DE AMBACHTEN IN DEN LOOP DER EEUWEN. M»ag«gM ZATERDAG 31 OCTOBER 1931 BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD VIJFDE BLAD Een reeks interessante vergelijkingen tusschen verleden en heden door C. J. v. Tj De metselaars door alle eeuwen De Vleeschhal op de Groote Markt, een der f volmaaktste werken uit den Gildentijd. 1 Wij willen ons nu. in het bijzonder bezig houden met .de metselaars. Er is in den loop der eeuwen steeds gemet seld. Toen de kunst van steenen bakken nog niet was uitgevonden, werden rotsblok ken op elkaar gestapeld, terwijl de overblij vende luchtgaten met leem of andere hard wordende bindstof aangevuld werden. In de berglanden wordt deze manier van bouwen nog veel toegepast, maar dan wordt voor het binden natuurlijk kalk gebruikt. Zoodoende krijgt men stevige huizen van vrij goedkoop materiaal, want de steengroeven leveren Toen de Israëlieten in Egypte dwangar beid moesten Verrichten, was hun voornaam ste werk tichels (steenen) bakken. In het werk zelf der metselaars is in den loop der eeuwen niet veel verandering ge komen. De muren van de ruine van Bre- derode toonen, wat metselwerk betreft, niet veel verschil met de muren onzer tegen woordige huizen alleen bouwden onze voorouders wat solider! Nu werken wij met 1/2 en 1/1 steensmuren, terwijl vroeger de muren een dikte hadden van 1 Meter en meer Maar de oude graven-woningen waren te vens sterkten die een beleg moesten kunnen doorstaan. Vroeger werden de steenen uit de hand gevormd, nu gaat het meestal machinaal. Een bouwer van den tegenwoordïgen tijd acht zich gelukkig als zijn principaal hem handvorm-steenen toestaat. Die zijn wat duurder, maar er zijn mooie effecten mee te bereiken. In den ouden tijd waren de steenen ook iets grooter van afmeting. Dit wordt typisch geïllustreerd aan het gebouw van de Open bare Leeszaal en Bibliotheek op het Prin senhof. De zijmuur in de Jacobijnestraat is van oude groote steenen gemetseld, terwijl de voorgevel aan het Prinsenhof, die van lateren tijd is, van nieuwe kleinere steenen is opgemetseld. Juist op den hoek is het ver schil van grootte der steenen goed te con- stateeren. De Waag aan het Spaarne, eveneens een mooi bouwwerk der gilden. In den gildentijd een kunstenaar. In den gilden tijd zijn onze mooiste bouw werken tot stand gekomen. Onze bekende ar- chitect Dr. H. P. Berlage schrijft in zijn boek „Over stijl en bouw- en meubelkunst": „De inrichting der gilden, een zeker voor dien tijd voorbeeldige regeling van den ar beid, was de waarborg voor een uiting van stijl en de cultuur, zooals de Christelijke we reld nog niet gezien had, een cultuur welke nog op ons afstraalt van de tinnen der ca- thedralen en de torens der stads- en gi'de- huizen. Er is zeker, wat den omvang van het arbeidsveld betreft, daar vóór nauwelijks, maar daarna zeker niet iets volkomeners bereikt; en uit de geschiedenis van dien tijd is zeer zeker voor ons de les te putten, dat, afgescheiden nog van allerlei andere om standigheden, het ontbreken van een doel treffende regeling van den arbeid wel den groei eener algemeene kunst in den weg staat. Het is inderdaad wonderbaarlijk tot pat voor gevolgen de aldus geregelde ar beidskracht heeft geleid. De middeleeuwsche cathedralen, om nu maar tot het allerhoog ste op te klimmen, zijn wonderen van sa menstelling, en geven den begrijpende een ontroering door stofbezieling, welke dieper te geven wel niet goed mogelijk is; en daar door een waardeering voor geestelijk kun nen, waarvan het totale gemis in onzen tijd des te mooilijker wordt, gevoeld. Maar niet alleen zijn deze cathedralen wonderen van samenstelling. Alles van dien tijd voor zoover menschelijk werk volmaakt kan worden genoemd, van de eenvoudigste metalen kroes tot het rijke monumentale al taarstuk, van de eenvoudige smidse tot het raadhuis, draagt het kenmerk van dat ze kere iets van wonderlijke stijleenheid, 't welk een geheim lijkt, hetgeen te kennen ons nu onmogelijk schijnt. Al die dingen getuigen in gradueele opvolging van die vaste be wustheid van doel en uitvoering, welke door den enkeling, hij zij een genie van de groot ste begaafdheid, niet kan worden tot stand gebracht, maar welke, zelfs als werk eener gemeenschap, ter nauwernood kan worden verwacht, omdat voor het maken van zulk een grootsche bouwkunst allen noodig zijn, en dan nog alleen voortreffelijk geschoolde arbeiders, welke bezield zijn door één geest van willen en kunnen. Want hoe anders kun- De tichelaar of steenbakker uit den ouden tijd. nen dergelijke samengestelde kunstwerken in zulke volkomenheid worden opgebouwd, wanneer niet elke medewerker in dien zin zelfstandig kan werken, dat hij door den meester tot zijn taak gekozen, volkomen ver trouwd met de leidende kunstgedachte, geen andere aanwijzing meer noodig heeft. Hoe getuigen toch niet al die dingen van een ongemeen rijke verbeelding, een eerste vereischte voor hem, die geroepen wordt een groot kunstwerk uit te voeren. Want alleen zij is de waarborg van groote afwisseling bij toch groote eenheid in de onderdeelen; en zulk een afwisseling vermag de verbeeldings kracht van den enkeling op den duur niet te geven. Men kan zich zoo goed voorstellen, hoe bijvoorbeeld een beeldhouwer, een stuk orna ment voor zijn rekening nam, wetende dat het zóó en zóó moest zijn, en daaraan met die toewijding werkte, welke alleen een goede uitvoering waarborgt. Van diezelfde rijke verbeelding spreken ook de kleinere dingen, ook de meubelen." Tot zoover Di\ Berlage. Toen wij hierboven schreven, dat in het werk zelf der metselaars in den loop der eeuwen weinig verandering gekomen is, dan hadden wij het oog op de method e, want in den aard van het werk is wel verschil. Een architect zei ons: „In den ouden tijd stond de vakbekwaamheid van de metselaars veel hooger. Zij hadden zooveel oog voor de goede.lijn, dat zij de mooiste gewelven zoo voor het vuistje op metse'den. Nu kan een metselaar niet werken of de timmerman moet eerst overal profielen gesteld hebben. Als dat gedaan is, spant de metselaar zijn touwtje en dan komt het gewenschte met selwerk tot stand. In den gildentijd werden door de metselaars zelfs de moeilijkste wen teltrappen in torens uit het vuistje gemet- se'd. Nu zou het voor menig metselaar zelfs niet mogelijk zijn om dit te doen ook al wer den er profielen gesteld." Natuurlijk heeft ook de moderne tijd zijn Een wenteltrap in 1672 gemaakt van roode baksteen als meesterproef van een metselaar. Hoe de tegenwoordige metselaar mei beton werkt. stempel gezet op het werk van den metse laar. Alles is op snelheid ingesteld en de metselaar moet zorgen, dat hij zijn bepaal de hoeveelheid steenen verwerkt om daar door zijn bruikbaarheid te toonen. Het is dan ook begrijpelijk, dat er niet meer het kunstzinnige werk van den gildentijd tot stand komt. De hulpmiddelen van den tegenwoordïgen metselaar zijn wel vooruitgegaan. Op groote bouwwerken worden de materialen met de lift aangevoerd. Ook voor het maken van kalk wordt meermalen van electriciteit ge bruik gemaakt. Tegenwoordig wordt ook veel met beton gewerkt, vooral bij het maken van groote gebouwen. Dit onderdeel van het metselaars vak is weer zoo gespecialiseerd geworden, dat het betonwerk als een afzonderlijk vak wordt beschouwd. Een typische tegenstelling tus schen den ouden en den nieuwen tijd vor men onze teekeningen een metselaar uit de 16e eeuw en de betonwerkers van heden. Er worden door de architecten van den tegen- woordigen tijd ook mooie bouwwerken ge wrocht, maar het persoonlijke aandeel dat de ambachtsman er aan heeft, is zeer klein geworden. Meester metselaars. Voor een metselaar als meester door zijn gilde werd erkend, moest hij een proef af leggen. Sommige gilden hadden bepaalde exameneisc'nen opgemaakt, maar voor met selaars was dit niet mogelijk. De examinators hadden vrij mandaat en konden den canöi- daat elk gewenscht proefstuk opleggen. Het werd evenwel erkend, dat de examinators een „diep geworteld rechtvaardigheidsgevoel" hadden en handelden zonder aanziens des persoons. Zoo'n meesterproef was lang geen vorm, want soms werd aan een candidaat wel voor 6 weken werk opgegeven. Eiken dag kwamen de examinators controleeren om zich te overtuigen, dat de candidaat-meester geen hulp van anderen kreeg. Iemand moest 2 jaar als knecht gewerkt hebben voor hij zich mocht opgeven voor het examen van meester-metselaar. Dit gedeelte van een wenteltrap is ten toongesteld in het Frans Halsmuseum aan het Groot Heiligland. Over de geschiedenis is niet veel gekend, alleen dat het werkstuk in 1672 gemaakt is door J. V. L. voor het Haarlemsche metselaarsgilde. Voor het een plaatsje vond in het museum, heeft het een halve eeuw in het stadhuis „gezwalkt' Helaas is het daarbij wat beschadigd. Dit is te meer jammer omdat deze wenteltrap een bijzonder staaltje is van vakvaardigheid van de metselaars uit den gildentijd. De werktijden ''In den ouden tijd was men blijkbaar over tuigd van de waarheid van de spreuk, dat „ledigheid des duivels oorkussen is", want er werd lang gewerkt. Niet in alle gilden was de werktijd bepaald, maar toch wel in vele. Er is een keur van de Vulders van 1434, waarin bepaald werd, dat meester noch knecht des morgens aan den arbeid mocht gaan „voor dat die clocke drie geslagen heeft". Overtreders werden beboet. Over het algemeen mocht een handswerk man niet bij kunstlicht (wat men in dien tijd kunstlicht noemde!) werken. Gemeend werd dat er „licht genoeg van den dach comt", zooals in een Sc'noenmakerskeur uit 1475 werd vastgesteld. Die verbodsbepaling was niet gemaakt omdat men vreesde, dat de arbeiders te lang zouden werken, maar om dat voor brand gevreesd word. In de 15de eeuw waren er zeer veel gepekte en geteer de houten huizen met. rieten daken. Geen wonder dat soms heele wijken van een stad afbrandden, te meer omdat de brandblusch middelen nog zeer onvoldoende waren. Ook in Haarlem's historieboeken zijn eenige groote branden geboekstaafd. In 1521 vaardigde Karei V een ordon nantie uit tegen het bouwen van huizen met houten wanden. Toen kwam voor de metselaars een goeden tijd. Het duurde evenwel nog lang voor all< houten huizen in de steden vervangen wa ren door steenen. De metselaars (en hetzelfde geldt natuur lijk voor de timmerlieden, loodgieters en andere bouwvakarbeiders) konden in den ouden tijd alleen 's zomers lange dagen maken, 's Winters werd in enkele maanden zelfs de gedwongen 8 urendag bereikt. Maar zomers werd de schade geducht ingehaald. Ln een keur lees ik, dat de arbeidsdag in den zomer aldus verdeeld was: 58 uur 8 1/212 uur, 1 1/28 uur. Dat was dus een dag van13 uur! En dan was er nog niet gerekend met overwerk. Een andere keur van metselaars geeft de volgende dagverdeeling: 57 1,2 uur. 811 uur, 123 1/2 uur en 47 uut. Dat was dus een werkdag van 12 uur. Er werd bij ver meld: „ende so de dagen te kort syn, sullen sy soo lang werken als sy by dag sien kun nen". In den wintertijd vervielen de schaft- halfuren en werd volstaan met een uur rust voor den middagmaaltijd. Aan vacantie werd in dien tijd natuurlijk nog niet gedacht. Als een gezel een dag ver zuimen wiidc, ging dit van zijn Joon aL Practisch werd alleen verzuimd voor trouw partijen en begrafenissen. De metselaars hadden in den gilden tijd een loon dat varieerde naar het seizoen. Het was een gewoonte dat de „overluyden" (bestuursleden van het gilde) de loonen vast stelden. Nu hadden de metselaars bepaald, dat „de overluyden elc vierendeel jairs dat loen ordineren sullen nae de gelegenheid van den tyt". Een metselaar kreeg voorjaars-, zomers, herfst- en winterloon. De overluyden hadden ook de taak om het loon voor nog niet volwassen arbeiders vast te stellen. Voor zoo'n halfwas werd een zekere „dachhuer" vastgesteld. De loonen der metselaars waren: Meesters: zomers 30 stuiver, voorjaar en herfst 27 stuiver, 's winters 24 stuiver. Knechts: zomers 20 stuiver, voorjaar en herfst 18 stuiver, 's winters 15 stuiver. Oppermannen: zomers 12 stuiver, voorjaar en herfst 11 stuiver, 's winters 9 stuiver. De loonen. Het is moeilijk de loonen van vroeger te vergelijken met die van thans. Alleen kan gezegd worden, dat in dien tijd de ambachts lieden een vrij behoorlijk bestaan hadden, maar wij moeten er meteen bij opmerken, dat men toen heel andere begrippen had over behoorlijk als thans. Toch blijkt uit het feit, dat er in den gildentijd ook werksta kingen en rumoerige gilde-vergaderingen voorkwamen, waartegen de stadsregeering te velde trok, dat er geen algemeene tevreden heid heerschte. In 1550 klaagden de giidebroe ders er over, dat hun loon in 70 jaar niet verhoogd was, hoewel in dien tijd wel ac huishuren gerezen waren, alsook de prij zen van boter, kaas, melk en andere levens behoeften. Geen werkloosheid in den gildentijd. Uit de gegevens blijkt, dat er in den gilden tijd, althans bij de ambachtslieden die aan een gesloten gilde verbonden waren, zeer weinig werkloosheid bestond. De arbeider werd toen dus nog niet getroffen door den geesel van den tegenwoordïgen tijd. Er Er worden in de gildenboeken enkele bepa lingen gevonden, die de leden beschermden tegen concurrentie van werkkraclrten van buiten. Een baas mocht bijvoorbeeld geen knecht van buiten de stad aannemen als er nog een knecht die bij het gilde was aange sloten zonder werk was. Dit doet denken aan de bepalingen van den tegenwoordïgen tijd, dat een aannemer van een werk van de overheid met 70 pet. of meer arbeiders uit de eigen stad moet werken. Bij de behandeling van andere ambach ten zal wel gelegenheid zijn om over dit „niets nieuws onder de zon" nog wat naders te vertellen. DE EERSTE AUTO. Het schijnt wat voorbarig te zijn om in deze dagen al een eeuwfeest over de auto te vieren. En toch doet Oostenrijk dit, Het is de herdenking van het feit, dat 100 Jaren geleden Siegfried Marcus werd geboren, de man, die beschouwd wordt als de uitvinder van de auto. Zijn eerste wagen verscheen in 1864. en werd bewogen met behulp van olie. Een verbeterde editie kwam in 1875 uit. Dit voer tuig is nog steeds in Weenen te bezichtigen. Maar Marcus' auto schijnt toch niet de eerste wagen te zijn, die zich zelf voortbe woog over den weg. Tenminste, de Engelschen beweren, dat een Brit, Richard Trevithick, 128 jaar geleden al een stoom-rijtuig door Londensch straten gereden heeft. En een tijdlang was deze stoomwagen een concur rent der spoorwegen. Het gebruik van olie in Marcus' wagen echter maakt zijn uitvinding tot een mijl paal in de geschiedenis van het mechanische weg-verkeer. VOORDEELTOE GEVANGEN SCHAP. Het lot van gedetineerden schijnt in Urugay bijzonder benijdenswaardig. Dat leert de geschiedenis van Attillio An- decucci. een Italiaanschen moordenaar, die onlangs uit de staatsgevangenis te Monte video is ontslagen. Hier had de Italiaan twintig jaar lang „gezeten". In dezen tijd heeft de gevangene zich een aardig fortuin vergaard. Een jaar of twintig geleden werd Ande- cucci tot veertig jaar gevangenisstraf ver oordeeld. omdat hij op straat een fruithan delaar had doodgeschoten en daarna zijn slachtoffer had beroofd. In Italië, dat hij toen pas een half jaar te voren had verlaten, stierf zijn vrouw van schrik bij het vernemen van de gebeurtenis. Zij liet een drie-jarig dochtertje onverzorgd achter, zoodat het kind door de autoriteiten in een klooster werd ondergebracht. Dank zij het meer dan humane systeem van straf fen in de gevangenissen van Uruguay was Andecuccl mogelijk, in den tijd van zijn o-n-T-ngenschap door werken zooveel geld te verdienen, dat zijn kind in Italië een goede opvoeding kon genieten. Twee jaar geleden kon hij het kind zelfs aan de Universiteit van Turijn doen inschrijven, waar zij de cc"eges van de juridische faculteit volgt. Andecucci. die zich ln de gevangenis voor beeldig heeft gedragen, is thans begena'" J Ondanks de geweldige bedragen, die hij regelmatig naar den voogd van zijn dochter zond. was hij bij zijn in vrijheidstelling in het bezit van ongeveer een kwart mlllioen Lire, door. hem in de gevangenis bijeenge- ■oaard. Met deze som wi! hij thans in Italië voor zijn dochter een advocatenkantoor in richten. Het is maar goed. dat de overtocht naar Uruguay een behoorlijk bedrag kost. An ders zou misschien een groote „run" van ^rkloozen uit de oude wereld op do gevan genissen van dezen Zuid-Amerikaanschen staat kunnen plaats hebbend, ONDER DE PANTOFFEL. De heer Waverinitz uit Metz heeft een heilige vrees voor huiselijke twisten. En toen hij dan op een avond wat laat thuis kwam hing hij een verhaal op van een overval, waar hij bijna het slachtoffer van geweest was. Hij bereikte zijn doel: zijn vrouw be handelde hem zachtmoedig. Maar dit was de stilte voor den storm. Want zij stuurde hem den volgenden dag naar de politie om aangifte te doen. En toen daar bleek, dat de overval gefingeerd was. werd hij wegens valsche klacht vervolgd en door zijn vrouw werd hij Maar wij zullen ons niet in familie-ruzies mengen. De man schijnt echter tegen een vriend gezegd te hebben, nooit meer te laat thuis te zullen komen! HOE BESCHERM IK MIJ TEGEN ONTSLAG? Deze vraag heeft een jonge bediende van een Budapesier textielfirma op zijn wijze po gen te beantwoorden. Toen hij tegen 1 October van zijn chef de mededeeling kreeg, dat hij zou worden ontslagen wegens inkrim ping van het bedrijf, verduisterde deze wan hopige. maar toch, wat zijn streken betreft, hoopvolle jongeling 1800 pengö, die hij naar een bank moest brengen. Met alle teekencn van wanhoop keerde hij naar de zaak terug en vertelde zijn chef. dat hij het hom toe vertrouwde geld op onverklaarbare wijze had verlorbn. Tenslotte deed hij onder tranen zijn patroon het bescheiden voorstel hem verder in dienst te houden en hem maandelijks een deel op zijn salaris te korten tot hot. verlo ren bedrag was afbetaald. De wantrouwige patroon rook lont. In ieder geval ging hij op het geniale voorstel van zijn bediende, die graag op deze wijze zijn betrekking had wil len behouden niet ln. Hij gaf de zaak bij de politie aan, die de aangelegenheid spoedig had opgehelderd DE INVLOED VAN DE MAAN. De meening. dat de maan op het doen en laten van den mensch invloed uitoefent, is wijd verbreid. Zoo hoorde ik van iemand, die een groot deel van zijn leven gebruikt had om huiselijke kwesties op te lossen: „Twist nooit met je vrouw als het volle maan is!" Ligt cr waarheid in dat ge'oof? Het is een feit, dat vrijwel alle bijgeloof een grond van waarheid heeft, als we er maar diep genoeg op in gaan, zegt Tit Bits. Men zegt bijv. dat het gaan onder een lad der door ongeluk aanbrengt. Dat is zoo, als de ladder op dat moment uitglijdt en op je valt/ of als er een klodder verf op Je neer komt Als we de zaak beschouwen treft het ons op hoeveel verschillende manieren de maan ons bestaan raakt. Zij draait in ongeveer 28 dagen om de aarde, en wij hebben daar onze maand- en weekindeellng aan ontleend. Honden, vossen, wolven blaffen de volle maan aan terwijl toch geen ander helder licht hen op die wijze prikkelt. De meeste dieren zijn onrustig, wanneer de maan de zon verduistert. De grootste vangsten van bepaalde zeevisschen worden gedaan ten tijde van de volle maan. In de tropen ko men zekere zeedieren alleen bij volle maan aan de oppervlakte. Weersveranderingen hangen met. den maanstand dikwijls samen. Onlangs Is weer een nieuwe invloed van de maan ontdekt, die tot nu toe niet ver moed was. Men heeft gemerkt, dat de radio uitzendingen op bepaa'dc golflengten over langen afstand door den stand van de maan bcinvloed worden, door electriciteit opge wekt door maanlicht. 0 Dc maan is een koude, doode wereld, die al de van de zon verkregen hitte absorbeert, maar een groot gedeelte van het licht weer kaatst. Maanlicht is rijk aan ultra-violette stralen en we weten, dat deze invloed heb ben op mensch, dier en plant. En daarom alleen al is het best mogclUk, dat de invloed van de volle maan op ons grooter is, dan algemeen vermoed wordt. DE KNAPPE MENSCHHEID. EN DE DUITSCHE STUDEERENDE JEUGD Reeds dikwijls is gewaarschuwd voor over- vulling van de hoogescholen als gevolg van de neiging jongelui maar te laten studeeren. Thans schrijven vereenigingen en bonden, oa. de rijksbond der Duitschc industri®, de bond van Duitsche werkgeversverenigingen, de vereeniglng van Duitsche chemici enz. in een soort manifest op de gevaren, welke het gevolg moeten zijn van een steeds weer toe nemen van "net aantal studeerenden, aldus het Handelsblad. Het aantal afgestudeerden, die geen be trekking hebben wordt voor het Jaar 1934 reeds geschat op 130.000. In het belang van een goede volksecono mie is het gewenscht, dat het behoud en de ontwikkeling van de huidige opleiding Sn beroepen voor handenarbeid enz. vooral niet wordt verminderd. Men acht het noodig, dat ten spoedigste een wijziging komt in dc over schatting van dc zuiver wetenschappelijke' opleiding. DE GESCHEIDEN VROUW IN DUITSCHLAND. EEN BOND OM HAAR BELANGEN TE VERDEDIGEN. Bij het ook in Quitschland toenemend aan tal echtscheidingen mag de oprichting te Berlijn van een ,rijksbon/1 tot bescherming vair gescheiden vrouwen" zeker niet gelden als een overbodige luxe. doch veeleer als een maatregel, die in een behoefte voorziet, aldus schrijft het Handelsblad. De nieuwe bond stelt zich o.a. ten doel, naar we in het „Berl. Tag." lezen, steunbe hoevende vrouwen juridisch, medisch en economisch advies te geven. Een kring des kundige mannen en vrouwen wil de taak aan vaarden op verschillend gebied onkundige vrouwen, die ten gevolge van echtscheiding verder alleen staan in den levensstrijd, met raad cn daad ter zijde te staan. Zoo heeft de bond o.a. een bureau inge richt voor het kosteloos verstrekken van ju ridisch advies aan leden van den Bomi,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 15