H.D. VERTELLINGEN Als prinses Juliana in Parijs is...; Radiomaziek der week. EEN VOORBESPREKING Biographieën in een notedop. (Van onzen Parijschen correspondent.), r Toen Prinses Juliana nog een kind was, slaakte ze eens, op een wandeling met een harer hofdames, de verzuchting„Hè, ik zou 't nu toch zoo dolletjes vinden om ook eens, net als al die andere kinderen, in een traim te zitten." Maar helaas, het strenge proto col verbood zelfs dat pretje aan Jullaantje. En nu is Juliana een groot meisje gewor den, meerderjarig, ze heeft stemrecht, een academischen graad en de tijd van kinder lijke genoegentjes is maar al te gauw voor bij gegaan. Waar zij gaat of staat, wachten eerbiedwaardige grijsaards om haar de hon neurs te bewijzen, verdringt zich een nieuws gierige menigte, die uiting wil geven aan haar gevoelens van respect en aanhanke lijkheid. Maar in de blauwe oogen van ons vorstenkind is datzelfde vraagteekentje ge bleven, dat kinderlijk verlangen naar het gewone, het onopgesmukte, het verlangen, om ook eens te mogen zijn net als alle anderen: vrij en zich-zelve. Er kwam aan de Gare du Nord een offi- cieele trein aan. Prinses Juliana begeleidde haar Koninklijke Moeder naar de Fransche hoofdstad, Gejuich, gezang, eerewachten, of- ficieele maaltijden en recepties, toespraken, audiënties, fanfares, geen stap zonder een heirleger van journalisten en fotografen, geen woord, geen geste, die onopgunerkt bleef. En dat heette vacantie? In het land van de vrijheid? En toclh moet het haar zijn gegaan als alle anderen, die voor het eerst in Parijs komen, moet ook zij de charme hebben gevoeld van deze groote stad, haar vrijheid, de aantrekkelijkheid om daar eens geheel verloren te zijn in de menigte. Toen de uitkomst: gisteren hebben we Prinses Juliana andermaal van de Gare du Nord afgehaald. Maar ditmaal is al het of- ficieele eerbetoon achterwege gebleven: on ze Prinses kwam alleen vergezeld van een paar jonge meisjes van haar leeftijd, naar hier. De kinderdroom is verwezenlijkt. De telegraafagentschappen hebben zioh van hun taak gekweten en namen geseind van de autoriteiten, die de Prinses hebben ontvangen en rondgeleid bij haar officieele bezoek aan het nieuwe Nederlandsche Pa viljoen op de Koloniale tentoonstelling. H. K. H. heeft tijdens haar rondwandeling een loodzwaar bouquet bloemen moeten dra gen. Maar dat was dan gelukkig ook alles. Vrij, als een gewoon mensch, heeft zij zich kunnen bewegen, gaan waar het haar goed dunkt, en zelden zag men een mensch zoo gelukkig als het lachende koningskind. En we durven hier nu een aardig voorvalletje te vertellen; 't is zoo onschuldig, zóó sympa thiek, dat we het willen vasthouden. Zelfs een strenge „chef du protocole" zal niet een glimlach kunnen bedwingen. 't Was dan tijdens de rondwandeling in het Nederlandsche paviljoen. Professor De Bussy, die een prettige en vlotte verklaring gaf, moest even zijn toelichting onderbre ken, wijl men kwam waarschuwen dat de grijze maarschalk Lyautey kwam om de Prinses te komen complimenteeren. Het weerzien was hartelijk en ongedwongen en er ontstond dadelijk een geanimeerd ge sprek. Toen de maarschalk nu hoorde, dat de Prinses het voornemen had om 's middags na de lunch, nog wat op de tentoonstelling te blijven, ten einde ook enkele andere ge bouwen te bezoeken, bood hij dadelijk aan, om persoonlijk de Prinses rond te geleiden. En daar kreeg Prinses Juliana een hoog kleurtjede toestand was pijnlijk. Vaar wel zoete droom, om eindelijk eens vrij te zijn en onopgemerkt te blijven. Toen wend de zij zich resoluut tot den minister van Staat, dr. Fock. en in het Nederlandsch klonk deze smeekbede: „Hè, toe.... zegt u eens dat ik het véél prettiger zou vinden om in m'n eentje met mijn vriendinnen hier en daar rond te kijken." Dr. Fock, met den tact van den fijnen di plomaat, in welgekozen woorden, heeft het verzoek overgebracht. Iedereen glimlachte, de maarschalk begreep. De eerste en eenige nederlaag, welke de onoverwinnelijke soldaat in zijn leven heeft geleden werd hem toege bracht door een charmant jong meisje.... En toen kwam de eerste, groote, blijde vrij heid. Er was daar op het terras van het Ne derlandsche restaurant, met uitzicht op het meer-Daumesnil, een klein tafeltje gereser- veerd voor de lunch, een tafeltje slechts voor vijf personen, voor de Prinses, haar drie hofdames en voor baron Baud. Er omheen andere tafeltjes voor iedereen, 't Waren meest Nederlanders en men keek wel even op, om daar in dat aardige, vrooüjk praten de gezellig „boomende" jonge meisje Hare Koninklijke Hoogheid te herkennen, die met een vriendelijk hoofdknikje de eerbie dige eerbetuigingen en buigingen be antwoordde maar tenslotte drong toch tot ieder de gedachte door, dat het nu maar beter zou zijn, haar niet langer lastig te vallen. En de vreugde van de Prinses, haar zichtbare tevredenheid, haar sympa thieke eenvoud werden aan alle tafeltjes druk besproken. En toen Jullaantje opstond om haar rondwandeling te beginnen, gebeul de iets bijzonders, Er was daar een groot Ne derlandsch reisgezelschap, er waren daar tientallen andere Nederlandsche toeristen, Franschen. Als één man stond men op en claar zetten in eens enkele landgenooten het oude Wilhelmus in, weldra door allen over genomen. 't Klonk misschien niet zoo héél zuiver en 't rhythme liet hier en daar wel wat te wenschen, maar het deed goed en de Prinses zelf was aangedaan door zooveel spontaniteit. Daar barstte een daverend ge juich los. Daar gingen zakdoeken en hoeden en wandelstokken in de hoogte! Er werd ook druk en ijverig geconfereerd in liet heekje van de legatie om te overwe gen welk „geschikt" stuk men H.K.H. zou kun nen aanraden voor haar theaterbezoek. En er werd aan het tafeltje van ons, waar op drachten lagen om den volken in détails te vertellen van alle fails et gestes, even over wogen wat ons nu te doen stond. Meegaan... opteekenen.. telefoneeren.. telegrafeeren? Nee, niet het plezier bederven maar de vrijheid eerbiedigen, zoo was aller meening. En als het „doel" van uitvoerige verslagge- verij is om sympathieën op te wekken, dan vermag een klein stukje dat héélemaal niet „officieel" is, misschien nog meer, zoo troost ten wie ons. Prinses Juliana in haar oprech ten eenvoud, heeft de liarten van velen ver overd. HENRY A. TH. LESTURGEON. dooi KAREL DE JONGj r De Zondag brengt ons als gewoonlijk twee cantates van Bach: een uit Königswuster- hausen en één uit Daventry. Dit behoeft dus .geen bijzondere vermelding, maar wel het feit dat voor de komende week twee pianisten de eerste Partita ter voordracht kozen (A.V.R.O. Dinsdag en Praag Woensdag). Niet dat deze Partita geen mooie muziek zou be vatten: onder de zes zusters is zij zeker die welke door melodischen rijkdom, elegantie en bevattelijkheid uitmunt, en daardoor het gemakkelijkst in 't gehoor valt; maar nog niet lang geleden zou zeker het meerendeel van een gemengd leeken-auditorium „er niks aan" gevonden hebben en zou de keuze van zulk een Partita dus zeer onwaarschijnlijk, zoo niet onmogelijk zijn geweest. Want men kan toch niet veronderstellen dat het gros van degenen die voor de microfoon spelen, als kampvechters voor een bepaalde muzikale idee of richting zal optreden en dus moeten we uit een feit als het bovengenoemde alweer de verheugende conclusie trekken, dat Bach's kunst steeds meer in breede kringen door dringt en waardeering vindt en zoo op den' duur een zegenrijke immuniseerlng tegen de voortwoekering van operette- en jazz muziek kan vormen. De beteekenis van den „Urvater der Musik", zooals Beethoven hem noemde, kan men niet licht hoog genoeg aanslaan en men behoeft geen jubileum concerten met feestcomités e.d. op touw te zetten om van die waardeering blijk te geven: een regelmatige uitvoering zijner werken is schooner en blijvender monu ment. Met dat al mogen we de stroomingen des tijds niet vergeten en we willen dus wijzen op de uitvoering van moderne orkestwerken in Kaiundborg, waar Dinsdagavond Strawinsky en Ernst Toch aan het woord zullen zijn, en van moderne Kamermuziek te Frankfurt op denzeifden avond: werken van nog weinig algemeene bekende tijdgenooten. De waar de van hetgeen hier geboden zal worden laat zich met van tevoren bepalen, maar het is goed dat de gelegenheid om te hooren gegeven wordt. Ook ons land zal in dit opzicht niet werke loos blijven, immers in het programma van het pianorecital der VP.R.O. van Vrijdag avond zien we een Sonate van Willem Pijper aangekondigd, een werk dat in 1930 geschre ven werd en dat dus tot Pijpers laatste com posities behoort. Het kan van belang zijn, waar te nemen of Pijpers „manier" met het rijpen der persoonlijkheid tot grooter verin nerlijking voert. Wel geeft het programma •van dit recital een kijk op muzikale evolutie, maar in sprongen met zeveniig-mijls-laarzen! Van de Sonate van Mozart tot die van Pijper welk een afstand, welk een klove! En Debussy en Von Brucken Fock kunnen die niet overbruggen: daartoe staan ze te ver van elkaar en van de eindpunten af. Niette min is het goed dat op de Preludes van onzen landgenoot G H. G. von Brucken Fock ook eens acht geslagen wordt; de bescheiden cn reeds bejaarde componist is er allerminst de man naar om zelf zijn werk. waaronder veel is, dat van werkelijk talent blijk geeft, op den voorgrond te brengen. Pianomuziek staat ook op het weekpro' gramma van dé „.Grondslagen der Muziek" te Daventry, en wel sonates van Beethoven. We treffen vooralsnog alleen eenige der eer ste periode aan; het zal te bezien staan of ook de latere zullen volgen. Met de aller laatste op. 111 gaf ik zelf vorigen winter het voorbeeM, zij het dan ook in achter - waartsche richting, maar deze keuze was door de leiding der omroepvereeniging be paald. Een interessant klavierprogramma kondigt Weenen voor Dinsdagavond aan: werken die alle buiten de gewone koers lig gen. Voor klavier met orkest wijs ik op het Promenade-concert van Woensdagavond te Londen. Vóór enkele weken konden we van daar een uitmuntende vertolking van Brahms' tweede pianoconcert door Ed. Stuermann, gevolgd door die van zijn tweede symphonie, hooren; thans komen als orkestwerken de Haydn-Variaties en de derde Symphonie aan •de beurt, en zal de ook hier te lande vaak opgetreden en vooral als Mozart- en Schu- mann-vertolkster bewonderde Engelsche pianiste Myro Hess 'het zwaarwichtige eerste concert van Brahms spelen. Wat de kamermuziek betreft: behalve de reeds genoemde moderne te Frankfurt zal er ook nog oudere en meer bekende ten gehoore gebracht worden. Voor de A.VR.O. speelt Zondagmiddag het Hollandsch Strijk kwartet, dat door de klank van de namen zijner leden wel een exeotisch tintje heeft, maar desondanks onzen vaderlandschen naam ook buiten onzen grenzen vaak hoog gehouden heeft. De altist Bram Mendes maakt er geen deel meer van uit; sinds eenige maanden is zijn plaats door den evenals Thom. Canivez uit België afkomstigen, doch sedert geruimen tijd in Haarlem gevestigden Jos de Clerck ingenomen. We zullen dus nu het ensemble in zijn nieuwe samenstelling kunnen hooren eir wel in het z.g. Harpen- kwartet van Beethoven, welks heerlijk Adagio wel als proefsteen zal kunnen strekken. Het tweede trio van Mendelssohn wordt Zondag namiddag door Londen Reg. uitgezonden; minder algemeen bekend en afgespeeld dan het indertijd zeer geliefde eerste, dat zelfs den bijnaam „dilettantentrio" kreeg, bevat het tweede in zijn eerste hoofddeel goede muziek en spannende momenten en ook het in wilde vaart voortstormende Scherzo valt nog te waardeeren, maar de gecandeerde stroophoek van het Andante is voor de mees- tcn tegenwoordig niet goed meer te genieten en dreigt ons muzikale kiespijn te bezorgen en de hartstocht van het Allegro appassio nato laait zoomin fel genoeg om ons te ver warmen, als het koraal in dit deel ons wer kelijk religieuze of grootsche indrukken kan geven. Hooger staat, het Es-dur-Trio van Brahms, dat eigenlijk voor piano, viool en waldhoorn geschreven is, en dat zeer diep gevoelde maar daarnevens ook zeer levens lustige muziek bevat. Een groote tegenstelling met di<t werk vormt het eerste trio van Saint Saëns, dat onmiddellijk er na Maandagavond gespeeld en door de R. S. R. uitgezonden wordtin dit laatstetrio is alles gratie en sierlijkheid zonder dat diepere zielsproblemen tot uiting komen. Dit is ook niet altijd noodig: de „Spielfreudlgkeit" heeft ook haar rechten en zeker als zij in zoo gecultiveerden vorm geboden wordt als bij Saint-Siëns het geval is. Een paar aankondigingen n.l. die van het „Heldenorgel" te Kufstein en die van de ..Betteloper" te Frankfurt, ste'.'.en ons voor raadsels, ik voor mij weet evenmin wat een He'.denorgel als wat een Bettcioper is. Met Heldenorgel zijn de koffiemolentjes op één j poot toch zeker niet bedoeld en zelfs in het I beroemde orgel onzer Groote kerk kan ik niets heldhaftigs ontdekken. En wat de Bettel- loper betreft: ik kan wel een opera „Der Bettelstudent" van Millöcker, maar de eenige opera die in ons lands sinds jaren vasten voet heeft, de Italiaansche, bedelt nooit, maar daarentegen bedelen onze orkesten altijd door om hoogere subsidies. Misschien krijgen we dus binnen afzienbaren tijd eens een opera „Das Bettelorchester" en deze titel zal minder raadselachtig zijn dan de boven genoemde. ONNO ZWIER VAN HAREN- Deze staatsman en dichter, jongere broer van den nog bekenden Willem van Haren, stamt uit een oud-Friesoh geslacht. Hij was Grietman van Stellingswerl' Westeinde. Ge boren in 1713, waarschijnlijk te Leeuwarden, genoot hij onderwijs van den beroemden Du- ker, rector van de Latljnsche School te Zwol. Ie. Hij leerde daarna aan de academiën van Franeker en Utrecht en raakte bekend met en in de gunst bij Frangois Fagel, waarmee hij zijn staatkundige loopbaan Intrad. Tal van hooge ambten heeft hij bekleed: het burgemeesterschap van Sloten, het commis sariaat van de Zwitsersche troepen in dienst der Vereenigde Nederlanden, het ambt van afgevaardigde in de Staten van Friesland. Wij zien hem als gecomitteerde te velde, als afgevaardigde tot de vredesonderhandelin gen te Aken, commissaris tot het regelen der vereischte zaken in de door de Franschen ge nomen en teruggegeven steden in Brabant. Bij stadhouder Willem IV stond hij zeer in de gunst, en na diens daad bij zijn weduwe, de gouvernante Anna en hij werd tot de geleerd ste en aanzienlijkste mannen van de acht tiende eeuw gerekend. De kans zou echter voor hem zeer ongun stig keeren. Hij was getrouwd met Sara Aley- da van Huls en had tien kinderen, waaron der een paar dochters die niet aarzelden me1 hun echtgenooten hun vader op de grofste wijze te belasteren. De zaak verwekte in Den Haag groot gerucht, er werden folianten en gedichten over geschreven en de Hertog van Brunswijk, die Van Haren ongunstig gezind was, nam de gelegenheid te baat om van zijn invloed gebruik te maken, tot verwijderen van Van Haren uit de Statenvergadering als af gevaardigde van Friesland. Van Haren trok zich terug op zijn buiten goed „Vogelzang" te Wolvega, om zijn dagen ambteloos te slijten, doch ook hier liet men hem niet met rust. In 1769 werd zijn rust verstoord door een geweldige inbraak in zijn huis en vervolgens in 1777 door het afbranden van zijn woning waardoor zijn kostbare en groote boekerij verloren ging. Op Oudejaarsdag van 1732 was hem deze ramp reeds overkomen, te St.-Anna. De ramp te Wolvega overleefde hij slechts twee jaren, 2 September 1779 overleed hij. Onno Zwier van Haren moet een zeer universeel ontwikkeld man geweest zijn. Hij sprak verscheidene talen zeer goed en ver stond er nog meer. hij was een groot ge schiedkundige. zoowel in de vader- landsche historie als in de algemeene ge schiedenis, een goed pliilosoof. Godgeleerde, rechtskundige en een geslepen diplomaat. Merkwaardig dat hij gedurende zijn staats manloopbaan nooit een gedicht of vers ge schreven heeft. Zijn gedichten zijn tamelijk ruw, maar toch van bekoring. Zijn grootste dichtstuk is „De Geuzen". Hij schreef twee treurspelen, „Agon, Sultan van Bantam", en ..Willem de Eerste". Het eerste verscheen te Zwolle in 1769. Zoo min als „De Geuzen" beviel het de vaderland- sche lettcroefenaren. doch het publiek dacht er blijkbaar anders over dan de dichtgenoot schappen, want in 1773 werden beide werken gezamenlijk te Zwolle herdrukt, onder den titel „Proeve van Nederduitsche Treurspe len". Een nieuwe herdruk beleefden zij zes jaar later, met bijvoeging van een tooneelspel, „Pietje en Agnietje, of de doos van Pandora". Nog tal van kleinere werken heeft Onno Zwier van Haren het licht doen zien, waarvan wij nog noemen het in 1772 uitgegeven boekje „Proeve op de Levensbeschrijvingen der Ne derlandsche Doorlugtige Mannen", behelzen de het leven van den gouverneur-generaal van Nederlandsch-Indië. Joanness Camphuis. Vermoedelijk had hij het oogmerk om dit werk voort te zetten met een levensbeschrij ving van Francois Fagel die althans in hand schrift van hem bestaat. (Nadruk verboden; auteur»rechf voorbehouden). Terwijl ik mijn ouwe pijp met een kalmte en voorzichtigheid, die een zenuwachtig mensch mij kon benijden, boven den asch- bak, mij cadeau gedaan door mijn vriende lijke hospita, uitklopte, keek ik glimlachend naar het meisje, dat in den anderen hoek van de kamer een propje papier nóg waar- deloozer poogde te maken, door het met een ijver, welke te prijzen viel, tusschen duim en wijsvinger te kneden. En nu voor den dag met je moeilijk heid! zei ik. Als ik het goed begrepen heb, ben jij je baantje als particulier secretaresse kwijt, omdat je baas failliet is. Ja, zei ze flink, ik heb mijn baantje er aan moeten geven en nu kom ik bij jou om raad. Wéét je iets voor me? Wat jij zoekt, zei ik, is dus een betrek king, liefst zoo spoedig mogelijk. Wel, dat kan gebeuren! Ik zal er voor zorgen. Weet jij dan al Nog geen flauw Idee, zei ik waarheids getrouw. Maar ik zal slagen. Ze sterven niet, die hun leven geven voor een groote zaak! Wie zei dat ook weer? Byron! antwoordde Luus prompt. Ze is geen blauwkous, maar dom is ze ook niet. Ik was er dan ook vast van overtuigd, dat ik wel zou slagen, want verkoopen de goden niet alles aan iedereen tegen een bil lijken prijs? Ik ging dus onmiddellijk op stap, allereerst naar mijn vriend De Haan, die een drukke zaak bezit. De Haan bleek niet de man te zijn, voor wlen ik hem altijd gehouden had. Hij ver klaarde me, dat hij niet de minste behoefte had aan een particuliere secretaresse. Ik zei hem, dat hij er later misschien spijt van zou hebben zulk een uitstekende kracht te heb ben verwaarloosd, waarop hij sarcastisch be gon te lachen. Ik verliet hem met de weten schap, dat ik mij in hem volstrekt vergist had Hij was mijn vriend niet meer; domme men- schen kan ik niet uitstaan en te lachen om Luus' capaciteiten verried een onkunde, die hinderlijk is. Ik had echter nog veel meer vrienden en ik besloot ze een voor een op te zoeken, beginnend bij diegenen, die mij de meeste kans boden. Ik bevond mij juist op weg naar Karei Ci troen, die een bankierskantoor bezit, toen ik dacht, dat het heel dom van me was. niet dadelijk Herman op te zoeken Natuurlijk, Herman, dat was de man, want hij bezat een warenhuis en daar zouden wel goede baan tjes open zijn. Herman begon me een sigaar te presentee ren, die hij uit het vakje „reizigers" haalde. Ik negeerde die vergissing en maakte een op merking over zijn zaken, die prachtig flo reerden. Trouwens, voegde ik er bij, dat kan niet anders bij zulk een uitstekende leiding. Ik weet niet, of ik dat goed zag. maar ik meende eenige onrust bij Herman te bespeu ren. En jouw zaken, vroeg hij, gaan ook nog al? Toch 'n baantje Geen klagen, zei ik vriendelijk. Integen deel, het loopt me den laalsten tijd bijzon der mee. Herman haalde verlicht adem. dat zag ik zéér goed en ik stak nu maar dadelijk van wal. Nu, zei Herman, nadat hij mij had aan gehoord, bij de afdeeling garen en band kun nen we wel Iemand gebruiken. Laat dat meisje maar eens hier komen. Alleen de gedachte is al belachelijk, pro testeerde ik. Luus in de afdeeling garen en band? Weet jij wel. wie Luus is? En binnen vijf minuten had ik Luus' hoe danigheden voldoende toegelicht. Dat spijt me, zei Herman koel. maar ik ben directeur en een directrice hebben we niet noodig. Ik zal je voor dit keer dus moe ten teleurstellen. Het is al goed. zei ik, woedend door zijn sarcasme. Als ik het dienstmeisje van mijn hospita spreek, zal ik zeggen, dat hier kan solliciteeren. Karei Citroen was veel beleefder. Hij be greep onmiddellijk, dat Luus niet de eerste de beste was. en hij zei, dat hij zich zou geneeren, haar een ondergeschikte betrek king aan te bieden. Hij zei dat zoo overtuigd, dat ik me óók geneerde tc verklaren, dat Luus daarmee toch voorloopig geholpen zou zijn. Ik verliet hem met een sigaar uit het kistje „cliënten", doch het resultaat was precies gelijk aan mijn bezoek gebracht aan mijn vriend met het kistje „reizigers". Mevrouw Brakel wist me het adres te geven van mevrouw Luyting, die nog een derde meisje zocht en ze noemde Luus een nest, toen zc uit mijn mond vernam, dat Luus daar niet op in zou gaan. Ik zocht nog vier kennissen op en ik keek eiken avond de krant in. Tja. Emerson mag dan gelijk ge had hebben in vele zaken, maar dat gezegde over die goden, die alles aan iedereen ver koopen. moet hij uit zijn duim hebben ge zogen. want ik verlangde lang niet alles (al leen maar een betrokking voor Luus) en de prijs, die Ik wou laten betalen, was rede lijk te noemen, want ik had me alle moeite gegeven. Niettemin had ik. toen Luus me na drie weken kwam opzoeken, haar niets anders aan te bieden, dan een baantje, dat zij naar mijn meening overal wel krijgen kon. omdat ze er nu eenmaal aantrekkelijk uitziet, een uitstekend kameraad is, van een draaiorgel kan genieten (dat doe ik ooki een altstem heeft, die goed bij mijn bariton past, van bloemen houdt en van gezelligheid Ik heb haar dat baantje toch aangeboden, terwijl ik hakkelde en al dien tijd dacht aan Karei Citroen, die zich ook zoo geneerde haar een ondergeschikte betrekking op te dringen. Juichend, spartelend in mijn armen, heeft ze dat baantje aangenomen. Ik had haar gevraagd mijn vrouw te willen worden. TON R. OVER BEROEMDE SCHEPEN. „Dit is het einde, zooals ik het gewenscht heb voor mijn dapper vaartuig en voor mij zelf". Met deze woorden ontving Alain Ger- bault de tijding, dat zijn jacht „Firecrest", waarmede hij een reis om de wereld gemaakt heeft, op zee was verongelukt. De „Firecrest" werd gesleept van Cher bourg naar Brest met bestemming voor de Zeevaartschool aldaar. Onderweg is zij door hooge zeeën van de sleepboot losgeslagen en gezonken. De „Firecrest" was een boot, waarop de Britsche scheepsbouwers met recht trotsch konden zijn. Deze kotter van tien ton, in Essex gebouwd, heeft een loopbaan gehad, waarop weinig andere schepen prat kunnen gaan. Zevenhonderd dagen heeft Gerbault in de „Firecrest" op zee rondgevaren. Geheel alleen legde hij ruim 400.000 zeemijlen af. Toen hij in Frankrijk teruggekomen was. heeft Alain Gerbault er lang over nagedacht wat met zijn schip te doen, nu zijn reizen achter den rug waren. Hij voelde er veel voor om de „Firecrest" als een droevige afscheids- ceremonie in zee te brengen en haar daar te doen zinken. Dat plan is echter niet ten uit voer gebracht, maar thans, na twee jaren, heeft de zee de „Firecrest" dan toch inder daad ontvangen. Andere beroemde booten zijn heel wat minder fortuinlijk geweest. Hoeveel beroemde oorlogsschepen hebben niet een roemloos einde bij den slooper gevonden. Zelfs al heeft een boot de honderd jaren overleefd en is zij tot een nationaal monument geworden, dan nog is zij niet veilig. Zoo was bijvoorbeeld het beroemde schip van admiraal Nelson, de „Im placable", in 1908 veroordeeld om gesloopt te worden. En dat zou ook inderdaad gebeurd zijn. wanneer er niet een beroep op koning Edward was, zoodat er ter elfder ure nog een stokje voor gestoken werd. Sommige jachten kunnen buitengewoon lang „in conditie" blijven. Sharock I bijvoor beeld. de boot, waarmede Sir Thomas Lipton zijn eerste poging deed om de „America Cup" terug te winnen, is nog steeds in de vaart. Onder een anderen naam de „Nutshell" maakt zij op het oogenblik een wereldreis, die naar alle waarschijnlijkheid een jaar zal duren. DE VISCH EN DE SPIEGEL. Wanneer U een spiegel in een bak met water plaatst, waar één enkele vlsch ln rondzwemt, zult U vermoedelijk tot de con clusie komen, dat het dier buitengewoon ijdel is en een groot gedeelte van den tijd besteedt met naar zijn spiegelbeeld te kijken. De goud- vlsch daarentegen houdt er niet van zich zelf te bewonderen. Zij zou het liefst een eindje gaan rondzwemmen met haar soortgenoot in den spiegel. Zij voelt zich eenzaam. Proeven met spiegels, zoo lezen we in Tlt- Bits, zijn met allerlei soorten visschen ge daan en men is tot de conclusie gekomen, dat de dieren eerst door de aanwezigheid van den spiegel verrast worden, maar spoedig daarna teekenen van ergernis geven. Aller eerst trachten ze op haar manier vriend schap met het spiegelbeeld te sluiten door kalm langs den spiegel heen en weer te zwemmen. Vervolgens probeeren ze door het glas heen te komen en als ze bemerken, dat dat niet lukt. beginnen ze zich boos te maken door sneller langs het glas to gaan zwemmen ten teeken van verveling en ergernis. „Dat herinnert me eraan, Alfred, je moet vader over onze verloving spreken". .(Life). J INTELLECTPROEVEN MET CHIMPANSEES. Eenlgcn tijd geleden heeft een geleerde zich beziggehouden met de vraag, of chim pansees eenig idee van redeneering bezitten. In de kool van een der apen, aldus Tit-Bits, hing hij een banaan op buiten het bereik van den aap. Hij plaatste tevens tn een hoek van de kool twee of drie kisten. De chimpan see dacht langen tijd over de oplossing na, toen zette hij de eene kist op de andere, schoof ze onder de plaats van bestemming en kwam zoo in het bezit van de begeerde vrucht. Toen maakte de geleerde de proef iets moeilijker, maar het viel hem in, dat de aap misschien vlugger zou kunnen overleggen, wanneer hij wist, dat hij niet gadegeslagen werd. Men zette het dier daarom geheel alleen in een kamer cn de geleerde gluurde door het sleutelgat van de deur naar binnen om de vorderingen gade te slaan. Hoe verbaasd was de man evenwel, toen hij ontdekte, dat hij precies in een ander oog keek! De chimpan see was hem voor geweest! LANGS DE STRAAT. V erkeersconflict. Er was een auto op het, Amsterdamsche Damrak, bemand met vier dames, van wie één zich met het begluren had belast. De dames waren blootshoofds en zagen er allen zeer sportlef uit, vooral zij die de stuur inrichting als het Voorwerp harer bijzondere zorgen had gekozen. Haar welgevormde armen kwamen bij de verschillende manipu laties, die zij te verrichten had, uitstekend tot hun recht. Deze sportieve dame was bezig met de auto te manoeuvrceren. Dat wil zeggen: zij begaf zich van de rechterzijde van den weg naar den trottoirband, stopte en reed toen met beminnelljken overmoed en Jeugdige onbe zorgdheid pardoes achteruit. Zij keek niet achterom, zij gaf geen wenk, zij droeg haar vriendinnen in den wagen niet op, even uit te kijken, neon: zij reed achteruit. Simple comme bonjour! Dit zou in het geheel niet gehinderd hebben als de dame met haar auto ergens op de hei was geweest of op een eenzamen land weg. maar op het Damrak Ls de situatie eenigszins anders en zoo reed de auto tegen een paar fietsen op. die bij den trottoirband stonden. Dat dit niet naar den zin was van twee jongelui, eigenaars der karretjes, is begrij pelijk. Zij besloten, al waren de fietsen maar zeer weinig beschadigd, de besturende dame een lesje te geven. Een van hen posteerde zich met zijn rijwiel vóór de auto. 7*odal deze niet kon doorrijden; de ander maakte het portier open en sprak de dame op correcte wijze aan. Hij bracht haar onder het oog dat er tegen haar manier van rijden met recht ernstige bezwaren konden worden ingebracht en dat zij zich in de toekomst aan de regels van den weg had te houden en meer verant woordelijkheidsgevoel behoorde te toonen. De dame achter het stuur lachte haar vroolijken lach. Waarop een slagersjongen, die het geheele geval gevolgd had. In heftige verontwaardi ging uitriep: „Lach as Je begrave wor!" De jongeman sloot, na zijn speech afge stoken te hebben, het portier weer. Zijn vriend bleef vóór de auto staan, tot de ander in de gelegenheid was geweest om het num mer van den wagen te noteeren. Toen „gaf" hij de auto, met haar kost baren. vroolijken Inhoud, „vrij". Lachend zet te de bestuurster den wagen in beweging, lachend reed zij weg. Maar toch was er in haar lach iets van dien .van den bekenden boer-met-k:e=;pijn. De jongelui stapten op hun fietsen. De belangstellende menigte verspreidde zich. En spoedig had het Damrak weer zijn ge woon aanzien.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 19