LETTEREN EN KUNST
LOUIS CHRISPIJN. t
Radiomuziek der week.
EEN VOORBESPREKING
REPRISE VAN DE SIEGFRIED SAGE.
DIACONIEHUIS DER NED. HERV. GEMEENTE.
HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 15 AUGUSTUS 1931
DERDE BLAD
Louis Chrispijn gestorvendat be
richt zal vooral in tooneelkringen met groot
leedwezen ontvangen zijn. Want in Lou
Chrispijn zooals hij door zijn collega's al
gemeen genoemd werd erkende een ieder
den ras-tooneelspeler. Van moeder's zijde
van Marie van Westerhoven stroomde het
bloed der Majofski's door zijn aderen Chris
tine Stoetz was zijn grootmoeder en van
zijn vader L. H. Chrispijn had hij die
zeldzame gaven meegekregen, die hem jaren
lang tot Neerland's eersten ja, wij mogen
wel zeggen eenigen „jeune premier" hebben
gemaakt. Hij was de jonge rol „par droit de
naissance". Er is zelfs een tijd geweest, dat
ons tooneel slechts op twee jeune premiers
kon wijzen,' op de twee Chiispijns: vader en
zoon!
Van zijn vader had hij de merkwaardige
lenigheid, de prettige losheid, de soepele
vlugheid geërfd, van zijn moeder en groot
moeder de bewonderenswaardige natuurlijk
heid in het spel. Juist in ons land, waar de
jonge acteurs vooral 'n twintig jaar ge
leden bijna allen even „zwaar" speelden,
waar dartele overmoed en blijde levenslust
wel contrabande leken te zijn, trof het spel
van Lou Chrispijn door zijn zeldzame licht
heid en lenigheid. Het was steeds een genot
dit lichte „Fransche" spel te volgen; in hem
zag men onmiddellijk-den speler van ras.
En wat ik misschien nog het meest in
hem heb gewaardeerd nooit heeft hij ge
offerd aan den smaak van het publiek, zelfs
niet in de jaren, toen het gevaar daarvoor
het grootst was, toen hij in den Plantage-
Schouwburg te Amsterdam bij Prot uitslui
tend het luchtige Fransche repertoire speel
de. Ook daar wist hij zijn spel in stukken
als Spaar je hart, Linkerhand, Twintig da
gen achter slot enz. op een hoog plan te
houden, was hij altijd de „fijne" acteur.
Zeer velen zullen zeker nog met vreugde
'en met weemoed tevens, nu hij voor goed is
heengegaan aan zijn grootste succesrol Al
bert, den kellner, in Het Cafétje terugden
ken. Met welk een. levendig entrain speelde
hij die rol. En hoe. wist hij in dat blijspel
tusschen alle vroolijkheid door in dat kleine
tooneeltje met Annie van Ees plotseling een
stemming van ernst te brengen, zóó dat je
'n brok in de keel schoot.
Maar niet alleen in het luchtige blijspel,
ook in het dramatische heeft Lou Chrispijn
prachtige dingen gedaan. In Seminï's Kinde
ren, een slechts heel weinig gespeeld stuk
van Rafaël Verhulst, gaf hij indertijd den
waanzinnigen Alarik met zulk een fantasie
en zulk een kracht, dat wij met de herinne
ring daaraan het moeten betreuren, dat men
Chrispijn zoo zelden de gelegenheid heeft ge
boden in Shakespeare-stukken op te treden,
temeer omdat hij als Slapperman in „De
Vroolijke Vrouwtjes van Windsor" onder re
gie van Royaards bewezen heeft, welk een
voortreffelijk Shakespeare-speler hij was.
Dezelfde gaven, als in Alarik ten toon ge
spreid, waren het, welke in zijn Rotterdam-
schen tijd in Vasantesena als de perverse en
zwakhoofdige prins Samstanaka misschien
Chrispijn's mooiste rol zoo sterk de aan
dacht trokken. Het was zooals Top Naeff
eens schreef een zeer knappe, van vreem
de hartstocht doorhuiverde uitbeelding, waar
in hij aan Moissi deed denken.
Er zijn enkele rollen, waaraan de herinne
ring aan Lou Chrispijn altijd verbonden zal
blijven, omdat wij met zekerheid weten, dat
zij nooit door andere Nederlandsche acteurs
te verbeteren zullen zijn. Zoo zijn Octave in
Monsieur Alphonse, dat in een volmaakt
samenspel met Philomene Kerckhoven
Jonkers tot het beste behoort, dat wij ooit
op ons tooneel hebben gezien! En wie ver
mocht in „Nur ein Traum" als Karl Strabin
zoo de lichte champagne-sfeer op de planken
te brengen als Chrispijn?
In de laatste jaren was Lou Chrispijn als
jeune premier door jongeren vervangen, al
toonde hij nu en dan nog zooals in Recla
me hoe ver hij nog altijd in dit moeilijk
emplooi boven vele anderen uitstak. Maar hoe
hij ook van genre veranderde, zijn losse na
tuurlijkheid een natuurlijkheid, waarbij
men doorgaans niet meer aan komedie
spelen dacht bleef in alle rollen, die hij ook
in de laatste jaren heeft vervuld. Ik denk
hier bijvoorbeeld aan zijn James Fraser in
„De eerste mevrouw Fraser". Hoe fijn en teer
gaf hij daarin den weemoed van den eenzaam
geworden man en de „Sehnsucht" naar het
geluk, dat hij verloren had! En met welk een
zekerheid wist hij met tal van fijne nuances
in zulk een rol steeds op de grens tusschen
blijspel en tooneelspel te blijven! Diezelfde
benijdenswaardige eigenschappen toonde hij
ook in stukken als „Trio" en „De man, die
zijn naam veranderde". In Shaw's helaas
hier niet gespeelde Satan's Kerel stak
Chrispijn als generaal Burgogne ver boven
heel zijn omgeving uit en toonde hij nog eens
overtuigend, welk een uitzonderlijk fijn talent
hij was.
Ja, fijn, dat was Chrispijn als tooneelspeler
in hooge mate. Ik herinner mij niet in mijn
reeds vrij lange loopbaan als criticus, dat ik
hem ooit grof of zwaar heb zien spelen. Een
zeldzaam rijk talent hebben wij met Lou
Chrispijn verloren en vooral in de tooneel-
wereld, waar men dit talent zoo hoog achtte,
zal dit verlies zwaar worden gevoeld. Met
Chrispijn is een onzer meest talentvolle
acteurs heengegaan.
J. B. SCHUIL.
dooi KAREL DE JONG.
Mijn buitenlandscn verblijf behoort voor
dezen zomer weer tot het verleden en ik
kan dus mijn aandacht weer tijdig aan onze
radio-programma's wijden. Verschillende
uitzendingen heb ik daar in den vreemde nog
beluisterd: goede en slechte apparaten waren
het medium. En ik -heb kunnen ervaren welk
een kostelijk bezit een goed radiotoestel voor
de bewoners eener afgelegen, tusschen bergen
ingesloten boerenhoeve is. De aeUhergolven
laten zich door bergruggen niet tegenhouden;
zij bereiken de dalen zoo goed als de hoogten.
En de in eenzaamheid -levenden blijven door
de radio met de wereld in contact. Maar
ik heb ook kunnen ervaren dat voor ons
station Hilversum versterking van de energie
der uitzending geen overbodige luxe zou zijn;
op de korte golf althans is het op eenigszins
grooten afstand moeilijk vindbaar en wordt
het door andere licht vertroebeld.
Bij het doorzien van de programma's voor
a.s. Zondag valt mijn oog op het namiddag-
concert, dat door twee onzer meest talent
volle instrumentalisten, n.l. Carol van
Leeuwen Boomkamp en Theo v. d. Pas ge
geven zal worden, en nu treft het mij dat
alleen van den eersten een portret gegeven
wordt, en daarbij vermeldt staat dat v. d. Pas
hem „begeleidt". Dit is een onbillijkheid-
tegenover den pianist, d e een minstens ge
lijkwaardige rol als den cellist heeft. In
de Sonate van Grieg treden -beiden als kamer
muziekspelers op en verder speelt elk drie
solonummers. Over die cello-sonate van Grieg
heb ik al eens iets opgemerkt, nJl. ten op
zichte der factuur; over de 'vele motiefher
halingen, die de plaats van een logische ont
wikkeling in de doorwerking innemen. Het
werk heeft een brillont, concertant karak
ter.
In het eerste hoofddeel ontbreken de arpeg
gios, die in een -rechtgeaard cello-concert on
misbaar zijn, niet; het Agadio is vervuld van
pathos,, dat zich na de eerste maten al baan
breekt. De finale begint met een inleiding
voor cello-solo, die aan het einde der door
werking versterkt door het klavier terug
komt en ook do oh dan in de grootst mogelij
ke 'klankontwikkeling, het werk besluit. Het
thematisch materiaal is van uitgesproken
Noorschen aard en -gemakkelijk in *t oor lig
gend evenals dat van Grieg's pianoconcert.
Den avond van denzelfden dag zal men
v. d. Pas nogmaals kunnen hooren, doch dan
onder de auspiciën der V.P.R.O. en in werken
van geheel ander karakter dan 's namiddags.
De Variaties van Beethoven op het eigen,
chaconne-achtige thema vertoonen hier en
daar nog virtuoze allures, maar bij de inter
mezzi van Brahms is elk spoor van uiterlijken
glans ver te zoeken. Al die laatste piano-
werken van Brahms, „tiefsinnige Monologe",
zooals een biograaf ze noemt zijn volkomen
verinnerlijkte kunst, die naar buiten stroef
schijnt, en een ernstig, voor een groot deel
zelfs zwaarmoedig karakter bezit. Die ernsti
ge toon verloochent zich ook in het capriccio,
dat tot de klavierstücke op. 76 behoort, niet,
hoewel dit opus velejaren vroeger geschre
ven werd dan de Intermezzi op. 116, 117, 118,
119. Voor v. d. Pas veelzijdigheid als uitvoe
rend kunstenaar pleit het feit, dat hij op één
dag Grieg, Albeniz, Liszt, Sweelinck, Beetho
ven, Bach en Brahms zal vertolken, Hoe een
componist uit een kort motief een geheel stuk
ontwikkelen kan, op nog andere wijze dan
Grieg, dat in zijn cello-sonate deed, kon men
hooren uit de finale van het strijkkwartet
van Mozart, dat Zondagnam. door Forth
Reg. uitgezonden wordt. Het motief bestaat
hier uit slechts twee achtste-noten, doch welk
een van geest tintelend stuk hoeft Mozart
daarop gebouwd! Van dergelijken arbeid
blijft trouwens het eerste hoofddeel van
Beethoven's Vijfde Symphonie een klassiek en
moeilijk te evenaren voorbeeld. In het zoo
even genoemde kwartet van Mozart biedt o.a.
ook het Trio der Menuet merkwaardigheden
en wel in harmonisch opzicht; het wijkt n.l.
op dit punt van de gewone regels af. De
Menuet zelf staat in Es, en men zou dus ver
wachten dat het Trio in Es of As zou staan.
Maar het eerste deel van het Trio begint in
c. min. en sluit in Bes; het tweede deel vangt
in g. min. aan om ook weer in Bes te sluiten.
Dit is voor Mozart, die erg aan het formeele
hechtte, wel zeer revolutionnalrl
Het programma van het orgelconcert van
Maandag-voormiddag (A.V.R.O.) brengt mij
de bescheiden en teruggetrokken persoonlijk
heid van wijlen J. B. de Pauw, den eminenten
organist, weer voor den geest. Ouderen van
dagen zullen zich de voortreffelijke bespe
lingen van het orgel in het Paleis voor Volks
vlijt (dat nu ook al een paar jaar „wijlen" is)
nog herinneren. Na het staken dezer concer
ten en het vervallen van het orgel heeft nie
mand de Pauw ooit meer in 't openbaar als
solist gehoord, noch op 't orgel, noch op het
klavier, dat hij eveneens meesterlijk be-
heerschte. Wars van publiciteit gaf hij er de
voorkeur aan binnen de muren van het Con
servatorium te werken en voor zijn talrijke
leerlingen een betrouwbaar mentor te zijn.
Geen onder hen die zijn nagedachtenis niet
dankbaar eert. En van zijn vele composities
heeft hij het grootste deel zelf vernietigd;
slechts een paar zijn uitgegeven, en dit mis
schien nog tegen zijn wil. Een van deze zal
door Hasselaar worden gespeeld. De Pauw's
bescheidenheid en zelfkritiek vormen wel een
tegenstelling met de vrijmoedigheid waarmcè
vele anderen composities van zeer twijfel
achtige waarde op de drukpers werpen!
Belangrijke oude muziek biedt het pro
gramma der N.C.R.V. van Maandagnamiddag.
Ik wil vooral wijzen op de beide preludiums
en fugas uit het Wohltemperiertè klavier,
die demonstreeren kunnen hoe voor Bach de
strenge kunstvormen geen beletsel waren
om zijn fantasie op de meest verscheiden
wijze te uiten. De elegante, roccoco-achtige,
aan de manier van den schilder Watteau
herinnerende aard van de beide Fis maj.
stukken (No. XIII) en de ernst en hartstoch
telijkheid van het preludium in es min.
welk een diametraal verschil. En dan de ge
weldige opbouw van de es min. fuga, waarin
de ophooping van contrapuntische kunsten
als over elkaar schuiving, omkeering en ver
grooting van het thema den gang en de
ontwikkeling geen oogenblik stremt, zoodat
het stuk ook voor het oor van den leek tot
het einde toe boeiend blijft!
Daventry Nat. brengt a.s. in de „Grond
slagen" strijkkwartetten van Beethoven. Voor
de echte muziekliefhebbers dus een waar
festijn, dat geen verdere aankondiging of
aanbeveling van noode heeft.
De „Tristan und Isolde" uitzending van
Dinsdagavond zou voor velen wel eens een
teleurstelling kunnen worden. Het komt me
voor dat deze „Unendliche Melodie" en chro
matiek voor hen, die niet met den inhoud
van het muziekdrama goed vertrouwd en
bovendien van een klavieruittreksel voorzien
zijn, gauw onverstaanbaar en langdradig
moet worden.
Dicht naast elkaar vind ik de orkest-Suite
in D van Bach, en de daaruit genomen Aria
voor de g-snaar der viool, de eene uit Da
ventry, de andere uit Parijs, beide Woensdag.
Over de bewerking van het beroemde Air
door Aug. Wilheling is menig afkeurend
woord gesproken. Het is waar dat de verleg
ging der hoofdmelodie, die in 't orkest dooi
de 1ste violen gespeeld wordt, naar een la
ger register (de g-snaar) een ander karakter
aan het stuk geeft, maar Bachs polyphonie
verdraagt- deze omzetting wel en het Air is
ook als solo-vioolstuk mooi. Ik voor mij kan
dus de bewerking niet zóó verwerpen als vele
anderen.
De „Kreislerlana" van Schumann (Mün-
chen Donderdag) zullen velen van dezen tijd
wel eenigszins verouderd lijken. In elk geval
voelen we romantiek en fantastiek dezer vrij
uniforme composities, die evengoed een an
deren of in 't geheel geen titel konden dra
gen, lang niet meerzoo aan als de men-
schen van een eeuw geleden.
Er is gelukkig ook kunst die niet ver
oudert!
FILMKUNST.
UIT „DE NIBELUNGEN".
De beste film van Fritz Lang.
De aankomst in Brunhilde's "burcht.
In ejn tijd, toen film nog stiefkind was van
een verdacht ouderpaar, toen het aantal
pogingen om zuivere film te maken, nog
door een getal van één cijfer vertegenwoor
digd werd, maakte Fritz Lang „De Nibelun-
gen". Het was de Siegfried Sage die door de
serieuze filmcritiek werd begroet, als een
product dat een nieuwe aera inluidde. En
hoewel wij toen, ook in dit blad, reeds voor
spelden, dat de door Fritz Lang gevolgde me
thode nimmer zou kunnen leiden tot waar-
achtig-zuivere filmkunst, moesten wij toch
eonstateeïen, dat hier volkomen gebroken
was, met een sleur, met een door en door
verworden traditie, kortom, met de triviali
teit en de gemeenplaats in de filmindustrie,
Lang's werk heeft daarom dezelfde betee-
kenis als de arbeid van die pioniers, die eer
der al dan hij een geheel anderen weg zoch
ten, dezen weg dikwijls (en aanvankelijk
zonder uitzondering) in een verkeerde streek
zochten, maar alleen al om het feit dat zij
ten stelligste van koers veranderden, de film
kunst een enorm eind op streek hielpen.
Later is gebleken en wij schreven het
trouwens reeds bij de première van de film
dat tenslotte ook Lang al had hij iets
nieuws en iets levends geschapen en iets
waarmede het andere werk van dien en
zelfs veel lateren tijd. eenvoudig in de verste
verte niet t-e vergelijken was, nog niet dien
typischen polsslag aan zijn schepping had
1856 Augustus 1931.
Op 28 Augustus a.s. zal het 75-jarig bestaan
van het welbekende Diaconiehuis der Ned.
Herv. Gemeente aan de Jansstraat gevierd
worden.
Eén der diaken-regenten was zoo vriende
lijk, ons een en ander van dit oude huis. be
stuur en inwonenden te vertellen.
Het doel van het Diaconiehuis is: huisves
ting en verpleging van oude en gebrekkige
lieden. Opgenomen worden bedeelden (ali-
mentanten) der Diaconie boven de 65 jaar;
behoeftige lidmaten der Ned. Herv. Gemeente
eveneens boven de 65 jaar, die minstens één
jaar kerkelijk alhier zijn ingeschreven; ge
brekkige lieden (lidmaten der Ned. Herv.
Gem.), mits voorzien van een attest van een
door het bestuur aan te wijzen, arts; gehuwde
lieden van gemengd huwelijk alleen dan, als
het hoofd van het gezin tot de Ned. Herv. Ge
meente en de vrouw tot de Evang. Luthersche
Gemeente behoort, ingevolge nadere bepalin
gen van het desbetreffend wederzijdsch con
tract met regenten van het Evang. Luthersch
Wees- en Armhuis.
Boven het getal alimentanten kunnen bij
beschikbare ruimte en na behoorlijk onder
zoek, personen worden opgenomen als be
stedeling tegen een door het bestuur vast te
stellen tarief. Om als bestedeling te worden op
genomen wordt vereischt: bij voorkeur lid
maatschap van één der Hervormde Kerkge
nootschappen of van de Bisschoppelijke Cle-
resie der Oud-Roomsche Kerk; goed zedelijk
gedrag en zoo noodig een borgtocht.
Op het oogenblik worden bijna honderd ali
mentanten en bestedelingen verpleegd.
Tot 1854 was het eigenlijk een burgerlijk-
kerkelijke Armverzorging. Dat wil zeggen een
burgerlijke regeering en kerkelijke besturen
van allerlei kerkgenootschappen deden dit te
f amen.
Toen in 1854 de nieuwe Armenwet kwam,
werden die twee lichamen gescheiden. Elke
kerkelijke gemeente was verplicht, voor haar
eigen armen te zorgen. Het armenwezen was
toen natuurlijk nog niet zoo ontwikkeld als
tegenwoordig. Sinds 1810 was het oude mili
taire hospitaal aan de Kinderhuisvest het Ge
reformeerd Aalmoezeniers- en Armenhuis.
Toen de nieuwe wet in werking trad besloot
de Ned. Herv. Gemeente in 1855 een eigen
Diaconiehuis te stichten omdat in het Aal
moezeniershuis verpleegden van alle gezind
ten zaten. Bovendien was dit gebouw heel oud
en ondoelmatig en de verpleging was ook niet
in overeenstemming met de meest eenvoudige
eischen, die daaraan gesteld mochten worden.
De Diaconie besloot toen het huis in de
Jansstraat, toebehoorende aan G. Scholten
en dat vroeger een kostschool was, voor
f 24-500 aan te koopen. In 1855 werd dit ge
bouw tot Diaconiehuis ingericht. Er werden
zeven regenten uit de Diaconie benoemd en
op 29 Augustus 1856 werd het huis geopend.
Het werd ingewijd door Ds. F. C. Hinlopen,
toen predikant bij de Ned. Herv. Gemeente
te Haarlem,
Er werd begonnen met vijftig verpleegden.
Aanvankelijk werden hier ook kinderen ver
pleegd, maar dit is later afgeschaft. De ver
pleging stond toen nog niet op zulk een hoog
peil als tegenwoordig. Thans is er in het huis
een heel goede ziekenafdeeling onder leiding
van Dr. M. Eeftinck Schattenkerk. Er is een
diacones als hoofdzuster en drie zusters.
Vroeg-r stond alles onder leiding van een
„vader" en een „moeder", maar een ideaal
toestand was dat niet. Sinds anderhalf jaar
is dit verouderde instituut afgeschaft. Het be
heer wordt nu gevoerd door een directeur en
een directrice, namelijk door den heer Th.
Ziegenhardt en diens echtgenoote- Alles gaat
nu veel beter. De verpleging is gemoderniseerd
dank zij het feit, dat de heer Ziegenhardt, die
lid is van de Broederschap van Diakonen, van
1908 af doorkneed is in het verplegingswerk.
Verder is er een kok en de geheele adminis
tratie wordt op uitstekende wijze gevoerd door
den heer C. Nel, den bekenden artistieken or
ganisator van bazars, die het volgend jaar als
administrateur zijn 25-jarig jubileum hoopt
te vieren. Ook dit werk is dus in goede
handen.
Uit den aard der zaak is de ziekenafdeeling
dikwijls bezet, omdat het hier patiënten be
treft met ouderdomsgebreken. Zij hebben het
uitstekend naar hun zin.
De bestedelingen hebben aparte kamers-
Er is een bestuur van zeventien diakenen,
die ambtshalve regenten zijn. De heer B. Ser-
née Jr., eere-diaken, is praeses der regenten.
Ondervoorzitter is de heer J. C. Cramer en
scriba de heer S. Bakker.
Regentessen zijn Mevr. A. Kleijn—-Ratering
en Mevr. J. Bouwman .De overige regenten zijn
de heeren P. Schuuring, A- Ph. Romeijn, C.
Fortgens, notaris T. Bruyn Pzn., Sj. de Vries,
J. P. de Klerk, A- E. Beekman, K. J. Dijkstra,
Dr. A. de Vries. K. Groot, A- J. Rijkhoek, C. de
Wijman, W. P. J. Overmeer en Mr. A. H- Vaags.
Van de vroegere regenten is de heer J.
Blom, eere-diaken, nog in leven.
Een wandeling door het gebouw
Tot zoover de mededeelingen van den re
gent.
Door den directeur, den heer Th. Ziegenhardt,
werden wij vervolgens in de gelegenheid ge
steld. om het huis aan de Jansstraat te be
zichtigen. Wie langs dezen bekenden ouden
gevel wandelt, zou niet vermoeden, dat daar
binnen zooveel groote en hooge zalen en lange
marmeren gangen zijn. Rechts van den in
gang ligt de groote algemeene conversatiezaal
waar 's winters, als de oude menschen dan
niet naar de Groote Kerk kunnen gaan, gods-
öi (oefeningen worden gehouden. Daar aan
die gezellige tafeltjes worden heel wat on-
derwex-pen van den dag besproken. Bij ons
bezoek zaten vier oude bewoners genoeglijk
met elkander te domineei-en. „Die kleine wint
natuurlijk weer alles," zei ons één der spe
lers, wijzende op zijn partner van ver over de
tachtig jaar. De verpleegden genieten een
groote vrijheid; zij mogen eiken middag gaan
wandelen en de kenmerkende Diaconiehuls-
kleeding is afgeschaft.
Links van den ingang ligt de kamer van den
directeur met haar fraaie midden 18e-eeuwsch
behangschildering van Augustien in 1758. Heel
stemmig en deftig is de groote bestuurskamer
en modern ingericht is de ruime keuken.
Langs een lange verbindingsgang (alle ka
mers en gangen liggen gelijkvloers) komt men
in de ziekenafdelingen voor vrouwen en
mannen. In de afdeeling voor vrouwen lig
gen op het oogenblik vijf patiënten en de
mannen-afdeeling was geheel leeg. De alge
meene gezondheidstoestand laat dan ook niets
te wenschen over. Dit kan ook haast niet an-
dex-s, als men ziet, hoe bij alles de grootste
hygiëne wordt beti-acht. Alle zalen, kamers,
gangen en vooral de vloeren de trots van
de vriendelijke directrice zijn kraakzin
delijk.
De verstandhouding tusschen directeur en
verpleegden laat ook niets te wenschen over.
Die is van den meest vriendschappelijken en
gemoedeïijken aard. De menschen zijn dan
ook uiterst tevreden. Dat bleek ons uit een
gesprek tusschen den directeur en een ver
pleegde, die het volgend jaar zijn gouden hu
welijksfeest hoopt te vieren. Hij vertelde, dat
hij van de week getracteerd was en zulk een
„fijnen" dag had gehad. „Ik heb een heer
lijk maal gehad," zei hij en bij de herinnering
daaraan glinsterden nog zijn oogen, „koek bij
de koffie, krentenbroodjes en cadetjes. En.
tja, wat hebben oude menschen dan eigenlijk
nog méér noodig!"
De oudste .inwoonster is 93 en de oudste
mannelijke verpleegde 90 jaar. Er worden ook
een paar blinden verpleegd.
Alle groote slaapzalen zijn eenvoudig maar
hoogst zindelijk ingericht. Aan de wanden bo
ven de bedden der vrouwen hangen vele por
tretten en andere dingen, die voor haar even-
zooveel kostbare herinneringen aan het vroe
gere eigen huishouden zijn. Successievelijk
worden alle oude bedden verwisseld voor meer
moderne. Hierbij wordt echter rekening ge
houden met den wensch van een enkele pa
tiënte ,die zóózeer aan haar oude bed gehecht
is, dat zij er niet van scheiden kan.
De mannen hebben nog een aparte rook
kamer.
En alle patiënten mogen gebruik maken
van een verrukkelijken, grooten tuin, die ach
ter het gebouw ligt, en die vol is met prach-
tig-bloeiende heesters en bloemen en die tal
rijke aardige zitjes bevat. Tijdens ons bezoek
zaten daar aan een tafeltje vijf vrouwelijke
patiënten genoeglijk met elkaar te kouten.
„Het is een lust," aldus vertelde ons de direc
teur, „deze vijf vrouwtjes af en toe tweestem
mige liederen te hooren zingen- Dat klinkt
werkelijk heel verdienstelijk."
Ook de lange gangen in het huis worden
opgevroolijkt met geraniums en andere bloe
men in de vensters.
In een hoekje van den tuin staat de groote
bergplaats voor brandstoffen. Per jaar wordt
in het Diaconiehuis ongeveer 40.000 ton an-
thraciet verstookt.
Tenslotte kregen we nog een kijkje op de
oude zolders met hun zware massieve eiken
binten. Hier zijn de bergplaatsen voor over
complete bedden, kleeren, enz. En als een her
innering aan den ouden tijd (het huis dateert
uit de zestiende eeuw) vinden we hier nog een
groot houten rad, dat vroeger gebruikt werd
om graan naar boven te hijschen.
We hopen, dat regenten en directie op 28
Augustus zullen ondervinden, dat hun
menschlievend werk door velen gewaardeerd
zal worden,
gegeven, die de zuivere onafhankelijke film
der moderne Fransche en Russische pioniers
kenmerkte.
Dat Fritz Lang toen echter al een film ge
maakt heeft, die in alles afwijkte van wat
te doen gebruikelijk was, is op zich zelf al
verbazingwekkend genoeg, maar van nog
meer beteekenis is het, dat „De Nlbelungen"
den tijd getrotseerd hebben (en in de wereld
van de film gaat de tijd aanmerkelijk sneller
dan in andere geestelijke en cultureele gebie
den). Den tijd getrotseerd: want allen die
Vrijdagavond nog eens naar het Luxor-Thea-
ter getogen waren, zullen opnieuw onder den
indruk gekomen zijn van deze film, van de
reine, picturale schoonheid, van de zoo ge
voelige vlakverdeeling, het licht, de nevels,
de typisch-cinegrafische architectuur, en het
technische meesterschap, dat in deze roman
tische tafereelen-symphonie zoo duidelijk tot
uiting komt.
De stijl moge verouderd zijnde sfeer
vermocht ons nog geheel te boeien en het
was met bewondering dat wij nog eens dach
ten aan de stoutmoedigheid van een regis
seur, die in een periode van snel om zich
heen grijpende en zeer besmettelijke ont
aarding, met een dergelijk, in zijn sooi-t zeer
zuiver en eenvoudig, wegbereidend filmwerk
voor den dag dorst te komen.
De directie van het Luxor-theater hco'ft or
in ieder geval goed aan gedaan in dezen tijd
van het oorverdoovende lawaai der geluids
films, met een reprise te komen, van één der
merkwaardigste en beste films uit een reeds
lang voorbij tijdperk.
Wij hopen dat deze geste in Haarlem op
prijs gesteld zal worden.
L. A.
Brunhilde.
Het overige gedeelte van het programma
is gewijd aan een journaal, een komische
film en een bijzonder interessant bezoek aan
China en wel in het bijzonder aan „China
op het water"; de Chineezen in de duizen
den woonscheepjes, het wel zeer primitieve
middel, tegen een nijpenden woningnood.
Op het tooneel een muzikaal heei'schap,
dat met zeer veel succes zijn slag-instrumen
ten bespeelt. De naam van dezen variété-
kunstenaar is Charly Copera.
Zijn enthousiaste luisteraars dwongen hem
tot het geven van een toegift.
Reprise van „Die Drei von der
Tankstelle". Hans Shishtl's
Marionetten op het tooneel.
Dat de film „Die Drei von der Tanksteiie
nogmaal voor het Haarlemsche publiek zou
worden gedraaid, was, gezien het succes van
den vorigen keer, te verwachten. Velen zullen
dit origineele product van Wilhelm Tiele
een tweeden keer willen zien en hun.wlen de
amoureuze lotgevallen dezer drie „ridders
van de benzinepomp", nog onbekend zijn,
kunnen we een bezoek aan de Palace ten
zeerste aanbevelen. Vrijdagavond heeft de
romantische benzinepomp een stampvolle
zaal getrokken.
Van het voorprogramma dient allereerst
het artistieke marionettenspel van Hans
Shishtl te worden genoemd. De verschillen
de tafereeltjes, die opgevoerd worden, ge
tuigen van een verrassende techniek. De
poppen kunnen achteeren, dansen, draaien,
kronkelen op een wijze, die groote bewonde
ring yoor den maker van dit spel afdwingt,