H.D. VERTELLINGEN
Ontvangen boeken.
JONGENSBOEKEN
HAARLEM'S
DAGBLAD
Rubriek voor vragen
HAARLEM'S DAGBLADWOENSDAG 26 AUGUSTUS 1931
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden).
Henrikson
door
HASSE ZETTERSTRÖM.
I>e groote eetzaal van het hotel was vol
gasten. Maar de kellner, die mij herkende,
bezorgde mij niettemin een plaats bij het
raam. Ik bestelde mijn eten en dacht:
„Wat mooi! Voor mij ligt de groote zee,
geen vervelende, grijze rij huizen en om mij
heen het gezoem van nieuwe, vroolijke
menschen". Ik keerde mij om en overzag de
zaal.
De sneeuwwitte tafellakens glommen, de
glazen rinkelden en het gepraat steeg en
daalde, maar stokte nooit. De dames waren
niet eleganter dan die, welke ik in stad
had gezien, maar mooier. De zon had haar
armen en gezichten bruin gebrand. En daar
enboven droegen zij groote, breedgerande
hoeden ter bescherming tegen de zon.
De zeewind kwam door de groote open
ramen binnen en met diepe teugen genoot
ik van de frissche, zoutachtige lucht.
„Van deze week moet je goed gebruik
maken. In een paar dagen ben je precies
even bruin als de anderen. Wat zullen zij
zich verwonderen, wanneer je terugkomt!"
dacht ik.
De kellner bediende en vroeg:
„Woont U hier in het hotel?"
„Neen, het was vol. Ik heb de kleine kamer
bij Henrikson gehuurd. Die is heel netjes".
„Bij Henrikson? Den bakker??"
„Ja. Hebt U daar iets tegen?"
„Ik weet verder niets. Maar Henrikson
Toen ik gegeten had, ging ik naar het ter
ras. De zee was blank en stil. Lichtblauwe
sigarenrook steeg loodrecht omhoog. Het
orkest speelde een van de laatste straat
deunen van het vasteland en aan de tafel
naast mij zongen zij het refrein mee. Het
was een gezelschap jonge dames en heeren.
Zij dronken koffie en likeur uit kleine, ge
slepen glazen, die in de zon schitterden.
„Goed, dat ik deze menschen niet ken,
anders was mijn geheele week bedorven.
Ik ben blij
Een van de jonge heeren was opgestaan
en kwam naar mij toe. Het was Alexander.
„Ik had niet bepaald verwacht, je hier te
ontmoeten", zeide ik. „Ik ben hier eigenlijk
heengegaan, omdat ik niet met je behoef
samen te zijn".
„Ik heb Je al in de eetzaal gezien", zeide
Alexander. „Je hebt er komisch uitgezien in
je eenzaamheid. Ik zou je voor het overige
allang aan die dolle menschen daar hebben
kunnen voorstellen, die ik hier heb ont
moet. Let eens op, je zult zeer bevriend met
hen worden".
„Neen", zeide ik ernstig, „ik ben hierheen
gereisd, om na den winter, dien ik in je ge
zelschap heb doorgebracht, tot mijzelf te
komen. Trek je alsjeblieft terug en laat mij
met vrede, beste vriend! Neem je hoed af
en zeg: Pardon, ik heb mij vergist! En zorg
er voor, dat wij elkaar een week lang niet
pntmoeten".
„Waar woon je?"
„Bij Henrikson". Het speet mij onmiddel
lijk, dat ik hem het adres had gezegd.
„Bij den bakker?! Dat kan je niet!"
„Waarom niet?"
Alexander stond op en riep zijn gezelschap
toe: „Jongelui, hij wil liever, dat wij bij
hem komen zitten!"
Bravo, uitstekend! Wij komen dadelijk",
antwoordden allen tegelijk, en in een oog-
Wenk was ik „een hunner".
„Is het waar," zeide een jongedame met
tamelijk echt, goudblond haar, „dat u bij
Henrikson woont?"
„Ja", zeide ik, „kunt u zich zoo iets ver
schrikkelijks voorstellen, ik woon bij Hen
rikson. Maar zegt u mij nu eens in ver
trouwen, wat hebben de menschen eigenlijk
tegen Henrikson?"
De dame antwoordde niet. Haar blik hing
aan Alexander, die met zijn glas tegen de
zon in iets onzinnigs en doms declameerde.
De tijd verstreek. Ik keek op de klok. Het
was al half drie in den morgen. Ik stond op.
Alexander merkte mijn voornemen en riep:
„Naar huis gaan? Naar huis? Naar Hen-
Dwalenden, door Alex Frank,
(Amsterdam, Van Kampen Zn.)
Verdoemenis, door Alex. Boole-
man, (Amsterdam, Andries Blitz)
en een beetje „Jankef" door Sam
Goudsmit (Amsterdam Querido).
Het zal nog niet zoo gemakkelijk vallen, uit
te maken welke van de twee Amsterdamsche
Alexanders mettertijd Alexander de Groote
zijn zal. Booleman en Frank zijn beiden in
teressante werkers in het litteraire veld, die
voor geen arbeid terugdeinzen. MLisschien ra
den wij mis, maar we zouden zoo vermoeden
dat Booleman wat ouder en scherper, Frank
wat jonger en droomzieker kunstenaar is. WIJ
mogen misschien verder nog gissen dat bei
den voor den schrijver Querido een groote be
wondering koesteren en tot een vrij groote
groep daardoor behooren, die kunst weet te
scheppen uit langdurige observatie en gron
dige documenteering. Het is juist bij Frank
dat wij meenden meer neiging tot idealisee-
ring aan te voelen en daaruit tot zijn jeugdi
ger leeftijd concludeerden. Er is bij de beide
Alexanders een zelfde belustheid op grooten
omvang, op uitzetting van de stof, die daar
om niet direct breedsprakigheid behoeft te
beduiden, doch wel op een bewusten tegenzin
in concentratie wijst. Doch het is waarschijn
lijk dat langjariger beoefening van het edel
schrijversvak vanzelf een economischer ge
bruik der middelen bijbrengt, tenzij we hier
met een ras-eigenschap te maken hebben, die
den Hollandsch-Joodschen auteurs uit eigen
natuur die snel-vloeiende woordenreeksen
ter beschikking stelt. Voor het eerste zou plei
ten dat een schrijver als Sam Goudsmit,
wiens „Jankef's oude sleutel" wij nu al een
jaar op tafel hadden liggen, om het nu weer
eens met Booleman en Frank te vergelijken,
wel degelijk tot een artistieker zelfbeheer-
sching gebracht heeft. Goudsmit's boek, waar
ik wel van ben gaan houden, lij kt me ook
zuiver technisch gezien, veel geslaagder dan
die der Alexanders welke evenwel boeiend
blijven door hun zwaar-bedocumenteerde
milieu-schildering.
En daarover zullen wij trachten iets na te
vertollen om uw belangstelling gaande te
maken voor een paar nieuwe vertellers, die
dat zeker verdienen.
In „Verdoemenis" wordt ons het leven van
een speler gegeven, uitvoerig: het slacht
offer vallend van kwaad tot erger, tot de
rikson?!!! Wij brengen je! De heele bende!"
Henriksons kleine huis lag geheel alleen
buiten het eigenlijke dorp. Met het elegante
badhotel had het niets gemeen. Het huis
had maar een verdieping. Op den beganen
grond had Henrikson zijn bakkerij en
daarachter woonde hij zelf. Zijn beide
knechts hadden hun kamer tegenover de
bakkerij en op de eerste verdieping lag mijn
kleine kamer.
Het geheele gezelschap bleef een stuk voor
het huls staan en Alexander zeide:
„Hier woont hij, hier woont hij en Hen
rikson!"
Het was licht alsof het dag was, de sche
mering steeg in het Oosten op, het kleine
huis lag daar stil en zonder leven; aan den
eenen hoek van het huis bloeide een vlier-
boschje.
In den tuin stond Hendriksons wagen, een
groote wagen, waarmede hij meel van den
trein haalde. Hij was nog wit van het stof
en er lagen een paar leege zakken over den
dissel.
Wij waren den tuin genaderd, toen
Alexander zeide:
„Wij zullen Henrikson een poets bakken!
Wij zullen zijn wagen op het dak zetten!"
„Goeden nacht!" zeide ik snel. Bedankt
voor vanavond. Het is mij bijzonder aange
naam geweest!"
Dus namen wij gezamenlijk den wagen uit
elkaar. Het ging gemakkelijker, dan ik ge
dacht had. Ik kroop op het dak en zij reik
ten mij de wielen aan.
Alexander kwam daarna ook naar boven
en wij werkten in het zweet van ons aan
gezicht. Ik voelde mij tien jaar jonger. Wij
brachten allengs den geheelen wagen op
het dak en ik en Alexander zetten hem in
elkaar.
Het huis was rustig. Niemand werd
wakker.
De wagen stonda voltooid op het dak, pre
cies even stil en ernstig als hij op de aarde
had gestaan. De leege zakken hingen weer
op den dissel.
Alexander klauterde weer omlaag en ik
ging naar mijn kamer en maakte zacht het
raam open.
De ochtendlucht sloeg naar binnen en
speelde met het gordijn. Ik keek naar bul
ten en wenkte het gezelschap, dat op de
teenen naar het hotel sloop.
Ik ging naar bed en sliep met een glim
lach in, maar in mijn slaap voelde ik een
grooten wagen op mijn borst en de wielen
draaiden, draaiden
Henrikson was een man van middelbaren
leeftijd, grof gebouwd, met ernstigen, bijna
peinzenden kop op twee breede schouders.
Wij zagen elkaar een paar maal, toen ik
uitging, nooit als ik thuiskwam.
De groote wagen stond weer op zijn plaats
en de leege zakken hingen evenals tevoren
op den dissel.
Toen mijn week om was, vertrok ik. Ik
kreeg de rekening op mijn kamer. Daar stond
op:
„Voor losjie een week Kr. 20.
„Logies alleen is niet heelemaal juist",
zeide ik tot het meisje en voegde er aan toe:
„Afnemen van een wagen van een dak:
Kr. 10."
En gaf haar 30 Kronen.
Het meisje kwam terug, bracht het biljet
van 10 Kronen terug en zeide:
„Mijnheer Henrikson laat zeggen, dat
meneer niets voor het naar boven brengen
heeft berekend, daarom wil hij ook niets
nemen voor het naar beneden brengen".
Onderweg naar het station vroeg ik den
koetsier:
„Vertel mij eens, wat is er toch eigenlijk
met dien Henrikson?"
„Hij heeft wegens vervalsching en bedrog
drie jaren gezeten".
„Dat had ik bijna gedacht", antwoordde
ik, „hij is een van de fatsoenlijkste men
schen,, die ik ken!"
dood er op volgt. In den aanvang zijn het
burgerheeren die een gokspelletje spelen, na
den kegelavond. Later is het milieu al een
beetje meer opzettelijk gok-an-sich, in een
besloten sociëteitje en daarna maken wij nog
in alle details het super-gok, roulette, en der
gelijke mede in een geheimzinnig speelhol,
waar goudgegallonneerde bedienden en on
verstoorbare croupiers aan het rondvliegen
van bankjes van duizend gewend zijn. De tra
gische held van deze historie heet Slachter,
zoo nu en dan wordt hij zelf eens afgeslacht,
om er daarna weer eens bovenop te komen,
doch om eindelijk, na velerlei avontuur, waar
bij ook van liefde en vrouwen gepraat wordt,
in den donkeren Amstel te belanden. De heer
Booleman heeft van spel en spelers een
klaarblijkelijk grondige studie gemaakt. Er
wordt veel jlddish in gepraat en een woorden
lijst aan het slot zal den lezer vaak te hulp
moeten komen. Buitengewoon sympathiek is
het gezelschap uiteraard niet en je moet er,
als acteur, wel een drommelsch plezier in
hebben om zoo'n stelletje zoo indringend te
bekijken en dan bijna fotografisch weer te
geven. Dat zoo toevallig neergeschreven
woord typeert misschien wel een beetje
Booleman's arbeid. Er is hier wel een zeer
knappe fotograaf aan 't woord, die tegelijker
tijd het gesproken woord opvangt, om het op
een gramophoonplaat vast te leggen. Vooral
in den aanvang, als het kegelavondje gok-
partij wordt lijkt de opneming buitengewoon
exact.
Het zou mij niets verwonderen zoo de
auteur daar meegekegeld had en van daar
af zijn drama verder geconcipieerd, met
fragmenten van opnemingen bij andere ge
legenheden genomen. Het is een wijze van
werken, even goed als iedere andere, en
die aan het product het boeiende geeft van
een film. De verbazing die wij bij voortdu
ring voor de exactheid van het beeld gevoe
len, staat ons geen tijd toe om het voorge
stelde op een ander plan te brengen, het bui
ten de toevallige werkelijkheid te tillen in
een sfeer van eeuwige waarheiddie
kunst is. Maar knap is het wat zoo'n schrij
ver volbrengt. En het zal den lezer evenzeer
boeien in dit spelersmilieu te verkeeren als
hij door Alex Frank geboeid wordt, die hem
binnenleidt in de steegjes en slopjes rond
het beruchte Kolkje achter de Warmoes
straat en Zeedijk, waar dieven, helers, en
val alles en nog wat woont.
Alex Frank gaat minder photographiscn
te werk. Wij zeiden reeds: hij vertoont nei
ging ter indelisatie. Oome Ben, de snees
(opkooper van gestolen goed), de bankier,
de raadgever, de geestelijk-adviseur der tof
fe jongens van de vlakte, krijgt op een ge
geven moment twee kinderen tot zijn last.
Hij heeft zijn eenige zuster, de moeder dier
twee, op haar sterfbed in een Geldersch
dorp .beloofd, voor ze te zorgen, en even de
gelijk en betrouwbaar als hij naast de zijne,
ook de belangen van zijn „jongens" behar
tigt, zal hij ook zijn woord gestand doen
ten opzichte van Daatje die vijftien en Jo
zef die twaalf is. De auteur vermijdt instan-
telijk oome Ben's pienterheid in zake peda
gogie te betrekken. Integendeel: als come
Ben kopzorg krijgt over wat er van die twee,
en vooral van het nichtje in zijn milieu
terecht moet komen, dan gaat hij om raad
bij zijn vriend Zoutevis; doch Alex Frank
wacht er zich wel voor bij oome Ben die
er pienter, gefortuneerd en wèl-willend ge
noeg voor is de idee te laten opkomen, de
voor de hand liggende idee, nl. die kinderen
onmiddellijk buiten zijn eigen sfeer te plaat
sen. Maar dan zou Frank's boek nooit ge
schreven zijn dus accepteeren wij oom Ben's
onnoozelheid al is die onwaarschijnlijk.
Daatje wordt Lida en gaat natuurlijk den
kant uit die de geroutineerde lezer reeds....
„uitgestippeld" zag, den verkeerden. Ook
deze auteur geeft uitvoerige bijzonderhe
den over het ongewoon bedrijf van scharrels
en inbrekers en een prachtige „kraak" (in
braak) wordt er met een technische onder
legdheid in voorbereid en behandeld, dat
het aspirant-boeven moet doen watertan
den. Maar ik herhaal, wij voelen bij Frank
meer romantiek en fantasie dan bij Boole
man en in dat licht zijn we ook geneigd „de"
groote genegenheid van bedorven Daatje
voor den ouden advocaat uit de provincie, die
uit passagieren is, te accepteeren. Eigenlijk
voel ik voor het boek wel sympathie. Er
staan zooveel aardige dingen in, het is zoo
zeer het tegendeel van vervelend, dat ik er
een tikje sentimentaliteit die ik bij den
schrijver veronderstel gaarne bij aanvaard.
Maar wanneer gaan al deze knappe heeren
nu eens stndies maken in milieu's waar de
uitzonderlijkheid er minder dik boven op
ligt. Het lijkt soms in de litteratuur wel eens
of alle wegen naar het kwaad lelden en alle
medeburgers verdwaalden zijnDaarom de vol
gende week weer een andere greep in den
stapel.
J. H. DE BOIS.
20 Aug. 1931.
Joh. Veenbaas. Hinkelepink.
A. C. C. de Vletter, Maupie
(Uitg. Gebr. Kluitman, Alk
maar)
Hinkelepink woont met zijn grootmoeder
in de ruïne van wat eens een molen was.
Eigenlijk heet hij niet Hinkelepink, maar alle
jongens noemn hem zoo, omdat hij mank
loopt en hij weet niet anders dan dat hij
Hinkelepink heet. Hij denkt er daarom niet
aan, om er zich boos over te maken; het
is nu eenmaal zijn tweede naam geworden!
Hij is er trouwens ook veel te levenslustig
voor om nijdig te worden. Hinkelepink is de
vroolijkste, leutigste, grappigste jongen van
heel het dorp. Hij zou ook ondanks zijn ar
moede, de gelukkigste zijn, wanneer zijn
grootvader niet zoo dronk. Dat is de altijd
durende zorg van Hinkelepink. Grootvader is
alles, wat hem aan familie in zijn jonge
leven nog is overgebleven en daarom is het
voor Hinkelepink zoo'n groot verdriet, wan
neer hij grootvader, van wien hij zooveel
houdt, tot spot van de dorpskinderen dron
ken op straat ziet loopen. Maar Hinkelepink
is nog een kind en als grootvader nuchter is,
heeft hij zijn verdriet weer vergeten en rob
bedoest hij met de andere jongens mee. Dan
steekt hij zich in meesters demietje en zet
hij meester's „kaasbolletje" op, dan klimt hij
ondanks zijn gebrekkig been in den
hoogsten boom en gaat zijn vrind Piet als
„student" remplaceeren een alleraardigst
gedeelte in het boek dan is hij de uitgela
ten joligheid zelf. Totdat zijn grootvader
sterft en hij door Bart Ketellapper, een
straatventer, in huis wordt opgenomen. Bart
Ketellapper, die met zijn wagen „negotie"
en zijn schimmel „Witvoet", de boerderijen
afrijdt, is Hinkelepink ET; hij is even vroolljk.
leutig en grappig en zijn ziel is die van een
groot kind. Twee kinderen zijn zij samen,
de groote en de kleine Hinkelepink en zij
leiden met hun tweeën het gelukkigste leven
totdat Bart bij *n sneeuwstorm van zijn wagen
valt en wij niet anders denken dan dat de
kleine Hinkelepink voor de tweede maal al
leen op de wereld zal staan. Maar voor dat
groote verdriet wordt de jongen gespaard en
het geluk komt weer terug in het huis, wan
neer het groote kind dank zij de hulp
van het kleine genezen is.
Een jongensboek, dat ondanks den ernsti
gen toon, die er nu en dan in doorklinkt,
één en al zonnigheid is. De kleine, vroolijke
Hinkelepink heeft niets gemeen met de
cliché-jongens, die in zoovele andere kinder
boeken de hoofdrol .spelen. Er is niets opge
schroefds in zijn leutigheid, hij is niet grap
pig ter wille van zijn jeugdige lezers, hij is
het van nature, omdat hij zoo'n onbezorgd,
vroolijk en hartelijk kind is. En wanneer Hin
kelepink een goede daad verricht, dan doet
hij dat niet opzettelijk om de jeugdige lezers
'n lesje in braafheid te geven, maar omdat
zij enkel voortspruit uit zijn zonnige, lieve
natuur.
Ik had nog nooit een boek van Joh. Veen
baas gelezen, maar na zijn Hinkelepink durf
ik hem ver boven vele van onze „populaire"
schrijvers van jongensboeken stellen. Er zit
„sfeer" in dit boek, dat het leven van dorps
kinderen levendig en zoo zuiver in den kin
dertoon weergeeft. Hoe teer bijvoorbeeld en
toch grappig is de verhouding tusschen Hin
kelepink en Bart Ketellapper beschreven! De
grappen van Hinkelepink zijn dikwijls wer
kelijk grappig, zonder ooit grof of ruw te
worden. In zijn uitgelaten vroolijkheid
want hiervan is dit boek vol geeft Joh.
Veenbaas altijd blijk van fijn gevoel. Alleen
ln zijn dialoog is de schrijver er nu en dan
naast en laat hij zijn kinderen wel eens
wat te boekerig spreken. Dat 'n arm jongetje
als Hinkelepink bijvoorbeeld ooit tot zijn mak
kers zou zeggen: „Kom, ventjes, niet ver
saagd!" of „Hij gaat z'n neus snuiten! Dat
mag immers niet in 't volle publiek!", be
twijfel ik zeer. Dan is de schrijver en niet de
kleine, armoedige Hinkelepink aan het woord
Maar over zulke kleinigheden zullen jeug
dige lezers wel niet vallen. En voor het zon
nige, hartelijke en ernstige in dit boek zul
len zij zeker niet ongevoelig zijn.
Zou „Maupie" zijn ontstaan te danken
hebben aan een door A. C. C. de Vletter
ontworpen scenario voor een kinderfilm? Het
boek vertoont er alle elementen van. Men
oordeele zelf.
Een goochelaar Jan Alledag werkt
met zijn zoontje Maupie als hulp op groote
kinderpartijen. Zij verdienen er hun brood
mee, totdat de goochelaar na een voorstelling
van een trapje valt en zijn duim breekt. De
duim wordt geamputeerd en met het gooche
len is het gedaan. Vader en zoon beginnen
samen een winkeltje en weer is de kleine,
handige Maupie de goede en trouwe hulp,
doch op een avond is hij plotseling „spoor
loos verdwenen".
Heeft de Vletter al alet meer een jongens
boek geschreven met den titel „Spoorloos
Verdwenen?" Vader Alledag zoekt zijn zoon
tje overal in de stad, maar tevergeefs; Mau
pie is weg en blijft weg. Het blijkt, dat hij
door een ongeluk zijn geheugen verloren
heeft en na op onverklaarbare wijze in een
goederentrein terecht te zijn gekomen, bij
een filmonderneming in de omgeving van
Luik als een tweede Jackie Coogan te werk
is gesteld. Dit is wel verreweg het zwakste
deel van het verhaal. Er wordt hier heel wat
van ons gced geloof geëischt, maar de jeug
dige lezers zullen het prachtig vinden, om
dat het „precies 'n film" is. Zooals ook heel
het vervolg. Maupie die door een val
zijn geheugen plotseling terug krijgt, Va
der Alledag, die na een ontvangen telegram
er op uit trekt en in Luik overal tevergeefs
naar zijn kind zoekt, tot hij zwaar ziek in een
hospitaal wordt opgenomen, terugkeer van
Maupie en herkenning van vader en zoon.
Vader Alledag met Maupie als filmacteur en
Vader's dood bij het proefdraaien van
Maupie's eerste groote film. Dan Maupie
met de kleine film actrice Gonne aange
nomen als pleegkind van den ouden Lodavi,
een „mimisch" kunstenaar, hun reizen en
trekken als komedianten door het land
wie denkt hier niet onmiddellijk aan den
kleinen Rémy met den ouden Vitalis in „Al
leen op de Wereld?" het engagement van
Maupie aan een groote Amerikaansche ge
luidsfilmonderneming, de onverantwoorde
lijke kinderexploitatie door een gewetenloos
regisseur, de vlucht van Lodavi met zijn
pleegkind naar Europa, een scheepsbrand,
die Maupi weer arm maakt, opnieuw reizen
en trekken en een huwelijk van Maupie met
Gonne met den ouden Lodavi als huisge
noot tot blij-eindigend slot.
Op de film zou dit alles het voortreffelijk
doen, doch voor een jongensboek is het toch
v/el wat al te onwaarschijnlijk en romantisch
al is het dan ook zoo beschreven, dat kinde
ren er in gelooven zullen. A. C. C. de Vletter
heeft betere jongensboeken geleverd. ik
denk aan zijn voortreffelijke „Zeven Jongens
in een oude schuit" dan dit al te veel
„bedachte" vertelsel. En ik mis er ook te veel
den humor in, die in vroegere jongensverha-
len van de Vletter dikwijls zoo gelukkig naar
voren kwam. Maar het lijdt geen twijfel, dat
de jongens en meisjes dit boek zullen „ver
slinden" en het „prachtig" zullen vinden. De
Vletter weet heel goed wat kinderen boeit en
er is „actie te veel actie zelfs, om artis
tiek verantwoord te zijn in dit boek.
En de Vletter is een vlot verteller, zoodat mij
het succes van dit verhaal verzekerd schijnt.
J. B. SCHUIL.
IS DE COURANT «li
WAARIN GIJ MET $11
HETMEESTE SUCCES
ADVERTEERT «II
DUIDELIJK GESTELDE VRAGEN
van alle Abonné's van Haarlem's Dagblad,
worden door een specialen Redacteur en
zijn talrijke medewerkers zoo mogelijk en
ten spoedigste beantwoord.
De vragen moeten worden geadresseerd
aan de Redactie, Groote Houtstraat 93, met
duidelijke vermelding van naam en woon
plaats. Vragen, waaraan naam en adres
ontbrekeji, worden terzijde gelegd.
De namen der vragers blijven redactie-
.geheim.
De anüooorden worden per auto GEHEEL
KOSTELOOS thuis bezorgd.
RECEPTEN.
VRAAG: Hoe maakt men bessensap? Hoe
behandelt men de flesschen?
ANTWOORD: Wasch do bessen en zet ze op
met zoovoel water, dat ze ruim half onder
staan. Laat ze 10 a 15 minuten koken, tot ze
zacht zijn en pers ze door een vruchtenpers of
dubbelgevouwen linnen dock. Doe hot sap in
een schoone pan en laat nog 15 a 20 minuten
koken. Neem er zeer zorgvuldig het schuim
af. Vul er dan de schoone flesschen moe; sluit
ze met uitgekookte kurken; lak zo dicht. De
flesschen moeten y3 al uur ln lauw sodawater
staan en daarna uitgekookt worden (met koud
water opzetten en even doorkoken) of ultwwa-
velon. Tn het laatste geval steekt gij een zwa
velstok aan en houdt deze even ln de flosch.
nadat deze eerst ln het sodawater is geweest en
daarna met schoon water omgespoeld ls.
VRAAG: Wat Is do beste tijd om heesters
en klimop te planten?
ANTWOORD: In de tweedo helft van Maart
of begin April.
VRAAG: Mijn lnmaakpotten pekelen door.
Wat is daar aan te doen?
ANTWOORD: Zoolang ze ln gebruik zijn
niets. Als ze In hot voorjaar leeg zijn en goed
zijn schoongemaakt, kunt gij alleen den bui
tenkant bestrijken met waterglas en zoo laten
staan tot het najaar. Zij kunnen dan nog wel
een Jaartje dienst doen.
VRAAG: Hoe maakt men andijvie In hef
zout ln?
ANTWOORD: Per 50 struiken Is eon KG.
soul noodig. Maak do andijvie schoon; snijd zo
ln reepje* en wasch re zoo schoon mogolljk.
Laat op een vergiet zoo droog mogelijk uit
druipen. Druk de andijvie dan. laag om lang
met het zout. stevig in de schoone pot; do
lautsto laag moet zout zijn. Bedek het met een
schoon doekje; leg daarop een schoon plankje
en daarop een schoonen zwnron steen. De
eerste zes weken eens per week nazien, of zich
klom vormt, daarna eens per 14 dagen. Komt
er klem, verwijder dlo dan zorgvuldig en spoel
doekje, plankje en steen goed schoon. Strooi er
wat zout op voor gij weer toedekt.
VRAAG: Hoe maakt men bruin glacé hand
schoenen schoon? Zij zijn geheel met bont
gevoerd, ook de vingers.
ANTWOORD: Bulten in de schaduw afwrij
ven met een zacht doekje met benzol. Vooral
geen vuur of lioht in de nabijheid.
BELASTINGZAKEN.
VRAAG: In 1928 werd Ik eigenaar van een
huls met werkplaats te Overveen. Nadat dit
door Haarlem was geannexeerd betaalde lk
21.84 straatbelasting. Deze ls nu verhoogd op
82.50. Is dat Juist? Ik meende, dat voor een
werkplaats geen personeole belasting werd be
taald. Do personeel© belasting bedroeg 12.S5.
BIJ Informatie werden mij eenige algemeenhe
den verteld, die mij niet wijzer maakten.
ANTWOORD: Ken werkplaats, ln den gewo
nen zin van het woord. Is vrij van personeels
belasting; voor de xtraatbelastlng ls een werk
plaats belast, evenals een woonhuis en wel naar
do huurwaarde van het geheolo perceel. Do
straatbelasting werd vroeger berekend naar
de belastbare opbrengst volgens de grondbe
lasting. Sedert 1 Januari U deze belasting ver
hoogd. De aanslag Is blijkbaar berekend naar
een huurwaarde van 2000.
VRAAG: lk bon gehuwd, heb geen kinderen
en woon te Overveen. Inkomen 2100. Huur
waarde 400; meubilair 1500. 1. Hoeveel In
komstenbelasting moet lk betalen?
2. Hoeveel personeel© belasting
ANTWOORD: 1. Rljkslnkomstenbelastlng
35.SS, Gem. fondsbelasting 33.
2. Personeel© belasting 80.
RECHTSZAKEN.
VRAAG: 1. Hoeveel bedragen de kosten van
naturaliseeren voor een Belg. die al verscheide
ne jaren ln Nederland woont?
2. Kan dat ook kosteloos geschieden?
S. Tot Wien moet men zich hlortop wenden?
4. Ken zoon zou dit Jaar zijn dienstplicht ln
Belgis moeten vervullen. Wordt deze verplich
ting bij aanvraag van naturalisatie ÓpgMohort?
ANTWOORD: 1. 200 tot 1000, al naar ge
lang het Inkomen.
2. Ja.
3. Tot den Burgemeester uwer woonplaats,
ten einde een bewijs van onvermogen te ver
krijgen.
4. Ons niet bekend. Waarschijnlijk lijkt het
niet.
MILITAIRE ZAKEN.
VRAAG: Tot wien moot ik mij wondon om
ln dienst te treden als leerling vlieger bij do
afd. Luchtvaart van het Nod. leger te Soester-
berg?
ANTWOORD: Gij kunt dit doen ten bureelo
van den Garnizoenscommandant in de kazerne
aan den Koudenhorn, alhier.
PLANTEN.
VRAAG: Mijn palm krijgt golo punton aati
de bladeren. Wat ls daartegen te doen?
ANTWOORD: Dit wordt meestal veroorzaakt
op plaatsen, waar de lucht te droog la. In kns-
sen Is de atmospheer vochtig en komt do kwaal
minder voor. Herhaaldelijk bespuiten met wa
ter. waar de eerste kou af ls. ls heel goed, doch
voorkomt het niet geheel. De palm vraagt veel
licht, mtUtr weinig zon.
TOCHTJES
VRAAG: Kunt u mij van Luren uit eenige
fietstochtjes opgeven van 4 a 6 uur en ook den
weg van Laron naar Haarlem?
ANTWOORD: 1. Laren, Eemnos bulten, Eem-
nes binnen. Baarn, Socstdljlc, Pijnenburg, Prins
llendrlkoord, Bllthovon, Do Bilt, Utrecht, Blauw
Kapel, Maartensdijk, IToll, Radlng, Hilversum,
Laren. 51 K.M.
2. Laren, Huizen, Valkovoon, Bosch van Bre-
dlus, Kaarden, Bu&sum, '«-Graveland, Abcoude,
Hilversum, Laren, 58 K.M.
3. Laren, Eemnea bulten, Eemnoo binnen,
Groeneveld, Baarn, Socstdljk, Soest. Amers
foort, Nljkerk, Bunschoten. Spakenburg, Ecm-
brugge, Baarn, Laron. 63 K.M.
4. Laren, Naarden, Hakkelaarsbrug. Muldcn,
Dlemerbrug, Amsterdam, Haarlom. 43 K.M.
VRAAG: Hoe fietst men van Hilversum naar
Arn hem?
ANTWOÓRD: Hilversum, Iloogo Vuursche,
Soestdljk, Soest, Amersfoortscho berg, Oud-
Leusden, Nieuw Lcusdon, Woudenborg, Seher-
penzeel, Rcnswoude, do Klomp, Ede, Arnhem.
6 7 K.M.
VRAAG: Hoe fiets lk het beate naar Nijme
gen? Hoeveel K.M.?
ANTWOORD: 1. Haarlem. Hoofddorp. Aals
meer, Kudelataart, de Kwakel, l'lthoorn, Mij
drecht, Wllhls, Ruwlel. Breukelen, Maarssen,
Utrecht, Houten, 't Gooi, Bouslchemsche veer,
Beuelehem, Zoclmond, Buren, Kerk Avoznath,
Drumpt, Tlol, Wamol .Leeuwen, Drutcn, Af-
ferden, Wlnsson, Ewljk, Bouningen, Weurt, Nij
megen. 122 K.M.
2. Haarlem, Amsterdam, Dulvendrecht, Ab
coude, Bnambrugge, Loenersloot, Loonon, Nleu-
wersluis, Breukelen, Maaraaen, Utrooht, do
Bilt, Zeist. RIjsenburg, Driebergen. Doorn,
Leorsum. Amerongen, Kist, Rhcnen, do Grebbe,
Wngcnlngen, Renkum, Heelsum, Ooaterbeck,
Arnhem, Elden, Eist, Leut, Nijmegen. 136 K.M.
DIVERSEN.
VRAAG: Hoe hoog ls de groote gashouder
van Haarlem?1
ANTWOORD: Ongoveer 75 M.
VRAAG: 1. Hoe maakt men tomaten ln?
2. Kan men cr van tijd tot tijd Iets voor het
gobrulk uitnemen, zonder dat het overige aan
bederf onderhevig Is?
ANTWOORD: 1. Gij kunt de tomaten wecken
en dan telkens een of meer flesschen gebrui
ken. maar gij kunt ze ook in pekel lnmakon en
er dan telkens uitnemen wat gij noodig hebt.
2. Wasch de tomaten goed schoon, nadat gij
er de kroontjes hebt afgehaald. Leg zo in een
schoone lnmaakpot en overgiet ze met pekel,
zoodat ze goed onderstaan. De pekel mnakt gij
op de volgende wij2e: los I ons zout op In 1
liter kokend water en laat volkomen koud
worden. Bedek do pekel, nadat do pot klaar
ls, met een laagje geklaarde boter.
VRAAG: Hoe kan men zwarte suède schoe
nen glimmend mnkon?
ANTWOORD; Door zo geregeld te borstelen
mot den borstel, waarmede do zwart lederen
schoenen gepoetst worden. Mooi worden de
schoenen niet, ala zU glimmen.
VRAAG: Nabij Potten ligt bij do Honds-
boxsche zeewering oen gestrand schip. Kunt u
mij ook zeggen, wanneer dit gestrand ls en van
welke nationaliteit het was?
ANTWOORD: Dat ls de „Prince George", een
F-ngelscho zeokrulser, die in December 1921 bij
Camperduin strandde,
VRAAG: Wanneer en hoelang la hot ker«
mis te Zaandam?
ANTWOORD: Van 30 Augustus tot 6 Septem
ber.
VRAAG: Hoe hoog ls het Elfelgebergte ln
Dutt-«chland?
ANTWOORD: Gemiddeld niet meer dun
1500 voet of 450 M.
VRAAG: Hoeveel mlllionnalrs zijn er in Ne-
«Ierland?
ANTWOORD: Van 1 tot 1 y3 mlllloen 693: vnn
1 1/2 tot 2 müliocn 253; van 2 tot 5 mlllloen
€16; van 5 tot 10 mlllloen 62 en boven 10 mll-
llocn 25. Totaal 1279,