Uit
IN DE LEERSCHOOL DER RECHERCHE.
Londen, de Ville lumiére.
H.D. VERTELLING
door
A. HEEROMA, Oud-Commissaris van Politie te Amsterdam.
Men weet, dat het ixn Amsterdam bij ver
schillende takken van gemeentedienst en
bij de politie niet in de laatste plaats ge
bruikelijk is om elders zijn licht te gaan op
steken, iets wat de goede burgerij op hoogen
prijs stelt, want men bewijst hiermede, hoe
zeer men er altijd op uit is, zijn bedrijven en
diensten te perfectioimeeren en dat de voor
aanstaande ambtenaren zich ten bate van
hun tak van dienst de vermoeienissen, om
niet te zeggen gevaren van buitenlandsche
reizen willen getroosten. Ook is het niet
meer dan billijk, dat de gemeente zich de
kleine financieele opofferingen aan die rei
zen verbonden, laat welgevallen. Zijn die
ambtenaren dan terug, dan kunnen zij rap-
porteeren dat het in Amsterdam nog beter
is dan buiten en dit spaart reorganisaties,
terwijl het klagers den mond snoert, dan
•wel ze komen terug met de verrassende me-
dedeeling, dat men elders met den boel net
zoo min weg weet als wij bij ons, zoodat het
alles net zoo goed bij het oude kan blijven.
't Behoeft dus geen verwondering te ba
ren dat onze goede Overste indertijd ook een
dienstreis had gemaakt met den toenmali-
gen hoofdcommissaris en dat hij ons, leer
lingen, aangename uren bezorgde met zijn
verhalen over Parijs. Tastbare resultaten
had die reis zeker gehad, want de hoofdcom
missaris bracht voor zijn vrouw een mantel
mee en de overste voor zijn zoontje een
pracht van een harlekijn.
■,,..een mantel en een pracht van een
harlekijn.
Ik vermeen, dat de beide heeren in Parijs
ook het onmogelijke Bertillonstelsel hebben
bestudeerd en dat zelfs het plan bestaan
heeft die misdadigersmeterij hier in te voe
ren, tenminste ik heb wel eens zoo het
een en ander gezien, maar ik denk, dat dit
materiaal maar dienen moest om te laten
zien, dat het beter was het stelsel niet in te
voeren en de overste heeft er zich dan ook
niet druk over gemaakt.
Nu zal men denken, dat na die reis de
Amsterdamsche politie aan de spits zou ko
men te staan van alle Nederlandsche corp
sen, maar dit schijnt toch van niet, want
toen de hoofdcommissaris een paar jaar la
ter vertrok, kwam er een ander en die
gooide alles onderstboven, zonder vooraf
gaande reis, zoodat ik er niet meer uit wijs
ben kunnen worden of die dienstreizen al
dan niet goed zijn, behalve dan voor hen,
die de reizen maken.
In dien tijd maakte men zich nog niet
druk over wetenschappelijke speurkunst;
de vingerafdrukken studie was nog maar in
haar geboorte en onze eeriige glorie was
eigenlijk de fotografie, waarmee de Overste
zich speciaal bemoeide en waarvan hij ons
de geheimen leerde; ook werden we op de
hoogte gebracht van wat inbrekers presteer
den op het gebied van de fabrikatie van val-
sche sleutels, die in alle vormen voorradig
waren en we maakten kennis met de mo
dernste inbrekerswerktuigen, die eigenlijk
heelemaal niet modern waren, want het
waren doodgewone nijptangen, breekijzers,
schrobzagen en dergelijke; och 't was toen
nog een gemoedelijke boel.
Omdat er theoretisch niet veel was te
leeren, oefenden we ons in onzen vrijen tijd,
die overvliedig was, in koffiezetten biefstuk
jes baken en dergelijke nuttige bezigheden',
die een mensch altijd te pas kunnen komen,
doch niet speciaal tot het recherchevak be
hoorden.
Maar de Overste was een man van de
praktijk, hetgeen hij bewezen had, indien
tenminste al de verhalen, die hij ons op-
dischte over gesnapte dieven en dat soort
volk waarheid bevatten en ik heb geen reden
daaraan te twijfelen, want een handige baas
was hij zeker.
Om ons dus in de practijk op te leiden,
kregen we allerlei opdrachten en zoo ge
schiedde het, dat ik op een goeien dag werd
aangewezen om een zaak tot klaarheid te
brengen. Wat toch was het geval?
Een heer komt op het bureau met de ont
stellende mededeeling, dat zijn dochter, die
winkeljuffrouw was, in haar betrekking werd
lastig gevallen door een onbekend persoon,
die haar zijn liefde wilde opdringen, waar
van zij niet gediend was, omdat zij volgens
den vader een fatsoenlijk meisje was. Nu had
zij den man al gezegd, dat zijn liefde bij
haar geen weerklank vond, maar hij trok
zich daar geen steek van aan, zooals dat
meer het geval is bij verliefde menschen en
kwam telkens weer aan haar winkel, niet
met bedreigingen, maar met bloemen of
cadeautjes.
Men zou zeggen dit dit geen reden was om
naar de recherche te loopen, maar de va
der meende van wel, gezien den staat van
fatsoen zijner dochter en de omstandigheid
dat het een joodsch meisje was, terwijl de
aanbidder niet tot het oude volk behoorde
De verontwaardiging van den ouden heer
ging zoo ver, dat hij te kennen gaf, niet voor
zichzelf te kunnen instaan, als hij toevallig
den man zou zien, dien hij niet als schoon
zoon begeerde en hij kwam dan ook bij den
overste om zichzelf een moord te besparen
en zekere onaangename gevolgen, die daar
uit voor hem konden voortvloeien. Mijn op
dracht was dus niets minder dan het voor
komen van een moord. Men zal zeggen, was
naar den man gegaan en had hem gezegd, dat
hij met zijn bloemen en cadeautjes een an
der adres moest opzoeken, hetgeen voorzoo-
ver ik de Amsterdamsche meisjes ken, niet
zoo heel moeilijk was geweest.
Ja, dat zou heel eenvoudig zijn geweest,
als men geweten had, wie de man was of
waar hij woonde, maar in dat opzicht ver
keerde het meisje in volslagen onwetend
heid, aangezien zij uithoofde van haar bui
tensporig fatsoen den man nooit iets ge
vraagd had, terwijl hij het verkieslijk vond,
als onbekend ridder te fungeeren, zooals je
dat in Ivanhoe en dergelijke verhalen leest.
Maar in een opzicht gaat de vergelijking met
den ridder niet op, namelijk, dat de aanbid
der het gezicht niet achter een vizier of iets
anders had verborgen, zoodat het meisje ze
dig tusschen de wimpers doorkijkend, zijn
gelaatstrekken goed had kunnen opnemen,
en een gedetailleerde beschrijving van den
onverlaat kon geven. En nu lag het maar
aan mijn speurzin om den man te ontdek
ken.
Ik kon niet zeggen dat die opdracht mij
gemakkelijk toescheen en ze was, opper
vlakkig beschouwd, ook verre van gemak
kelijk, want de beschreven man leek op dui
zenden andere jonge mannen en hij had
geen enkel kenmerk, dat mij in staat stelde
hem zoo tusschen de menigte uit te pikken.
Ook voelde ik er heel weinig voor van den
ochtend tot den avond voor den winkel van
het meisje te staan, in de hoop den man,
die op zeer ongezette tijden kwam, te zien
en in den winkel kon ik niet gaan zitten, om
dat de patroon dan mij en het meisje waar
schijnlijk de deur uitgezet zou hebben, wat
tot nieuwe complicaties aanleiding had
kunnen geven, want het meisje was niet on
aardig en ik was jong. Ik moest dus wat an
ders verzinnen en in overleg met den moord-
lustigen vader werd bepaald, dat het meisje
zich tegenover den onbekenden aanbidder
wat toeschietelijk zou betoonen, als hij den
strijd nog niet had opgegeven en een af
spraak zou maken om hem hier of daar op
straat te ontmoeten; ik zou mij dan op een
afstand ophouden en kreeg alzoo de gelegen
heid den man te leeren kennen om hem
daarna in triomf naar het bureau te voeren,
en daar zou de chef dan wel met hem afre
kenen. Ik moest natuurlijk de meest uit
drukkelijke verzekering geven, dat ik het
meisje geen seconde uit het oog zou verlie
zen opdat zij niet geschaakt kon worden.
Onbewust van het gevaar dat hem dreigde
verscheen Don Juan een paar dagen later
weer aan den winkel, met zich voerende een
doos bonbons, en groot moet zijn verrassing
zijn geweest toen hij ervoer dat de aanhou
der wint. De bonbons werden met een lief
lachje in de wacht gesleept en zij beloofde
den man den volgenden avond te negen uur
op den Voorburgwal bij het postkantoor te
ontmoeten, hetgeen zij mij In tegenwoordig
heid van papa kwam mededeelen. Deze
wilde ook van de partij zijn, maar daarop
ging ik niet in, zijn gemoedstoestand in aan
merking nemende, en na veel praten, waar
bij mevrouw zich aan mijn zijde schaarde,
berustte hij in mijn besluit, nadat ik hem
al de verschrikkingen van de gevangenis
had geschilderd. Ik vond goed, dat een neef,
die een toonbeeld van kalmte en zelfbeheer-
sching heette te zijn, mij zou vergezellen.
Den volgenden avond kwam dit toonbeeld
mij halen en ik begreep direct, dat hij meer
op mij en mijn gummistok vertrouwde, dan
dat hij een steun zou zijn. Hij stelde voor,
dat ik den onbekenden minnaar maar direct
bewusteloos zou slaan, overtuigd, dat hij dan
zelf niet veel gevaar zou loopen; toen ik hem
vertelde dat dit niet ging, vond hij het beter
wat achteraf te blijven, om niet de aandacht
te trekken en hij openbaarde mij, dat zijn
nichtje hem niet onverschillig was en dat
het gezicht van een mededinger allicht ook
bij hem een zekere moordlust zou doen ont
waken. Ik zei, het zaakje alleen te zullen
opknappen doch hij wandelde met mij den
kant uit van den Voorburgwal.
We waren een eindje op pad, toen een on
gewoon gerucht mij deed omzien en ik be
merkte op eenigen afstand den moordlusti-
gen vader met zijn vrouw, daarachter nog
twee dames en daarachter nog een paar hee-
Ik bemerkte den moordlustig en vader...,
ren, die allen druk praatten, blijkbaar in he
vige gemoedsbeweging verkeerden en bij
elkaar behoorden, zoodat ik begon te gelijken
op den man met het gouden gansje. Vagelijk
zag ik nog meer en wel zeer jeugdige perso
nen achter de beide genoemde heeren. Ik
bleef staan en de stoet achter mij stopte
eveneens. „Wat moet dat?" vroeg ik den man
naast mij en deze lachte wat zenuwachtig:
„Ze willen kijken wat er gebeurt." Dit was
echter tegen allen afspraak in en ik wandel
de terug naar den wachtenden stoet, zei,
dat ik er de brui aan gaf als ze niet aftrok
ken, waarop papa me vertelde dat hij van
zenuwachtigheid niet thuis had kunnen blij
ven en dat de anderen eigenlijk voor zijn
bescherming waren meegegaan.
„Och, mijnheer, als ik me daar ben over
m'n zenuwen" jammerde de oude heer en
steunde met een hand op den schouder zij
ner vrouw, die bevestigde: „zoo is hij altijd,
als hij over z'n zenuwen Is", waarbij ze me
meewarig aankeek. Het gevolg was dichter
bij gekomen en keek bedrukt naar het ar
melijk hoofd der familie.
„Ja. maar" bulderde ik „wat moet dat
nou?"
„Och meheer, effen kijken, van ver ziet u,
als we toch erg bezorgd zijn voor Rachel; 't
....als een bende wolven....
hoe ze daar geko
men waren en
als een bende wol
ven viel de heele
familie den heer
op het lijf. die met
parapluies en han
den werd bewerkt,
eer ik het kon voor
komen en die mot
achterlating van
hoed en bril ijlings
een goed heenko
men zocht; 'k heb
hem niet terug ge
zien.
Ik was op een
draf naar het men-
schelUk kluwen ge
ijld en begon de fa
milie in onver-
valscht Amster-
dainsch uit te ma
ken. toen ik het
meisje hoorde zeg
gen: „Maar dat was
hem niet!" hetgeen
niet naliet groote
verlegenheid bij de
vechtlustige familie
teweeg te brengen.
is toch me eigen kind", zei mama en een
zoete lach plooide haar mond.
Ik zag geen kans het stel kwijt te raken,
en was ik minder onervaren geweest, dan
had ik rechtsomkeerd gemaakt, nu had ik
nog een dwaas vertrouwen in de menschheid
en ik geloofde ze, toen de heele familie plech
tig beloofde op een eerbiedigen afstand te
blijven. Zoo vervolgde ik mijn weg met den
neef en bij den Voorburgwal, waar het toen
donker was, even omziende, ontdekte ik van
de heele familie geen spoor meer.
Dra kreeg ik het meisje in het oog. dat op
een stil gedeelte kalm heen en weer wan
delde zooals toentertijd wel meer meisjes
daar hun tijd doorbrachten en niet met de
oorlogzuchtige bedoelingen van Rachel.
Het zal een minuut of tien later geweest
zijn, dat uit de Gravenstraat een heer na
derde, die den Voorburgwal opdraaide en na
eenige aarzeling op Rachel afstevende; ik
verwachtte van haar het afgesproken toeken,
maar plots doken uit de schaduw de gestal
ten op van den moordlustigen vader met zijn
heelen aanhang 't is me nog een raadsel
Ik putte me uit In bedreigingen met
alle mogelijke artikelen van het Wetboek
van Strafrecht, waarop een groote deemoed
over het gezelschap viel. Ze grepen me van
alle kanten vast en smeekten het er bij te
laten, verzekerend, dat het kwam „alsdat ze
allemaal over de zenuwen heen waren."
Nou, ik was maar blij, dat de op avontuur
beluste heer de beenen had genomen en
aanvaardde met het heele gezelschap den
terugtocht. Papa ging over zijn portemon-
nale en probeerde me een rijksdaalder in
de hand te stoppen, waar ik zoo vriendelijk
voor bedankte, dat hij van schrik zijn heele
portemonnaie liet vallen en onder veel
excuses vroeg neef mij of hU me dan een
fijne sigaar mocht presenteeren, met de ver
zekering dat het een extra fijne was. We
hebben toen allemaal maar van neef
opgestoken en scheidden als goede vrienden.
„Als u nog zoo wat voor me heeft. Overste"
zei ik, toen ik mijn bevinding had meege
deeld.
De Overste lachte fijntjes, de guit; hij
kende de Amsterdammers beter dan ik.
Meer licht!
(Van onzen Engelschen correspondent)'.
Londen Is voor het grootste deel van Sep
tember de Ville Lumiere geworden. De stad,
berucht om haar duisternis en haar grijze
monotonie, gloeit nu in den avond in blanke,
roze, azure en ander zacht getinte schijnsels.
Met licht, vloedlicht, kalklicht, zoeklicht
heeft cle stad zich opgemaakt om de heeren
van het Internationaal Verlichtingscongres
te ontvangen en om meteen hulde te brengen
aan de nagedachtenis van Faraday, die een
eeuw geleden werd geboren en die met zijn
navorschingen in de toen nog zoo geheime
gebieden van magnetisme en electriciteit
zooveel heeft gedaan om de wereld electrisch
te kunnen verlichten.
Niet alleen Londen ligt nu in den avond te
baden in vaak Rembrandtieke schijnsels.
Wanneer de verlichtingsmannen naar andere
steden van Groot Brittannië gaan zullen zij
er gelijksoortige lichtende phenomenen
waarnemen. Het gansche land heeft de ge
legenheid aangepakt op grootsche wijze te
getuigen van den luister van meer licht. Kon
er slechts de duisternis van de economische
crisis mee op de vlucht worden gejaagd!
De gedachte aan die crisis was zeker ver
bannen uit de hoofden van de millioenen,
die de eerste opvoering van dit machtig
lichtspel bijwoonden. Hier rees voor de ver
raste oogen een Londen op in het avond-
zwart van het firmament dat niemand ooit
had gedroomd.
Big Ben was Big Ben niet meer; maar een
vergeestelfjke evenbeeld, dat daar stond aan
den rivierkant als een statig wachter in
zilver, eenzaam naar voren getreden uit den
nacht, indrukwekkend, ontzagwekkend fi
gurant in deze wonderlijke tooneelzetting
voor een spel van illusie. En de Theems, die
in normale nachten zoo zeer de verwezen
lijking lijkt van de Styx, was nu de ge
droomde rivier geworden van vloeiend licht,
overbrugd met bogen als opgebouwd van
phosphoriseerenden steen, met blanke of
of smaragdgroene of saffierblauwe of ko-
raalroode paleizen aan zijn boorden. The
Monument, daar bij den noordelijken oprit
van Londen Bridge, was een starre licht
bundel gelijk; en allerwege boven het vaag
zich afteekenende donkere dakensilhouet
van de City stonden als gloeiende opgeheven
vingers de fijne spitsen van de oude City-
kerken.
Dit vloedlicht is echter veel vriendelijker
voor de nieuwe dan voor de oude ge
bouwen. De nieuwe kathedraal der Roomsch
Katholieken in Westminster met dien fijnen
hoogen klokkentoren stond zooveel plechti
ger, statiger, zelfbewuster in de illuminatie
van de schijnwerpers dan de oude West-
minster Abbey, die meer spookachtig dan
sprookjesachtig verscheen, en in den aan
blik scheen te protesteeren tegen de driest
heid, welke haar oude leden in het licht
stelde. Zoo stond Thames House in vol
strekten luister, in nobele kracht en nieuwe
schoonheid te prijken terwijl het oude So
merset House van verlegenheid om zooveel
„publicity" in licht stond te blozen. Het ge
heim van dit verschil in effect tusschen
wat oud en wat nieuw is moet wel liggen
aan de architectonische conceptie, in welk
geval de moderne misschien onbewust gevels
heeft geschapen, die zulk vloedlicht niet al
leen verdragen maar er extra schoonheid
aan ontleenen.
Die vlakke gevels, met spaarzaam relief,
blijken bij uitstek geschikt voor deze belich
ting. In hun blanke schoonheid, slechts be
scheiden geaccentueerd door de opwaartsche
lichtbundels, krijgen zij een kalme waardig
heid en een koele bekoring.
Hoe gretig de Londcnaars de gelegenheid
aangrijpen hun hulzen te verlaten bleek op
ontstellende wijze toen de electrlcitelts- en
gasbedrijven (die de zaak uit eigen kas
hebben bekostigd) hun eerste opvoering
gaven van dit lichtspel, met ganseh Londen
als tooneel. Lang tevoren was aangekondigd
dat „the run" van dit spel tot bijna einde
September zou duren. Maar heel Londen
wilde klaarblijkelijk de première bijwonen.
De uitkomst was de meest ongehoorde ver-
keers-wanorde. welke zelfs deze stad, die op
dit punt veel heeft meegemaakt, ooit te
aanschouwen heeft gegeven. Het gedrang,
zelfs op de breedste van Londen's verkeers
straten, The Embankment, was onbeschrij
felijk. Auto's, omnibussen, trams hadden
geen schijn van kans zich een doortocht te
banen, Van negen tot twaalf uur stonden
honderdduizenden menschen op de bruggen
van de rivier, aan de oevers, in Whitehall, op
het Trafalgar Square (waar Nelson alleen
en zijn kolom-voetstuk niet in het kunst
zonnetje was gezet) samengepakt. Het St.
James' Park, dat bij zonsondergang wordt
gesloten, werd een vluchtoord voor hen die
het te benauwd kregen. Hekken werden ge
forceerd en duizenden stroomden het park
binnen. Het ruime plein bij Hyde Park Cor
ner was een deinende menschenzee, vol
strekt onbevaarbaar voor voertuigen.
De bloemen en het groen van een park
leenen zich evenmin als oude gebouwen tot
kunstverlichting. Het effect langs den ge
noemden vijver was coulisse-achtlg. De
bloemen stonden als verstard en verschrok
ken in de schijnsels, welke zoo wreedaardig
op deze frissche kinderen van Flora hadden
gemikt. Hel, opzichtig en niet-lieflijk werd
de natuurlijke park-schoonheid onder den
invloed van de sterke projectie-lampen.
Het beginsel dat er licht zij heeft toepas
sing gevonden voor een korte periode, in
beperkt gebied. Wie zou niet wensclien dat
het voor altijd zou zijn en voor het gansche
land en alle landen! De producenten van
grondstof voor licht hebben gelijk wanneer
zij zeggen dat er veel meer licht moet zijn
in het leven der gemeenschap, maar stoffe
lijk licht dat zeker ook meer licht in ge
moederen zou bevorderen. Londen moet
zeker meer licht hebben, niet zoo zeer in
Piccadilly, waar de reclame-lichten nu vul
gair lijken in hun druk en opdringerig ge
flikker, als in achterstraten en in het som
bere Suburbia. Maar het publiek zal cr eerst
over kunnen denken eigen woningen in
vloedlicht te zetten en de duisternis uit
hoeken van interieurs te verjagen (mét het
kwaad en de ongezondheid die zegt men
duisternis schept) wanneer kilo-watt-uren
verkrijgbaar zijn a tien om een dubbeltje,
GEVLEUGELDE SLACHTOFFERS
VAN HET VERKEER.
Motorrijtuigen maken veel slachtoffers on
der gevogelte op den weg. Lieden, die nage
gaan hebben hoeveel het er zouden zijn,
kwamen tot de ontstellende conclusie, dat
op buitenwegen met druk autoverkeer dage
lijks 2 vogels, voornamelijk kippen, op elke
3 K.M, gedood worden 1
Van andere zijden acht men dit sterk
overdreven. Men twijfelt er aan, of het motor-
verkeer wel zoo'n bedreiging voor de vogels
is als verondersteld wordt.
Een chauffeur, die ongeveer 1600 K.M. per
week aflegt, zoowel 's zomers als in den win
ter, verklaarde, dat hij gedurende de laatste
10 jaar slechts 3 vogels doodde.
Eens overreed bij een havik, die op een
konijn was neergeschoten op den weg. De
vogel lette niet op de aanstuivende auto, die
finaal over hem heen reed. Maar toen de
bestuurder omkeek zag hij den havik onge
deerd opstijgen met z'n prooi in zijn klauwen.
HET MEISJE WENKTE
Het is niet altijd goed, mlllionalr te zijn cn
dat heeft de heer Rex. R. Fairbanks, eep zeer
vermogend New Yorksch Jongmensch, tot zijn
schade en schande moeten ervaren. De jon
geman wandelde in Washington Avenue te
Brooklyn toen een meisje in een auto hem
wenkte, haar auto naar den kant reed en
bleef wachten tot hij haar genaderd was. Zij
vroeg hem den weg naar Parkplace en toen
cle jongeman wilde antwoorden bemerkte hij
plotseling dat het meisje hem een revolver
op de borst had gezet. Zij dreigde te zullen
schieten wanneer hij niet Instapte cn reed
met haar gevangene naar Prospect Park. be
roofde hem daar van zijn bovenkleercn. een
ring met diamant, een horloge van platina,
en 25 dollar in contanten, benevens van zijn
sleutels. Toen zette zij den armen heer Fair
banks uit haar auto en tufte weg-,
Het testament van Oom Victor.
(Naar het Fransch van Jcan dc Vaugirard).
Toen oom Victor Curassier was gestorven,
was niemand meer verheugd dan zijn neef en
naamgenoot Victor Curassier, de eenige met
wien oom vriendschap had gesloten en die
hem geregeld, men zou kunnen zeggen, bijna
iederen dag bezocht en buitengewoon attent
voor hem was.
Het verwonderde hem dan ook niet. d.\t hij,
een maand nadat hij den goeden oom graf
waarts had gedragen, waarbij hij heel veel
droefheid aan den dag had gelegd, een ult-
noodiglng kreeg van notaris Jacquelin,
Avenue Victor Hugo, om tegenwoordig te zijn
bij de opening van het testament van wijlen
den heer Victor Curassier.
Toen hij cle werkkamer van den notaris be
trad, had hij, ofschoon wel eenigszins ver
wonderd de broers cn zusters en andere fa
milieleden van oom aan te treffen, het glim
lachend gelaat van den overwinnaar, zeker
er van. dat hij zich het grootste deel van de
bezittingen van den geliefden doode zou toe
gewezen zien.
De notaris, een oud, uitgedroogd mannetje,
sterk bijziend cn door zijn neus pratende als
een gebarsten trompet, begon, toen allen om
zijn breed schrijfbureau waren gezeten, met
de voorlezing van het testament.
„Ik ben altijd", zoo begon het dooi oo:n
zelf opgesteld testament, „een schandvlek voor
de familie geweest. Ik wou. zooals mijn ach
tenswaardige familie verklaarde, niet deugen.
En het moet gezegd worden van het stand
punt van den fatsoenlijken burger, had zij
schoon gelijk. Ik deed in mijn jeugd, en toen
mijn jeugd al lang voorbij was. heel gekko
dingen. Ik genoot, wellicht wat al te veel. van
het leven. Ik buitte het uit. alsof ik den vol
genden dag zou sterven. Ik was als de soldaat
ln den oorlog, die zijn vrije uren achter het
front besteedt om zooveel mogelijk te genie
ten. omdat wellicht morgen de dood hem
wacht. Wijn, het spel en niet te vergeten
de vrouw, hebben in mijn leven om groote
plaats ingenomen. Ik heb er. nu ik oud ben
en met mijn volle verstand bezig ben mijn
testament te maken, geen spijt van. Ik ge
noot. en cle herinnering aan die dagen ver
warmt nog mijn oude leden. Maar wat be
denkelijker was: ik maakte schulden. Eu mijn
naam kwam in opspraak, tot groote ergernis
van mijn lieve broers en zusters, die heel fat
soenlijk waren en heel fatsoenlijk aan den
kost kwamen. Het spreekt vanzelf, dat zij niets
wilden weten, van mij, den doordraaier, na
dat hun raadgevingen, ln mijn belang, niet
cle minste uitwerking hadden gehad op mijn
verstokt en verhard gemoed. Het duurde niet
lang, of Parijs werd mij te warm. Ik werd
door wat al te veel schuldeischers achterna
gezeten. Bijna om cle week verhuisde ik. om
dat geen woning mij een onderkomen bood,
veilig voor de berenleiders. Daarom ging ik op
„bonne aventure" nnar Indo-Chlna, waar het
wel warm was, maar niet zoo warm als
schuldeischers het een armen man kunnen
maken, die op zwart zaad zit.
Ik, die tot nu toe het werken aan anderen
had overgelaten, begon hard te werken, niet
om ln te halen wat ik had verzuimd, maar
om zoo spoedig mogelijk naar Parijs te kun
nen terugkoeren; naai- Parijs, dat die twintig
Jaren, die ik in onze koloniën doorbracht,
voor mij was gebleven de stad der steden.
In het begin van mijn verblijf in Indo-
Chlna, nam ik aan, dat zij van het verloren
schaan niets meer wilden weten. Slechts één
keer kreeg ik een briefje, waarin mij de
medcdeeltng gewerd, dat wanneer ik den
moed had mijn broer Albert te bezoeken, hij
een draadversperring zou laten maken om
zijn huis.
En dat negeeren van hun lieven bloedver
want hebben zij volgehouden, ook toen ik
naar Parijs was teruggekeerd en als een man
ln bonus, als een die zijn schaapjes op het
droge had.
Hoe gunstig, zou lk willen zeggen, steekt
daarbij het gedrag van mijn neef af, den zoon
van mijn overleden broer Paul. die, teen hij
nauwelijks had gehoord, dat ik was terugge
keerd en mij had geïnstalleerd aan den Bou
levard Malesherbes, mij op ondubbelzinnige
wijze getoond heeft, zijn oom zeer t? waar-
deeren; die mij telkens verzekerde veel van
mij tehouden, omdat ik zoo sprekend op zijn
lieven vader geleek, np zijn vader, die altijd
zoo welwillend en liefdevol over mij had ge
sproken; die bijna eiken dag belangstelde in
mtJn gezondheid en die. dat pleit voor hem,
nooit oen cent van mij leende om aan te too-
nen, dat het hem niet om mijn geld te doen
was,
En nu kom ik tot dc verdceling van mijn
bezittingen, zoowel roerende als onroerende
goederen: ik vermaak alles aan mijn broers
cn zusters, omdat ik het zeer op prijs stol. dat
zij niet van houding Jegens mij zijn veran
derd, ofschoon zij wisten, dat er wat van mij
te halen viel on ik meer bezat dan zij.
Ik zou hun niets hebben vermaakt, als zij
met uitgestoken hand en uitgestrekte armen
mij tegemoet waren gekomen, als zij zich b i
mij hadden opgedrongen, als zij de draad
versperring van hun afkeer voor cle schand
vlek der familie hadden weggenomen. Dan
zou lk hun houding wat al te verdacht heb
ben gevonden, zooals ik dc houding van mijn
neef Victor niet erg zuiver vond. 'Zijn belang
stelling was mij te verdacht, aan zijn onbaat
zuchtigheid was, leek mij. een luchtje. Als ik
een arme oom was geweest, had ik mij. zoo
oordeel ik, niet ln die belangstelling mogen
verheugen.
En daarom vermaak Ik hem niets, omdat ik
vind, dat huichelarij niet moet warden be
loond.
En als ik mij in mijn neef heb vergist, als
hij inderdaad van zijn oom heeft gehouden,
dan zal hij mij nog liefhebben tot over liet
graf, ook al krijgt hU niets van wat lk bezit.
En dan is hij wel zoo onbaatzuchtig om mij
te vergeven, wat ik in mijn domheid en door
mijn gebrek aan begrip van menschen, tegen
over hem heb bedreven, misschien, misdreven.
Mochten mijn broers cn zusters consequent
willen blijven tegenover mijn bezittingen, zoo-
als zij consequent tegenover mij zijn gebleven,
dan geef ik den notaris en mijn ouden vriend
Jacquelin. aan wien men nu niet kan aan
zien. dat hij, van zijn Jeugd, met mij de kant
jes er af heeft geloopen ,de opdracht naar zijn
goedvinden alles te vcrdeelen onder dc lief
dadige cn weldadige instellingen.
EEN NIEUW SNELTREIN-
RECORD.
De Engelsche spoorwegen hadden tot April
toe op hun naam het record staan voor de
snelste non-stop-vcrblndlng. Toen nam de
Canadeesche Pacific Railway het over.
Maar de Engelschen kunnen dat niet op
zich laten zitten. Met ingang van 14 Sep
tember krijgt Engeland een lijn. waarop ;ie
snelste verbinding der wereld plaats heeft.
De Cheltenham Flier, de express, die van
Swindon naar Paddington 'Londen) loopt
over een afstand van 77 1/4 mijl, zal daar
dan 67 minuten over noodig hebben. Dat
beteekent een gemiddelde snelheid van 60.13
mijlen per uur.