FASCHINC IN BEIEREN.
Over Beroemdheden.
Een avond in de Poesra
A. E. NORDENSKIOLD.
18321901.
Nordenskiold is de vinder van de Noord-
Oostelijke doorvaart. Het was deze week, 12
Augustus, 30 jaar geleden, dat hij gestor
ven Is.
Ziehier de levensgeschiedenis van den on-
onderzoeker, uit zijn eigen beschrijving ge
put:
Ik heet Adolphe Erik Nordenskiold, ik
ben geboren te Helsingfors 13 November
1832, de derde van zeven kinderen, drie
broers en drie zusters. Mijn vader was
Gustave Noldenskiold, chef van het depar
tement van de mijnen van Finland. Mijn
familie heeft zich sedert zeer lang reeds on
derscheiden door een groote liefde voor de
natuur en wetenschappelijke onderzoe
kingen. Toen ik dertien was bezocht ik het
gymnasium, ik onderscheidde er mij door
weinig leerzaamheid. Gelukkig hechtten
mijn ouders daaraan niet veel waarde. Zij
lieten mijn broer en mij de meest mogelijke
vrijheid. Dat wekte bij ons zelfrespect op,
en gaande weg begon ik de beste cijfers te
krijgen. Ik kwam op de Universiteit van
Helsingfors in 1849, waar ik mij in het bij
zonder wijdde aan de studie van de chemie,
natuurlijke historie, natuurkunde, wiskunde
en bovenal van mineralogie en geologie. Ik
nam de rijke mineralogische collectie van
Frugor onder mijn hoede en bovendien
maakte ik gedurende de vacanties talrijke
excursies in het Finsche land, die op mine-
ralogisch gebied allerbelangrijkst waren.
Zoo kreeg ik een zeker gemak in het clas-
sificeeren van mineralen en dat heeft mij
groote diensten bewezen in de carrière die
ik later volgde. Na het examen in 1853 ver
gezelde ik mijn vader op een mineralogische
excursie in den Oeral. Daar was het, dat ik
het plan opzette voor een groote reis door
Siberië. Nadat ik eenige boeken geschreven
had, benoemde men mij tot ingenieur der
mijnen, echter zonder actieven dienst. Ik
genoot er niet lang de voordeelen van,
want voor zes maanden waren verloopen
werd ik ontslagen wegens eenige woorden
over de politiek, die ik bij een diner ge
sproken had. Jonge studenten, die na het
diner de Marseillaise hadden gezongen wer
den voor een jaar verbannen. Ik verschafte
mij eenig geld en reisde naar Berlijn, waar
ik, geïntroduceerd door mijn vader bij Rose
In diens laboratorium mij bezig hield met
onderzoekingen naar de analyse van mine
ralen. Ik maakte van de gelegenheid ge
bruik om met de grootste geleerden van de
stad kennis te maken. Hetzelfde jaar keerde
ik naar Finland terug over Zweden, Profes
sor Arppé vroeg mij, of ik mij beschikbaar
wilde stellen voor de nieuwe leerstoel in me-
neralogie en geologie te Stockholm, of dat
ik ontdekkingsreizen wilde doen, waarvoor
aanzienlijke hulpbronnen ter beschikking
waren gesteld. Ik koos het laatste, maar
mijn vriend Almqvist genoot de voorkeur,
men stelde mij schadeloos door het toe
kennen van het Alexanderfonds, dat na
eenige maanden vrij zou komen. Aldus werd
ik in staat gesteld een studiereis door
Europa te maken, doch eerst promoveerde
ik als meester en doctor. Het gevolg van het
aannemen van een dienstbetrekking in het
buitenland zonder er vergunning van de re
geering voor te hebben gekregen was mijn
verbanning uit Finland. Er volgde een ver
bod op voor den Russischen zaakgelastigde
te Stockholm om mijn paspoort voor Rus
land te viseeren, doch na het aftreden van
den gouverneur-generaal over Finland, De
Berg, heb ik in Finland terug kunnen ko
men, zoo dikwijls ik dat wilde.
Nadat ik een Finsc'he gehuwd had, solli
citeerde ik naar een leerstoel aan de uni
versiteit van Helsingfors en kreeg de eens
gezinde aanbeveling van den universiteits
raad daarvoor. Daschkof, toen Russisch
gezant te Stockholm, met wien ik vriend
schappelijke betrekkingen onderhield door
de familie van mijn vrouw, beloofde mij het
ambt te zullen bezorgen, op voorwaarde,
dat ik afzag van inmenging in de politiek
in Finland. Dit weigerde ik, en ik werd niet
benoemd.
Na mijn vertrek uit Finland in 1857
bracht ik den zomer door met mineralogi
sche onderzoekingen in verschillende dee-
len van Zweden. In den daarop volgenden
winter vestigde ik mij te Stockholm. Pro
fessor Iven Lovin stelde mij voor om deel te
nemen aan de eerste expeditie van Torell
naar Spitsbergen. De expeditie was belang
rijk door de botanische, zoölogische en geo
logische vondsten, ik vond een groot aantal
fossiele planten, behoorende tot het tertiare
tijdperk, die later door prof. Oswald Heer te
Zürich beschreven zijn, en die het begin
vormen van de rijke verzamelingen, die het
resultaat zijn van de Zweedsche pool-expe-
dities. Onmiddellijk na mijn terugkeer van
mijn eerste reis in het arctische gebied
kwam mijn beroemde voorganger Mosan
der te overlijden en men vroeg mij of ik
zijn plaats zou willen innemen als inten
dant van het staatsmuseum. Ik heb deze
betrekking aangenomen en het museum ge
reorganiseerd. In 1867 bezocht ik Parijs om
een vergelijking te treffen tusschen den
standaardmeter en de standaardkilogram
van het Zweedsche gouvernement en de
prototypes welke te Parijs bewaard worden.
Het scheen, dat men in Zweden elke ge
dachte aan een pool-expeditie had opge
geven. Daar ik echter er hard naar verlang
de om mijn onderzoekingen naar die zijde
te hervatten wendde ik mij tot graaf
Ehrensvard, gouverneur van Gothenburg,
een groot vriend van wetenschappen,
kunst en letteren. In korten tijd was de ge
vraagde som nu bijeen, 'dank zij de mede
werking van groote financiers, zooals
Dickson, Ekman en Carnegie. Ook de chef
van het departement van marine graaf Pla
ten en in het bijzonder de chef van het
bureau der marine commandant Alesparre
ontv.\ngen het plan goed. Met het geld, dat
op de marlnebegrooting beschikbaar was
voor reizen met een wetenschappelijk of
commercial doel ruste graaf Platen het
stoomschip „Sophie" uit, dat oorspronkelijk
aan de postadministratie behoorde, doch
dat de regeering te mijner beschikking stel
de. Zoo werd in 1868 de tweede expeditie
naar Spitsbergen gemaakt en den 19den
September bereikten wij het Noordelijkste
punt, dat een schip ooit bezocht had.
Op die expeditie deed ik belangrijke waar
nemingen betreffende den ijstijd. Ten
einde honden te koopen begaf ik mij naar
Groenland, waar ik groote blokken meteo
rologisch ijzer ontdekte. De Zweedsche re
geering zond twee oorlogsschepen voor het
vervoer, onder commando van baron von
Otter. Terwijl dr. Berggrem en M. P. Oberg,
die mij vergezelden, rijke verzamelingen
van zeedieren aanlegden gaarde ik meer
dan duizend steenen instrumenten bijeen,
die uit het steenen tijdperk van Groenland
dateerden.
Onmiddellijk na mijn naturalisatie tot
Zweed had ik het recht om in de Kamer
zitting te nemen. Ik woonde de twee laat
ste bijeenkomsten van de Staten bij, als
ijverig apostel van de liberale partij, waar
mee ik mij het ongenoegen op den hals haal
de van de conservatieve kringen. In 1872
deden wij een nieuwe reis naar de Noord
kust van Spitsbergen. De staat van het ijs
was zeer slecht en drie dagen, nadat wij ons
ontscheept hadden, gingen onze rendieren
er van door.
In het eind van Januari liepen al onze
schepen gevaar te vergaan in een hevigen
storm. De expeditie leverde echter belang
rijke wetenschappelijke resultaten op, zoo
als de ontdekking op het poolijs van een
stof, die een nikkelachtig metaal bevatte,
Dr. Kjellmann deed onderzoekingen naar de
ontwikkeling in den poolnacht van een op
de vorige expeditie door dr. Berggrem ge
vonden op het ijs voorkomend microsco
pisch fijn zeewier. Dr. Wij kander en luite
nant Parent bestudeerden den noordelijken
dageraad en zijn spectrum. Nog in menig
ander opzicht gaf de expeditie goede uit
komsten. Echter niet financieel, door het
blijven vastzitten van de transportschepen
in het ijs, een overschrijding van de ge
raamde kosten, die geheel gedragen werden
door den heer Oscar Dickson. Met zijn
steun volgden nieuwe expedities naar het
Noorden, naar de Kara-zee en de monden
van de Obi en de Jenisseï, om Nova Zem-
bla heen. Wij vertrokken van Tromsoe in
Juni 1875 met een zeilschip en ik slaagde
er dezen keer in, mijn geheele programma
nagenoeg af te werken. Het is een nogal
zeldzaam resultaat bij expedities van de
Noordelijke zeeën doch ik bereikte met mijn
scheepje zonder moeite de monding van de
Jenisseï en ik hoop aldus de wereld een
nieuwe en belangrijke handelsweg te heb
ben ontsloten. Terwijl het schip naar Noor
wegen terug keerde voer ik de rivier op,
tot wij een stoomboot ontmoetten. Over
land bereikte ik Zweden weer. Gedurende
die reis werden mijn metgezellen en ik met
enthousiasme in de groote steden ontvan
gen, men wijdde ons feest op feest. Zoo
vierden de aardrijkskundige en handelge
nootschappen in Rusland de opening van de
nieuwe route.
Het scepticisme van hen, die meenden,
dat het goede resultaat van de „Proeven"
slechts te danken was aan den gunstigen
toestand van het ijs, dat jaar, animeerde
ons tot het ondernemen van een nieuwe ex
peditie in 1876 met het dubbele doel om
onze wetenschappelijke onderzoekingen
voort te zetten en om te bewijzen, dat het
succes van 1875 niet van het toeval afhan
kelijk was.
De kosten van die expeditie werden ge
heel gedragen door de heeren Oscar Dick
son en Alexander Siberiakoff. De expeditie
werd met een volledig succes bekroond, on
danks den slechten toestand van het ijs.
1 Juli terug van de wereldtentoonstelling in
Philadelphia, scheepte ik mij direct op
nieuw te Tromsoe in en reeds den 15den
Augustus bereikten wij Jenisseï, hoewel wij
verscheidene malen hadden stil gehouden.
De mededeeling van Nordenskiold ein
digen met het bericht, dat hij bezig is voor
rekening van Siberiakoff de stoomboot Fra-
ser uit te rusten, die door hem speciaal
voor dit doel gekocht is. Gepoogd zal wor
den zelfs Behringstraat te beriken met
een lading goederen. Koning Oscar stelde
levendig belang in die onderneming en
heeft er rijkelijk uit eigen middelen aan bij
gedragen.
Zooals men weet is deze expeditie uit
nemend geslaagd. Nordenskiold was de
eerste, die de „Noord-oostelijke doorvaart",
waar onze Heemskerk en Barentz vergeefs
naar gezocht hadden vond. Hij keerde terug
door het Suez-kanaal en werd overal met
de grootste onderscheiding ontvangen.
In 1883 deed hij nog een laatste reis naar
Oost-Groenland, waar hij 115 K.M. landin
waarts trok, zonder het verwachte ijsvrije
gebied te bereiken.
Na dien tijd heeft hij zich voornamelijk
gewijd aan historisch-kartografische stu
diën. Hij publiceerde nog verschillende
werken. Op zijn landgooed Dalbyö bij Lund
is hij overleden.
RADIO-VARIA.
Radio redt een ooglijder.
Een Argentijn was kortelings op bezoek in
Berlijn, toen een oogziekte, waarvan hij reeds
meende genezen te zijn, plotseling vererger
de. Daar hij in Buenos-Aires reeds langen
tijd voor deze ziekte onder doktersbehande
ling was geweest en met het doen van nieuwe
onderzoekingen door Berlijnscthe artsen veel
kostbare tijd zou verloren gaan, terwijl ook
een schriftelijke behandeling te lang zou du
ren, liet de Argentijn een photo van het oog
nemen en zond deze met den transatlanti-
schen beeldtelegraafdienst over naar Buenos
Aires. In acht minuten tij-da wes het beeld in
Buenos Aires zeer duidelijk overgekomen, zoo
dat de arts een oordeel kon vellen en telegra
flsch kon adviseeren welke behandeling
moest plaats vinden.
.Een belofte voor de microfoon.
De Amerikaansche ontdekker Carveth
Wells hield eenigen tijd geleden een lezing
over zijn reiservaringen. Hij heeft een eigen
aardige handteekening, waarvan een gedeel
te een olifant voorstelt, Carveth Wells be
loofde voor de microfoon aan een ieder die er
op gesteld was. gaarne zijn handteekening te
willen toezenden.
Men kan zich echter zijn schrik voorstel
len, toen zich hierop 7000 liefhebbers meld
den ën 'de ontdekker zijn belofte getrouw
7000 malen zijn handteekening moest zetten.
Een verstekeling die door zingen
zijn reis verdient.
In vroeger tijden werd een verstekeling,
die midden op zee ontdekt werd, op niet
zachtzinnige wijze beneden aan het kolen
scheppen gezet, om zijn overtocht te ver
dienen.
De moderne tijd kent echter andere mid
delen. Aan boord van het stoomschip „Ma-
lolo" werd een neger ontdekt, diei als blinde
passagier de reis van San Fransisco naar
Honolulu wilde maken.
Inplaats van hem aan de hoede van den
machinist over te laten, werd hem, daar hij
een bekende negerzanger bleek te zijn, be
volen gedurende de reis voor de microfoon te
zingen met het zich aan boord bevindende
ensemble en op deze wijze mede te werken
om aan boord het contract van de scheep
vaartmaatschappij, om gedurende de reis" een
omroepprogramma te geven, te voldoen.
Deze programma's vanaf schepen midden
op de oceaan, vormen den laatsten tijd een
nieuwe omroepat-tractie. Dikiwijls helpen de
passagiers door eigen repertoires mede tot
het verschaffen van een goed programma.
Ook vanaf het groote passagierschip, de Le
viathan worden dergelijke omroepprogram
ma's midden op zee gegeven.
Wat gek toch, dat beroemde menschen zoo
bekend zijn!
Ik zelf ben nog geen beroemdheid en daar
om, om jullie, mijn waarde lezers, te interes
seeren, moet ik over andere beroemdheden
spreken.
In mijn lange
(of korte?) le
ven heb ik me
nige beroemd
heid ontmoet;
maar ik wil niet
van die vluchti
ge momenten
spreken, die
ieder van ons
heeft beleefd
- zooals ik bij
voorbeeld in de National Gallery Z.M. den
Koning van Italië op den grooten teen heb
getrapt, of toen Briand (mij in Parijs bij ver
gassing heeft gegroet.
Neen, je moet minstens aan zoo'n persoon
worden voorgesteld en met hem een paar
woordjes praten om hem goed te kennen.
Nu zal ik even zien wie er van mijn ken
nissen verdient om ook aan jullie voorgesteld
te worden. Ik ken:
Asta Nielsen,
Den Prins van Wales,
Rachmaninoff,
André Gid«,
Een achterneef van de Koningin van Spanje
(den naam ben ik vergeten),
Charivarius,
Youssoupoff, den moordenaar van Rasputin,
Pouri'schkewitsch (ook een moordenaar van
Rasputin),
Bus ter Keaton,
Den onbekenden soldaat,
Jobann Strauss (niet den echten).
Henny Porten (de echte),
Henry Ford,
Louis Davids,
en ten slotte mijn vriend Vlotor Ivastchen-
ko.
Nu weten jullie allen, waarom al deze
menschen bekend zijn behalve de Onbe
kende Soldaat en mijn vriend Victor.
En dat kunnen
•jullie ook niet we
ten, want beroemd
is de laatstgenoem
de nog niet, maar
hij wordt het vast
en zeker en met het
oog op deze schitte
rende toekomst, zet
ik hem op mijn
lijstje. En ik heb er
goede redenen voor
Victor Alexejewitsch
Trabi-Ivachke-
witsch-Ivastchenko
C1-76 M. lang, een
beetje scheel en
dik) gaat de wereld
een heel rijk van nieuwe sensaties schenken.
Esthetische sensaties.
Laten wij even naar zijn redeneeringen
luisteren
De scheppende kunstenaars doen alles om
onze oogen en oor en te bevredigen; mindere
artisten zorgen voor reuk- en smaak-genie-
tingen. Maar onze tastzin? Wat wordt er voor
gedaan? niets!
En vriend Victor begint een campagne om
ons nieuwe kunstsensaties te brengen. Hij
wil de eerste Gevoels-tentoonstelling orga-
niseeren, waarop de eerste Gevoels-symphomie
te zien, pardon te voelen zal zijn.
Ik zal zijn geheim verklappen (Copyright V.
A. T. I. I. 1931): Er wordt een lage tafel
in de zaal opgesteld, waar de bezoekers voor
bij moeten loopen.
In het half-duister laat men zijn handen
langs de tafel glijden en dan komen de sen
saties; je krijgt eerst onder je vingers een
gladden stalen kogel, aangenaam verwarmd,
dan komt een doosje met zacht zeezand, een
antieke porseleinen servetring, een welrieken
de haarlok, een lapje fluweel eniz. enz.
Dat zal zijn symphonie zijn!
Daarbij wil hij
nog jonge (want de
oude doen zeker
niet mee) beeld
houwers aansporen
om voor de G.-Ten
toonstelling specia
le G.-sculpturen te
leveren: de eene
om met je handen,
de andere met je
voeten of met je
wang te bevoelen.
Zal ons artistiek
genot bij het aan
schouwen van een
beeld van Rae-
decker ofHildo Krop
niet hooger zijn, wanneer wij het even mogen
streelen? En als het nog een beetje naar
citroen-boenwas ï-uikt?
Want misschien zou de Gevoels-Tentoon
stelling met reuksensaties gecombineerd
worden, daar Victor de heeren Coty, Houbi-
gant, Maggi enz., niet als al te groote kunste
naars beschouwt.
Ik wensch mijn vriend veel geluk in zijn on
derneming wie weet of hij niet een Rem
brandt in gevoels-sculpturen wordt? en ik
hoop u allemaal op de eerste G. T. te kun
nen begroeten.
WLADIMER BIELKINE.
door C. C. v. d. W.
V. Ivastchenko.
De Mondaine
Fasching wat merk je daar in Holland
eigenlijk van? Een paar menschen gaan
naar een bal-masquë en het kost eindelooze
overredingskracht van de vrouw om haar
man te bewegen een pak aan te trekken,
dat vooral niet grappig mag zijn. En de
rest van de menschen ziet in de krant al
leen maar lange rijen namen, die hem niet
interesseeren en eerste prijs mooiste dames-
coStuum krijgt de haremdame.
Hier is het anders. Hier wordt Karneval
gevierd van af het eerste oogenblik dat de
zon alles stralen doet en de vlaggetjes en
versieringen wapperen tot dat ja eigen
lijk tot dat diezelfde zon de volgende mor
gen weer verschijnt. De helf van de
menschheid loopt 's avonds gemaskerd over
straat, overal is muziek en zeker in 5 van
de Wein, Bier en Winter Stuben is een spe
ciale avond. Zaterdags is natuurlijk overal
wat te doen en is de geheele gemeente op
de been.
Een avond in de Poesta is wel één van de
hoogtepunten. Poesta Hongaarsche Step
pe stond vroeger in m'n Aardrijkskunde
boek.
Hongaarsche avond dus.
Een klein laag locaaltje met een zij-
zaaltje. Fantastisch licht, versiering, mas
sa's serpentines, confetti en een soort ko
geltjes waar je gemeen op uit kunt glijden
met dansen. Een muurschildering tusschen
de twee randen stelt werkelijk de poesta
voor, met twee dieren erin waar iemand
in een snugger oogenblik bij heeft geschre
ven „Pferd" en bij een kameelachtig pro
fiel ter hoogte van de vensterbank: „Auch
ein Pferd".
Hongaarsche costuums zijn er eigenlijk
niet. Wel een paar kruisingen tusschen iets
Spaansch en Russisch, wat dan toch ook
wel weer in de buurt komt. En bovendien
de onvermijdelijke haremdame en de schets
matig aangekleede mondaine met hooge
hoed. Maar die zijn
overal een algemeen
verschijnsel.
Het publiek be
staat uit veel men
schen, opgepakt
langs de kanten.
Wij zitten met z'n
twintigen rond een
serretafel, die zoo
stampvol staat met
glazen en flesschen
dat er geen sigaret
meer bij kan. In het
midden van de zaal
is een veel te kleine
ruimte open om te
dansen.
Onze schoenmaker
zit er ook in een
5» keurig blauw pak en
lacht joviaal tegen
me. Zijn vrouw is e-rl
ook in *n zacht rose
avondcostuum. Daar
naast zit 't baro
nesje. Ze is blond, 10 jaar en leeft op haar
landgoed met paarden, honden en een paar
millloen.
Haar moeder is er bij. Die is een beetje
gecharmeerd van een aardige jonge inboor
ling, broer van den waard van de Poesta en
verder koetsier op een arreslee. En die aar
dige jongen is op zijn be.urt weer een beetje
verliefd op het baronesje, zoodat het geval
heel ingewikkeld wordt. Dus danst hij met
de moeder en werpt ondertusschen smee-
kende blikken op de dochter.
Verder zijn er de portier van het deftige
hotel, een danspaar, ski-leeraars, 2 maal
Herr Graf, 3 maal Herr Freiherr, en een on
eindig aantal maal „Herr Doktor". Dat
past altijd. Want als bij uitzondering de
man in quaestie niet ergens dokter in is,
is hij er toch altijd wel vereerd mee.
We hebben mutsen gekregen. Geen Hon
gaarsche, maar iets dat lijkt op een ver-
groote editie van een petitfour papiertje. Ik
heb er een studie van gemaakt aan onze
tafel. De paar Hollanders die er bij zijn
zetten ze lollig op één oor, de Beieren
plakken ze nonchalant ergensachter op
hun dikke hoofd en de Pruisen zien er
oogenblikkelijk een studentenmuts in een
laten hem zoowat op hun wenkbrauwen
rusten, zoodat hun
Duitsc-he achter
hoofd er prettig
onderuit bolt. Maar
dit alles maakt het
feest nog niet ge
slaagd. Daar zijn
t» hier eigenlijk twee
f andere dingen voor
noodig: muziek en
wat te drinken.
Want 't fijne is, dat
de menschen hier
de stemming zelf
meebrengen. Ze
verheugen er zich
't heele jaar op, ze
genieten ervan, ze
moeten er echt
alles van hebben,
ze leven zich erin
met hun heele ge
moedelijke vroo-
lijkheid, zoodat
het toch nooit een janboel wordt.
Een sluitingsuur bestaat er niet, zoolang er
menschen zijn gaat 't feest door. En dat is
meestal tot een uur of 6 de volgende mor
gen. Dus hebben ze den tijd en de stemming
stijgt langzaam maar zeker. Hard gewerkt
wordt er verdag in dezen tijd natuurlijk
niet. En wat te drinken is er hier altijd wel:
bier of schnapps of een fleschje wijn, en de
muziek1
Ach, de muziek! Die is alleen al om een
stuk over te schrijven. Ze zitten op een po
dium aan het eind van de zaal: 3 mannen,
een harmonica, een viool en een fluit.
De harmonica is verbluffend goed. Hij zou
opgang maken in het Carlton Hotel in Am
sterdam. 's Is een magere man met een groote
sombrero op. Hij speelt soms langzaam,
soms vlug, trekt en duwt nonchalant aan z'n
instrument en er komt muziek uit. Een tango,
een czardas. Soms zingt hij erbij van Liebe
en Ziganen. Het publiek houdt opeens op met
lawaai maken en luistert, zit langzaam mee
te wiegen en als het tempo stijgt kan je je
beenen niet meer stil houden in een onge-
loofelijke opwindende czardas.
Die man alleen is de heele avond waard. De
man met de viool is minder geniaal. Maar hij
schijnt wel een geniale dorst te hebben en
daar dat nu eenmaal moeilijk te vereenigen
is, neemt telkens een dikke Freiherr met
muzikale neigingen de viool van hem over en
de vlolist zelf duikt in een literpot bier. Zoo
de Prins.
wordt de affaire naar aller wensch geregeld.
De derde man, de fluitist, is tegelijk humo
rist. Een magere kerel, zoo ongeveer 2 Meter
lang, met de dunste pijpestelen-beenen die
ik ooit gezien heb. 't Zijn absoluut Karnavals-
beenen, maar in werkelijkheid moet hij het
er ook mee doen, alleen heeft- hij dan waar
schijnlijk niet zoo'n spanbroek aam Hij kleeft
met z'n teenen aan den rand van het podium,
zoodat het publiek voortdurend in een pret
tige spanning zit dat hij achterover zal val
len. Wat echter nooit gebeurt, want hij staat
in zoo'n snel tempo heen en weer te wippen
dat zijn beenen schijnen te trillen als een
paar springveeren, die te ver waren uitge
trokken en nu teruggeschoten zijn.
Het publiek is enthousiast, brult en klapt,
valt telkens in een andere stemming van hi
lariteit om de beenen in een onovertroffen
czardas-stemming, van een Weener wals in
een versche pot bier, iedereen danst met
iedereen, trekt z'n jas en vest uit omdat het
zoo warm is en doet z'n best toeh maar zoo
veel pleizier te maken als mogelijk is.
Een jonge Berlijnsche arts voelt het meisj'e
dat naast hem zit de pols, het volgende
oogenblik voelen alle menschen aan die tafel
elkaar de polsals een keten gaat het
pols voelen door het zaaltje, links voel je een
pols, rechts wordt jouw pols gevoeld, 's Is stil
dan begint iemands pols zoo hard te
kloppen dat hij ervan begint te schokken
oogenblikkelijk schokt iedereen en is dood
stil en voelt en schokt een paar se
condenDan barst alles los. t Is geen zie
kenhuis hier maar een Hongaarsche avond!
De muziek davert en iedereen, davert mee.
De fluitist-humorist hoor je boven alles uit
in een heerlijk Beiersch: „Goelash Papri-
ca Feuer Czardas! Poesta! Poesta!!
*s WERELDS KLEINSTE POST-
KANTOOR.
In dezen vacantietijd worden de postkan
toren weer druk bezocht. Want, ofschoon
de meesten onzer een hekel hebben aan
brieven schrijven, de eerste ontdekking in
het vacantieoord is toch meestal het post-,
kantoor.
En dan vertelt men later weer thuisgeko
men van de vacantiereizen over de bad
plaats, of het dorpje op de heide, en dan
zegt men, dat het postkantoortje daar zoo
heerlijk primitief en diorpsch was, en zeker
het kleinste, dat er is. i
Maar dan heeft men het geheel mis.
Want het kleinste postkantoor bevindt zich'
in de straat Magalhaes, en bestaat uit een
klein vaatje met een ketting aan de rotsen
gebonden.
Voorbijvarende schepen sturen er een
boot heen, die brieven er uit halen en en
andere inwerpen. Dit „postkantoor" staat,
onder bescherming van alle schepen, die dev
zeeën bevaren.
'r .1
VLEUGELLAM.
Verscheidene zeevogels zijn' weer aam de»
Engelsche kusten opgevangen volkomen
hulpeloos ronddrijvende wegens olie en teen-
op de vleugels. Onlangs kwam een groote
waterraaf in dien toestand aandrijven op
het strand bij Beachy Head.
Badgasten trachtten in dit geval 'de kle
verige massa van de vleugels te verwijderen.
De een hield den snavel dicht met een zak
doek, terwijl een ander het dier probeerde
te reinigen. Doch hun pogingen leden schip
breuk, en tenslotte dreef de vogel weer,
naar zee, niet in staat om te vliegen, ge
doemd te blijven dobberen tot hij van uit
putting zou zijn gestorven.
Dit geval staat niet op zlclï zelf, doch
een zoodanige gebeurtenis komt herhaalde
lijk ovor. De oorzaak is dat schepen, die
met olie gestookt worden, hun afval over
boord v/erpen. Men tracht nu een verande
ring in. deze handelwijze te bewerkstelligen.
Niet alleen de vogels, maar ook de bad
gasten hebben er last van. Want baden ïn
olie is verre van prettig.
RACE VOOR OUDE WAGENS.
Onlangs werden in Engeland auto-races
gehouden voor „oude karren". De eerste prijs
is gewonnen door ee'n Rover van 1903 met
een snelheid van 40 K.M. per uur. De eige
naar, R. Livesey had de „auto" gekocht voor
18 gulden van een Schot, die ten einde raad
was met het vehikel.
Livesey had reeds een heele ronde gereden
vóór het meerendeel der deelnemers de mo
toren op gang gebracht had. Hierbij zullen
wel eenige hartige woorden gesproken zijn!
Wat me doet denken aan het volgende ver
haal uit „Tempo". Een ernstig man met
strenge gelaatsuitdrukking belde bij iemand,
aan. Zalvend sprak hij tot de vrouw des hui
zes: „Ik ben van de vereeniging tot bestrij
ding van het vloeken een vereeniging, wier
doel is alle ruwe, en kwetsende woorden uit
te bannen uit de taal en daarom wilde ik
u vragen
Mevrouw draaide zich om en riep met van
vreugde trillende stem: „Hendrik! Kom gauw
hier! Er is iemand, die je oude auto wil koo
pen
INDIAANSCHE MILLIONNAIRS.
Wiley Post, de een-oogige Indiaan, die met
Gatty om de wereld gevlogen is, komt uit
Oklahoma en hoort tot de Cherokees-In-
dianen.
De geschiedenis der Cherokees is zeer merk
waardig. In de vorige eeuw werd voortdu
rend meer terrein van hen afgenomen dooi
de blanken. Er is hun een reservaat toege
staan maar door allerlei politieke trucs en
draaierijen is hun een zeer dor ge'deelte toe
gewezen, zegt Tit-Bits.
De Indianen sleepten een ellendig bestaan
voort. Totdat op een goeden dag iemand olie
sporen vond in het Cherokee-reservaat. De
volgende onderzoekingen brachten aan het
licht, dat er enorm voordeelige bronnen la
gen verborgen.
Nu is Oklahoma een van 's werelds belang
rijkste oliegebieden. Indianen die nauwelijks
ee'n droog stuk brood verdienden, waren nu
eensklaps millionnair. Zóó rijk werden ze in
één slag, dat als een auto, die hun twaalf
duizend gulden gekost had, het kleinste
mankement opliep, zij den wagen lieten staan
en een nieuwe kochten.
Ofschoon Wiley Post ook tot den stam der
Cherokees behoorde, is hij niet een der rijk
ste leden. Hij was voor zijn vlucht om de we
reld in dienst van den millionair Hall.