeder was druk doende met het be
reiden van het maal, dat op een petroleum
stel werd klaar gemaakt; de petroleumlucht
vulde de tent en je kon je verbeelden weer
in de Koningstraat te zijn.
onder het gewicht
van een tasch.
de zaak was af-
RADIO-VAR IA.
Het nieuwe zendstation Radio-Paris
Het nieuwe zendstation Essart-le-Roi, is
half Juni met proef-uitzendingen begonnen.
Over de ontvangst hiervan zijn reeds vele
goede rapporten binnengekomen.
Men hoopt begin October het station ge
heel in bedrijf te kunnen nemen.
Radio aan boord van het lucht
schip Akron.
Het nieuwe Amerikaansche luchtschip
Akron, dat zijn voltooiing nadert, krijgt een
moderne radio-installatie aan boord. De in
stallatie bestaat uit zend- en ontvangtoestel
len met richtingzoekers. Behalve een an
tenne, die horizontaal langs de omhulling
van het luchtschip is aangebracht, zoodat
hij bij landing niet kan worden beschadigd,
bezit de Akron ook nog twee sleepantennes.
Het totale gewicht van de geheele radio
installatie is tot ca. 455 K.G. teruggebracht.
De stroom voor deze installatie wrodt dooi
de door gasmotoren aangedreven generato
ren geleverd, die tevens het geheele schip
van electriciteit voorzien. De bediening van
de radio-installatie zal door vier marconis
ten geschieden.
De Akron is een Amerikaansche marine-
luchtschip, dat ongeveer tweemaal zoo groot
is als de Graf Zeppelin. Men hoopt einde
dezen zomer met proefvluchten te kunnen
beginnen (Zie ons blad. van 4 Juli).
De bouw van den nieuwen
Beierschen zender.
De metingen voor de bepaling van de
gunstigste plaats van den nieuwen Beier
schen zender zijn thans beëindigd. Voor den
bouw van dezen zender is niet ver van
Goldachhof, op ca. 18 K.M. van München,
een stuk grond aangekocht.
Men hoopt einde Augustus met den bouw
een aanvang te kunn enmaken en het ge
bouw waarin de zender zal worden opgesteld
nog voor den a.s. winter gereed te hebben,
waarna met de montage van den zender kan
worden begonnen.
DE „GOLDEN RIVER".
Die ..Golden river" ligt niet in Engeland of
in een oi: ander uitheemsch Dorado, maar in
Vlaanderen. De „Golden rivei-" is het gedeel
te van de Leie in de buurt van kortrijk, waar
het vlas geroot wordt.
De Engelschen hebben haar aldus ge
noemd .Het vlas, dat daarin wordt geroot,
heeft eigenschappen en een waarde, dat
geen ander vlas bezit. Het is de rijkdom van
een ganscbe streek. Dicht rijzen de dorpjes
langs de beide oevers naast elkaar; geen
plekje is nog onbezet en de zachtglooiende
weiden staan vol, propvol met de kleine,
grijsgele „kapelletjes" van het drogend vlas.
Het wemelt .en krioelt er van bedrijvigheid,
't Is er als een breed en grootsch rhythme
van vruchtbaren arbeid. Van af den hoogen.
prachtig belommerden weg ziet men uren
ver heen als over eeri zwoegend mierennest,
met middenin die heerlijk-zachte lijn dei-
kronkelende Leie.
Door hef tabaksgebied van Sumatra's Oostkust.
Bespuiten der tabaksplanten tegen bladluis.
En zoo zwerven wij dan weer door ons
Oost. „Met z'n achten" had ook het opschrift
van deze brieven kunnen zijn en het is een
even vroolijk stel als waarvan Justus van
Maurik ons vertelde. Maar ik zal wel alle
beschikbare ruimte noodig hebben om u te
vertellen wat wij daar in Groot Nederland
zien en leeren en geen tijd overhouden
voor de bokkesprongen van onze rcisge-
nooten.
Onze mailschepen komen steeds bij het
aanbreken van den dag te Belawan binnen
en de eerste indruk is er gewoonlijk een
van buitengewone schoonheid. Een zonsop
gang, zóó gloeiend, zóó wisselend, zóó va-
rieerend door het kleurenspel der rustig
drijvende wolken en dat boven een land
schap dat steeds weer bekoort. Vóór ons de
breede vlakke riviermond, waarin enkele
Chineesche jonken drijven en die aan weers
kanten begrensd is door laag struikgewas, de
Bakoe, het mangrovebosch, zoo berucht om
de malaria, die er thuis hoort. Van den wal-
lekant komen rijen stokken honderden
meters naar ons toe tot vlak bij de nauwe
vaargeul. Het zijn de seroos, de vischvallen
der inlanders.
Achter, boven dat groene laagland verheft
zich een diepblauwe getinte bergenreeks,
culmineerend in het forsche massief van den
Sibajak, den grooten vulkaan bij Brastagi,
die steeds met een kronkelende rookpluim
gesierd is. Daarboven het groengeel van den
ochtendhemel overgaande ln den feloranje
rose en bloedrood getinten weerschijn der
opkomende zon tegen de wolkenlagen. Juist
in de eerste bocht der rivier liggen groote
gebouwen, de loodsen der Stoomvaart Maat
schappij Nederland, der Rotterdamsche
Lloyd en der Kon. Paketvaart Maatschappij,
waarvoor het reeds wemelt van menschen,
die komen afhalen en begroeten. In een mi
nimum van tijd ligt het groote schip ste
vig gemeerd aan de kade. zijn de passen na
gezien en als „doortrekkend toerist" ge
brandmerkt, passeeren wij spoorslags de
douanen en hebben maar nauwelijks even
tijd om de ruime inrichting der loodsen, de
forsche laadkranen en het prachtige empla
cement te bewonderen, dat de energie van
planters en scheepvaart maatschappijen hier
midden in den modder heeft doen ven-ijzen.
Maar zoodra als de auto's, die door de zorgen
van Lissone-Lindeman aan de kade hebben
gewacht, zich in beweging hebben gezet,
wordt al onze aandacht ingenomen door het
prachtige Tropische landschap. De weg
voert eerst even dicht langs de rivier en
door het moerbosch, waar de wondermooie
Nipapalm zijn vier meter lange bladveeren
steil omhoog uitstrekt. Daartusschen reeds
hier en daar de kleine woningen der inlan
ders, die uit het blad door aanrijgen der
bladslippen aan bamboelatjes de atap, de in
Indië onmisbare dakbedekking vormen. On
misbaar is misschien te veel gezegd, want het
atapdak wordt hoe langer hoe meer ver
drongen door gegolfd plaatijzer, wat vreese-
lijk Ieelijk, ontzettend heet, maar helaas
goedkooper is dan de dakbedekking met
atap, die aan de rietbedekking van onze
boerenhuizen herinnert en zich zoo mooi
aanpast bij het landschap. Het Gouverne
ment is echter wel genoodzaakt deze plaat
ijzerwoestenij nog meer uitbreiding te geven,
omdat het brandgevaar in de kampongs er
zoo geweldig door vermindert.
Als wij de brug over de Belawanrivier ge
passeerd zijn rijt zich de eene kampong aan
de andere. Cocosnoot en kapok wisselen af
met arekapalm en pisang. Vlak rond de hui
zen staan komkommers en allerlei bloeien
de vruchtboomen. Overal is het druk langs
den weg, meest met even keurig als kleurig
gekleede inlanders, terwijl in de grootere
plaatsen de Chinees met zijn wit en zwart
steeds de hoofdrol speeltè Telkens weer zien
wij langs den weg aardige Chineesche tem
pels, ook een mooie groote moskee en zoo
is Medan bereikt v.oor wij er op verdacht zijn.
Royale huizen in breed aangelegde tuinen.
Dan het standbeeld van Cremer voor het
gebouw der Deli planters vereeniging en even
later stoppen wij bij hotel De Boer om voor
het eerst kennis te maken met een Indisch
hotel. Een heel verschil met een kamertje in
een onzer groote hotels in Holland. Ieder
heeft hier een voorgalerijtje met een tafel en
een paar stoelen om de ochtendkoffie en de
middagthee te genieten. Dan volgt de slaap
kamer, waarin de bedden staan in een zoo
genaamde klamboekamer een kooi van ko
pergaas, waar zelden of nooit een insect
binnenkomt. Daarnaast is de badkamer, le
vens W.C., zoodat elke logeergast eigenlijk
een heel huis ter beschikking krijgt. Als onze
zevenenveertig stuks bagage over de ver
schillende kamers zijn verdeeld, gaan wij op
bezoek bij de Delinlanters Vereeniging. een
lichaam, dat als een ministerie van Buiten-
landsche en Blnnenlandsche Zaken alle ge
zamenlijke belangen, der tabaksplanters ver
zorgt.
Er is immers een geweldige organisatie
noodig om dit land. dat voor kort buitenge
woon schaars bevolkt was te voorzien van
de noodige arbeidskrachten en van alles wat
voor dien arbeid noodig is. Over de koelie
werving voor Sumatra is al veel geschreven,
maar men weet, dat in de laatste jaren het
Gouvernement aan de misbruiken, die daarbij
zoo gemakkelijk insluipen, een einde heeft
gemaakt en thans geen koelie meer naar
Sumatra gaat die niet heel goed weet. wat
hem te wachten staat. De meesten worden
immers geworven door vrienden en bekenden
uit eigen dessa, die al eenige jaren op Su
matra hebben gewerkt. Vijfenzeventig pro
cent van de koelies teekent na afloop van
het eerste weer een nieuw contract, nadat zij
een vacantietijd op Java hebben doorge
bracht en gelukkig beginnen de zegeningen
der Poenale sanctie, als daar zijn het vaste
verband tusschen werkgever en werknemer,
de uitstekende verzorging op de plantage,
vooral ook op medisch gebied en de steeds
beter wordende behandeling van de zijde der
assistenten, lanzamerhand wereldkundig te
worden.
Voor dit laatste wordt door de Deliplan-
tersvereeniging ook zeer veel moeite gedaan,
steeds meer wordt de nadruk gelegd op een
uitgebreide kennis van taal, zeden en ge
woonten, gebruiken en godsdienst der In
landers. Dat er nog wel eens strubbelingen
zijn, is voor een groot deel te wijten aan het
feit, dat ook slechte elementen uit de In-
landsche bevolking op Sumatra weten bin
nen te komen en daar trachten de koclie's
door allerlei mooie beloften op te ruien. Se
dert twee jaar echter bezit de Deli Planters-
vereeniging een uitstekend ingericht dacty-
loscopisch bureau, door middel waarvan de
Inlander, die anders zoo gemakkelijk van
naam, geboorteplaats, ras en stand verwis
selt, dadelijk kan worden geïdentificeerd.
Het zal vooral de vingerafdruk zijn, die een
einde maakte aan wat er nog aan misstan
den op Sumatra's Oostkust bestaat.
Wij nemen even een kijkje in de zooge
naamde hongs, dat zijn groote loodsen, waar
in de aankomende en vertrekkende koelie's
worden ondergebracht. De malaise maakt,
dat er weinig of geen koelies meer uitko
men op het oogenblik, maar er stonden juist
een paar groepen klaar om na drie-jarig
verblijf alhier weer naar Java te worden ge
transporteerd. Wanneer onze Volkenbond
menners uit Genève dit groepje vroolljke,
opgewekte, gezond en krachtig uitziende
menschen met hun keurige kleeding, hun
overvulde ijzeren koffertjes, de talrijke kin
derschare eens hadden gezien, dan zou ook
in Genève over het tabaksgebied van Su
matra's Oostkust nog slechts gesproken wor
den als van een ideale leerschool voor den
inlander, die zich moet aanpassen aan Wes-
tersch grootbedrijf.
Wij wandelen nog even door het asyl,
waar gebrekkigen en ouden van dagen een
rustigen laatsten levensdag vinden. Dit asyl
is natuurlijk slechts een gedeelte van de
ouderdomszorg der Deli Plantersvereeniglng,
die immers aan eiken koelie, man of vrouw,
die vijf en twintig jaar op hare onderne
mingen heeft gewerkt een levenslang pen
sioen van 7.50 per maand waarborgt. En
dat is twee maal zooveel als wat de Javaan
gemiddeld voor levensonderhoud gebruikt.
Een dergelijke toestand is in Europa voorloo-
pig nog ondenkbaar: als daar ouderdoms
pensioen bestaat, bedraagt het vaker 5 dan
50 pCt. van het vroegere tractement!
's Middags nemen wij een kijkje op een
tabaksplantage en treffen overal vroolijke
gezichten, want na maandenlange droogte
zijn eindelijk zware stortregens gevallen,
juist op tijd. om de oogst voor mislukking te
behoeden. Waar eergisteren een dikke stof
laag velden en wegen bedekte is nu alles
stevig bevochtigd en staan de planten er
frisch en fleurig bij. En wij doorkruisen den
aanplant, waar overal arbeiders bezig zijn
met wieden en rupsen zoeken, met bespuiten
tegen bladluis en bestuiven met een giftig
poeder tegen rupsenvraat. Wij zien de
plantjes van enkele weken oud en de reuzen
van twee en een halven nieter, waarbij het
oogsten der onderste bladeren reeds begon
nen is. Wij wandelen door de droogschuren,
waar vrouwtjes de bladeren, telkens bij
twintigtallen aanrijgen aan de drooglijnen,
daarbij vaak al geholpen door peuters van
zeven en acht. jaar. Wanneer wij twee maan
den verder zijn moet de heele oogst in de
schuren geborgen zijn, terwijl drie maanden
geleden het zaad aan den bodem werd toe
vertrouwd. In vijf maanden tijd is het wel
en wee der, tabaksaandeelhouders beslist.
Wij loopen nog even langs de koelie-pon-
doks, de groote schuren, in kleine kamertjes
verdeeld, waarin de koelies zijn onderge
bracht. Keurige kamertjes zijn het, meest
met een tweepersoons ledikant, tafel en stoe
len. een klokje aan den muur en voor Iedere
vrouw een eigen stookplaatsje achter het
huis. Toch heel iets anders dan de Javaan-
sche landarbeider, die nog steeds op zijn
matje op den grond slaapt. Even verder