BUVOEGSEL VAN HAAIXLEM'S DAGBLAD
DE LICHTWEEK HAARLEM 1931
LICHT IN ALLE TIJDEN.
Licht.
HAARLEM'S DAGBLAD DONDERDAC 15 OCTOBER 1931
Haarlem's Lichtweek gaat beginnen
En dat kost mij een gedicht,
Haarlem wordt een Ville Lumière
En mijn rijmerstaak is: Licht.
Hoe verlicht dan deze tijden
Volgens sommigen ook zijn,
Andren zien de donkre plekken,
Met relief van valschen schijn.
Weder andren zien d'attractie.
Die ons hiermee wordt bereid,
Letterlijk als demonstratie
Van teveel lichtvaardigheid
Laat u niet door schijn verblinden,
Redeneeren zij bevreesd,
Want dat maakt den schaduw sterker.
Na den afloop van het feest.
Ik voor mij zie in de Lichtweek
Eer de troost, die zij ons geeft,
Dat ons leven, zij 't kunstmatig.
Ook toch nog z'n lichtzij heeft.
En wij kunnen, zou ik zeggen,
Slechts dengenen dankbaar zijn,
Die ons wat verlichting brengen,
'Ook al is het maar in schijn.
P. GASUS.
Van de fakkel tot de gloeilamp.
Economische omstandigheden. Middenstandsbelang. Lunapark.
Medewerking der Gemeente. Oude monumenten in het licht.
Als lichtbron gebruikte men doorgaans
houtvuren, later zelfs steenkolenvuren. Dat
de vuren zeer groot geweest moeten zijn. is
duidelijk, daar anders de lichtbron ten eenen
male onvoldoende was. Op de kusten van
Noord- en Oostzee ging men er eerst in de
achttiende eeuw toe over om de vuren door
olielampen te vervangen.
Het maken van kaarsen was een zeer een
voudig handwerk. De kaarsenmaker geleek
veel op den poffertjesbakker van nu. Zijn
werktuig was een groote metalen plaat, waar
in gaten waren waaronder een buisje was
aangebracht op het formaat van de kaars
Voor kaarsen werd schapenvet gebruikt, dat
gesmolten in de gaten gegoten werd, nadat
de buizen van een pit van katoen waren
voorzien.
Een nieuwe toepassing vonden de kaarsen
in de vroege middeleeuwen, toen de lantaren
in gebru.k kwam. De oorspronkelijke lantaren
bestond uit een metalen omhulsel, van een
doorschijnende hoornen plaat voorzien. Daar
in werd de kaars of een lampje gezet. De
lantarens werden vervaardigd door ka:n-
n cnmakers, die vertrouwd waren met de be
werking van hoorn. De lantaren werd in de
hand gedragen. Aan de deur van een klooster
hing veelal een lantaren, ook plaatste men
ze onder de Mariabeelden. Men kon er niet
aan denken, om lantarens te plaatsen op de
hoeken van straten, de dieven, tegen wier
duister bedrijf zij gericht waren, zouden ze
zeker verduisterd hebben.
Nadeelen van de kaars waren, dat zij walm
de en dat men haar moest snuiten. Want
zeer spoedig begon zich vet om de pit te
vormen en nam de vlam aanmerkelijk af.
Zoodra er een „dief" aan de kaars kwam,
moest zij gesnoten worden. Tot in de negen
tiende eeuw waren blaker en snuiter in ieder
huis onmisbare voorwerpen.
Een groote verbetering in de kaarsenfabri-
cagc was de uitvinding der stearinekaarsen
in 1825. door den Franschen scheikundige
Chevreuil, die er met Gay Lussac samen pa
tent op nam. Het schijnt, dat het den twee
geleerden niet gelukte om van de uitvinding
financieel voordeel te trekken. Eerst tien jaar
later werden stearinekaarsen regelmatig ge
produceerd en in den handel gebracht door
De Milly. En toen nu Cambrère de gedraaide
pit had uitgevonden, die het verkolen van
het vet en het walmen van de vlam ver
hinderde, werd het snuiten overbodig en
had de kaars een zekere volmaaktheid ge
kregen. Maar nu waren er ook belangrijke en
ernstige concurrenten aan de markt geko
men, de petroleumlamp, en vooral: het gas.
De lamp was natuurlijk al lang een con
currente van de kaars geweest, maar toch niet
zco'n gevaarlijke. De vaderlandsche lamp
werd gestookt met raapolie, en zij bezat zoo
mogelijk nog onaangenamer eigenschappen
dan de kaarsen. Want niet alleen walmde zij
ook. maar bovendien riekte zij onaangenaam.
En het licht was tamelijk poover.
Men plaatste de pitten in een tuit, doch
zoo. dat de vlam nog onder de oliebak kwam
teneinde een regelmatig afvloeien van de olie
naar de pit te verzekeren. De vlam leed
echter meermalen door het overloopen van
de olie. Het was eerst de Axgandbrander en
de uitvinding van het lampeglas, die verbe
tering zouden brengen.
Het behoeft geen betoog, dat, terwijl de
verlichtingsmiddelen zoo onvolmaakt waren,
de straatverliching nog alles te wenschea
overliet.
In de middeleeuwen en nog lang daarna
Vrijdag 16 October wordt de Haarlemsche
Lichtweek geopend. De tijd van voorbereidin
gen is dan afgeloopen. Men kijkt als mede
organisator voor een oogenblik achterom en
tracht zich de werkelijkheid te realiseeren.
Als van zelf komen dan de groote en kleine
moeilijkheden weer te voorschijn, de vragen,
die al zoo veel stof hebben doen opwaaien en
die toch nooit een voor allen bevredigende
oplossing konden vinden. Van het belang
rijkste uit die groote mengelmoes wil ik in
het onderstaande iets vertellen.
De economische omstandigheden. Meer dan
eens werd mij gevraagd: hoe kun je mede
werken aan de verwezenlijking van dit Licht-
weekplan? De verscherping in den toestond
na de daling van het pond sterling konden
wij als Comité niet voorzien, evenmin
als dat het geval was met tal van andere om
standigheden. De opzet van deze Lichtweek
dateert daarbij al van meer dan een jaar ge
leden. Kan men dan circa vier weken voor de
opening dit apparaat stil zetten? Kan men
zijn aangegane verplichtingen en dat
waren er vele zonder meer verbreken? Wie
bovengenoemde vraag stelt, geeft het bewijs
op het gebied van het organiseeren van iets
yan eenigen omvang weinig af te weten.
Wat hebben wij, middenstanders, aan de
Lichtweek? Enkele groepen profiteeren, maar
het groote publiek loopt onze etalages voor
bij! Dit geluid werd meer dan eens gehoord.
Wanneer men door het bosch de boomen nog
weet te zien en dus niet zoo „beschrankt" is in
zijn opvattingen, dat men het individueele
belang primair, het breedere middenstands-
belang secundair acht, in 'plaats van omge
keerd, dan staat vast, dat vertier verdienste
geeft. Waar volk is, is nering. Enkele groepen
zullen daarvan direct profiteeren, indirect
vele andere. Al zal het doorgaans moeilijk
zijn dit voordeel in klinkenden munt aan te
duiden.
Daarbij komt dan nog, dat al jaren lang de
opmerking wordt gemaakt, dat Haarlem te
weinig „doet". Na de „Hamit" was er onge
veer niets meer te beleven geweest! Er was
geen vertier gemaakt. Welaan, thans wordt
door enkelen de gelegenheid aangegrepen wel
iets te doen, groote massa's te trekken en nu
heet het: wat hebben wij aan die massa's, ze
loopen onze etalages voorbij! Consequent is
een en ander zeker niet. Aan de uiterste zijde
staan dan nog zij, die zelfs van een leeg-
stroomen der stad spreken, vooral in verband
met het te houden Lunapark. Een dergelijke
attractie in het Noorden der stad zal ten ge
volge hebben, dat het in de binnenstad
doodsch zal zijnl.
Zoo is daarmede tegelijkertijd het chapiter
Lunapark aangeroerd. Het heeft heel wat stof
doen opwaaien. Behalve velen, die liefhebbers
zijn van een Kermesse d'été vermaak, zijn er
ook groote groepen, die deze geneugten mij
den, wat op zich zelf al beteekertt, dat van
een leegstroomen van Haarlem's straten geen
sprake kan zijn. Het Limapark is evenwel in
de eerste plaats een financieel object. Dank
zij de groote medewerking van het gemeente
bestuur is aan het Lichtweek-comité een
concessie tot exploitatie van een Lunapark
gegeven, welke concessie een belangrijk geld-
Wij, die onze kamers verlichten met lam
pen van. 100 of 200 en meer kaarsen, die het
geluk kennen van goed en overvloedig licht,
kunnen ons nauwelijks de leefwijze voorstel
len van hen, die zich met de sterkte van
één kaars moesten behelpen.
Of met nog minder, want de kaars is
niet het primitiefste verlichtingsmiddel. De
fakkel, en dan in een zeer eenvoudigen vorm
is nog ouder. De meest onbeschaafde vol
ken hadden de fakkel in den vorm van een
simpelen spaander van harshoudend (hout,
en nog in de middeleeuwen is de fakkel niet
uit de ridderzalen verdwenen.
Zuidelijke landen kenden al vroeg de lamp
omdat er de olie steeds overvloedig was. Oor
spronkelijk was de lamp niet meer dan een
eenvoudige platte
schaal, die gevuld
werd met olijfolie, de
pit was losjes gedraaid
uit een poreuze vezel
stof en hing gewoon
over den rand van de
schaal. De Romeinen
besteedden veel zorg
aan de versiering hun
ner lampen, doch het
principe bleef eeuwen
onveranderd.
De kaars was eigen
lijk al een groote ver
betering. Wellicht is
de kaars het eerst ge
bruikt door de Chris
tenen, die zich in de
catacomben aan de
vervolgingen van de
Romeinen onttrokken
hadden. Reeds tegen
het einde der tweede
eeuw onderscheidt
men was- en vetkaar
sen. De eerste soort
was algemeen in de
kerk, waskaarsen wer
den in een onnoeme
lijk aantal gebruikt.
De vetkaars bleef het
verlichtingsmiddel
sinds eeuwen en
eeuwen, hoe onvol
maakt zij ook was.
In de woningen der
rijken had natuurlijk
de waskaars de voor
rang, de verlichting
der avondfeesten
vroeg duizenden was
kaarsen en men be
reikte er inderdaad
schitterende effecten
mee. In de 18e eeuw
waren voor een hof
feest te Dresden 14000
waskaarsen noodig.
Welk een indruk deze
gemaakt moeten heb
ben in de vorstelijke,
rijk vergulde zalen
van den toenmaligen
stijl, laat zich denken.
In aansluiting daar
mee ontwikkelde zich
een ware kunstnijver
heid voor de vervaar
diging van candela-
bres. de prachtigste
vormen vertoonen de
in musea bewaarde
exemplaren.
Kaarsen heeft men
zelfs in vuurtorens toe
gepast, doch men is
daarvan teruggekomen.
bedrag heeft opgebracht voor het Algemeen
Verlichtingsfonds. Ware die transactie niet
tot stand gekomen, dan zou er van een Licht
week van eenigen omvang nooit sprake ge
weest zijn, behalve in het geval dat het Co
mité dit bedrag uit de kringen der Haarlem
sche burgerij zou hebben gekregen!
Het werk, gedurende vele maanden van
voorbereiding voor dit Lichtfeest verricht, is
van ontzaggelijken omvang geweest. Nacv.t
veel vreugde, stonden vele decepties. Hoe kan
het ook anders? Wij critisch aangelegde Hol
landers zoeken eerst naar de te maken op
merkingen. Met een enkel woord herinnerde
ik reeds aan de ontvangen steun van het
Haarlemsche gemeentebestuur. Ik wil op deze
plaats daarop nog
maals de aandacht
vestigen en ik doe dat
volgaarne. Deze hulp,
waarbij de wethouder
Mr. M. Slingenberg en
de directeur van het
G. E. B., Ir. J. A. Reus
de hoofdfuncties ver
vulden, heeft het mo
gelijk gemaakt u zoo
meteen te bieden, wat
geboden wordt. Maar
tevens wil ik tegelij
kertijd een eeresaluut
brengen aan die straat
vereenigingen, die het
Lichtweekcomité daad
werkelijk gesteund
hebben. Vele personen
staan daarnaast, die
op de een of andere
wijze hun medewer
king verleenden. tEr
zal ongetwijfeld gede
genheid bestaan ook
hun daarvoor nog
dank te brengen.
MOLLERUS.
Haarlem's stads-
schoon, in de eerste
plaats in den vorm der
oude stadsmonumen-
ten, zal gedurende
een negental dagen in
het middelpunt der
belangstelling staan.
Wij, Haarlemmers,
zijn daarop volkomen
terecht trotsch. Dat
wij thans gelegenheid
hebben ook den niet-
stadgenoot al dat
fraais op zeer bijzon
dere wijze te toonen,
stemt tot voldoening.
Alles wat mede kan
werken om de Spaar-
nest-ad in breeder
kring bekend te ma
ken dient aangegre
pen te worden. Het
Lichtweekcomité
heeft getracht een be
scheiden poging in die
richting te doen. Het
is te hopen, dat deze
poging moge strek
ken tot meerderen
bloei onzer stad. De
leden van het comité
achten dan de door
hen gedane moeite
ruimschoots beloond.
Woensdagavond verd op enkele plaatse» fc* de stad „proef gedraaidvoor de verlichting. Ome fotograaf maakte foto's van t verlich tc Stadhuis en het verlichte Paviljoen.