DE AMBACHTEN IN DEN LOOP DER EEUWEN.
M»ag«gM
ZATERDAG 31 OCTOBER 1931
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
VIJFDE BLAD
Een reeks interessante vergelijkingen tusschen verleden en heden
door C. J. v. Tj
De metselaars door
alle eeuwen
De Vleeschhal op de Groote Markt, een der
f volmaaktste werken uit den Gildentijd.
1 Wij willen ons nu. in het bijzonder bezig
houden met .de metselaars.
Er is in den loop der eeuwen steeds gemet
seld. Toen de kunst van steenen bakken
nog niet was uitgevonden, werden rotsblok
ken op elkaar gestapeld, terwijl de overblij
vende luchtgaten met leem of andere hard
wordende bindstof aangevuld werden. In de
berglanden wordt deze manier van bouwen
nog veel toegepast, maar dan wordt voor het
binden natuurlijk kalk gebruikt. Zoodoende
krijgt men stevige huizen van vrij goedkoop
materiaal, want de steengroeven leveren
Toen de Israëlieten in Egypte dwangar
beid moesten Verrichten, was hun voornaam
ste werk tichels (steenen) bakken.
In het werk zelf der metselaars is in den
loop der eeuwen niet veel verandering ge
komen. De muren van de ruine van Bre-
derode toonen, wat metselwerk betreft, niet
veel verschil met de muren onzer tegen
woordige huizen alleen bouwden onze
voorouders wat solider! Nu werken wij met
1/2 en 1/1 steensmuren, terwijl vroeger de
muren een dikte hadden van 1 Meter en meer
Maar de oude graven-woningen waren te
vens sterkten die een beleg moesten kunnen
doorstaan.
Vroeger werden de steenen uit de hand
gevormd, nu gaat het meestal machinaal.
Een bouwer van den tegenwoordïgen tijd
acht zich gelukkig als zijn principaal hem
handvorm-steenen toestaat. Die zijn wat
duurder, maar er zijn mooie effecten mee te
bereiken.
In den ouden tijd waren de steenen ook
iets grooter van afmeting. Dit wordt typisch
geïllustreerd aan het gebouw van de Open
bare Leeszaal en Bibliotheek op het Prin
senhof. De zijmuur in de Jacobijnestraat is
van oude groote steenen gemetseld, terwijl
de voorgevel aan het Prinsenhof, die van
lateren tijd is, van nieuwe kleinere steenen
is opgemetseld. Juist op den hoek is het ver
schil van grootte der steenen goed te con-
stateeren.
De Waag aan het Spaarne, eveneens een
mooi bouwwerk der gilden.
In den gildentijd
een kunstenaar.
In den gilden tijd zijn onze mooiste bouw
werken tot stand gekomen. Onze bekende ar-
chitect Dr. H. P. Berlage schrijft in zijn boek
„Over stijl en bouw- en meubelkunst":
„De inrichting der gilden, een zeker voor
dien tijd voorbeeldige regeling van den ar
beid, was de waarborg voor een uiting van
stijl en de cultuur, zooals de Christelijke we
reld nog niet gezien had, een cultuur welke
nog op ons afstraalt van de tinnen der ca-
thedralen en de torens der stads- en gi'de-
huizen. Er is zeker, wat den omvang van het
arbeidsveld betreft, daar vóór nauwelijks,
maar daarna zeker niet iets volkomeners
bereikt; en uit de geschiedenis van dien tijd
is zeer zeker voor ons de les te putten, dat,
afgescheiden nog van allerlei andere om
standigheden, het ontbreken van een doel
treffende regeling van den arbeid wel den
groei eener algemeene kunst in den weg
staat. Het is inderdaad wonderbaarlijk tot
pat voor gevolgen de aldus geregelde ar
beidskracht heeft geleid. De middeleeuwsche
cathedralen, om nu maar tot het allerhoog
ste op te klimmen, zijn wonderen van sa
menstelling, en geven den begrijpende een
ontroering door stofbezieling, welke dieper
te geven wel niet goed mogelijk is; en daar
door een waardeering voor geestelijk kun
nen, waarvan het totale gemis in onzen tijd
des te mooilijker wordt, gevoeld.
Maar niet alleen zijn deze cathedralen
wonderen van samenstelling. Alles van dien
tijd voor zoover menschelijk werk volmaakt
kan worden genoemd, van de eenvoudigste
metalen kroes tot het rijke monumentale al
taarstuk, van de eenvoudige smidse tot het
raadhuis, draagt het kenmerk van dat ze
kere iets van wonderlijke stijleenheid, 't welk
een geheim lijkt, hetgeen te kennen ons nu
onmogelijk schijnt. Al die dingen getuigen
in gradueele opvolging van die vaste be
wustheid van doel en uitvoering, welke door
den enkeling, hij zij een genie van de groot
ste begaafdheid, niet kan worden tot stand
gebracht, maar welke, zelfs als werk eener
gemeenschap, ter nauwernood kan worden
verwacht, omdat voor het maken van zulk
een grootsche bouwkunst allen noodig zijn,
en dan nog alleen voortreffelijk geschoolde
arbeiders, welke bezield zijn door één geest
van willen en kunnen. Want hoe anders kun-
De tichelaar of steenbakker uit den ouden
tijd.
nen dergelijke samengestelde kunstwerken
in zulke volkomenheid worden opgebouwd,
wanneer niet elke medewerker in dien zin
zelfstandig kan werken, dat hij door den
meester tot zijn taak gekozen, volkomen ver
trouwd met de leidende kunstgedachte, geen
andere aanwijzing meer noodig heeft.
Hoe getuigen toch niet al die dingen van
een ongemeen rijke verbeelding, een eerste
vereischte voor hem, die geroepen wordt een
groot kunstwerk uit te voeren. Want alleen
zij is de waarborg van groote afwisseling bij
toch groote eenheid in de onderdeelen; en
zulk een afwisseling vermag de verbeeldings
kracht van den enkeling op den duur niet te
geven.
Men kan zich zoo goed voorstellen, hoe
bijvoorbeeld een beeldhouwer, een stuk orna
ment voor zijn rekening nam, wetende dat
het zóó en zóó moest zijn, en daaraan met
die toewijding werkte, welke alleen een goede
uitvoering waarborgt. Van diezelfde rijke
verbeelding spreken ook de kleinere dingen,
ook de meubelen."
Tot zoover Di\ Berlage.
Toen wij hierboven schreven, dat in het
werk zelf der metselaars in den loop der
eeuwen weinig verandering gekomen is, dan
hadden wij het oog op de method e, want
in den aard van het werk is wel verschil.
Een architect zei ons: „In den ouden tijd
stond de vakbekwaamheid van de metselaars
veel hooger. Zij hadden zooveel oog voor de
goede.lijn, dat zij de mooiste gewelven zoo
voor het vuistje op metse'den. Nu kan een
metselaar niet werken of de timmerman
moet eerst overal profielen gesteld hebben.
Als dat gedaan is, spant de metselaar zijn
touwtje en dan komt het gewenschte met
selwerk tot stand. In den gildentijd werden
door de metselaars zelfs de moeilijkste wen
teltrappen in torens uit het vuistje gemet-
se'd. Nu zou het voor menig metselaar zelfs
niet mogelijk zijn om dit te doen ook al wer
den er profielen gesteld."
Natuurlijk heeft ook de moderne tijd zijn
Een wenteltrap in 1672 gemaakt van roode
baksteen als meesterproef van een
metselaar.
Hoe de tegenwoordige metselaar mei
beton werkt.
stempel gezet op het werk van den metse
laar. Alles is op snelheid ingesteld en de
metselaar moet zorgen, dat hij zijn bepaal
de hoeveelheid steenen verwerkt om daar
door zijn bruikbaarheid te toonen. Het is
dan ook begrijpelijk, dat er niet meer het
kunstzinnige werk van den gildentijd tot
stand komt.
De hulpmiddelen van den tegenwoordïgen
metselaar zijn wel vooruitgegaan. Op groote
bouwwerken worden de materialen met de
lift aangevoerd. Ook voor het maken van
kalk wordt meermalen van electriciteit ge
bruik gemaakt.
Tegenwoordig wordt ook veel met beton
gewerkt, vooral bij het maken van groote
gebouwen. Dit onderdeel van het metselaars
vak is weer zoo gespecialiseerd geworden, dat
het betonwerk als een afzonderlijk vak wordt
beschouwd. Een typische tegenstelling tus
schen den ouden en den nieuwen tijd vor
men onze teekeningen een metselaar uit de
16e eeuw en de betonwerkers van heden. Er
worden door de architecten van den tegen-
woordigen tijd ook mooie bouwwerken ge
wrocht, maar het persoonlijke aandeel dat
de ambachtsman er aan heeft, is zeer klein
geworden.
Meester metselaars.
Voor een metselaar als meester door zijn
gilde werd erkend, moest hij een proef af
leggen. Sommige gilden hadden bepaalde
exameneisc'nen opgemaakt, maar voor met
selaars was dit niet mogelijk. De examinators
hadden vrij mandaat en konden den canöi-
daat elk gewenscht proefstuk opleggen. Het
werd evenwel erkend, dat de examinators
een „diep geworteld rechtvaardigheidsgevoel"
hadden en handelden zonder aanziens des
persoons. Zoo'n meesterproef was lang geen
vorm, want soms werd aan een candidaat
wel voor 6 weken werk opgegeven. Eiken
dag kwamen de examinators controleeren om
zich te overtuigen, dat de candidaat-meester
geen hulp van anderen kreeg.
Iemand moest 2 jaar als knecht gewerkt
hebben voor hij zich mocht opgeven voor het
examen van meester-metselaar.
Dit gedeelte van een wenteltrap is ten
toongesteld in het Frans Halsmuseum aan
het Groot Heiligland. Over de geschiedenis
is niet veel gekend, alleen dat het werkstuk
in 1672 gemaakt is door J. V. L. voor het
Haarlemsche metselaarsgilde. Voor het een
plaatsje vond in het museum, heeft het een
halve eeuw in het stadhuis „gezwalkt'
Helaas is het daarbij wat beschadigd. Dit is
te meer jammer omdat deze wenteltrap een
bijzonder staaltje is van vakvaardigheid
van de metselaars uit den gildentijd.
De werktijden
''In den ouden tijd was men blijkbaar over
tuigd van de waarheid van de spreuk, dat
„ledigheid des duivels oorkussen is", want
er werd lang gewerkt. Niet in alle gilden was
de werktijd bepaald, maar toch wel in vele.
Er is een keur van de Vulders van 1434,
waarin bepaald werd, dat meester noch
knecht des morgens aan den arbeid mocht
gaan „voor dat die clocke drie geslagen
heeft". Overtreders werden beboet.
Over het algemeen mocht een handswerk
man niet bij kunstlicht (wat men in dien
tijd kunstlicht noemde!) werken. Gemeend
werd dat er „licht genoeg van den dach
comt", zooals in een Sc'noenmakerskeur uit
1475 werd vastgesteld. Die verbodsbepaling
was niet gemaakt omdat men vreesde, dat de
arbeiders te lang zouden werken, maar om
dat voor brand gevreesd word. In de 15de
eeuw waren er zeer veel gepekte en geteer
de houten huizen met. rieten daken. Geen
wonder dat soms heele wijken van een stad
afbrandden, te meer omdat de brandblusch
middelen nog zeer onvoldoende waren. Ook
in Haarlem's historieboeken zijn eenige
groote branden geboekstaafd.
In 1521 vaardigde Karei V een ordon
nantie uit tegen het bouwen van huizen met
houten wanden.
Toen kwam voor de metselaars een goeden
tijd. Het duurde evenwel nog lang voor all<
houten huizen in de steden vervangen wa
ren door steenen.
De metselaars (en hetzelfde geldt natuur
lijk voor de timmerlieden, loodgieters en
andere bouwvakarbeiders) konden in den
ouden tijd alleen 's zomers lange dagen
maken, 's Winters werd in enkele maanden
zelfs de gedwongen 8 urendag bereikt. Maar
zomers werd de schade geducht ingehaald.
Ln een keur lees ik, dat de arbeidsdag in
den zomer aldus verdeeld was: 58 uur
8 1/212 uur, 1 1/28 uur. Dat was dus een
dag van13 uur! En dan was er nog niet
gerekend met overwerk.
Een andere keur van metselaars geeft de
volgende dagverdeeling: 57 1,2 uur. 811
uur, 123 1/2 uur en 47 uut. Dat was dus
een werkdag van 12 uur. Er werd bij ver
meld: „ende so de dagen te kort syn, sullen
sy soo lang werken als sy by dag sien kun
nen". In den wintertijd vervielen de schaft-
halfuren en werd volstaan met een uur rust
voor den middagmaaltijd.
Aan vacantie werd in dien tijd natuurlijk
nog niet gedacht. Als een gezel een dag ver
zuimen wiidc, ging dit van zijn Joon aL
Practisch werd alleen verzuimd voor trouw
partijen en begrafenissen.
De metselaars hadden in den gilden tijd
een loon dat varieerde naar het seizoen.
Het was een gewoonte dat de „overluyden"
(bestuursleden van het gilde) de loonen vast
stelden. Nu hadden de metselaars bepaald,
dat „de overluyden elc vierendeel jairs dat
loen ordineren sullen nae de gelegenheid
van den tyt". Een metselaar kreeg voorjaars-,
zomers, herfst- en winterloon.
De overluyden hadden ook de taak om
het loon voor nog niet volwassen arbeiders
vast te stellen. Voor zoo'n halfwas werd een
zekere „dachhuer" vastgesteld.
De loonen der metselaars waren:
Meesters: zomers 30 stuiver, voorjaar en
herfst 27 stuiver, 's winters 24 stuiver.
Knechts: zomers 20 stuiver, voorjaar en
herfst 18 stuiver, 's winters 15 stuiver.
Oppermannen: zomers 12 stuiver, voorjaar
en herfst 11 stuiver, 's winters 9 stuiver.
De loonen.
Het is moeilijk de loonen van vroeger te
vergelijken met die van thans. Alleen kan
gezegd worden, dat in dien tijd de ambachts
lieden een vrij behoorlijk bestaan hadden,
maar wij moeten er meteen bij opmerken,
dat men toen heel andere begrippen had
over behoorlijk als thans. Toch blijkt uit het
feit, dat er in den gildentijd ook werksta
kingen en rumoerige gilde-vergaderingen
voorkwamen, waartegen de stadsregeering te
velde trok, dat er geen algemeene tevreden
heid heerschte. In 1550 klaagden de giidebroe
ders er over, dat hun loon in 70 jaar niet
verhoogd was, hoewel in dien tijd wel ac
huishuren gerezen waren, alsook de prij
zen van boter, kaas, melk en andere levens
behoeften.
Geen werkloosheid in
den gildentijd.
Uit de gegevens blijkt, dat er in den gilden
tijd, althans bij de ambachtslieden die aan
een gesloten gilde verbonden waren, zeer
weinig werkloosheid bestond. De arbeider
werd toen dus nog niet getroffen door den
geesel van den tegenwoordïgen tijd. Er
Er worden in de gildenboeken enkele bepa
lingen gevonden, die de leden beschermden
tegen concurrentie van werkkraclrten van
buiten. Een baas mocht bijvoorbeeld geen
knecht van buiten de stad aannemen als er
nog een knecht die bij het gilde was aange
sloten zonder werk was. Dit doet denken
aan de bepalingen van den tegenwoordïgen
tijd, dat een aannemer van een werk van de
overheid met 70 pet. of meer arbeiders uit
de eigen stad moet werken.
Bij de behandeling van andere ambach
ten zal wel gelegenheid zijn om over dit
„niets nieuws onder de zon" nog wat naders
te vertellen.
DE EERSTE AUTO.
Het schijnt wat voorbarig te zijn om in deze
dagen al een eeuwfeest over de auto te
vieren. En toch doet Oostenrijk dit, Het is
de herdenking van het feit, dat 100 Jaren
geleden Siegfried Marcus werd geboren, de
man, die beschouwd wordt als de uitvinder
van de auto.
Zijn eerste wagen verscheen in 1864. en
werd bewogen met behulp van olie. Een
verbeterde editie kwam in 1875 uit. Dit voer
tuig is nog steeds in Weenen te bezichtigen.
Maar Marcus' auto schijnt toch niet de
eerste wagen te zijn, die zich zelf voortbe
woog over den weg. Tenminste, de Engelschen
beweren, dat een Brit, Richard Trevithick,
128 jaar geleden al een stoom-rijtuig door
Londensch straten gereden heeft. En een
tijdlang was deze stoomwagen een concur
rent der spoorwegen.
Het gebruik van olie in Marcus' wagen
echter maakt zijn uitvinding tot een mijl
paal in de geschiedenis van het mechanische
weg-verkeer.
VOORDEELTOE GEVANGEN
SCHAP.
Het lot van gedetineerden schijnt in
Urugay bijzonder benijdenswaardig.
Dat leert de geschiedenis van Attillio An-
decucci. een Italiaanschen moordenaar, die
onlangs uit de staatsgevangenis te Monte
video is ontslagen. Hier had de Italiaan
twintig jaar lang „gezeten". In dezen tijd
heeft de gevangene zich een aardig fortuin
vergaard.
Een jaar of twintig geleden werd Ande-
cucci tot veertig jaar gevangenisstraf ver
oordeeld. omdat hij op straat een fruithan
delaar had doodgeschoten en daarna zijn
slachtoffer had beroofd.
In Italië, dat hij toen pas een half jaar
te voren had verlaten, stierf zijn vrouw van
schrik bij het vernemen van de gebeurtenis.
Zij liet een drie-jarig dochtertje onverzorgd
achter, zoodat het kind door de autoriteiten
in een klooster werd ondergebracht. Dank
zij het meer dan humane systeem van straf
fen in de gevangenissen van Uruguay was
Andecuccl mogelijk, in den tijd van zijn
o-n-T-ngenschap door werken zooveel geld te
verdienen, dat zijn kind in Italië een goede
opvoeding kon genieten. Twee jaar geleden
kon hij het kind zelfs aan de Universiteit
van Turijn doen inschrijven, waar zij de
cc"eges van de juridische faculteit volgt.
Andecucci. die zich ln de gevangenis voor
beeldig heeft gedragen, is thans begena'" J
Ondanks de geweldige bedragen, die hij
regelmatig naar den voogd van zijn dochter
zond. was hij bij zijn in vrijheidstelling in
het bezit van ongeveer een kwart mlllioen
Lire, door. hem in de gevangenis bijeenge-
■oaard. Met deze som wi! hij thans in Italië
voor zijn dochter een advocatenkantoor in
richten.
Het is maar goed. dat de overtocht naar
Uruguay een behoorlijk bedrag kost. An
ders zou misschien een groote „run" van
^rkloozen uit de oude wereld op do gevan
genissen van dezen Zuid-Amerikaanschen
staat kunnen plaats hebbend,
ONDER DE PANTOFFEL.
De heer Waverinitz uit Metz heeft een
heilige vrees voor huiselijke twisten. En toen
hij dan op een avond wat laat thuis kwam
hing hij een verhaal op van een overval,
waar hij bijna het slachtoffer van geweest
was. Hij bereikte zijn doel: zijn vrouw be
handelde hem zachtmoedig. Maar dit was de
stilte voor den storm.
Want zij stuurde hem den volgenden dag
naar de politie om aangifte te doen. En toen
daar bleek, dat de overval gefingeerd was.
werd hij wegens valsche klacht vervolgd en
door zijn vrouw werd hij
Maar wij zullen ons niet in familie-ruzies
mengen. De man schijnt echter tegen een
vriend gezegd te hebben, nooit meer te laat
thuis te zullen komen!
HOE BESCHERM IK MIJ TEGEN
ONTSLAG?
Deze vraag heeft een jonge bediende van
een Budapesier textielfirma op zijn wijze po
gen te beantwoorden. Toen hij tegen 1
October van zijn chef de mededeeling kreeg,
dat hij zou worden ontslagen wegens inkrim
ping van het bedrijf, verduisterde deze wan
hopige. maar toch, wat zijn streken betreft,
hoopvolle jongeling 1800 pengö, die hij naar
een bank moest brengen. Met alle teekencn
van wanhoop keerde hij naar de zaak terug
en vertelde zijn chef. dat hij het hom toe
vertrouwde geld op onverklaarbare wijze had
verlorbn. Tenslotte deed hij onder tranen zijn
patroon het bescheiden voorstel hem verder
in dienst te houden en hem maandelijks een
deel op zijn salaris te korten tot hot. verlo
ren bedrag was afbetaald. De wantrouwige
patroon rook lont. In ieder geval ging hij
op het geniale voorstel van zijn bediende, die
graag op deze wijze zijn betrekking had wil
len behouden niet ln. Hij gaf de zaak bij de
politie aan, die de aangelegenheid spoedig
had opgehelderd
DE INVLOED VAN DE MAAN.
De meening. dat de maan op het doen en
laten van den mensch invloed uitoefent, is
wijd verbreid. Zoo hoorde ik van iemand, die
een groot deel van zijn leven gebruikt had
om huiselijke kwesties op te lossen: „Twist
nooit met je vrouw als het volle maan is!"
Ligt cr waarheid in dat ge'oof?
Het is een feit, dat vrijwel alle bijgeloof
een grond van waarheid heeft, als we er
maar diep genoeg op in gaan, zegt Tit Bits.
Men zegt bijv. dat het gaan onder een lad
der door ongeluk aanbrengt. Dat is zoo, als
de ladder op dat moment uitglijdt en op je
valt/ of als er een klodder verf op Je neer
komt
Als we de zaak beschouwen treft het ons
op hoeveel verschillende manieren de maan
ons bestaan raakt. Zij draait in ongeveer 28
dagen om de aarde, en wij hebben daar onze
maand- en weekindeellng aan ontleend.
Honden, vossen, wolven blaffen de volle
maan aan terwijl toch geen ander helder
licht hen op die wijze prikkelt. De meeste
dieren zijn onrustig, wanneer de maan de
zon verduistert. De grootste vangsten van
bepaalde zeevisschen worden gedaan ten
tijde van de volle maan. In de tropen ko
men zekere zeedieren alleen bij volle maan
aan de oppervlakte. Weersveranderingen
hangen met. den maanstand dikwijls samen.
Onlangs Is weer een nieuwe invloed van
de maan ontdekt, die tot nu toe niet ver
moed was. Men heeft gemerkt, dat de radio
uitzendingen op bepaa'dc golflengten over
langen afstand door den stand van de maan
bcinvloed worden, door electriciteit opge
wekt door maanlicht. 0
Dc maan is een koude, doode wereld, die
al de van de zon verkregen hitte absorbeert,
maar een groot gedeelte van het licht weer
kaatst. Maanlicht is rijk aan ultra-violette
stralen en we weten, dat deze invloed heb
ben op mensch, dier en plant. En daarom
alleen al is het best mogclUk, dat de invloed
van de volle maan op ons grooter is, dan
algemeen vermoed wordt.
DE KNAPPE MENSCHHEID.
EN DE DUITSCHE STUDEERENDE JEUGD
Reeds dikwijls is gewaarschuwd voor over-
vulling van de hoogescholen als gevolg van
de neiging jongelui maar te laten studeeren.
Thans schrijven vereenigingen en bonden,
oa. de rijksbond der Duitschc industri®, de
bond van Duitsche werkgeversverenigingen,
de vereeniglng van Duitsche chemici enz. in
een soort manifest op de gevaren, welke het
gevolg moeten zijn van een steeds weer toe
nemen van "net aantal studeerenden, aldus
het Handelsblad.
Het aantal afgestudeerden, die geen be
trekking hebben wordt voor het Jaar 1934
reeds geschat op 130.000.
In het belang van een goede volksecono
mie is het gewenscht, dat het behoud en de
ontwikkeling van de huidige opleiding Sn
beroepen voor handenarbeid enz. vooral niet
wordt verminderd. Men acht het noodig, dat
ten spoedigste een wijziging komt in dc over
schatting van dc zuiver wetenschappelijke'
opleiding.
DE GESCHEIDEN VROUW IN
DUITSCHLAND.
EEN BOND OM HAAR BELANGEN TE
VERDEDIGEN.
Bij het ook in Quitschland toenemend aan
tal echtscheidingen mag de oprichting te
Berlijn van een ,rijksbon/1 tot bescherming
vair gescheiden vrouwen" zeker niet gelden
als een overbodige luxe. doch veeleer als een
maatregel, die in een behoefte voorziet, aldus
schrijft het Handelsblad.
De nieuwe bond stelt zich o.a. ten doel,
naar we in het „Berl. Tag." lezen, steunbe
hoevende vrouwen juridisch, medisch en
economisch advies te geven. Een kring des
kundige mannen en vrouwen wil de taak aan
vaarden op verschillend gebied onkundige
vrouwen, die ten gevolge van echtscheiding
verder alleen staan in den levensstrijd, met
raad cn daad ter zijde te staan.
Zoo heeft de bond o.a. een bureau inge
richt voor het kosteloos verstrekken van ju
ridisch advies aan leden van den Bomi,