Zandvoort aan de Zee. UIT NED. INDIë. mam KAMPEERCENOEGENS. iBiiiiiiiiiiiiiiiiiii 1 uUdJiiiililiilillUUIIIIIIIIilhlllilllllliuiw^ ZATERDAG 1 AUGUSTUS 1931 BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD DOOR A. HEEROMA. .stond Jaapte voor zijn huis.... lil Amsterdam in de Koningstraat stond Jaap je voor zijn huis en zoog op een stuk kauwgummi, waarvan hij lange draden trok, die hij daarna weer inslikte. Een peenharig meisje met een sponsedoos en twee griffels in de hand stond met open mond erbij en haar oogen volgden Jaapjes hand, als hij de gummidraad tot armlengte uittrok. Op den trottoirband zat Dirk en speelde met een straathond, dien hij beurtelings aan den staart en de ooren trok, zonder nochtans iets van Jaapjes kunstverrichting te missen. Jaapje wist, dat er afgunst keek uit de twee paar oogen en dat was voor hem een reden den draad tot ongewone lengte uit te halen. Dit zou hem noodlottig worden, want een sla gersjongen, die op de fiets langs slungelde, deed een greep en had den draad te pakken, waarop hij onder den uitroep: „zoo moet je trekken", in zijn vaart draad en gummibal meevoerde om ze even verder op den stoep rand te laten vallen, Jaapjes moeder, die één hoog uit het raam lag in gesprek met een ander hoofd uit één hoog daar naast zag het gebeuren en hoorde de schreeuw van Jaapje toen zijn zuigbal hem ontging, waarop zij haar gesprek met het hoofd ernaast staakte om -den grijnzenden slagersjongen na te roepen: „vuile worst- dief!" waarop deze met nog breeder grijns reageerde. Jaapje, die 't kleverig object in de madder zag liggen, scheen aanstalten te willen maken het weer op zijn oorspronke lijke bestemming te brengen, waarvan een moederlijke scheeuw hem terughield: „La-je liggen! Je heb het hart niet!" Jaapje stond beduusd te kijken, maar Dirk op den trot toirband maakte zich nu in allerijl van het zuiggerei meester en stopte het den hond in den bek, zich vermakende met de wonder lijke happexijen van het dier. Het peenha- rige meisje vond het oogenblik geschikt voor zoete wraak en zei. zonder verdere in leiding tegen Jaapje: „We gaan naar Zand- voort met z'n allen met de tent; me vader heb een tent, fijn!" jjMijni vader maakt ook een tent, loog Jaapje, waarop Dirk: „Hè, zijn vader maakt ook een tent. Wat zal je daaraan liegen, maar wij hebben er een en wre gaan fijn naar Zandvoort 1" Jaapje griende naar het hoofd boven hem: „Moeder ze zeggen dat wij geen tent maken",waarop het vriendelijk hoofd daar naast één hoog: „Heb u ook een tent, juf frouw?" Jaapjes moeder verdween, na haar spruit gelast te hebben boven te komen, en het hoofd ernaast lachte tegen Dirk en zijn zusje: Ze hebben geen tent, hoor!" Meteen verscheen een hoofd tweehoog en éénihoog hield een lange beschouwing over de genoe gens van het kampeeren op strand waarin tweehoog instemde, want die had ook een tent en het was afgesproken, dat beide fa milies hun zomer op Zandvoort zouden door brengen, niet zonder leedvermaak ten op zichte van de ander één hoog, die niet van de partij zou zijn. 't Was een paar dagen later op Zaterdag middag, de vacanties waren begonnen, en twee vaders laadden pakken zeildoek op fietsen, die ze verder nog met allerlei arti kelen bezwaarden, terwijl twee moeders zich belastten met het transport van tal van huishoudelijke artikelen, aangezien je in een tent zoo het een en ander tot je gerief laadden pakken zeildoek... moet hebben; Dirk en zijn buurjongen had den mede hun aandeel in het transport en het peenharige ;jusje torste een pop op haar arm. Jaapje zag dit alles met weemoed aan en deed zijn best met een nieuw stuk kauw gummi, maar hij voelde dat hij thans ver in de minderheid was, want geen afgunst lichtte uit de andere oogen, waarom Jaapje meende zijn hart te moeten luchten door te zeggen: „wat een pop! Me zussie heb veel mooier." Maar 't had geen effect: de twee jongens lachten hem uit: „kijk hij met z'n kauwgummi! Wij gaan naar Zandvoort!" waarop Jaapje zijn draden maar inslikte en de trap op ging, terwijl zijn moeder half achter het gordijn verscholen, met een spijtigen blik de toebereidselen voor de reis gadesloeg, wellicht hopende op een of ander onheil. Maar er kwam geen onheil, de stoet trof af en de mannen per fiets, rest per tram, verliet men Amsterdam om een paar uur later mekaar op het strand bij Zand- yoort weer te vinden. In het kamp. „Dirruk!" gilde een vrouwestem aan den duinvoet, maar op het strand, waar de zee haar eeuwig geheimzinnig lied zingt en waar de westenwind suist langs tenten en lijnen, daar hoef j-e niet te verwachten, dat je geluid iemand bij het water zal bereiken, te minder als die iemand een twaalfjarige jongen is, die met een kameraad en een hond zoo juist is aangekomen en nu zich tot taak heeft gesteld te zien, wat het kortste tijdsverloop is, waarbinnen je uitrusting nat is, zonder dat je te water gaat. De hond was in dezen recordhouder, want die was al met een te water geloopen, waar hij tegen de golven stond te blaffen, tot er een kwam, die hem omsmeet en als een bal naar het strand rolde, waar hij weer opkrabbelde om in heftig lijfschudden een wolk van drup pels het kleine zusje in het gezicht te slin geren, terwijl het daar stond en de voetjes voor het aanglijdende water terug trok als een golfrimpel zich over het zand uitspreid de. Het kind, niet verdacht op die be sproeiing, schrok en in haar haast om te vluchten, stapte ze in een kuiltje, zoodat ze viel en een van de vele, half met water ge vulde kommen, door de graafzieke jeugd ge wrocht, geheel vulde, waardoor ze Dirk met een de weg wees, hoe je in den kortst moge lijken tijd kletsnat kan zijn. De moeder, die naast haar gebuur breed uit zat in het mulle zand terwijl de mannen zwoegden bij den opbouw, zag iets van het gebeuren en haar roep gold Dirk om hem te stapte ze in een kuiltje zeggen zijn zusje op te rapen, doch, als ik zei, de stem ging in den wind te loor en Dirk had heth te druk met zijn beide makkers, maar het meisje was intusschen opgekrab beld en ving aan te huilen om het ongewilde bad, terwijl ze druipend landwaarts toog. Nu werd de moeder zich bewust van den omvang van het onheil en ze was er niet ver van af te veronderstellen, dat Treesje door een wonder aan den verdrinkingsdood was ontkomen en als vanzelf stelde ze Dirk voor het geval aansprakelijk. Ware Dirk niet geheel in beslag genomen door nieuwe prestaties van den hond op het gebied van watersport, dan had hij zich in veiligheid gesteld voor het gevaar, dat hem van achteren snel naderde in den vorm van een mollige moeder, die zwoegde door het mulle zand. Gelukkig voor Dirk echter was zijn grondgebied slechts te bereiken over een ingezonken terrein, waar tusschen zand- ribbels water glansde en toen de voeten van de vertoornde moeder daar steun zoch ten, zonken zij en sieperde water in de schoen. Haastig zocht de voet het droog en werd de vervolging gestaakt, maar nu kon de stem den afstand overspannen. „Dirruk!" gilde het opnieuw en Dirk wendde zich verschrikt om, want de drei ging, die er uit de stem sprak, viel niet te miskennen. „Kom je hier, salamander? Mot je je zusje laten verdrinken?" Dirk keek verwezen over het watervlak, als dacht hij ergens in de verte het zusje te zullen zien drijven, maar een nieuw be vel deed hem schoorvoetend het gerimpeld gebied oversteken, aan de overzijde waarvan de gerechtigheid wachtte en Dirk leerde, dat om een paar opstoppers te krijgen, je juist niet in de Koningstraat behoefde te wezen. Bovendien zou hij ervaren, dat het niét juist gezien was te meenen, 'dat zee water bestemd is om je broek en schoenen nat te maken en zoo was de eerste kennis making met het strand voor de jongelui geen onverdeeld genot. De moederlijke toorn zakte echter spoedig toen zij begreep, dat Treesje nog tot het rijk der levenden behoorde en de weldadige kracht van zon en wind trok het overdadige vocht snel weg. De andere knaap, die uit solidariteit van zijn moeder ook een oorveeg had bekomen, daar hij aan de verdrinking van Treesje medeplichtig werd geacht, nam dit maar in gelatenheid en de hond, die zich de weelde had veroorloofd met zijn natte vacht in het zand te rollen, was slim genoeg wat op een afstand te blijven. De mannen, die als goede Amsterdammers dergelijke kleine geschillen aan zich voorbij hadden laten gaan, kauwden onverdroten en stevig vastgelegd, verrezen daar de beide hutten, waarin voor slaap- en woon- en kookgelegenheid was gezorgd en dat wachtte op de vrouwelijke hand om alles een huise lijk aanzien te geven. De mannen rustten en rookten, de vrouwen deelden den meegebrach- ten mondvoorraad, allen nog zittend in de open lucht, tot zij na gezamenlijke bespre kingen tot de ontdekking kwamen, dat dien avond nog veel moest worden ingeslagen met het oog op den Zondag, want de inboorlingen van Zandvoort brengen uit pure menschen- liefde wel alles wat een huishouden behoeft, in het tentendorp, maar niet in den laten middag; alleen waadt er een enkele verdwaal de door de woestijn, torsende een mand met bananen, chocolade en dergelijke. Maar er is meer noodig en de twee vrouwen maakten zich op om te gaan winkelen, de beide zonen requireerend voor bet goederentran sport. Dirk en zij.n maat Bertus voelden, toen zij van het plan hoorden, plotseling een ge weldige moeheid in de beenen en zij meen den, dat het dorp wel heel ver lag, misschien hopend dat de vaders het transport zouden overnemen, maar daar gebeurde niets van, als duidelijk bleek uit het gezegde van Dirk's vader: „Mot ik je loopen leeren?" De vrouwen gingen öorpwaarts en de jon gens volgden, ieder een leege tasch dragend, welké tasschen na het bezoek aan verschil lende winkels gevuld waren met alles wat vrouwelijke zorg meende te moeten verza melen. Dirk en Bertus zuchtten en klaagden, want al is 't voor dergelijke jongelieden geen bezwaar verre onderzoekingstochten te maken en balken, planken of zware steenen aan te sleepen, als ze dit nuttig en noodig oor- deelen, 't is verwonderlijk hoe groot de ver moeidheid is, hoe ver de weg en hoe gering hun krachten als t op boodschappen doen aankomt en 't schijnt, dat ze onder het gewicht van een tasch zullen bezwijken; dan moet de tasch op den linkerschouder, even later op den rech ter, vervolgens op den rug, om de hengsels met twee handen vast te houden en na een paar stappen la ten ze het wichtig voorwerp weer voor den buik slingeren 't Was dan ook een ware beproeving vooi hen om de bood schappen ongeschon den in het kamp af te leveren en wellicht zou dit ook niet ge beurd zijn, wanneer niet nu en dan een aanmoedigende stomp van de moe ders de levenskracht had verhoogd met de belofte: „Als je de tasch laat vallen, sla ik .ie lam". Dirk en Bertus konden niet beter 'doen dan zuchten en waren blij toen geleverd, waarbij de vermoeidheid op won derlijke wijze weer verdween, althans de jongens holden en draafden met pas verwor ven vrienden om de tenten, tot ze meenden, dat het tijd werd om te zien of er wat te bikken viel. Treesje zat met haar pop op de kleine veranda, die tegen de tent was gebouwd. „Moeder, wanneer gaan we weer naar huis?" vroeg ze. „We gaan niet naar huis, schat, we blijven hier een heelen tijd; vind je dat niet fijn, hier aan de zee?" Treesje keek om zich heen in *t ongewone gedoe en zweeg even; toen zei ze: „ik wou liever weer naar huis". „Zoo'n kind toch", lachte de moeder in niet begrijpen. „Die Trees is altijd zoo eigen, hè!" Toen grabbelde rij in haar tasch en diepte er een taartje uit op dat ze Trees gaf, meenende, dat dit haar wel tot andere ge dachten zou brengen, maar Treesje, schoon het taartje waardeexend, zei: ,,'k wou toch liever naar huis"; ze berustte echter in haar lot en moeder was druk doende met het be reiden van het maal, dat op een petroleum stel werd klaar gemaakt; de petroleumlucht vulde de tent en je kon je verbeelden weer in de Koningstraat te zijn. onder het gewicht van een tasch. de zaak was af- RADIO-VAR IA. Het nieuwe zendstation Radio-Paris Het nieuwe zendstation Essart-le-Roi, is half Juni met proef-uitzendingen begonnen. Over de ontvangst hiervan zijn reeds vele goede rapporten binnengekomen. Men hoopt begin October het station ge heel in bedrijf te kunnen nemen. Radio aan boord van het lucht schip Akron. Het nieuwe Amerikaansche luchtschip Akron, dat zijn voltooiing nadert, krijgt een moderne radio-installatie aan boord. De in stallatie bestaat uit zend- en ontvangtoestel len met richtingzoekers. Behalve een an tenne, die horizontaal langs de omhulling van het luchtschip is aangebracht, zoodat hij bij landing niet kan worden beschadigd, bezit de Akron ook nog twee sleepantennes. Het totale gewicht van de geheele radio installatie is tot ca. 455 K.G. teruggebracht. De stroom voor deze installatie wrodt dooi de door gasmotoren aangedreven generato ren geleverd, die tevens het geheele schip van electriciteit voorzien. De bediening van de radio-installatie zal door vier marconis ten geschieden. De Akron is een Amerikaansche marine- luchtschip, dat ongeveer tweemaal zoo groot is als de Graf Zeppelin. Men hoopt einde dezen zomer met proefvluchten te kunnen beginnen (Zie ons blad. van 4 Juli). De bouw van den nieuwen Beierschen zender. De metingen voor de bepaling van de gunstigste plaats van den nieuwen Beier schen zender zijn thans beëindigd. Voor den bouw van dezen zender is niet ver van Goldachhof, op ca. 18 K.M. van München, een stuk grond aangekocht. Men hoopt einde Augustus met den bouw een aanvang te kunn enmaken en het ge bouw waarin de zender zal worden opgesteld nog voor den a.s. winter gereed te hebben, waarna met de montage van den zender kan worden begonnen. DE „GOLDEN RIVER". Die ..Golden river" ligt niet in Engeland of in een oi: ander uitheemsch Dorado, maar in Vlaanderen. De „Golden rivei-" is het gedeel te van de Leie in de buurt van kortrijk, waar het vlas geroot wordt. De Engelschen hebben haar aldus ge noemd .Het vlas, dat daarin wordt geroot, heeft eigenschappen en een waarde, dat geen ander vlas bezit. Het is de rijkdom van een ganscbe streek. Dicht rijzen de dorpjes langs de beide oevers naast elkaar; geen plekje is nog onbezet en de zachtglooiende weiden staan vol, propvol met de kleine, grijsgele „kapelletjes" van het drogend vlas. Het wemelt .en krioelt er van bedrijvigheid, 't Is er als een breed en grootsch rhythme van vruchtbaren arbeid. Van af den hoogen. prachtig belommerden weg ziet men uren ver heen als over eeri zwoegend mierennest, met middenin die heerlijk-zachte lijn dei- kronkelende Leie. Door hef tabaksgebied van Sumatra's Oostkust. Bespuiten der tabaksplanten tegen bladluis. En zoo zwerven wij dan weer door ons Oost. „Met z'n achten" had ook het opschrift van deze brieven kunnen zijn en het is een even vroolijk stel als waarvan Justus van Maurik ons vertelde. Maar ik zal wel alle beschikbare ruimte noodig hebben om u te vertellen wat wij daar in Groot Nederland zien en leeren en geen tijd overhouden voor de bokkesprongen van onze rcisge- nooten. Onze mailschepen komen steeds bij het aanbreken van den dag te Belawan binnen en de eerste indruk is er gewoonlijk een van buitengewone schoonheid. Een zonsop gang, zóó gloeiend, zóó wisselend, zóó va- rieerend door het kleurenspel der rustig drijvende wolken en dat boven een land schap dat steeds weer bekoort. Vóór ons de breede vlakke riviermond, waarin enkele Chineesche jonken drijven en die aan weers kanten begrensd is door laag struikgewas, de Bakoe, het mangrovebosch, zoo berucht om de malaria, die er thuis hoort. Van den wal- lekant komen rijen stokken honderden meters naar ons toe tot vlak bij de nauwe vaargeul. Het zijn de seroos, de vischvallen der inlanders. Achter, boven dat groene laagland verheft zich een diepblauwe getinte bergenreeks, culmineerend in het forsche massief van den Sibajak, den grooten vulkaan bij Brastagi, die steeds met een kronkelende rookpluim gesierd is. Daarboven het groengeel van den ochtendhemel overgaande ln den feloranje rose en bloedrood getinten weerschijn der opkomende zon tegen de wolkenlagen. Juist in de eerste bocht der rivier liggen groote gebouwen, de loodsen der Stoomvaart Maat schappij Nederland, der Rotterdamsche Lloyd en der Kon. Paketvaart Maatschappij, waarvoor het reeds wemelt van menschen, die komen afhalen en begroeten. In een mi nimum van tijd ligt het groote schip ste vig gemeerd aan de kade. zijn de passen na gezien en als „doortrekkend toerist" ge brandmerkt, passeeren wij spoorslags de douanen en hebben maar nauwelijks even tijd om de ruime inrichting der loodsen, de forsche laadkranen en het prachtige empla cement te bewonderen, dat de energie van planters en scheepvaart maatschappijen hier midden in den modder heeft doen ven-ijzen. Maar zoodra als de auto's, die door de zorgen van Lissone-Lindeman aan de kade hebben gewacht, zich in beweging hebben gezet, wordt al onze aandacht ingenomen door het prachtige Tropische landschap. De weg voert eerst even dicht langs de rivier en door het moerbosch, waar de wondermooie Nipapalm zijn vier meter lange bladveeren steil omhoog uitstrekt. Daartusschen reeds hier en daar de kleine woningen der inlan ders, die uit het blad door aanrijgen der bladslippen aan bamboelatjes de atap, de in Indië onmisbare dakbedekking vormen. On misbaar is misschien te veel gezegd, want het atapdak wordt hoe langer hoe meer ver drongen door gegolfd plaatijzer, wat vreese- lijk Ieelijk, ontzettend heet, maar helaas goedkooper is dan de dakbedekking met atap, die aan de rietbedekking van onze boerenhuizen herinnert en zich zoo mooi aanpast bij het landschap. Het Gouverne ment is echter wel genoodzaakt deze plaat ijzerwoestenij nog meer uitbreiding te geven, omdat het brandgevaar in de kampongs er zoo geweldig door vermindert. Als wij de brug over de Belawanrivier ge passeerd zijn rijt zich de eene kampong aan de andere. Cocosnoot en kapok wisselen af met arekapalm en pisang. Vlak rond de hui zen staan komkommers en allerlei bloeien de vruchtboomen. Overal is het druk langs den weg, meest met even keurig als kleurig gekleede inlanders, terwijl in de grootere plaatsen de Chinees met zijn wit en zwart steeds de hoofdrol speeltè Telkens weer zien wij langs den weg aardige Chineesche tem pels, ook een mooie groote moskee en zoo is Medan bereikt v.oor wij er op verdacht zijn. Royale huizen in breed aangelegde tuinen. Dan het standbeeld van Cremer voor het gebouw der Deli planters vereeniging en even later stoppen wij bij hotel De Boer om voor het eerst kennis te maken met een Indisch hotel. Een heel verschil met een kamertje in een onzer groote hotels in Holland. Ieder heeft hier een voorgalerijtje met een tafel en een paar stoelen om de ochtendkoffie en de middagthee te genieten. Dan volgt de slaap kamer, waarin de bedden staan in een zoo genaamde klamboekamer een kooi van ko pergaas, waar zelden of nooit een insect binnenkomt. Daarnaast is de badkamer, le vens W.C., zoodat elke logeergast eigenlijk een heel huis ter beschikking krijgt. Als onze zevenenveertig stuks bagage over de ver schillende kamers zijn verdeeld, gaan wij op bezoek bij de Delinlanters Vereeniging. een lichaam, dat als een ministerie van Buiten- landsche en Blnnenlandsche Zaken alle ge zamenlijke belangen, der tabaksplanters ver zorgt. Er is immers een geweldige organisatie noodig om dit land. dat voor kort buitenge woon schaars bevolkt was te voorzien van de noodige arbeidskrachten en van alles wat voor dien arbeid noodig is. Over de koelie werving voor Sumatra is al veel geschreven, maar men weet, dat in de laatste jaren het Gouvernement aan de misbruiken, die daarbij zoo gemakkelijk insluipen, een einde heeft gemaakt en thans geen koelie meer naar Sumatra gaat die niet heel goed weet. wat hem te wachten staat. De meesten worden immers geworven door vrienden en bekenden uit eigen dessa, die al eenige jaren op Su matra hebben gewerkt. Vijfenzeventig pro cent van de koelies teekent na afloop van het eerste weer een nieuw contract, nadat zij een vacantietijd op Java hebben doorge bracht en gelukkig beginnen de zegeningen der Poenale sanctie, als daar zijn het vaste verband tusschen werkgever en werknemer, de uitstekende verzorging op de plantage, vooral ook op medisch gebied en de steeds beter wordende behandeling van de zijde der assistenten, lanzamerhand wereldkundig te worden. Voor dit laatste wordt door de Deliplan- tersvereeniging ook zeer veel moeite gedaan, steeds meer wordt de nadruk gelegd op een uitgebreide kennis van taal, zeden en ge woonten, gebruiken en godsdienst der In landers. Dat er nog wel eens strubbelingen zijn, is voor een groot deel te wijten aan het feit, dat ook slechte elementen uit de In- landsche bevolking op Sumatra weten bin nen te komen en daar trachten de koclie's door allerlei mooie beloften op te ruien. Se dert twee jaar echter bezit de Deli Planters- vereeniging een uitstekend ingericht dacty- loscopisch bureau, door middel waarvan de Inlander, die anders zoo gemakkelijk van naam, geboorteplaats, ras en stand verwis selt, dadelijk kan worden geïdentificeerd. Het zal vooral de vingerafdruk zijn, die een einde maakte aan wat er nog aan misstan den op Sumatra's Oostkust bestaat. Wij nemen even een kijkje in de zooge naamde hongs, dat zijn groote loodsen, waar in de aankomende en vertrekkende koelie's worden ondergebracht. De malaise maakt, dat er weinig of geen koelies meer uitko men op het oogenblik, maar er stonden juist een paar groepen klaar om na drie-jarig verblijf alhier weer naar Java te worden ge transporteerd. Wanneer onze Volkenbond menners uit Genève dit groepje vroolljke, opgewekte, gezond en krachtig uitziende menschen met hun keurige kleeding, hun overvulde ijzeren koffertjes, de talrijke kin derschare eens hadden gezien, dan zou ook in Genève over het tabaksgebied van Su matra's Oostkust nog slechts gesproken wor den als van een ideale leerschool voor den inlander, die zich moet aanpassen aan Wes- tersch grootbedrijf. Wij wandelen nog even door het asyl, waar gebrekkigen en ouden van dagen een rustigen laatsten levensdag vinden. Dit asyl is natuurlijk slechts een gedeelte van de ouderdomszorg der Deli Plantersvereeniglng, die immers aan eiken koelie, man of vrouw, die vijf en twintig jaar op hare onderne mingen heeft gewerkt een levenslang pen sioen van 7.50 per maand waarborgt. En dat is twee maal zooveel als wat de Javaan gemiddeld voor levensonderhoud gebruikt. Een dergelijke toestand is in Europa voorloo- pig nog ondenkbaar: als daar ouderdoms pensioen bestaat, bedraagt het vaker 5 dan 50 pCt. van het vroegere tractement! 's Middags nemen wij een kijkje op een tabaksplantage en treffen overal vroolijke gezichten, want na maandenlange droogte zijn eindelijk zware stortregens gevallen, juist op tijd. om de oogst voor mislukking te behoeden. Waar eergisteren een dikke stof laag velden en wegen bedekte is nu alles stevig bevochtigd en staan de planten er frisch en fleurig bij. En wij doorkruisen den aanplant, waar overal arbeiders bezig zijn met wieden en rupsen zoeken, met bespuiten tegen bladluis en bestuiven met een giftig poeder tegen rupsenvraat. Wij zien de plantjes van enkele weken oud en de reuzen van twee en een halven nieter, waarbij het oogsten der onderste bladeren reeds begon nen is. Wij wandelen door de droogschuren, waar vrouwtjes de bladeren, telkens bij twintigtallen aanrijgen aan de drooglijnen, daarbij vaak al geholpen door peuters van zeven en acht. jaar. Wanneer wij twee maan den verder zijn moet de heele oogst in de schuren geborgen zijn, terwijl drie maanden geleden het zaad aan den bodem werd toe vertrouwd. In vijf maanden tijd is het wel en wee der, tabaksaandeelhouders beslist. Wij loopen nog even langs de koelie-pon- doks, de groote schuren, in kleine kamertjes verdeeld, waarin de koelies zijn onderge bracht. Keurige kamertjes zijn het, meest met een tweepersoons ledikant, tafel en stoe len. een klokje aan den muur en voor Iedere vrouw een eigen stookplaatsje achter het huis. Toch heel iets anders dan de Javaan- sche landarbeider, die nog steeds op zijn matje op den grond slaapt. Even verder

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 13