H.D. VERTELLINGEN
Als prinses Juliana in Parijs is...;
Radiomaziek der week.
EEN VOORBESPREKING
Biographieën in een
notedop.
(Van onzen Parijschen correspondent.),
r Toen Prinses Juliana nog een kind was,
slaakte ze eens, op een wandeling met een
harer hofdames, de verzuchting„Hè, ik zou
't nu toch zoo dolletjes vinden om ook eens,
net als al die andere kinderen, in een traim
te zitten." Maar helaas, het strenge proto
col verbood zelfs dat pretje aan Jullaantje.
En nu is Juliana een groot meisje gewor
den, meerderjarig, ze heeft stemrecht, een
academischen graad en de tijd van kinder
lijke genoegentjes is maar al te gauw voor
bij gegaan. Waar zij gaat of staat, wachten
eerbiedwaardige grijsaards om haar de hon
neurs te bewijzen, verdringt zich een nieuws
gierige menigte, die uiting wil geven aan
haar gevoelens van respect en aanhanke
lijkheid. Maar in de blauwe oogen van ons
vorstenkind is datzelfde vraagteekentje ge
bleven, dat kinderlijk verlangen naar het
gewone, het onopgesmukte, het verlangen, om
ook eens te mogen zijn net als alle anderen:
vrij en zich-zelve.
Er kwam aan de Gare du Nord een offi-
cieele trein aan. Prinses Juliana begeleidde
haar Koninklijke Moeder naar de Fransche
hoofdstad, Gejuich, gezang, eerewachten, of-
ficieele maaltijden en recepties, toespraken,
audiënties, fanfares, geen stap zonder een
heirleger van journalisten en fotografen,
geen woord, geen geste, die onopgunerkt
bleef. En dat heette vacantie? In het land
van de vrijheid? En toclh moet het haar zijn
gegaan als alle anderen, die voor het eerst
in Parijs komen, moet ook zij de charme
hebben gevoeld van deze groote stad, haar
vrijheid, de aantrekkelijkheid om daar eens
geheel verloren te zijn in de menigte.
Toen de uitkomst: gisteren hebben we
Prinses Juliana andermaal van de Gare du
Nord afgehaald. Maar ditmaal is al het of-
ficieele eerbetoon achterwege gebleven: on
ze Prinses kwam alleen vergezeld van een
paar jonge meisjes van haar leeftijd, naar
hier. De kinderdroom is verwezenlijkt.
De telegraafagentschappen hebben zioh
van hun taak gekweten en namen geseind
van de autoriteiten, die de Prinses hebben
ontvangen en rondgeleid bij haar officieele
bezoek aan het nieuwe Nederlandsche Pa
viljoen op de Koloniale tentoonstelling.
H. K. H. heeft tijdens haar rondwandeling
een loodzwaar bouquet bloemen moeten dra
gen. Maar dat was dan gelukkig ook alles.
Vrij, als een gewoon mensch, heeft zij zich
kunnen bewegen, gaan waar het haar goed
dunkt, en zelden zag men een mensch zoo
gelukkig als het lachende koningskind. En
we durven hier nu een aardig voorvalletje te
vertellen; 't is zoo onschuldig, zóó sympa
thiek, dat we het willen vasthouden. Zelfs
een strenge „chef du protocole" zal niet een
glimlach kunnen bedwingen.
't Was dan tijdens de rondwandeling in
het Nederlandsche paviljoen. Professor De
Bussy, die een prettige en vlotte verklaring
gaf, moest even zijn toelichting onderbre
ken, wijl men kwam waarschuwen dat de
grijze maarschalk Lyautey kwam om de
Prinses te komen complimenteeren. Het
weerzien was hartelijk en ongedwongen en
er ontstond dadelijk een geanimeerd ge
sprek. Toen de maarschalk nu hoorde, dat
de Prinses het voornemen had om 's middags
na de lunch, nog wat op de tentoonstelling
te blijven, ten einde ook enkele andere ge
bouwen te bezoeken, bood hij dadelijk aan,
om persoonlijk de Prinses rond te geleiden.
En daar kreeg Prinses Juliana een hoog
kleurtjede toestand was pijnlijk. Vaar
wel zoete droom, om eindelijk eens vrij te
zijn en onopgemerkt te blijven. Toen wend
de zij zich resoluut tot den minister van
Staat, dr. Fock. en in het Nederlandsch
klonk deze smeekbede: „Hè, toe.... zegt u
eens dat ik het véél prettiger zou vinden om
in m'n eentje met mijn vriendinnen
hier en daar rond te kijken."
Dr. Fock, met den tact van den fijnen di
plomaat, in welgekozen woorden, heeft het
verzoek overgebracht. Iedereen glimlachte,
de maarschalk begreep. De eerste en eenige
nederlaag, welke de onoverwinnelijke soldaat
in zijn leven heeft geleden werd hem toege
bracht door een charmant jong meisje....
En toen kwam de eerste, groote, blijde vrij
heid. Er was daar op het terras van het Ne
derlandsche restaurant, met uitzicht op het
meer-Daumesnil, een klein tafeltje gereser-
veerd voor de lunch, een tafeltje slechts
voor vijf personen, voor de Prinses, haar drie
hofdames en voor baron Baud. Er omheen
andere tafeltjes voor iedereen, 't Waren
meest Nederlanders en men keek wel even
op, om daar in dat aardige, vrooüjk praten
de gezellig „boomende" jonge meisje Hare
Koninklijke Hoogheid te herkennen, die
met een vriendelijk hoofdknikje de eerbie
dige eerbetuigingen en buigingen be
antwoordde maar tenslotte drong
toch tot ieder de gedachte door, dat het nu
maar beter zou zijn, haar niet langer lastig
te vallen. En de vreugde van de Prinses,
haar zichtbare tevredenheid, haar sympa
thieke eenvoud werden aan alle tafeltjes
druk besproken. En toen Jullaantje opstond
om haar rondwandeling te beginnen, gebeul
de iets bijzonders, Er was daar een groot Ne
derlandsch reisgezelschap, er waren daar
tientallen andere Nederlandsche toeristen,
Franschen. Als één man stond men op en
claar zetten in eens enkele landgenooten het
oude Wilhelmus in, weldra door allen over
genomen. 't Klonk misschien niet zoo héél
zuiver en 't rhythme liet hier en daar wel
wat te wenschen, maar het deed goed en de
Prinses zelf was aangedaan door zooveel
spontaniteit. Daar barstte een daverend ge
juich los. Daar gingen zakdoeken en hoeden
en wandelstokken in de hoogte!
Er werd ook druk en ijverig geconfereerd
in liet heekje van de legatie om te overwe
gen welk „geschikt" stuk men H.K.H. zou kun
nen aanraden voor haar theaterbezoek. En
er werd aan het tafeltje van ons, waar op
drachten lagen om den volken in détails te
vertellen van alle fails et gestes, even over
wogen wat ons nu te doen stond. Meegaan...
opteekenen.. telefoneeren.. telegrafeeren?
Nee, niet het plezier bederven maar de
vrijheid eerbiedigen, zoo was aller meening.
En als het „doel" van uitvoerige verslagge-
verij is om sympathieën op te wekken, dan
vermag een klein stukje dat héélemaal niet
„officieel" is, misschien nog meer, zoo troost
ten wie ons. Prinses Juliana in haar oprech
ten eenvoud, heeft de liarten van velen ver
overd.
HENRY A. TH. LESTURGEON.
dooi KAREL DE JONGj
r De Zondag brengt ons als gewoonlijk twee
cantates van Bach: een uit Königswuster-
hausen en één uit Daventry. Dit behoeft dus
.geen bijzondere vermelding, maar wel het
feit dat voor de komende week twee pianisten
de eerste Partita ter voordracht kozen
(A.V.R.O. Dinsdag en Praag Woensdag). Niet
dat deze Partita geen mooie muziek zou be
vatten: onder de zes zusters is zij zeker die
welke door melodischen rijkdom, elegantie
en bevattelijkheid uitmunt, en daardoor het
gemakkelijkst in 't gehoor valt; maar nog
niet lang geleden zou zeker het meerendeel
van een gemengd leeken-auditorium „er niks
aan" gevonden hebben en zou de keuze van
zulk een Partita dus zeer onwaarschijnlijk,
zoo niet onmogelijk zijn geweest. Want men
kan toch niet veronderstellen dat het gros
van degenen die voor de microfoon spelen, als
kampvechters voor een bepaalde muzikale
idee of richting zal optreden en dus moeten
we uit een feit als het bovengenoemde alweer
de verheugende conclusie trekken, dat Bach's
kunst steeds meer in breede kringen door
dringt en waardeering vindt en zoo op den'
duur een zegenrijke immuniseerlng tegen
de voortwoekering van operette- en jazz
muziek kan vormen. De beteekenis van den
„Urvater der Musik", zooals Beethoven hem
noemde, kan men niet licht hoog genoeg
aanslaan en men behoeft geen jubileum
concerten met feestcomités e.d. op touw te
zetten om van die waardeering blijk te
geven: een regelmatige uitvoering zijner
werken is schooner en blijvender monu
ment.
Met dat al mogen we de stroomingen des
tijds niet vergeten en we willen dus wijzen op
de uitvoering van moderne orkestwerken in
Kaiundborg, waar Dinsdagavond Strawinsky
en Ernst Toch aan het woord zullen zijn,
en van moderne Kamermuziek te Frankfurt
op denzeifden avond: werken van nog weinig
algemeene bekende tijdgenooten. De waar
de van hetgeen hier geboden zal worden
laat zich met van tevoren bepalen, maar
het is goed dat de gelegenheid om te hooren
gegeven wordt.
Ook ons land zal in dit opzicht niet werke
loos blijven, immers in het programma van
het pianorecital der VP.R.O. van Vrijdag
avond zien we een Sonate van Willem Pijper
aangekondigd, een werk dat in 1930 geschre
ven werd en dat dus tot Pijpers laatste com
posities behoort. Het kan van belang zijn,
waar te nemen of Pijpers „manier" met het
rijpen der persoonlijkheid tot grooter verin
nerlijking voert. Wel geeft het programma
•van dit recital een kijk op muzikale evolutie,
maar in sprongen met zeveniig-mijls-laarzen!
Van de Sonate van Mozart tot die van Pijper
welk een afstand, welk een klove! En
Debussy en Von Brucken Fock kunnen die
niet overbruggen: daartoe staan ze te ver
van elkaar en van de eindpunten af. Niette
min is het goed dat op de Preludes van
onzen landgenoot G H. G. von Brucken Fock
ook eens acht geslagen wordt; de bescheiden
cn reeds bejaarde componist is er allerminst
de man naar om zelf zijn werk. waaronder
veel is, dat van werkelijk talent blijk geeft,
op den voorgrond te brengen.
Pianomuziek staat ook op het weekpro'
gramma van dé „.Grondslagen der Muziek"
te Daventry, en wel sonates van Beethoven.
We treffen vooralsnog alleen eenige der eer
ste periode aan; het zal te bezien staan of
ook de latere zullen volgen. Met de aller
laatste op. 111 gaf ik zelf vorigen winter
het voorbeeM, zij het dan ook in achter -
waartsche richting, maar deze keuze was
door de leiding der omroepvereeniging be
paald. Een interessant klavierprogramma
kondigt Weenen voor Dinsdagavond aan:
werken die alle buiten de gewone koers lig
gen.
Voor klavier met orkest wijs ik op het
Promenade-concert van Woensdagavond te
Londen. Vóór enkele weken konden we van
daar een uitmuntende vertolking van Brahms'
tweede pianoconcert door Ed. Stuermann,
gevolgd door die van zijn tweede symphonie,
hooren; thans komen als orkestwerken de
Haydn-Variaties en de derde Symphonie aan
•de beurt, en zal de ook hier te lande vaak
opgetreden en vooral als Mozart- en Schu-
mann-vertolkster bewonderde Engelsche
pianiste Myro Hess 'het zwaarwichtige eerste
concert van Brahms spelen.
Wat de kamermuziek betreft: behalve de
reeds genoemde moderne te Frankfurt zal
er ook nog oudere en meer bekende ten
gehoore gebracht worden. Voor de A.VR.O.
speelt Zondagmiddag het Hollandsch Strijk
kwartet, dat door de klank van de namen
zijner leden wel een exeotisch tintje heeft,
maar desondanks onzen vaderlandschen
naam ook buiten onzen grenzen vaak hoog
gehouden heeft. De altist Bram Mendes
maakt er geen deel meer van uit; sinds eenige
maanden is zijn plaats door den evenals
Thom. Canivez uit België afkomstigen, doch
sedert geruimen tijd in Haarlem gevestigden
Jos de Clerck ingenomen. We zullen dus nu
het ensemble in zijn nieuwe samenstelling
kunnen hooren eir wel in het z.g. Harpen-
kwartet van Beethoven, welks heerlijk Adagio
wel als proefsteen zal kunnen strekken. Het
tweede trio van Mendelssohn wordt Zondag
namiddag door Londen Reg. uitgezonden;
minder algemeen bekend en afgespeeld dan
het indertijd zeer geliefde eerste, dat zelfs
den bijnaam „dilettantentrio" kreeg, bevat
het tweede in zijn eerste hoofddeel goede
muziek en spannende momenten en ook
het in wilde vaart voortstormende Scherzo
valt nog te waardeeren, maar de gecandeerde
stroophoek van het Andante is voor de mees-
tcn tegenwoordig niet goed meer te genieten
en dreigt ons muzikale kiespijn te bezorgen
en de hartstocht van het Allegro appassio
nato laait zoomin fel genoeg om ons te ver
warmen, als het koraal in dit deel ons wer
kelijk religieuze of grootsche indrukken kan
geven. Hooger staat, het Es-dur-Trio van
Brahms, dat eigenlijk voor piano, viool en
waldhoorn geschreven is, en dat zeer diep
gevoelde maar daarnevens ook zeer levens
lustige muziek bevat. Een groote tegenstelling
met di<t werk vormt het eerste trio van Saint
Saëns, dat onmiddellijk er na Maandagavond
gespeeld en door de R. S. R. uitgezonden
wordtin dit laatstetrio is alles gratie en
sierlijkheid zonder dat diepere zielsproblemen
tot uiting komen. Dit is ook niet altijd
noodig: de „Spielfreudlgkeit" heeft ook haar
rechten en zeker als zij in zoo gecultiveerden
vorm geboden wordt als bij Saint-Siëns het
geval is.
Een paar aankondigingen n.l. die van het
„Heldenorgel" te Kufstein en die van de
..Betteloper" te Frankfurt, ste'.'.en ons voor
raadsels, ik voor mij weet evenmin wat een
He'.denorgel als wat een Bettcioper is. Met
Heldenorgel zijn de koffiemolentjes op één j
poot toch zeker niet bedoeld en zelfs in het I
beroemde orgel onzer Groote kerk kan ik
niets heldhaftigs ontdekken. En wat de Bettel-
loper betreft: ik kan wel een opera „Der
Bettelstudent" van Millöcker, maar de eenige
opera die in ons lands sinds jaren vasten
voet heeft, de Italiaansche, bedelt nooit,
maar daarentegen bedelen onze orkesten
altijd door om hoogere subsidies. Misschien
krijgen we dus binnen afzienbaren tijd eens
een opera „Das Bettelorchester" en deze titel
zal minder raadselachtig zijn dan de boven
genoemde.
ONNO ZWIER VAN HAREN-
Deze staatsman en dichter, jongere broer
van den nog bekenden Willem van Haren,
stamt uit een oud-Friesoh geslacht. Hij was
Grietman van Stellingswerl' Westeinde. Ge
boren in 1713, waarschijnlijk te Leeuwarden,
genoot hij onderwijs van den beroemden Du-
ker, rector van de Latljnsche School te Zwol.
Ie. Hij leerde daarna aan de academiën van
Franeker en Utrecht en raakte bekend met
en in de gunst bij Frangois Fagel, waarmee
hij zijn staatkundige loopbaan Intrad. Tal
van hooge ambten heeft hij bekleed: het
burgemeesterschap van Sloten, het commis
sariaat van de Zwitsersche troepen in dienst
der Vereenigde Nederlanden, het ambt van
afgevaardigde in de Staten van Friesland.
Wij zien hem als gecomitteerde te velde, als
afgevaardigde tot de vredesonderhandelin
gen te Aken, commissaris tot het regelen der
vereischte zaken in de door de Franschen ge
nomen en teruggegeven steden in Brabant.
Bij stadhouder Willem IV stond hij zeer in de
gunst, en na diens daad bij zijn weduwe, de
gouvernante Anna en hij werd tot de geleerd
ste en aanzienlijkste mannen van de acht
tiende eeuw gerekend.
De kans zou echter voor hem zeer ongun
stig keeren. Hij was getrouwd met Sara Aley-
da van Huls en had tien kinderen, waaron
der een paar dochters die niet aarzelden me1
hun echtgenooten hun vader op de grofste
wijze te belasteren. De zaak verwekte in Den
Haag groot gerucht, er werden folianten en
gedichten over geschreven en de Hertog van
Brunswijk, die Van Haren ongunstig gezind
was, nam de gelegenheid te baat om van zijn
invloed gebruik te maken, tot verwijderen van
Van Haren uit de Statenvergadering als af
gevaardigde van Friesland.
Van Haren trok zich terug op zijn buiten
goed „Vogelzang" te Wolvega, om zijn dagen
ambteloos te slijten, doch ook hier liet men
hem niet met rust.
In 1769 werd zijn rust verstoord door een
geweldige inbraak in zijn huis en vervolgens
in 1777 door het afbranden van zijn woning
waardoor zijn kostbare en groote boekerij
verloren ging. Op Oudejaarsdag van 1732 was
hem deze ramp reeds overkomen, te St.-Anna.
De ramp te Wolvega overleefde hij slechts
twee jaren, 2 September 1779 overleed hij.
Onno Zwier van Haren moet een zeer
universeel ontwikkeld man geweest zijn. Hij
sprak verscheidene talen zeer goed en ver
stond er nog meer. hij was een groot ge
schiedkundige. zoowel in de vader-
landsche historie als in de algemeene ge
schiedenis, een goed pliilosoof. Godgeleerde,
rechtskundige en een geslepen diplomaat.
Merkwaardig dat hij gedurende zijn staats
manloopbaan nooit een gedicht of vers ge
schreven heeft.
Zijn gedichten zijn tamelijk ruw, maar toch
van bekoring. Zijn grootste dichtstuk is „De
Geuzen". Hij schreef twee treurspelen, „Agon,
Sultan van Bantam", en ..Willem de Eerste".
Het eerste verscheen te Zwolle in 1769. Zoo
min als „De Geuzen" beviel het de vaderland-
sche lettcroefenaren. doch het publiek dacht
er blijkbaar anders over dan de dichtgenoot
schappen, want in 1773 werden beide werken
gezamenlijk te Zwolle herdrukt, onder den
titel „Proeve van Nederduitsche Treurspe
len". Een nieuwe herdruk beleefden zij zes
jaar later, met bijvoeging van een tooneelspel,
„Pietje en Agnietje, of de doos van Pandora".
Nog tal van kleinere werken heeft Onno Zwier
van Haren het licht doen zien, waarvan wij
nog noemen het in 1772 uitgegeven boekje
„Proeve op de Levensbeschrijvingen der Ne
derlandsche Doorlugtige Mannen", behelzen
de het leven van den gouverneur-generaal
van Nederlandsch-Indië. Joanness Camphuis.
Vermoedelijk had hij het oogmerk om dit
werk voort te zetten met een levensbeschrij
ving van Francois Fagel die althans in hand
schrift van hem bestaat.
(Nadruk verboden; auteur»rechf voorbehouden).
Terwijl ik mijn ouwe pijp met een kalmte
en voorzichtigheid, die een zenuwachtig
mensch mij kon benijden, boven den asch-
bak, mij cadeau gedaan door mijn vriende
lijke hospita, uitklopte, keek ik glimlachend
naar het meisje, dat in den anderen hoek
van de kamer een propje papier nóg waar-
deloozer poogde te maken, door het met een
ijver, welke te prijzen viel, tusschen duim en
wijsvinger te kneden.
En nu voor den dag met je moeilijk
heid! zei ik. Als ik het goed begrepen heb,
ben jij je baantje als particulier secretaresse
kwijt, omdat je baas failliet is.
Ja, zei ze flink, ik heb mijn baantje er
aan moeten geven en nu kom ik bij jou om
raad. Wéét je iets voor me?
Wat jij zoekt, zei ik, is dus een betrek
king, liefst zoo spoedig mogelijk. Wel, dat kan
gebeuren! Ik zal er voor zorgen.
Weet jij dan al
Nog geen flauw Idee, zei ik waarheids
getrouw. Maar ik zal slagen. Ze sterven niet,
die hun leven geven voor een groote zaak!
Wie zei dat ook weer?
Byron! antwoordde Luus prompt.
Ze is geen blauwkous, maar dom is ze ook
niet. Ik was er dan ook vast van overtuigd,
dat ik wel zou slagen, want verkoopen de
goden niet alles aan iedereen tegen een bil
lijken prijs?
Ik ging dus onmiddellijk op stap, allereerst
naar mijn vriend De Haan, die een drukke
zaak bezit.
De Haan bleek niet de man te zijn, voor
wlen ik hem altijd gehouden had. Hij ver
klaarde me, dat hij niet de minste behoefte
had aan een particuliere secretaresse. Ik zei
hem, dat hij er later misschien spijt van zou
hebben zulk een uitstekende kracht te heb
ben verwaarloosd, waarop hij sarcastisch be
gon te lachen. Ik verliet hem met de weten
schap, dat ik mij in hem volstrekt vergist had
Hij was mijn vriend niet meer; domme men-
schen kan ik niet uitstaan en te lachen om
Luus' capaciteiten verried een onkunde, die
hinderlijk is. Ik had echter nog veel meer
vrienden en ik besloot ze een voor een op te
zoeken, beginnend bij diegenen, die mij de
meeste kans boden.
Ik bevond mij juist op weg naar Karei Ci
troen, die een bankierskantoor bezit, toen ik
dacht, dat het heel dom van me was. niet
dadelijk Herman op te zoeken Natuurlijk,
Herman, dat was de man, want hij bezat een
warenhuis en daar zouden wel goede baan
tjes open zijn.
Herman begon me een sigaar te presentee
ren, die hij uit het vakje „reizigers" haalde.
Ik negeerde die vergissing en maakte een op
merking over zijn zaken, die prachtig flo
reerden.
Trouwens, voegde ik er bij, dat kan niet
anders bij zulk een uitstekende leiding.
Ik weet niet, of ik dat goed zag. maar ik
meende eenige onrust bij Herman te bespeu
ren.
En jouw zaken, vroeg hij, gaan ook nog
al?
Toch 'n baantje
Geen klagen, zei ik vriendelijk. Integen
deel, het loopt me den laalsten tijd bijzon
der mee.
Herman haalde verlicht adem. dat zag ik
zéér goed en ik stak nu maar dadelijk van
wal.
Nu, zei Herman, nadat hij mij had aan
gehoord, bij de afdeeling garen en band kun
nen we wel Iemand gebruiken. Laat dat
meisje maar eens hier komen.
Alleen de gedachte is al belachelijk, pro
testeerde ik. Luus in de afdeeling garen en
band? Weet jij wel. wie Luus is?
En binnen vijf minuten had ik Luus' hoe
danigheden voldoende toegelicht.
Dat spijt me, zei Herman koel. maar ik
ben directeur en een directrice hebben we
niet noodig. Ik zal je voor dit keer dus moe
ten teleurstellen.
Het is al goed. zei ik, woedend door zijn
sarcasme. Als ik het dienstmeisje van mijn
hospita spreek, zal ik zeggen, dat hier kan
solliciteeren.
Karei Citroen was veel beleefder. Hij be
greep onmiddellijk, dat Luus niet de eerste
de beste was. en hij zei, dat hij zich zou
geneeren, haar een ondergeschikte betrek
king aan te bieden. Hij zei dat zoo overtuigd,
dat ik me óók geneerde tc verklaren, dat
Luus daarmee toch voorloopig geholpen zou
zijn. Ik verliet hem met een sigaar uit het
kistje „cliënten", doch het resultaat was
precies gelijk aan mijn bezoek gebracht aan
mijn vriend met het kistje „reizigers".
Mevrouw Brakel wist me het adres te
geven van mevrouw Luyting, die nog een
derde meisje zocht en ze noemde Luus een
nest, toen zc uit mijn mond vernam, dat
Luus daar niet op in zou gaan. Ik zocht nog
vier kennissen op en ik keek eiken avond de
krant in. Tja. Emerson mag dan gelijk ge
had hebben in vele zaken, maar dat gezegde
over die goden, die alles aan iedereen ver
koopen. moet hij uit zijn duim hebben ge
zogen. want ik verlangde lang niet alles (al
leen maar een betrokking voor Luus) en de
prijs, die Ik wou laten betalen, was rede
lijk te noemen, want ik had me alle moeite
gegeven.
Niettemin had ik. toen Luus me na drie
weken kwam opzoeken, haar niets anders
aan te bieden, dan een baantje, dat zij naar
mijn meening overal wel krijgen kon. omdat
ze er nu eenmaal aantrekkelijk uitziet, een
uitstekend kameraad is, van een draaiorgel
kan genieten (dat doe ik ooki een altstem
heeft, die goed bij mijn bariton past, van
bloemen houdt en van gezelligheid
Ik heb haar dat baantje toch aangeboden,
terwijl ik hakkelde en al dien tijd dacht aan
Karei Citroen, die zich ook zoo geneerde
haar een ondergeschikte betrekking op te
dringen.
Juichend, spartelend in mijn armen, heeft
ze dat baantje aangenomen. Ik had haar
gevraagd mijn vrouw te willen worden.
TON R.
OVER BEROEMDE SCHEPEN.
„Dit is het einde, zooals ik het gewenscht
heb voor mijn dapper vaartuig en voor mij
zelf". Met deze woorden ontving Alain Ger-
bault de tijding, dat zijn jacht „Firecrest",
waarmede hij een reis om de wereld gemaakt
heeft, op zee was verongelukt.
De „Firecrest" werd gesleept van Cher
bourg naar Brest met bestemming voor de
Zeevaartschool aldaar. Onderweg is zij door
hooge zeeën van de sleepboot losgeslagen en
gezonken.
De „Firecrest" was een boot, waarop de
Britsche scheepsbouwers met recht trotsch
konden zijn. Deze kotter van tien ton, in
Essex gebouwd, heeft een loopbaan gehad,
waarop weinig andere schepen prat kunnen
gaan. Zevenhonderd dagen heeft Gerbault in
de „Firecrest" op zee rondgevaren. Geheel
alleen legde hij ruim 400.000 zeemijlen af.
Toen hij in Frankrijk teruggekomen was.
heeft Alain Gerbault er lang over nagedacht
wat met zijn schip te doen, nu zijn reizen
achter den rug waren. Hij voelde er veel voor
om de „Firecrest" als een droevige afscheids-
ceremonie in zee te brengen en haar daar te
doen zinken. Dat plan is echter niet ten uit
voer gebracht, maar thans, na twee jaren,
heeft de zee de „Firecrest" dan toch inder
daad ontvangen.
Andere beroemde booten zijn heel wat
minder fortuinlijk geweest. Hoeveel beroemde
oorlogsschepen hebben niet een roemloos
einde bij den slooper gevonden. Zelfs al heeft
een boot de honderd jaren overleefd en is zij
tot een nationaal monument geworden, dan
nog is zij niet veilig. Zoo was bijvoorbeeld het
beroemde schip van admiraal Nelson, de „Im
placable", in 1908 veroordeeld om gesloopt te
worden. En dat zou ook inderdaad gebeurd
zijn. wanneer er niet een beroep op koning
Edward was, zoodat er ter elfder ure nog een
stokje voor gestoken werd.
Sommige jachten kunnen buitengewoon
lang „in conditie" blijven. Sharock I bijvoor
beeld. de boot, waarmede Sir Thomas Lipton
zijn eerste poging deed om de „America Cup"
terug te winnen, is nog steeds in de vaart.
Onder een anderen naam de „Nutshell"
maakt zij op het oogenblik een wereldreis,
die naar alle waarschijnlijkheid een jaar zal
duren.
DE VISCH EN DE SPIEGEL.
Wanneer U een spiegel in een bak met
water plaatst, waar één enkele vlsch ln
rondzwemt, zult U vermoedelijk tot de con
clusie komen, dat het dier buitengewoon ijdel
is en een groot gedeelte van den tijd besteedt
met naar zijn spiegelbeeld te kijken. De goud-
vlsch daarentegen houdt er niet van zich zelf
te bewonderen. Zij zou het liefst een eindje
gaan rondzwemmen met haar soortgenoot in
den spiegel. Zij voelt zich eenzaam.
Proeven met spiegels, zoo lezen we in Tlt-
Bits, zijn met allerlei soorten visschen ge
daan en men is tot de conclusie gekomen, dat
de dieren eerst door de aanwezigheid van
den spiegel verrast worden, maar spoedig
daarna teekenen van ergernis geven. Aller
eerst trachten ze op haar manier vriend
schap met het spiegelbeeld te sluiten door
kalm langs den spiegel heen en weer te
zwemmen. Vervolgens probeeren ze door het
glas heen te komen en als ze bemerken, dat
dat niet lukt. beginnen ze zich boos te maken
door sneller langs het glas to gaan zwemmen
ten teeken van verveling en ergernis.
„Dat herinnert me eraan, Alfred, je moet
vader over onze verloving spreken".
.(Life). J
INTELLECTPROEVEN MET CHIMPANSEES.
Eenlgcn tijd geleden heeft een geleerde
zich beziggehouden met de vraag, of chim
pansees eenig idee van redeneering bezitten.
In de kool van een der apen, aldus Tit-Bits,
hing hij een banaan op buiten het bereik van
den aap. Hij plaatste tevens tn een hoek
van de kool twee of drie kisten. De chimpan
see dacht langen tijd over de oplossing na,
toen zette hij de eene kist op de andere,
schoof ze onder de plaats van bestemming en
kwam zoo in het bezit van de begeerde vrucht.
Toen maakte de geleerde de proef iets
moeilijker, maar het viel hem in, dat de aap
misschien vlugger zou kunnen overleggen,
wanneer hij wist, dat hij niet gadegeslagen
werd. Men zette het dier daarom geheel alleen
in een kamer cn de geleerde gluurde door het
sleutelgat van de deur naar binnen om de
vorderingen gade te slaan. Hoe verbaasd was
de man evenwel, toen hij ontdekte, dat hij
precies in een ander oog keek! De chimpan
see was hem voor geweest!
LANGS DE STRAAT.
V erkeersconflict.
Er was een auto op het, Amsterdamsche
Damrak, bemand met vier dames, van wie
één zich met het begluren had belast.
De dames waren blootshoofds en zagen er
allen zeer sportlef uit, vooral zij die de stuur
inrichting als het Voorwerp harer bijzondere
zorgen had gekozen. Haar welgevormde
armen kwamen bij de verschillende manipu
laties, die zij te verrichten had, uitstekend
tot hun recht.
Deze sportieve dame was bezig met de auto
te manoeuvrceren. Dat wil zeggen: zij begaf
zich van de rechterzijde van den weg naar
den trottoirband, stopte en reed toen met
beminnelljken overmoed en Jeugdige onbe
zorgdheid pardoes achteruit. Zij keek niet
achterom, zij gaf geen wenk, zij droeg haar
vriendinnen in den wagen niet op, even uit
te kijken, neon: zij reed achteruit. Simple
comme bonjour!
Dit zou in het geheel niet gehinderd hebben
als de dame met haar auto ergens op de
hei was geweest of op een eenzamen land
weg. maar op het Damrak Ls de situatie
eenigszins anders en zoo reed de auto tegen
een paar fietsen op. die bij den trottoirband
stonden.
Dat dit niet naar den zin was van twee
jongelui, eigenaars der karretjes, is begrij
pelijk. Zij besloten, al waren de fietsen maar
zeer weinig beschadigd, de besturende dame
een lesje te geven. Een van hen posteerde zich
met zijn rijwiel vóór de auto. 7*odal deze
niet kon doorrijden; de ander maakte het
portier open en sprak de dame op correcte
wijze aan. Hij bracht haar onder het oog dat
er tegen haar manier van rijden met recht
ernstige bezwaren konden worden ingebracht
en dat zij zich in de toekomst aan de regels
van den weg had te houden en meer verant
woordelijkheidsgevoel behoorde te toonen.
De dame achter het stuur lachte haar
vroolijken lach.
Waarop een slagersjongen, die het geheele
geval gevolgd had. In heftige verontwaardi
ging uitriep: „Lach as Je begrave wor!"
De jongeman sloot, na zijn speech afge
stoken te hebben, het portier weer. Zijn
vriend bleef vóór de auto staan, tot de ander
in de gelegenheid was geweest om het num
mer van den wagen te noteeren.
Toen „gaf" hij de auto, met haar kost
baren. vroolijken Inhoud, „vrij". Lachend zet
te de bestuurster den wagen in beweging,
lachend reed zij weg. Maar toch was er in
haar lach iets van dien .van den bekenden
boer-met-k:e=;pijn.
De jongelui stapten op hun fietsen. De
belangstellende menigte verspreidde zich.
En spoedig had het Damrak weer zijn ge
woon aanzien.