H.D. VERTELLINGEN Ontvangen boeken. JONGENSBOEKEN HAARLEM'S DAGBLAD Rubriek voor vragen HAARLEM'S DAGBLADWOENSDAG 26 AUGUSTUS 1931 (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden). Henrikson door HASSE ZETTERSTRÖM. I>e groote eetzaal van het hotel was vol gasten. Maar de kellner, die mij herkende, bezorgde mij niettemin een plaats bij het raam. Ik bestelde mijn eten en dacht: „Wat mooi! Voor mij ligt de groote zee, geen vervelende, grijze rij huizen en om mij heen het gezoem van nieuwe, vroolijke menschen". Ik keerde mij om en overzag de zaal. De sneeuwwitte tafellakens glommen, de glazen rinkelden en het gepraat steeg en daalde, maar stokte nooit. De dames waren niet eleganter dan die, welke ik in stad had gezien, maar mooier. De zon had haar armen en gezichten bruin gebrand. En daar enboven droegen zij groote, breedgerande hoeden ter bescherming tegen de zon. De zeewind kwam door de groote open ramen binnen en met diepe teugen genoot ik van de frissche, zoutachtige lucht. „Van deze week moet je goed gebruik maken. In een paar dagen ben je precies even bruin als de anderen. Wat zullen zij zich verwonderen, wanneer je terugkomt!" dacht ik. De kellner bediende en vroeg: „Woont U hier in het hotel?" „Neen, het was vol. Ik heb de kleine kamer bij Henrikson gehuurd. Die is heel netjes". „Bij Henrikson? Den bakker??" „Ja. Hebt U daar iets tegen?" „Ik weet verder niets. Maar Henrikson Toen ik gegeten had, ging ik naar het ter ras. De zee was blank en stil. Lichtblauwe sigarenrook steeg loodrecht omhoog. Het orkest speelde een van de laatste straat deunen van het vasteland en aan de tafel naast mij zongen zij het refrein mee. Het was een gezelschap jonge dames en heeren. Zij dronken koffie en likeur uit kleine, ge slepen glazen, die in de zon schitterden. „Goed, dat ik deze menschen niet ken, anders was mijn geheele week bedorven. Ik ben blij Een van de jonge heeren was opgestaan en kwam naar mij toe. Het was Alexander. „Ik had niet bepaald verwacht, je hier te ontmoeten", zeide ik. „Ik ben hier eigenlijk heengegaan, omdat ik niet met je behoef samen te zijn". „Ik heb Je al in de eetzaal gezien", zeide Alexander. „Je hebt er komisch uitgezien in je eenzaamheid. Ik zou je voor het overige allang aan die dolle menschen daar hebben kunnen voorstellen, die ik hier heb ont moet. Let eens op, je zult zeer bevriend met hen worden". „Neen", zeide ik ernstig, „ik ben hierheen gereisd, om na den winter, dien ik in je ge zelschap heb doorgebracht, tot mijzelf te komen. Trek je alsjeblieft terug en laat mij met vrede, beste vriend! Neem je hoed af en zeg: Pardon, ik heb mij vergist! En zorg er voor, dat wij elkaar een week lang niet pntmoeten". „Waar woon je?" „Bij Henrikson". Het speet mij onmiddel lijk, dat ik hem het adres had gezegd. „Bij den bakker?! Dat kan je niet!" „Waarom niet?" Alexander stond op en riep zijn gezelschap toe: „Jongelui, hij wil liever, dat wij bij hem komen zitten!" Bravo, uitstekend! Wij komen dadelijk", antwoordden allen tegelijk, en in een oog- Wenk was ik „een hunner". „Is het waar," zeide een jongedame met tamelijk echt, goudblond haar, „dat u bij Henrikson woont?" „Ja", zeide ik, „kunt u zich zoo iets ver schrikkelijks voorstellen, ik woon bij Hen rikson. Maar zegt u mij nu eens in ver trouwen, wat hebben de menschen eigenlijk tegen Henrikson?" De dame antwoordde niet. Haar blik hing aan Alexander, die met zijn glas tegen de zon in iets onzinnigs en doms declameerde. De tijd verstreek. Ik keek op de klok. Het was al half drie in den morgen. Ik stond op. Alexander merkte mijn voornemen en riep: „Naar huis gaan? Naar huis? Naar Hen- Dwalenden, door Alex Frank, (Amsterdam, Van Kampen Zn.) Verdoemenis, door Alex. Boole- man, (Amsterdam, Andries Blitz) en een beetje „Jankef" door Sam Goudsmit (Amsterdam Querido). Het zal nog niet zoo gemakkelijk vallen, uit te maken welke van de twee Amsterdamsche Alexanders mettertijd Alexander de Groote zijn zal. Booleman en Frank zijn beiden in teressante werkers in het litteraire veld, die voor geen arbeid terugdeinzen. MLisschien ra den wij mis, maar we zouden zoo vermoeden dat Booleman wat ouder en scherper, Frank wat jonger en droomzieker kunstenaar is. WIJ mogen misschien verder nog gissen dat bei den voor den schrijver Querido een groote be wondering koesteren en tot een vrij groote groep daardoor behooren, die kunst weet te scheppen uit langdurige observatie en gron dige documenteering. Het is juist bij Frank dat wij meenden meer neiging tot idealisee- ring aan te voelen en daaruit tot zijn jeugdi ger leeftijd concludeerden. Er is bij de beide Alexanders een zelfde belustheid op grooten omvang, op uitzetting van de stof, die daar om niet direct breedsprakigheid behoeft te beduiden, doch wel op een bewusten tegenzin in concentratie wijst. Doch het is waarschijn lijk dat langjariger beoefening van het edel schrijversvak vanzelf een economischer ge bruik der middelen bijbrengt, tenzij we hier met een ras-eigenschap te maken hebben, die den Hollandsch-Joodschen auteurs uit eigen natuur die snel-vloeiende woordenreeksen ter beschikking stelt. Voor het eerste zou plei ten dat een schrijver als Sam Goudsmit, wiens „Jankef's oude sleutel" wij nu al een jaar op tafel hadden liggen, om het nu weer eens met Booleman en Frank te vergelijken, wel degelijk tot een artistieker zelfbeheer- sching gebracht heeft. Goudsmit's boek, waar ik wel van ben gaan houden, lij kt me ook zuiver technisch gezien, veel geslaagder dan die der Alexanders welke evenwel boeiend blijven door hun zwaar-bedocumenteerde milieu-schildering. En daarover zullen wij trachten iets na te vertollen om uw belangstelling gaande te maken voor een paar nieuwe vertellers, die dat zeker verdienen. In „Verdoemenis" wordt ons het leven van een speler gegeven, uitvoerig: het slacht offer vallend van kwaad tot erger, tot de rikson?!!! Wij brengen je! De heele bende!" Henriksons kleine huis lag geheel alleen buiten het eigenlijke dorp. Met het elegante badhotel had het niets gemeen. Het huis had maar een verdieping. Op den beganen grond had Henrikson zijn bakkerij en daarachter woonde hij zelf. Zijn beide knechts hadden hun kamer tegenover de bakkerij en op de eerste verdieping lag mijn kleine kamer. Het geheele gezelschap bleef een stuk voor het huls staan en Alexander zeide: „Hier woont hij, hier woont hij en Hen rikson!" Het was licht alsof het dag was, de sche mering steeg in het Oosten op, het kleine huis lag daar stil en zonder leven; aan den eenen hoek van het huis bloeide een vlier- boschje. In den tuin stond Hendriksons wagen, een groote wagen, waarmede hij meel van den trein haalde. Hij was nog wit van het stof en er lagen een paar leege zakken over den dissel. Wij waren den tuin genaderd, toen Alexander zeide: „Wij zullen Henrikson een poets bakken! Wij zullen zijn wagen op het dak zetten!" „Goeden nacht!" zeide ik snel. Bedankt voor vanavond. Het is mij bijzonder aange naam geweest!" Dus namen wij gezamenlijk den wagen uit elkaar. Het ging gemakkelijker, dan ik ge dacht had. Ik kroop op het dak en zij reik ten mij de wielen aan. Alexander kwam daarna ook naar boven en wij werkten in het zweet van ons aan gezicht. Ik voelde mij tien jaar jonger. Wij brachten allengs den geheelen wagen op het dak en ik en Alexander zetten hem in elkaar. Het huis was rustig. Niemand werd wakker. De wagen stonda voltooid op het dak, pre cies even stil en ernstig als hij op de aarde had gestaan. De leege zakken hingen weer op den dissel. Alexander klauterde weer omlaag en ik ging naar mijn kamer en maakte zacht het raam open. De ochtendlucht sloeg naar binnen en speelde met het gordijn. Ik keek naar bul ten en wenkte het gezelschap, dat op de teenen naar het hotel sloop. Ik ging naar bed en sliep met een glim lach in, maar in mijn slaap voelde ik een grooten wagen op mijn borst en de wielen draaiden, draaiden Henrikson was een man van middelbaren leeftijd, grof gebouwd, met ernstigen, bijna peinzenden kop op twee breede schouders. Wij zagen elkaar een paar maal, toen ik uitging, nooit als ik thuiskwam. De groote wagen stond weer op zijn plaats en de leege zakken hingen evenals tevoren op den dissel. Toen mijn week om was, vertrok ik. Ik kreeg de rekening op mijn kamer. Daar stond op: „Voor losjie een week Kr. 20. „Logies alleen is niet heelemaal juist", zeide ik tot het meisje en voegde er aan toe: „Afnemen van een wagen van een dak: Kr. 10." En gaf haar 30 Kronen. Het meisje kwam terug, bracht het biljet van 10 Kronen terug en zeide: „Mijnheer Henrikson laat zeggen, dat meneer niets voor het naar boven brengen heeft berekend, daarom wil hij ook niets nemen voor het naar beneden brengen". Onderweg naar het station vroeg ik den koetsier: „Vertel mij eens, wat is er toch eigenlijk met dien Henrikson?" „Hij heeft wegens vervalsching en bedrog drie jaren gezeten". „Dat had ik bijna gedacht", antwoordde ik, „hij is een van de fatsoenlijkste men schen,, die ik ken!" dood er op volgt. In den aanvang zijn het burgerheeren die een gokspelletje spelen, na den kegelavond. Later is het milieu al een beetje meer opzettelijk gok-an-sich, in een besloten sociëteitje en daarna maken wij nog in alle details het super-gok, roulette, en der gelijke mede in een geheimzinnig speelhol, waar goudgegallonneerde bedienden en on verstoorbare croupiers aan het rondvliegen van bankjes van duizend gewend zijn. De tra gische held van deze historie heet Slachter, zoo nu en dan wordt hij zelf eens afgeslacht, om er daarna weer eens bovenop te komen, doch om eindelijk, na velerlei avontuur, waar bij ook van liefde en vrouwen gepraat wordt, in den donkeren Amstel te belanden. De heer Booleman heeft van spel en spelers een klaarblijkelijk grondige studie gemaakt. Er wordt veel jlddish in gepraat en een woorden lijst aan het slot zal den lezer vaak te hulp moeten komen. Buitengewoon sympathiek is het gezelschap uiteraard niet en je moet er, als acteur, wel een drommelsch plezier in hebben om zoo'n stelletje zoo indringend te bekijken en dan bijna fotografisch weer te geven. Dat zoo toevallig neergeschreven woord typeert misschien wel een beetje Booleman's arbeid. Er is hier wel een zeer knappe fotograaf aan 't woord, die tegelijker tijd het gesproken woord opvangt, om het op een gramophoonplaat vast te leggen. Vooral in den aanvang, als het kegelavondje gok- partij wordt lijkt de opneming buitengewoon exact. Het zou mij niets verwonderen zoo de auteur daar meegekegeld had en van daar af zijn drama verder geconcipieerd, met fragmenten van opnemingen bij andere ge legenheden genomen. Het is een wijze van werken, even goed als iedere andere, en die aan het product het boeiende geeft van een film. De verbazing die wij bij voortdu ring voor de exactheid van het beeld gevoe len, staat ons geen tijd toe om het voorge stelde op een ander plan te brengen, het bui ten de toevallige werkelijkheid te tillen in een sfeer van eeuwige waarheiddie kunst is. Maar knap is het wat zoo'n schrij ver volbrengt. En het zal den lezer evenzeer boeien in dit spelersmilieu te verkeeren als hij door Alex Frank geboeid wordt, die hem binnenleidt in de steegjes en slopjes rond het beruchte Kolkje achter de Warmoes straat en Zeedijk, waar dieven, helers, en val alles en nog wat woont. Alex Frank gaat minder photographiscn te werk. Wij zeiden reeds: hij vertoont nei ging ter indelisatie. Oome Ben, de snees (opkooper van gestolen goed), de bankier, de raadgever, de geestelijk-adviseur der tof fe jongens van de vlakte, krijgt op een ge geven moment twee kinderen tot zijn last. Hij heeft zijn eenige zuster, de moeder dier twee, op haar sterfbed in een Geldersch dorp .beloofd, voor ze te zorgen, en even de gelijk en betrouwbaar als hij naast de zijne, ook de belangen van zijn „jongens" behar tigt, zal hij ook zijn woord gestand doen ten opzichte van Daatje die vijftien en Jo zef die twaalf is. De auteur vermijdt instan- telijk oome Ben's pienterheid in zake peda gogie te betrekken. Integendeel: als come Ben kopzorg krijgt over wat er van die twee, en vooral van het nichtje in zijn milieu terecht moet komen, dan gaat hij om raad bij zijn vriend Zoutevis; doch Alex Frank wacht er zich wel voor bij oome Ben die er pienter, gefortuneerd en wèl-willend ge noeg voor is de idee te laten opkomen, de voor de hand liggende idee, nl. die kinderen onmiddellijk buiten zijn eigen sfeer te plaat sen. Maar dan zou Frank's boek nooit ge schreven zijn dus accepteeren wij oom Ben's onnoozelheid al is die onwaarschijnlijk. Daatje wordt Lida en gaat natuurlijk den kant uit die de geroutineerde lezer reeds.... „uitgestippeld" zag, den verkeerden. Ook deze auteur geeft uitvoerige bijzonderhe den over het ongewoon bedrijf van scharrels en inbrekers en een prachtige „kraak" (in braak) wordt er met een technische onder legdheid in voorbereid en behandeld, dat het aspirant-boeven moet doen watertan den. Maar ik herhaal, wij voelen bij Frank meer romantiek en fantasie dan bij Boole man en in dat licht zijn we ook geneigd „de" groote genegenheid van bedorven Daatje voor den ouden advocaat uit de provincie, die uit passagieren is, te accepteeren. Eigenlijk voel ik voor het boek wel sympathie. Er staan zooveel aardige dingen in, het is zoo zeer het tegendeel van vervelend, dat ik er een tikje sentimentaliteit die ik bij den schrijver veronderstel gaarne bij aanvaard. Maar wanneer gaan al deze knappe heeren nu eens stndies maken in milieu's waar de uitzonderlijkheid er minder dik boven op ligt. Het lijkt soms in de litteratuur wel eens of alle wegen naar het kwaad lelden en alle medeburgers verdwaalden zijnDaarom de vol gende week weer een andere greep in den stapel. J. H. DE BOIS. 20 Aug. 1931. Joh. Veenbaas. Hinkelepink. A. C. C. de Vletter, Maupie (Uitg. Gebr. Kluitman, Alk maar) Hinkelepink woont met zijn grootmoeder in de ruïne van wat eens een molen was. Eigenlijk heet hij niet Hinkelepink, maar alle jongens noemn hem zoo, omdat hij mank loopt en hij weet niet anders dan dat hij Hinkelepink heet. Hij denkt er daarom niet aan, om er zich boos over te maken; het is nu eenmaal zijn tweede naam geworden! Hij is er trouwens ook veel te levenslustig voor om nijdig te worden. Hinkelepink is de vroolijkste, leutigste, grappigste jongen van heel het dorp. Hij zou ook ondanks zijn ar moede, de gelukkigste zijn, wanneer zijn grootvader niet zoo dronk. Dat is de altijd durende zorg van Hinkelepink. Grootvader is alles, wat hem aan familie in zijn jonge leven nog is overgebleven en daarom is het voor Hinkelepink zoo'n groot verdriet, wan neer hij grootvader, van wien hij zooveel houdt, tot spot van de dorpskinderen dron ken op straat ziet loopen. Maar Hinkelepink is nog een kind en als grootvader nuchter is, heeft hij zijn verdriet weer vergeten en rob bedoest hij met de andere jongens mee. Dan steekt hij zich in meesters demietje en zet hij meester's „kaasbolletje" op, dan klimt hij ondanks zijn gebrekkig been in den hoogsten boom en gaat zijn vrind Piet als „student" remplaceeren een alleraardigst gedeelte in het boek dan is hij de uitgela ten joligheid zelf. Totdat zijn grootvader sterft en hij door Bart Ketellapper, een straatventer, in huis wordt opgenomen. Bart Ketellapper, die met zijn wagen „negotie" en zijn schimmel „Witvoet", de boerderijen afrijdt, is Hinkelepink ET; hij is even vroolljk. leutig en grappig en zijn ziel is die van een groot kind. Twee kinderen zijn zij samen, de groote en de kleine Hinkelepink en zij leiden met hun tweeën het gelukkigste leven totdat Bart bij *n sneeuwstorm van zijn wagen valt en wij niet anders denken dan dat de kleine Hinkelepink voor de tweede maal al leen op de wereld zal staan. Maar voor dat groote verdriet wordt de jongen gespaard en het geluk komt weer terug in het huis, wan neer het groote kind dank zij de hulp van het kleine genezen is. Een jongensboek, dat ondanks den ernsti gen toon, die er nu en dan in doorklinkt, één en al zonnigheid is. De kleine, vroolijke Hinkelepink heeft niets gemeen met de cliché-jongens, die in zoovele andere kinder boeken de hoofdrol .spelen. Er is niets opge schroefds in zijn leutigheid, hij is niet grap pig ter wille van zijn jeugdige lezers, hij is het van nature, omdat hij zoo'n onbezorgd, vroolijk en hartelijk kind is. En wanneer Hin kelepink een goede daad verricht, dan doet hij dat niet opzettelijk om de jeugdige lezers 'n lesje in braafheid te geven, maar omdat zij enkel voortspruit uit zijn zonnige, lieve natuur. Ik had nog nooit een boek van Joh. Veen baas gelezen, maar na zijn Hinkelepink durf ik hem ver boven vele van onze „populaire" schrijvers van jongensboeken stellen. Er zit „sfeer" in dit boek, dat het leven van dorps kinderen levendig en zoo zuiver in den kin dertoon weergeeft. Hoe teer bijvoorbeeld en toch grappig is de verhouding tusschen Hin kelepink en Bart Ketellapper beschreven! De grappen van Hinkelepink zijn dikwijls wer kelijk grappig, zonder ooit grof of ruw te worden. In zijn uitgelaten vroolijkheid want hiervan is dit boek vol geeft Joh. Veenbaas altijd blijk van fijn gevoel. Alleen ln zijn dialoog is de schrijver er nu en dan naast en laat hij zijn kinderen wel eens wat te boekerig spreken. Dat 'n arm jongetje als Hinkelepink bijvoorbeeld ooit tot zijn mak kers zou zeggen: „Kom, ventjes, niet ver saagd!" of „Hij gaat z'n neus snuiten! Dat mag immers niet in 't volle publiek!", be twijfel ik zeer. Dan is de schrijver en niet de kleine, armoedige Hinkelepink aan het woord Maar over zulke kleinigheden zullen jeug dige lezers wel niet vallen. En voor het zon nige, hartelijke en ernstige in dit boek zul len zij zeker niet ongevoelig zijn. Zou „Maupie" zijn ontstaan te danken hebben aan een door A. C. C. de Vletter ontworpen scenario voor een kinderfilm? Het boek vertoont er alle elementen van. Men oordeele zelf. Een goochelaar Jan Alledag werkt met zijn zoontje Maupie als hulp op groote kinderpartijen. Zij verdienen er hun brood mee, totdat de goochelaar na een voorstelling van een trapje valt en zijn duim breekt. De duim wordt geamputeerd en met het gooche len is het gedaan. Vader en zoon beginnen samen een winkeltje en weer is de kleine, handige Maupie de goede en trouwe hulp, doch op een avond is hij plotseling „spoor loos verdwenen". Heeft de Vletter al alet meer een jongens boek geschreven met den titel „Spoorloos Verdwenen?" Vader Alledag zoekt zijn zoon tje overal in de stad, maar tevergeefs; Mau pie is weg en blijft weg. Het blijkt, dat hij door een ongeluk zijn geheugen verloren heeft en na op onverklaarbare wijze in een goederentrein terecht te zijn gekomen, bij een filmonderneming in de omgeving van Luik als een tweede Jackie Coogan te werk is gesteld. Dit is wel verreweg het zwakste deel van het verhaal. Er wordt hier heel wat van ons gced geloof geëischt, maar de jeug dige lezers zullen het prachtig vinden, om dat het „precies 'n film" is. Zooals ook heel het vervolg. Maupie die door een val zijn geheugen plotseling terug krijgt, Va der Alledag, die na een ontvangen telegram er op uit trekt en in Luik overal tevergeefs naar zijn kind zoekt, tot hij zwaar ziek in een hospitaal wordt opgenomen, terugkeer van Maupie en herkenning van vader en zoon. Vader Alledag met Maupie als filmacteur en Vader's dood bij het proefdraaien van Maupie's eerste groote film. Dan Maupie met de kleine film actrice Gonne aange nomen als pleegkind van den ouden Lodavi, een „mimisch" kunstenaar, hun reizen en trekken als komedianten door het land wie denkt hier niet onmiddellijk aan den kleinen Rémy met den ouden Vitalis in „Al leen op de Wereld?" het engagement van Maupie aan een groote Amerikaansche ge luidsfilmonderneming, de onverantwoorde lijke kinderexploitatie door een gewetenloos regisseur, de vlucht van Lodavi met zijn pleegkind naar Europa, een scheepsbrand, die Maupi weer arm maakt, opnieuw reizen en trekken en een huwelijk van Maupie met Gonne met den ouden Lodavi als huisge noot tot blij-eindigend slot. Op de film zou dit alles het voortreffelijk doen, doch voor een jongensboek is het toch v/el wat al te onwaarschijnlijk en romantisch al is het dan ook zoo beschreven, dat kinde ren er in gelooven zullen. A. C. C. de Vletter heeft betere jongensboeken geleverd. ik denk aan zijn voortreffelijke „Zeven Jongens in een oude schuit" dan dit al te veel „bedachte" vertelsel. En ik mis er ook te veel den humor in, die in vroegere jongensverha- len van de Vletter dikwijls zoo gelukkig naar voren kwam. Maar het lijdt geen twijfel, dat de jongens en meisjes dit boek zullen „ver slinden" en het „prachtig" zullen vinden. De Vletter weet heel goed wat kinderen boeit en er is „actie te veel actie zelfs, om artis tiek verantwoord te zijn in dit boek. En de Vletter is een vlot verteller, zoodat mij het succes van dit verhaal verzekerd schijnt. J. B. SCHUIL. IS DE COURANT «li WAARIN GIJ MET $11 HETMEESTE SUCCES ADVERTEERT «II DUIDELIJK GESTELDE VRAGEN van alle Abonné's van Haarlem's Dagblad, worden door een specialen Redacteur en zijn talrijke medewerkers zoo mogelijk en ten spoedigste beantwoord. De vragen moeten worden geadresseerd aan de Redactie, Groote Houtstraat 93, met duidelijke vermelding van naam en woon plaats. Vragen, waaraan naam en adres ontbrekeji, worden terzijde gelegd. De namen der vragers blijven redactie- .geheim. De anüooorden worden per auto GEHEEL KOSTELOOS thuis bezorgd. RECEPTEN. VRAAG: Hoe maakt men bessensap? Hoe behandelt men de flesschen? ANTWOORD: Wasch do bessen en zet ze op met zoovoel water, dat ze ruim half onder staan. Laat ze 10 a 15 minuten koken, tot ze zacht zijn en pers ze door een vruchtenpers of dubbelgevouwen linnen dock. Doe hot sap in een schoone pan en laat nog 15 a 20 minuten koken. Neem er zeer zorgvuldig het schuim af. Vul er dan de schoone flesschen moe; sluit ze met uitgekookte kurken; lak zo dicht. De flesschen moeten y3 al uur ln lauw sodawater staan en daarna uitgekookt worden (met koud water opzetten en even doorkoken) of ultwwa- velon. Tn het laatste geval steekt gij een zwa velstok aan en houdt deze even ln de flosch. nadat deze eerst ln het sodawater is geweest en daarna met schoon water omgespoeld ls. VRAAG: Wat Is do beste tijd om heesters en klimop te planten? ANTWOORD: In de tweedo helft van Maart of begin April. VRAAG: Mijn lnmaakpotten pekelen door. Wat is daar aan te doen? ANTWOORD: Zoolang ze ln gebruik zijn niets. Als ze In hot voorjaar leeg zijn en goed zijn schoongemaakt, kunt gij alleen den bui tenkant bestrijken met waterglas en zoo laten staan tot het najaar. Zij kunnen dan nog wel een Jaartje dienst doen. VRAAG: Hoe maakt men andijvie In hef zout ln? ANTWOORD: Per 50 struiken Is eon KG. soul noodig. Maak do andijvie schoon; snijd zo ln reepje* en wasch re zoo schoon mogolljk. Laat op een vergiet zoo droog mogelijk uit druipen. Druk de andijvie dan. laag om lang met het zout. stevig in de schoone pot; do lautsto laag moet zout zijn. Bedek het met een schoon doekje; leg daarop een schoon plankje en daarop een schoonen zwnron steen. De eerste zes weken eens per week nazien, of zich klom vormt, daarna eens per 14 dagen. Komt er klem, verwijder dlo dan zorgvuldig en spoel doekje, plankje en steen goed schoon. Strooi er wat zout op voor gij weer toedekt. VRAAG: Hoe maakt men bruin glacé hand schoenen schoon? Zij zijn geheel met bont gevoerd, ook de vingers. ANTWOORD: Bulten in de schaduw afwrij ven met een zacht doekje met benzol. Vooral geen vuur of lioht in de nabijheid. BELASTINGZAKEN. VRAAG: In 1928 werd Ik eigenaar van een huls met werkplaats te Overveen. Nadat dit door Haarlem was geannexeerd betaalde lk 21.84 straatbelasting. Deze ls nu verhoogd op 82.50. Is dat Juist? Ik meende, dat voor een werkplaats geen personeole belasting werd be taald. Do personeel© belasting bedroeg 12.S5. BIJ Informatie werden mij eenige algemeenhe den verteld, die mij niet wijzer maakten. ANTWOORD: Ken werkplaats, ln den gewo nen zin van het woord. Is vrij van personeels belasting; voor de xtraatbelastlng ls een werk plaats belast, evenals een woonhuis en wel naar do huurwaarde van het geheolo perceel. Do straatbelasting werd vroeger berekend naar de belastbare opbrengst volgens de grondbe lasting. Sedert 1 Januari U deze belasting ver hoogd. De aanslag Is blijkbaar berekend naar een huurwaarde van 2000. VRAAG: lk bon gehuwd, heb geen kinderen en woon te Overveen. Inkomen 2100. Huur waarde 400; meubilair 1500. 1. Hoeveel In komstenbelasting moet lk betalen? 2. Hoeveel personeel© belasting ANTWOORD: 1. Rljkslnkomstenbelastlng 35.SS, Gem. fondsbelasting 33. 2. Personeel© belasting 80. RECHTSZAKEN. VRAAG: 1. Hoeveel bedragen de kosten van naturaliseeren voor een Belg. die al verscheide ne jaren ln Nederland woont? 2. Kan dat ook kosteloos geschieden? S. Tot Wien moet men zich hlortop wenden? 4. Ken zoon zou dit Jaar zijn dienstplicht ln Belgis moeten vervullen. Wordt deze verplich ting bij aanvraag van naturalisatie ÓpgMohort? ANTWOORD: 1. 200 tot 1000, al naar ge lang het Inkomen. 2. Ja. 3. Tot den Burgemeester uwer woonplaats, ten einde een bewijs van onvermogen te ver krijgen. 4. Ons niet bekend. Waarschijnlijk lijkt het niet. MILITAIRE ZAKEN. VRAAG: Tot wien moot ik mij wondon om ln dienst te treden als leerling vlieger bij do afd. Luchtvaart van het Nod. leger te Soester- berg? ANTWOORD: Gij kunt dit doen ten bureelo van den Garnizoenscommandant in de kazerne aan den Koudenhorn, alhier. PLANTEN. VRAAG: Mijn palm krijgt golo punton aati de bladeren. Wat ls daartegen te doen? ANTWOORD: Dit wordt meestal veroorzaakt op plaatsen, waar de lucht te droog la. In kns- sen Is de atmospheer vochtig en komt do kwaal minder voor. Herhaaldelijk bespuiten met wa ter. waar de eerste kou af ls. ls heel goed, doch voorkomt het niet geheel. De palm vraagt veel licht, mtUtr weinig zon. TOCHTJES VRAAG: Kunt u mij van Luren uit eenige fietstochtjes opgeven van 4 a 6 uur en ook den weg van Laron naar Haarlem? ANTWOORD: 1. Laren, Eemnos bulten, Eem- nes binnen. Baarn, Socstdljlc, Pijnenburg, Prins llendrlkoord, Bllthovon, Do Bilt, Utrecht, Blauw Kapel, Maartensdijk, IToll, Radlng, Hilversum, Laren. 51 K.M. 2. Laren, Huizen, Valkovoon, Bosch van Bre- dlus, Kaarden, Bu&sum, '«-Graveland, Abcoude, Hilversum, Laren, 58 K.M. 3. Laren, Eemnea bulten, Eemnoo binnen, Groeneveld, Baarn, Socstdljk, Soest. Amers foort, Nljkerk, Bunschoten. Spakenburg, Ecm- brugge, Baarn, Laron. 63 K.M. 4. Laren, Naarden, Hakkelaarsbrug. Muldcn, Dlemerbrug, Amsterdam, Haarlom. 43 K.M. VRAAG: Hoe fietst men van Hilversum naar Arn hem? ANTWOÓRD: Hilversum, Iloogo Vuursche, Soestdljk, Soest, Amersfoortscho berg, Oud- Leusden, Nieuw Lcusdon, Woudenborg, Seher- penzeel, Rcnswoude, do Klomp, Ede, Arnhem. 6 7 K.M. VRAAG: Hoe fiets lk het beate naar Nijme gen? Hoeveel K.M.? ANTWOORD: 1. Haarlem. Hoofddorp. Aals meer, Kudelataart, de Kwakel, l'lthoorn, Mij drecht, Wllhls, Ruwlel. Breukelen, Maarssen, Utrecht, Houten, 't Gooi, Bouslchemsche veer, Beuelehem, Zoclmond, Buren, Kerk Avoznath, Drumpt, Tlol, Wamol .Leeuwen, Drutcn, Af- ferden, Wlnsson, Ewljk, Bouningen, Weurt, Nij megen. 122 K.M. 2. Haarlem, Amsterdam, Dulvendrecht, Ab coude, Bnambrugge, Loenersloot, Loonon, Nleu- wersluis, Breukelen, Maaraaen, Utrooht, do Bilt, Zeist. RIjsenburg, Driebergen. Doorn, Leorsum. Amerongen, Kist, Rhcnen, do Grebbe, Wngcnlngen, Renkum, Heelsum, Ooaterbeck, Arnhem, Elden, Eist, Leut, Nijmegen. 136 K.M. DIVERSEN. VRAAG: Hoe hoog ls de groote gashouder van Haarlem?1 ANTWOORD: Ongoveer 75 M. VRAAG: 1. Hoe maakt men tomaten ln? 2. Kan men cr van tijd tot tijd Iets voor het gobrulk uitnemen, zonder dat het overige aan bederf onderhevig Is? ANTWOORD: 1. Gij kunt de tomaten wecken en dan telkens een of meer flesschen gebrui ken. maar gij kunt ze ook in pekel lnmakon en er dan telkens uitnemen wat gij noodig hebt. 2. Wasch de tomaten goed schoon, nadat gij er de kroontjes hebt afgehaald. Leg zo in een schoone lnmaakpot en overgiet ze met pekel, zoodat ze goed onderstaan. De pekel mnakt gij op de volgende wij2e: los I ons zout op In 1 liter kokend water en laat volkomen koud worden. Bedek do pekel, nadat do pot klaar ls, met een laagje geklaarde boter. VRAAG: Hoe kan men zwarte suède schoe nen glimmend mnkon? ANTWOORD; Door zo geregeld te borstelen mot den borstel, waarmede do zwart lederen schoenen gepoetst worden. Mooi worden de schoenen niet, ala zU glimmen. VRAAG: Nabij Potten ligt bij do Honds- boxsche zeewering oen gestrand schip. Kunt u mij ook zeggen, wanneer dit gestrand ls en van welke nationaliteit het was? ANTWOORD: Dat ls de „Prince George", een F-ngelscho zeokrulser, die in December 1921 bij Camperduin strandde, VRAAG: Wanneer en hoelang la hot ker« mis te Zaandam? ANTWOORD: Van 30 Augustus tot 6 Septem ber. VRAAG: Hoe hoog ls het Elfelgebergte ln Dutt-«chland? ANTWOORD: Gemiddeld niet meer dun 1500 voet of 450 M. VRAAG: Hoeveel mlllionnalrs zijn er in Ne- «Ierland? ANTWOORD: Van 1 tot 1 y3 mlllloen 693: vnn 1 1/2 tot 2 müliocn 253; van 2 tot 5 mlllloen €16; van 5 tot 10 mlllloen 62 en boven 10 mll- llocn 25. Totaal 1279,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 11