UITVOER VAN GROENTEN EN FRUIT NAAR ENGELAND EN DUITSCHLAND. GIBBS dag! HAARLEm S DACBLAD DONDERDAC 5 NOVEMBER 1931 Stijgende export naar Engeland, dalende naar Duitschland. In September 21/2 millioen K.G. aardappelen naar Engeland! Hoe zal de positie worden na het optreden van het nieuwe Engelsche Kabinet? Na de verkiezingen in Engeland staat dit land wel in de eerste plaat in de algemeene belangstelling. Men voelt büljkbaar allerwe gen dat er ginds Iets gaat gebeuren en dat een algeheele ommekeer in de Engelsche handelspolitiek groote moeilijkheden aan den export/handel op dit land brengen zal, Wat dit voor ons land betcekent Is nog on mogelijk te zeggen. Men leeft in angst en vreezén. Over het tijdstip der invoering van eventueele hoogere tarieven in Engeland is nog niets te zeggen. Dat deze vóór Kerstmis van dit jaar van kracht zouden zijn. wordt niet waarschijnlijk geacht. Onder de uitge voerde tuinbouwproducten naar Engeland neemt de bloembol een zeer belangrijke plaats inEngeland was tot dusverre een der meest op den voorgrond tredende afzetge bieden van dit product. In het ..Weekblad voor Bloembollencultuur" van 30 October jl. werd een artikel gepubliceerd: „De Engelsche verkiezingen', dat eindigde met de opmer king: „Onze hoop moet gevestigd blijven op den invloed van onze groote afnemers in ons grootste afzetgebied, die zelf in de eerste plaats getroffen zouden worden". Erg rooskleurig ziet men den toestand dus niet in. De beteekenis van Engeland als afzetgebied voor onzen tuinbouw blijkt ook duidelijk uit de exportcijfers van groenten cn fruit. De Septcmbercijfers zijn in dat opzicht waarde vol materiaal en doen zien dat het loslaten van den gouden standaard in Engeland zijn uitwerking op dezen tak van export nog niet heeft doen gevoelen. Geheel tegen de ver wachting ln, is de September-uitvoer van groenten en fruit naar Engeland in dit jaar zeer gunstig geweest, aanzienlijk grooter dan in de drie voorafgaande jaren, zoowel wat betreft het gewicht, als de waande in geld. Een en ander blijkt duidelijk uit onder staande cijfers: Uitvoer groenten cn fruit naar Engeland in September: 1928: 15.153 X 1000 K.G. 2.173 X 1000 gld. 1929: 23.553 X 2.207 X 1930: 17.935 X 1.938 X 1931: 29.578 X 3.316 X De gewlchtstoeneming van den September- èxport 1931 naar Engeland bedroeg 65 pet., vergeleken bij het vorige jaar; de toeneming van de waarde 71 pet. Wanneer men de verschillende tuinbouw producten afzonderlijk beschouwt, staan de appelen verreweg bovenaan. De appelen-uit voer naar Engeland bedroeg in September 1931 ongeveer 2 1/2 millioen K.G.: dat be- teckent dat deze maand-uit.voer grooter was dan die over het gcheele jaar 1930. De ap- pelenuitvoer in de laatste jaren naar En geland bedroeg nl.: in 1000 K.G. in: 1926: 739. 1927: 1.426. 1928: 101. 1929: 1.911 en 1930: 61. Hier heeft dus wel een ware verovering plaats gehad en met terzijdestellim; van alle verrassingen, mag gezegd worden, dat deze Hollandsche frultkweekers vasten voet heb ben gekregen op de Engelsche markt. Het cijfer van 2 12 millioen K.G. voor September 1931 spreekt boekdeelen. Behalve de appelen, nemen ook de drui ven .tomaten, vruchtenpulp en uien een be langrijke plaats in bij den uitvoer naar En geland. De September-export van druiven naar Engeland bedroeg in 1931: 1.107.000 K.G. tegenover: 1.077.000 K.G. in de overeen komstige maand in 1930. Ook hier is dus een vermeerdering vast te stellen. De totaal-ex port van druiven in September was dit Jaar ongeveer 25 pet. kleiner dan in 1930. Deze achteruitgang Ls dus niet het gevolg van een verminderden uitvoer naar Engeland, doch komt vrijwel geheel op rekening van Duitsch land, waarheen in September 1931 slechts 200.000 K.G. werden verzonden, tegenover 800.000 K.G. in de overeenkomstige maand van het vorige jaar. De uitvoercijl'ers van tomaten over de di verse Septembermaanden geven weder een geheel ander beeld. V/el blijkt dat de totaal export van dit artikel in September 1931 on geveer 40 pet. hooger was dan in September 1930. maar deze blijft zeer belangrijk achter bij de uitvoeren in September 1928 en 1929. Onderstaande cijfers geven hiervan een duidelijk beeld: Totaal-uitvoer tomaten in September: 1928: 18 X 1000 K.G. 1.779 X 1000 gld. 1929: 20 X 1.388 X 1930: 10 X 1 203 X m 1931: 14 X 1.710 X Wat in het bijzonder den Septemberuit- voer van tomaten naar Engeland betreft, kan worden ongemerkt, dat deze in 1927, 1923, 1929. 1930 en 1931 resp. 7, 7, 10, 7 en 10 mil lioen K.G. bedroeg. De schommelingen in deze exportcijfers zijn bij lange na niet zoo sterk als in die voor Duitschland. Naar onze Oostelijke buren voerden wij de navolgende kwantiteiten tomaten uit: Uitvoer tomaten naar Duitschland in September: 1927: 3.500 X 1000 K.G. 1928: 10.000 X 1000 K.G. 1929: 9 700 X 1000 KG. 1930: 2.800 X 1000 K.G. 1931: 3 500 X 1000 K.G. De uitvoercijfers van uien over September toonen een zeer gunstig beeld. De uitgevoer de hoeveelheid In September 1931 was 40 pet. hooger dan in September 1930. Niet aiieen steeg de uitgevoerde hoeveelheid doch ook de waarde steeg zeer aanzienlijk. Dit laatste blijkt duidelijk hieruit, dat de gemiddelde exportwaarde die over Sepember 1930 slechts f 383 per 10.000 K.G. bedroeg, over Septem ber 1931 gestegen was tot f 452. Engeland be trok niet minder dan negen millioen K.G. Na de moeilijkheden van Juli 1931, toen men in Duitschland met betalingskwesties te kampen kreeg, gingen onze uitvoercij fers voor groenten cn fruit naar Engeland stij gen. Vergeleken bij het vorige jaar is thans het onderstaande beeld verkregen: Groenten- cn Vruchte,ncxport naar Engeland in: Juli 1930: 34 millioen K.G. Augustus: 1930: 35 millioen K.G. September 1930: 20 millioen K.G. Totaal 89 millioen K.G. Juli 1931: 45 millioen K.G. Augustus 1931: 41 millioen K.G. September 1931: 30 millioen K.G. Totaal: 116 millioen K.G. Deze ontwikkeling ls zeer gunstig: een ver meerdering van bijna 30 millioen K.G. in drie maanden. Tegenover dit gunstige beeld staat de ster ke achteruitgang van den uitvoer dezer pro ducten naar Duitschland, wat onderstaande cijfers laten zien: Groenten- en Vruchtenexport naar Duitsch land in: Juli 1930: 86 millioen K G. Aug. 1930: 39 millioen KG. September 1930: 13 millioen K.G. ingezonden mededeelingen a (50 Cts. per regel DONDERDAG Vergeet niet de annonce uit te knippen. Juli 1931: 39 millioen K G. Aug. 1931: 26 millioen K.G. Sept. 1931: 9 millioen K.G. Totaal 74 millioen K G. De achteruitgang is zeer sterk: over deze drie maanden niet minder dan 64 millioen Kilogram. Bedenkt men nu dat van de geheele Ne- deriandsche productie niet minder dan 22 procent naar Engeland gaat en dat na het gedeeltelijk afvallen van Duütschland als af zetgebied voor onze groenten en fruit alle hoop was gevestigd op het voortduren van een stijgenden export naar Engeland dan is het niet te veel gezegd wanneer men de hui dige positie onzer tuinbouwers uiterst wan kel noemt. MOLLERUS. Totaal 138 millioen K.G. TWEEDE KAMER. 4 November. Algcmecne beschouwinge.n. Het woord wordt gevoerd door Prof. Aalberse en de heeren Rut gers van Rozenburg en Knotten belt. Ook een communist spreekt. De R.-K. fractie schaart zich achter de regecring. De salariskorting zal wel een meerderheid krijgen. Vandaag opende de R.-K. oud minister, die Mgr. Nolens als leider der R.-K. fractie op volgde. het debat. Hij heeft een rustige rede gehouden, die als parlementaire rede zeker niet op laag peil stond zij trok groote lij nen. Prof, Aalberse begon met een woord van wee moedig herdenken van den nuchteren man die daar zoovele jaren vóór hem de taak ver vulde. welke' hem nu bij het algemeen debat was toebedeeld. Prof. Aalberse heeft dan allereerst zijn aandacht gewijd aan een analyse van de crisis, welke thans de wereld teistert. Hij wees het zien van het kapitalisme als eene en eenige oorzaak af en noemde deze oplossing van de vraag naar de oorzaak simpel, even simpel als de meening van velen, die denken, dat onze regeering de crisis aan onze gren zen kan doen stil houden. In het algemeen geloofde hij. dat de taak der regeeïing in dezen crisistijd aanmerkelijk verzwaard wordt door het feit. dat heel velen nog niet beseffen van welke beteekenis. wereld-om- vormende beteekenis. de crisis wel is. Prof. Aalberse analyseerde dan de huidige crisis als de disproportie van de productie. Niet is de oorzaak, dat in oorlogstijd kapitaal werd vernietigd, de oorzaak is de onmogelijk heid om nieuw kapitaal te vormen. Oorzaak is niet de New-Yorksche beurskrach, deze was ook uiting, De verdeeling der waren is in de war, de ruil heeft zich niet aangepast bij de nieuwe productie en productiemogelijk heden. Integendeel is veel ondernomen om die aanpassing tegen te gaan, vooral door het telkens hooger opvoeren der tariefmuren. Terwijl de groote voorraden vrije wegen noo- dig hadden, werden allerlei hinderpalen aan den afvoer in den weg gesteld. De structuur van de wereldhuishouding is fundamenteel gestoord en daarop hebben po litieke invloeden ten kwade ingewerkt, zoo- als het tractaat aan Versailles, dat de oud- niinister een monument van economisch on verstand noemde. Dit alles heeft zei Prof. Aa'berse diepere oorzaken. Wel allermeest de onge breidelde doorwerking van een ongeremd individualisme, zich ook vertoonend in het collectieve individualisme van de Staten. Sen „Planwirtschaft" wees Prof. Aalberse af. niet alleen als economisch onmogelijk, maar ook wijl 't als onvermijdelijke conditie de politieke en economische dictatuur eischt. Elke dictatuur is in strijd 'met de mensche- lijke persoonlijkheid. Als tusschen beide instaand, tusschen in dividualisme en socialisme, schetste de woordvoerder der R.K. fractie de R.K. ge dachte van het solidarisme, dat zoowel de rechten erkent van het persoonlijke, indivi- dueele leven als van de noodzakelijkheid eener sociale gebondenheid in het algemeen belang. Gebondenheid aan een sociale ge meenschap als zedelijk organisme. Die grondgedachte eischt volgens Prof. Aalberse het onderwerpen aan den staats invloed, ter bescherming van consumenten, van kartels en trusts, met a'tó nadeelen be hept van groote, economische eenheden Met een beroep op de juiste, pauselijke, so ciale encycliek betoogde de r. k. woordvoer der, dat herstel eener sociale ordening voor afgegaan moet worden door hernieuwde be leving van de zedewet. Het had den leider van de grootste Kamer fractie verheugd, dat blijkens de Memorie van Antwoord de regeering met- de aige- meene richtlijnen zijner gedachten meegaat Minister Aalberse wil, zoolang het kan, de regeering steunen. Zeker, waar zij er op uit is de begrooting sluitend te maken. Ook hij wees op het gevaar voor inflatie, dat moet voorkomen worden. En op het gebrek aan besef over de ernst van den toestand. Had hij met deze tirade misschien enkelen zijner eigen fractiegenooten op het oog? Moeten er zoo vervolgde hij dan eerst groote ca tastrophes plaats hebben, voor de oogen ge opend worden? Hij wenschte de regeering, maar ook de Kamer den moed toe, die noo- dig is, om te doen, wat gedaan moet wor den. Men moet zoo zei hij niet alleen letten op wat hard is, ook op wat noodzake lijk is. De regeering kan in het algemeen op Prof. Aalberse rekenen, wanneer zij de begrooting gaat sluitend maken. De regeering wil in het Invaliditeitsfonds minder storten dan tot dusver, omdat ook bij verminderde storting aan alle de fonds- verplichtingen kan worden voldaan. Prof. Aalberse vroeg nu. of de vermindering nog niet wat grooter had kunnen zijn. Wat de salariskwestie betreft, had de heer Aalberse wel eenige vragen, toch zal hij mee gaan met de regeering. Hij vroeg al'ereerst of de regeering nog niet één jaar had kun nen wachten, omdat na dat jaar alle ambte naren wel van de noodzakelijkheid der kor ting zullen overtuigd geraakt zijn. Hij wees er ook op. dat de regereing, toen bleek, dat de tekorten uit de millioenennota nog niet hoog genoeg geraamd waren, nieuwe bron nen van dekking wist aan te boren. Hadden die niet eerder aangeboord kunnen worden? vroeg Mr. Aalberse. Vóór de salariskorting'' Tegenover deze reserve stak wat scherp af zijn oproep tot de regeering om niet a'.leen te letten op degenen, die praten, maar ook op de zwijgende ambtenaren, die gevoelen, •dat in 't lands belang en het land is hun werkgever een offer noodig is. Prof. Aalberse verzette zich heel sterk tegen de theorie van Ford. dat hooger loonen op zich zelf al, meer koopkracht beteekenen. Was dit een waarheid als een koe genoemd, het tegendeel noemde Prof. Aalberse een waarheid als een olifant- Prof. Aalberse ge loofde met minister De Geer. dat alleen pro ductie verhooging van koopkracht betee- kent. Niet alleen heeft de regeering een taak voor het heden, voor de begrooting, ook voor de toekomst. Als allereerste plicht wees hij dan op het ln evenwicht houden van de be talingsbalans. Want elk tekort moet met goud betaald worden. Dat evenwicht wordt bewerkt door het opvoeren van den export en het terugdringen van den import. Op 'den export heeft de verlaging van de productie prijzen een grooten invloed. Die productie prijzen zoo deed de oud-minister van Ar beid, die het schoenwetje aangenomen zag destijds, zich hooren die productieprijzen kunnen ook verlaagd worden door voor het Nederlandsche fabrikaat een deel van de binnenlandsche markt te reserveeren, wat de productie steunt, De heer Aalberse zal medeggaan met het verhoogen van het tarief van invoerrechten. Al vindt hij de methode wat grof hij wil meer differentieeren naar de artikelen en vooral weeldeartikelen flink treffen. De R.K. leider zei voor den vrijen handel altijd heel veel te hebben gevoeld, maar wilde er toch tevens op wijzen, dat thans, in de wereldwarreling van het oogenblik, het 1 onmogelijk is stug vast te houden aan een doctrinair standpunt. Dat te doen zou ons heele bedrijfsleven fundamenteel kunnen schaden. Hij wilde de regeering inveerbe- voegdheden geven, die Intact laten, wat in tact gelaten worden meet, tegen de heel folie aanvallen van hot buitenland. Merkwaardig was het dat ook de C.H. af gevaardigde Rutgers van Rozenburg -lie overigens alleen financioele beschouwingen hield hetzelfde standpunt innam. En een bekende Latijnsehe spreuk deed hooren, die vertaald luidt: „eerst leven, dan filosofee- ren". Vooral pleitte Prof. Aalberse voor den boe renstand. Hij v/as er niet zeker van. dat niet in den komenden winter ten plattelande honger zou worden geleden. En daarom drong hij aan op verlenging van den uitkee- ringsduur uit de werkloozenkassen. Een nationaal kabinet achtte de heer Aal berse niet mogelijk, wanneer daarin ook niet de sociaal-democraten zouden gaan zitten. Uit een interruptie van den heer Albarda bleek, dat deze daartoe allerminst bereid zijn. De R.K. fractie zal haar steun aan de re geering geven, zij is steeds zoolang moge- 1 ij k ministerieel geweest. Maar Prof. Aalberse bond de regeering als tegenwicht op het hart, van haar sterke positie geen misbruik te ma ken en zich steeds bereid te toonen tot loyaal overleg. Hij zette uiteen, dat wanneer men thans een ander kabinet wenschte, de nieuwe ministers moesten gereed staan om oogen- blikkelijk in te vallen. Een crisis mag nu niet lang duren. Prof. Aalberse eindigde met een beroep te doen op ieders verantwoordelijkheid in de overtuiging dat God ons volk zal helpen. Prof. Aalberse heeft bijna twee uur gespro ken. In alle stilte was zijn rede hij s*prak dan ook voor een fractie van 30 man en voor het eerst als fractieleider aangehoord. Dia stilte is niet weergekeerd onder de nog ko mende, veel korter durende redevoeringen van de heeren Rutgers van Rozenburg, Knot tenbelt en de Visser. De heer de Visser hij noemde zich weer eens „communard" heeft iets nieuws ge zegd, niets anders dan de oude communisti sche propaganda. Zevenmoties diende hij in die geen van allen werden ondersteund. Aan groote woorden geen. gebrek, aan verant woordelijkheid daarentegen wel. Hij zeide te hopen en te verwachten dat spoedig de stra ten zouden dreunen en daveren van de harde stappen van het protesteerende en veraltee- rende massale proletariaat. De heer Rutgers van Rozenburg heeft het sluitend maken der begrooting sterk nood zakelijk genoemd. Met alle regeeringsvoor- stellen te dien opzichte gaat hij mee. Ook dé heer Rutgers van Rozenburg vroeg de regee ring nadrukkelijk de aandacht op de beta- lingsbelans gevestigd te houden. Voorts wenschte hij een zeer krachtige rem aange legd aan het opvoeren van de gemeentelijke uitgaven. De heer Knottenbelt heeft zich zeer sterk tegen den heer Albarda gekeerd in zijn korte rede hij moest nog tijd laten voor zijn partijgenoot Bierema. Zeer sterk en zeer cri-. tisch. De meeningen van Ir. Albarda over dé crisis en hare oorzaken noemde Mr. Knotten belt steriel. De heer Knottenbelt betoogde de noodza kelijkheid ook, ten einde inflatie te keeren, van salarisverlaging en loonsverlaging. Hij* hoopte, dat de arbeiders die noodzakelijkheid ook zelf zouden inzien, hoopte vooral óp de R.K. arbeiders, die toch wel op het vestigen der dictatuur veel moeten tegen hebben. De heer Knottenbelt voorts had gehoopt ejj een stellen der regeering op breeder gronck- slag met invoeging der liberalen. De re« geering zal daarop wel niet ingaan. Ten slotte maande de voorzitter de libera?! fractie tot een sterke bezuiniging allerwege, vooral op onderwijs. Hij wilde de salarisver laging gepaard doen gaan met een algemee- ne omvorming van het bezoldigingsbesluit, ten bate der onderwijzers. In den aanvang der vergadering werd met vrijwel algemeene stemmen twee stemmen waren in blanco de huidige commies griffier, Mr. Kesper, tot griffier der Kamer benoemd. Een mooie, wei-verdiende promotie. INTIMUS. FEUILLETON 7) Ze gingen het donkere bovengangetje in, een somber portaaltje, dat uitkwam op de wachtkamer, even leeg en somber. Er stond een tafel met wat tijdschriften en een uit gedroogde inktkoker. Een paar stoelen tegen den muur. Toen moesten ze weer een kra kend trapje op. „Hoog en droog" hijgde van Buren. „Schiet wat op. ouwe jongen" riep de overste al van boven. „Ik begin zin te krijgen ln m'n diner! I-Iallo, Veraart, waar zit je?" „Ssst! Houd je mond" suste van Buren. „Zoo kan Je toch niet een conferentie sto ren." „Tja" mompelde de overste, even confuus, „tjamaar waar zit cc vent dan ook?" Hier: daar hebben we het: Mr. F. Veraart, advocaat on procureur." Hij klopte aan. Er kwam geen antwoord. Menlilng opende de deur en keek naar bin nen. „Niets" zei hij teleurgesteld. De heeren traden binnen. Het was een net te, eenvoudige kantoorkamer. Er stonden een paar tafels en enkele groote reclame platen aan den muur, en er brandde licht. Er was nog een deur in het vertrek, waarop „Privé" stond. „Kijk eens hier." bromde de overste, „daar ligt een stoel omvergegooid, da's slord:/.' Dat kan ik nict zien, hoe kan iemand een stoel la ten i.'.ron". Hu zette den toel overeind cn Jiep cloor naar de geopende deur. „Een saaie kamer anders, zeg! En wat een donker hok hebben we daar'. Die oude hui zon zijn toch wel verschrikkelijk somber. Hè? wat is dat? Van Buren! Overste Mensing stond in de deuropening stil, met een gebaar van zulk een afgrijzen cn ontzetting, dat zijn vriend verschrikt toe snelde. Hij greep Mensing beet om niet te vallen en staarde met wijdopen oogen de ka mer in. Als verlamd van schrik stond het tweetal een oogenblik, onbeweeglijk. Daar voor hen, in het kleine privékantoor, lag op den grond, in het midden van het ver trek. een man. Een man van middelmatige lengte, een klein zwart snorretje, gekleed m donkerbruin colbert-costuum en lichte re genjas. Hij lag op den rug, het gezicht naar boven, de oogen wijd open, den mond kramp achtig vertrokken. Het vervormde gelaat leek een afgrijselijk masker, hij lag met het hoofd tegen het bureap-ministre: daardoor was het alsof hij zich wilde oprichten, de handen klauwden zich in een vertwijfeld ge baar en de groote doode oogen staarden hen roerloos en spookachtig aan. „Watdatis dat?" hijgde dr. van Buren. Een groote bloedplas was uit het achter hoofd omlaag gelekt over den grond, maar het meest verschrikkelijke was. een groot bronzen mes. dat uit een roode plek in het overhemd rechstandig omhoog slak. Huiverend deden de bende vrienden eenige stappen nader.... Vreemd en onwezenlijk lag de roerlooze ge stalte voor hen. Er was iets zoo adem-be klemmends in dit opgerichte hoofd met de wijd open starende oogen, dat hun naderen niet meer hoorde, dat beiden tegelijkertijd de afgrijselijke emotie kregen van een levende. Het was alsof de man met een vreeselijkc grijns het mes. dat in zijn borst stak, onafge broken beloerde. De man moest al eenigen tijd dood zijn, dat '.eed geen twijfel. Dr. van Buren maakte een schuwe beweging naar het mes, maar de overste hield hem terug. „Niet aanraken; <ie politie...." hijgde hij heesch. De ander wankelde tegen hem aan. „Dat mes, dat isde bronzen dolk, die ik uit Indië meenam voor Veraarthet lag altijd op z'n schrijftafelWat is er toch gebeurd? Wat is er dan toch gebeurd?" De overste greep van Buren bij den pols. „Ga mee", zei hij kortaf „Laten we on middellijk de politie opbellen." Hij trok zijn vriend de kamerin. Van Bu ren keek nog eenmaal verbijsterd om. Het was alsof de doode hem grijnzend nazag. De kamer vertoonde de sporen van een hevige worsteling. Boeken en een stoel lagen op den grond. De inktkoker op het schrijfbureau was omgevallen. Papieren zwierven door het ver Als verlamd van schrik stond het tweetal ccn oogenblik onbeweeglijk. trek. In een hoek van het vertrek lag een slappe, grijze hoed. En tusschen deze angst aanjagende wanorde lag, vreemd-stil en grie- zellg-geheimzinnig, het lijk van den dooden man In de kamer van den klerk telefoneerde Overste Mensing om de politie. Zijn stem klonk nerveus en vreemd-hard in de kamer stilte. „Hallo? Met het hoofdbureau Alexander- veld? Hier met Overste Mensing; er is een moord gepleegd in de Heerenstraat, kantoor van Mr. Veraart; jaeen moord juffrouw. wat zegt u? Doorverbinden? Hallo". Hij herhaalde zijn zinnen nog een keer en de woorden staken van Buren, dat hij er bijna physiek onder leed. „Komt u direct? Ja, Dank ui1" De telefoon viel weer op den haak. Over het toestel heen. ontmoetten hun oogen elkaar in een diepen en vreeselijken angst. De lugubere woorden van den Overste hadden éénzelfde gedachte in beider denken opgeroepen, en ze zeiden tegelijk hetzelfde: „Frans, waar is Frans?" Het werd fluisterend gezegd, maar het klonk als een schreeuw. „Waar is Veraart?" herhaalde dr. Van Buren angstig. Overste Mensing haalde de schouders op ln, een vertwijfeld gebaar en keek even huive rend in de richting van de kamer achter hen. En in de afgrijselijke stilte die op deze woorden volgde, rees één oogenblik. dat wel een eeuwigheid te duren scheen een vreeselljk vermoeden. Het was dr. Van Buren, die het eerst eeni- germate tot kalmte kwam. Hij streek, alsof hij een afschuwelijke gedachte wilde verdrij ven, met de hand langs het voorhoofd. „Vermoord!"..,, zei hij zachtjes. „Ver moord! op Frans' kantoor! „Alles goed en wel" klonk gejaagd de stem van Overste Mensing, „maar wat moeten wij doen hè? Wat, ik vraag het je, wat moeten wij doen?" Als een wervelwind schoot zijn kwieke, kleine gestalte door de kamer heen en weer, handen op den rug, het hoofd ener giek opgericht. „Wat drommel Van Buren, zeg toch eens wat. Je zit daar als een kind dat geen toen kan tellen. Zèg wat, dóe wat!" „Maar beste kerel, wat wil je dat ik doe? Wat moet er überhaupt gedaan worden? Alles wat wij kónden doen is gebeurd! De politie opbellenen afwachten.' In elkaar gezakt zat hij op een der kale houten kantoorstoelen. „Afwachten, afwachten!Begrijp je dan niet dat het van het hoogste belang is, da: Frans hier komt?" „Natuurlijk begrijp ik datik zie van zelfsprekend de gevolgtrekkingen, die uit dit alles gemaakt zullen worden Mis schien is Frans op dc Witte?" Aarzelend had van Buren's stem geklonken bij deze laatste veronderstelling. Hij voelde zich als een drenkeling, die zich aan een stroohalm trachtte vast te klampen. Overste Mensing had zijn ge-ijsbeer ge staakt; even vleugde er een glimp van hoop over zun norsch gezicht: „Waarachtig, daar zeg je zoo watop de Witte! Natuurlijk is hij op de Witte! Waarom heb ik daar niet eerder aan gedachtMisschien zit hij wel rustig op ons te wachten!" Maar goed ging hem het. grapje niet af. Hij telefoneerdeMet een moedeloos ge baar belde hij af. „Hij is nog niet terug!" „Misschienthuis?" veronderstelde van Buren, elke mogelijkheid onder de oogen willende zien. „Of bij jou.... we zouden toch bij jou dineeren?" „Waanzin, nonsens" snauwde de ander „als hij niet op de Witte geweest is, is hij weg. hy wist dat wij daar zaten te wachten... Frans is een kerel waar je van op aan kan". „Precies wat ik dacht", zei dr. Van Buren peinzend, „precies wat ik dacht: Frans is een kerel waar je van op aan kan en daar om Hij maakte zijn zin niet af. De deur werd met een ruk open geduwd en in de opening stond een heer, lang en ma ger, in wien zij een commissaris van politie herkenden, gevolgd door een rechercheur in politiek en een tweetal agenten. „Goeien avond, mijne heeren,.... U hebt ons opgebeld? Er zou hier ccn „Ja precies'' viel overste Mensing hem in. dc rede „er is hier een moord gebeurd Kijkt u even ln dat vertrek," Het duurde even voordat de commissaris cn dc rechercheur terugkwamen. Toen zij weer het kantoor binnentraden, stonden hun gezichten ernstig. „Vermoordwaarschijnlijk met dat bronzen inesIk mag den heeren wel verzoeken voorloopig even hier te blijven?" „Natuurlijk, natuurlijk'' antwoordde Over ste Mensing. „WU zijn geheel tot uw dienst", zei Dr. van Buren. De commissaris telefoneerde. Er moest een dokter komen, een auto om het lijk te trans porteeren en iemand van de foto-afdeeling. Toen dit alles geregeld was, wendde hij zich tot de beide heeren. „Misschien willen de heeren nog wel even vertellen wat zij van deze historie weten?" „Geen steek weten we. er van meneer, geen steek" baste de overste. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 6