UITVOER VAN GROENTEN EN FRUIT NAAR
ENGELAND EN DUITSCHLAND.
GIBBS
dag!
HAARLEm S DACBLAD
DONDERDAC 5 NOVEMBER 1931
Stijgende export naar Engeland, dalende
naar Duitschland. In September 21/2 millioen
K.G. aardappelen naar Engeland! Hoe zal
de positie worden na het optreden van het
nieuwe Engelsche Kabinet?
Na de verkiezingen in Engeland staat dit
land wel in de eerste plaat in de algemeene
belangstelling. Men voelt büljkbaar allerwe
gen dat er ginds Iets gaat gebeuren en dat
een algeheele ommekeer in de Engelsche
handelspolitiek groote moeilijkheden aan
den export/handel op dit land brengen zal,
Wat dit voor ons land betcekent Is nog on
mogelijk te zeggen. Men leeft in angst en
vreezén. Over het tijdstip der invoering van
eventueele hoogere tarieven in Engeland is
nog niets te zeggen. Dat deze vóór Kerstmis
van dit jaar van kracht zouden zijn. wordt
niet waarschijnlijk geacht. Onder de uitge
voerde tuinbouwproducten naar Engeland
neemt de bloembol een zeer belangrijke
plaats inEngeland was tot dusverre een der
meest op den voorgrond tredende afzetge
bieden van dit product. In het ..Weekblad
voor Bloembollencultuur" van 30 October jl.
werd een artikel gepubliceerd: „De Engelsche
verkiezingen', dat eindigde met de opmer
king: „Onze hoop moet gevestigd blijven op
den invloed van onze groote afnemers in ons
grootste afzetgebied, die zelf in de eerste
plaats getroffen zouden worden".
Erg rooskleurig ziet men den toestand dus
niet in.
De beteekenis van Engeland als afzetgebied
voor onzen tuinbouw blijkt ook duidelijk uit
de exportcijfers van groenten cn fruit. De
Septcmbercijfers zijn in dat opzicht waarde
vol materiaal en doen zien dat het loslaten
van den gouden standaard in Engeland zijn
uitwerking op dezen tak van export nog niet
heeft doen gevoelen. Geheel tegen de ver
wachting ln, is de September-uitvoer van
groenten en fruit naar Engeland in dit jaar
zeer gunstig geweest, aanzienlijk grooter dan
in de drie voorafgaande jaren, zoowel wat
betreft het gewicht, als de waande in geld.
Een en ander blijkt duidelijk uit onder
staande cijfers:
Uitvoer groenten cn fruit naar Engeland
in September:
1928: 15.153 X 1000 K.G. 2.173 X 1000 gld.
1929: 23.553 X 2.207 X
1930: 17.935 X 1.938 X
1931: 29.578 X 3.316 X
De gewlchtstoeneming van den September-
èxport 1931 naar Engeland bedroeg 65 pet.,
vergeleken bij het vorige jaar; de toeneming
van de waarde 71 pet.
Wanneer men de verschillende tuinbouw
producten afzonderlijk beschouwt, staan de
appelen verreweg bovenaan. De appelen-uit
voer naar Engeland bedroeg in September
1931 ongeveer 2 1/2 millioen K.G.: dat be-
teckent dat deze maand-uit.voer grooter was
dan die over het gcheele jaar 1930. De ap-
pelenuitvoer in de laatste jaren naar En
geland bedroeg nl.: in 1000 K.G. in: 1926: 739.
1927: 1.426. 1928: 101. 1929: 1.911 en 1930: 61.
Hier heeft dus wel een ware verovering
plaats gehad en met terzijdestellim; van alle
verrassingen, mag gezegd worden, dat deze
Hollandsche frultkweekers vasten voet heb
ben gekregen op de Engelsche markt.
Het cijfer van 2 12 millioen K.G. voor
September 1931 spreekt boekdeelen.
Behalve de appelen, nemen ook de drui
ven .tomaten, vruchtenpulp en uien een be
langrijke plaats in bij den uitvoer naar En
geland. De September-export van druiven
naar Engeland bedroeg in 1931: 1.107.000
K.G. tegenover: 1.077.000 K.G. in de overeen
komstige maand in 1930. Ook hier is dus een
vermeerdering vast te stellen. De totaal-ex
port van druiven in September was dit Jaar
ongeveer 25 pet. kleiner dan in 1930. Deze
achteruitgang Ls dus niet het gevolg van een
verminderden uitvoer naar Engeland, doch
komt vrijwel geheel op rekening van Duitsch
land, waarheen in September 1931 slechts
200.000 K.G. werden verzonden, tegenover
800.000 K.G. in de overeenkomstige maand
van het vorige jaar.
De uitvoercijl'ers van tomaten over de di
verse Septembermaanden geven weder een
geheel ander beeld. V/el blijkt dat de totaal
export van dit artikel in September 1931 on
geveer 40 pet. hooger was dan in September
1930. maar deze blijft zeer belangrijk achter
bij de uitvoeren in September 1928 en 1929.
Onderstaande cijfers geven hiervan een
duidelijk beeld:
Totaal-uitvoer tomaten in September:
1928: 18 X 1000 K.G. 1.779 X 1000 gld.
1929: 20 X 1.388 X
1930: 10 X 1 203 X m
1931: 14 X 1.710 X
Wat in het bijzonder den Septemberuit-
voer van tomaten naar Engeland betreft, kan
worden ongemerkt, dat deze in 1927, 1923,
1929. 1930 en 1931 resp. 7, 7, 10, 7 en 10 mil
lioen K.G. bedroeg.
De schommelingen in deze exportcijfers
zijn bij lange na niet zoo sterk als in die voor
Duitschland.
Naar onze Oostelijke buren voerden wij de
navolgende kwantiteiten tomaten uit:
Uitvoer tomaten naar Duitschland
in September:
1927: 3.500 X 1000 K.G.
1928: 10.000 X 1000 K.G.
1929: 9 700 X 1000 KG.
1930: 2.800 X 1000 K.G.
1931: 3 500 X 1000 K.G.
De uitvoercijfers van uien over September
toonen een zeer gunstig beeld. De uitgevoer
de hoeveelheid In September 1931 was 40 pet.
hooger dan in September 1930. Niet aiieen
steeg de uitgevoerde hoeveelheid doch ook de
waarde steeg zeer aanzienlijk. Dit laatste
blijkt duidelijk hieruit, dat de gemiddelde
exportwaarde die over Sepember 1930 slechts
f 383 per 10.000 K.G. bedroeg, over Septem
ber 1931 gestegen was tot f 452. Engeland be
trok niet minder dan negen millioen K.G.
Na de moeilijkheden van Juli 1931, toen
men in Duitschland met betalingskwesties te
kampen kreeg, gingen onze uitvoercij fers
voor groenten cn fruit naar Engeland stij
gen. Vergeleken bij het vorige jaar is thans
het onderstaande beeld verkregen:
Groenten- cn Vruchte,ncxport naar
Engeland in:
Juli 1930: 34 millioen K.G.
Augustus: 1930: 35 millioen K.G.
September 1930: 20 millioen K.G.
Totaal 89 millioen K.G.
Juli 1931: 45 millioen K.G.
Augustus 1931: 41 millioen K.G.
September 1931: 30 millioen K.G.
Totaal: 116 millioen K.G.
Deze ontwikkeling ls zeer gunstig: een ver
meerdering van bijna 30 millioen K.G. in drie
maanden.
Tegenover dit gunstige beeld staat de ster
ke achteruitgang van den uitvoer dezer pro
ducten naar Duitschland, wat onderstaande
cijfers laten zien:
Groenten- en Vruchtenexport naar Duitsch
land in:
Juli 1930: 86 millioen K G.
Aug. 1930: 39 millioen KG.
September 1930: 13 millioen K.G.
ingezonden mededeelingen
a (50 Cts. per regel
DONDERDAG
Vergeet niet de annonce uit te knippen.
Juli 1931: 39 millioen K G.
Aug. 1931: 26 millioen K.G.
Sept. 1931: 9 millioen K.G.
Totaal 74 millioen K G.
De achteruitgang is zeer sterk: over deze
drie maanden niet minder dan 64 millioen
Kilogram.
Bedenkt men nu dat van de geheele Ne-
deriandsche productie niet minder dan 22
procent naar Engeland gaat en dat na het
gedeeltelijk afvallen van Duütschland als af
zetgebied voor onze groenten en fruit alle
hoop was gevestigd op het voortduren van
een stijgenden export naar Engeland dan is
het niet te veel gezegd wanneer men de hui
dige positie onzer tuinbouwers uiterst wan
kel noemt.
MOLLERUS.
Totaal 138 millioen K.G.
TWEEDE KAMER.
4 November.
Algcmecne beschouwinge.n.
Het woord wordt gevoerd door
Prof. Aalberse en de heeren Rut
gers van Rozenburg en Knotten
belt. Ook een communist
spreekt. De R.-K. fractie
schaart zich achter de regecring.
De salariskorting zal wel een
meerderheid krijgen.
Vandaag opende de R.-K. oud minister, die
Mgr. Nolens als leider der R.-K. fractie op
volgde. het debat. Hij heeft een rustige rede
gehouden, die als parlementaire rede zeker
niet op laag peil stond zij trok groote lij
nen.
Prof, Aalberse begon met een woord van wee
moedig herdenken van den nuchteren man
die daar zoovele jaren vóór hem de taak ver
vulde. welke' hem nu bij het algemeen debat
was toebedeeld.
Prof. Aalberse heeft dan allereerst zijn
aandacht gewijd aan een analyse van de
crisis, welke thans de wereld teistert. Hij
wees het zien van het kapitalisme als eene en
eenige oorzaak af en noemde deze oplossing
van de vraag naar de oorzaak simpel, even
simpel als de meening van velen, die denken,
dat onze regeering de crisis aan onze gren
zen kan doen stil houden. In het algemeen
geloofde hij. dat de taak der regeeïing in
dezen crisistijd aanmerkelijk verzwaard
wordt door het feit. dat heel velen nog niet
beseffen van welke beteekenis. wereld-om-
vormende beteekenis. de crisis wel is.
Prof. Aalberse analyseerde dan de huidige
crisis als de disproportie van de productie.
Niet is de oorzaak, dat in oorlogstijd kapitaal
werd vernietigd, de oorzaak is de onmogelijk
heid om nieuw kapitaal te vormen. Oorzaak
is niet de New-Yorksche beurskrach, deze
was ook uiting, De verdeeling der waren is
in de war, de ruil heeft zich niet aangepast
bij de nieuwe productie en productiemogelijk
heden. Integendeel is veel ondernomen om
die aanpassing tegen te gaan, vooral door het
telkens hooger opvoeren der tariefmuren.
Terwijl de groote voorraden vrije wegen noo-
dig hadden, werden allerlei hinderpalen aan
den afvoer in den weg gesteld.
De structuur van de wereldhuishouding is
fundamenteel gestoord en daarop hebben po
litieke invloeden ten kwade ingewerkt, zoo-
als het tractaat aan Versailles, dat de oud-
niinister een monument van economisch on
verstand noemde.
Dit alles heeft zei Prof. Aa'berse
diepere oorzaken. Wel allermeest de onge
breidelde doorwerking van een ongeremd
individualisme, zich ook vertoonend in het
collectieve individualisme van de Staten.
Sen „Planwirtschaft" wees Prof. Aalberse
af. niet alleen als economisch onmogelijk,
maar ook wijl 't als onvermijdelijke conditie
de politieke en economische dictatuur eischt.
Elke dictatuur is in strijd 'met de mensche-
lijke persoonlijkheid.
Als tusschen beide instaand, tusschen in
dividualisme en socialisme, schetste de
woordvoerder der R.K. fractie de R.K. ge
dachte van het solidarisme, dat zoowel de
rechten erkent van het persoonlijke, indivi-
dueele leven als van de noodzakelijkheid
eener sociale gebondenheid in het algemeen
belang. Gebondenheid aan een sociale ge
meenschap als zedelijk organisme.
Die grondgedachte eischt volgens Prof.
Aalberse het onderwerpen aan den staats
invloed, ter bescherming van consumenten,
van kartels en trusts, met a'tó nadeelen be
hept van groote, economische eenheden
Met een beroep op de juiste, pauselijke, so
ciale encycliek betoogde de r. k. woordvoer
der, dat herstel eener sociale ordening voor
afgegaan moet worden door hernieuwde be
leving van de zedewet.
Het had den leider van de grootste Kamer
fractie verheugd, dat blijkens de Memorie
van Antwoord de regeering met- de aige-
meene richtlijnen zijner gedachten meegaat
Minister Aalberse wil, zoolang het kan, de
regeering steunen. Zeker, waar zij er op uit
is de begrooting sluitend te maken. Ook hij
wees op het gevaar voor inflatie, dat moet
voorkomen worden. En op het gebrek aan
besef over de ernst van den toestand. Had hij
met deze tirade misschien enkelen zijner
eigen fractiegenooten op het oog? Moeten er
zoo vervolgde hij dan eerst groote ca
tastrophes plaats hebben, voor de oogen ge
opend worden? Hij wenschte de regeering,
maar ook de Kamer den moed toe, die noo-
dig is, om te doen, wat gedaan moet wor
den. Men moet zoo zei hij niet alleen
letten op wat hard is, ook op wat noodzake
lijk is.
De regeering kan in het algemeen op Prof.
Aalberse rekenen, wanneer zij de begrooting
gaat sluitend maken.
De regeering wil in het Invaliditeitsfonds
minder storten dan tot dusver, omdat ook
bij verminderde storting aan alle de fonds-
verplichtingen kan worden voldaan. Prof.
Aalberse vroeg nu. of de vermindering nog
niet wat grooter had kunnen zijn.
Wat de salariskwestie betreft, had de heer
Aalberse wel eenige vragen, toch zal hij mee
gaan met de regeering. Hij vroeg al'ereerst
of de regeering nog niet één jaar had kun
nen wachten, omdat na dat jaar alle ambte
naren wel van de noodzakelijkheid der kor
ting zullen overtuigd geraakt zijn. Hij wees
er ook op. dat de regereing, toen bleek, dat
de tekorten uit de millioenennota nog niet
hoog genoeg geraamd waren, nieuwe bron
nen van dekking wist aan te boren. Hadden
die niet eerder aangeboord kunnen worden?
vroeg Mr. Aalberse. Vóór de salariskorting''
Tegenover deze reserve stak wat scherp af
zijn oproep tot de regeering om niet a'.leen
te letten op degenen, die praten, maar ook
op de zwijgende ambtenaren, die gevoelen,
•dat in 't lands belang en het land is hun
werkgever een offer noodig is.
Prof. Aalberse verzette zich heel sterk tegen
de theorie van Ford. dat hooger loonen op
zich zelf al, meer koopkracht beteekenen.
Was dit een waarheid als een koe genoemd,
het tegendeel noemde Prof. Aalberse een
waarheid als een olifant- Prof. Aalberse ge
loofde met minister De Geer. dat alleen pro
ductie verhooging van koopkracht betee-
kent.
Niet alleen heeft de regeering een taak
voor het heden, voor de begrooting, ook voor
de toekomst. Als allereerste plicht wees hij
dan op het ln evenwicht houden van de be
talingsbalans. Want elk tekort moet met
goud betaald worden. Dat evenwicht wordt
bewerkt door het opvoeren van den export
en het terugdringen van den import. Op 'den
export heeft de verlaging van de productie
prijzen een grooten invloed. Die productie
prijzen zoo deed de oud-minister van Ar
beid, die het schoenwetje aangenomen zag
destijds, zich hooren die productieprijzen
kunnen ook verlaagd worden door voor het
Nederlandsche fabrikaat een deel van de
binnenlandsche markt te reserveeren, wat de
productie steunt,
De heer Aalberse zal medeggaan met het
verhoogen van het tarief van invoerrechten.
Al vindt hij de methode wat grof hij wil
meer differentieeren naar de artikelen en
vooral weeldeartikelen flink treffen.
De R.K. leider zei voor den vrijen handel
altijd heel veel te hebben gevoeld, maar
wilde er toch tevens op wijzen, dat thans,
in de wereldwarreling van het oogenblik, het
1 onmogelijk is stug vast te houden aan een
doctrinair standpunt. Dat te doen zou ons
heele bedrijfsleven fundamenteel kunnen
schaden. Hij wilde de regeering inveerbe-
voegdheden geven, die Intact laten, wat in
tact gelaten worden meet, tegen de heel
folie aanvallen van hot buitenland.
Merkwaardig was het dat ook de C.H. af
gevaardigde Rutgers van Rozenburg -lie
overigens alleen financioele beschouwingen
hield hetzelfde standpunt innam. En een
bekende Latijnsehe spreuk deed hooren, die
vertaald luidt: „eerst leven, dan filosofee-
ren".
Vooral pleitte Prof. Aalberse voor den boe
renstand. Hij v/as er niet zeker van. dat niet
in den komenden winter ten plattelande
honger zou worden geleden. En daarom
drong hij aan op verlenging van den uitkee-
ringsduur uit de werkloozenkassen.
Een nationaal kabinet achtte de heer Aal
berse niet mogelijk, wanneer daarin ook niet
de sociaal-democraten zouden gaan zitten.
Uit een interruptie van den heer Albarda
bleek, dat deze daartoe allerminst bereid zijn.
De R.K. fractie zal haar steun aan de re
geering geven, zij is steeds zoolang moge-
1 ij k ministerieel geweest. Maar Prof. Aalberse
bond de regeering als tegenwicht op het hart,
van haar sterke positie geen misbruik te ma
ken en zich steeds bereid te toonen tot loyaal
overleg. Hij zette uiteen, dat wanneer men
thans een ander kabinet wenschte, de nieuwe
ministers moesten gereed staan om oogen-
blikkelijk in te vallen. Een crisis mag nu niet
lang duren.
Prof. Aalberse eindigde met een beroep te
doen op ieders verantwoordelijkheid in de
overtuiging dat God ons volk zal helpen.
Prof. Aalberse heeft bijna twee uur gespro
ken. In alle stilte was zijn rede hij s*prak
dan ook voor een fractie van 30 man en voor
het eerst als fractieleider aangehoord. Dia
stilte is niet weergekeerd onder de nog ko
mende, veel korter durende redevoeringen
van de heeren Rutgers van Rozenburg, Knot
tenbelt en de Visser.
De heer de Visser hij noemde zich weer
eens „communard" heeft iets nieuws ge
zegd, niets anders dan de oude communisti
sche propaganda. Zevenmoties diende hij in
die geen van allen werden ondersteund. Aan
groote woorden geen. gebrek, aan verant
woordelijkheid daarentegen wel. Hij zeide te
hopen en te verwachten dat spoedig de stra
ten zouden dreunen en daveren van de harde
stappen van het protesteerende en veraltee-
rende massale proletariaat.
De heer Rutgers van Rozenburg heeft het
sluitend maken der begrooting sterk nood
zakelijk genoemd. Met alle regeeringsvoor-
stellen te dien opzichte gaat hij mee. Ook dé
heer Rutgers van Rozenburg vroeg de regee
ring nadrukkelijk de aandacht op de beta-
lingsbelans gevestigd te houden. Voorts
wenschte hij een zeer krachtige rem aange
legd aan het opvoeren van de gemeentelijke
uitgaven.
De heer Knottenbelt heeft zich zeer sterk
tegen den heer Albarda gekeerd in zijn korte
rede hij moest nog tijd laten voor zijn
partijgenoot Bierema. Zeer sterk en zeer cri-.
tisch. De meeningen van Ir. Albarda over dé
crisis en hare oorzaken noemde Mr. Knotten
belt steriel.
De heer Knottenbelt betoogde de noodza
kelijkheid ook, ten einde inflatie te keeren,
van salarisverlaging en loonsverlaging. Hij*
hoopte, dat de arbeiders die noodzakelijkheid
ook zelf zouden inzien, hoopte vooral óp de
R.K. arbeiders, die toch wel op het vestigen
der dictatuur veel moeten tegen hebben.
De heer Knottenbelt voorts had gehoopt ejj
een stellen der regeering op breeder gronck-
slag met invoeging der liberalen. De re«
geering zal daarop wel niet ingaan.
Ten slotte maande de voorzitter de libera?!
fractie tot een sterke bezuiniging allerwege,
vooral op onderwijs. Hij wilde de salarisver
laging gepaard doen gaan met een algemee-
ne omvorming van het bezoldigingsbesluit,
ten bate der onderwijzers.
In den aanvang der vergadering werd met
vrijwel algemeene stemmen twee stemmen
waren in blanco de huidige commies
griffier, Mr. Kesper, tot griffier der Kamer
benoemd.
Een mooie, wei-verdiende promotie.
INTIMUS.
FEUILLETON
7)
Ze gingen het donkere bovengangetje in,
een somber portaaltje, dat uitkwam op de
wachtkamer, even leeg en somber. Er stond
een tafel met wat tijdschriften en een uit
gedroogde inktkoker. Een paar stoelen tegen
den muur. Toen moesten ze weer een kra
kend trapje op.
„Hoog en droog" hijgde van Buren.
„Schiet wat op. ouwe jongen" riep de
overste al van boven. „Ik begin zin te krijgen
ln m'n diner! I-Iallo, Veraart, waar zit je?"
„Ssst! Houd je mond" suste van Buren.
„Zoo kan Je toch niet een conferentie sto
ren."
„Tja" mompelde de overste, even confuus,
„tjamaar waar zit cc vent dan ook?"
Hier: daar hebben we het: Mr. F. Veraart,
advocaat on procureur."
Hij klopte aan.
Er kwam geen antwoord.
Menlilng opende de deur en keek naar bin
nen. „Niets" zei hij teleurgesteld.
De heeren traden binnen. Het was een net
te, eenvoudige kantoorkamer. Er stonden
een paar tafels en enkele groote reclame
platen aan den muur, en er brandde licht.
Er was nog een deur in het vertrek, waarop
„Privé" stond.
„Kijk eens hier." bromde de overste, „daar
ligt een stoel omvergegooid, da's slord:/.' Dat
kan ik nict zien, hoe kan iemand een stoel la
ten i.'.ron". Hu zette den toel overeind cn
Jiep cloor naar de geopende deur.
„Een saaie kamer anders, zeg! En wat een
donker hok hebben we daar'. Die oude hui
zon zijn toch wel verschrikkelijk somber. Hè?
wat is dat? Van Buren!
Overste Mensing stond in de deuropening
stil, met een gebaar van zulk een afgrijzen
cn ontzetting, dat zijn vriend verschrikt toe
snelde. Hij greep Mensing beet om niet te
vallen en staarde met wijdopen oogen de ka
mer in. Als verlamd van schrik stond het
tweetal een oogenblik, onbeweeglijk.
Daar voor hen, in het kleine privékantoor,
lag op den grond, in het midden van het ver
trek. een man. Een man van middelmatige
lengte, een klein zwart snorretje, gekleed m
donkerbruin colbert-costuum en lichte re
genjas. Hij lag op den rug, het gezicht naar
boven, de oogen wijd open, den mond kramp
achtig vertrokken. Het vervormde gelaat leek
een afgrijselijk masker, hij lag met het
hoofd tegen het bureap-ministre: daardoor
was het alsof hij zich wilde oprichten, de
handen klauwden zich in een vertwijfeld ge
baar en de groote doode oogen staarden hen
roerloos en spookachtig aan.
„Watdatis dat?" hijgde dr. van
Buren.
Een groote bloedplas was uit het achter
hoofd omlaag gelekt over den grond, maar
het meest verschrikkelijke was. een groot
bronzen mes. dat uit een roode plek in het
overhemd rechstandig omhoog slak.
Huiverend deden de bende vrienden eenige
stappen nader....
Vreemd en onwezenlijk lag de roerlooze ge
stalte voor hen. Er was iets zoo adem-be
klemmends in dit opgerichte hoofd met de
wijd open starende oogen, dat hun naderen
niet meer hoorde, dat beiden tegelijkertijd de
afgrijselijke emotie kregen van een levende.
Het was alsof de man met een vreeselijkc
grijns het mes. dat in zijn borst stak, onafge
broken beloerde.
De man moest al eenigen tijd dood zijn,
dat '.eed geen twijfel. Dr. van Buren maakte
een schuwe beweging naar het mes, maar de
overste hield hem terug.
„Niet aanraken; <ie politie...." hijgde hij
heesch.
De ander wankelde tegen hem aan.
„Dat mes, dat isde bronzen dolk, die
ik uit Indië meenam voor Veraarthet
lag altijd op z'n schrijftafelWat is er
toch gebeurd? Wat is er dan toch gebeurd?"
De overste greep van Buren bij den pols.
„Ga mee", zei hij kortaf „Laten we on
middellijk de politie opbellen."
Hij trok zijn vriend de kamerin. Van Bu
ren keek nog eenmaal verbijsterd om. Het
was alsof de doode hem grijnzend nazag. De
kamer vertoonde de sporen van een hevige
worsteling. Boeken en een stoel lagen op den
grond. De inktkoker op het schrijfbureau was
omgevallen. Papieren zwierven door het ver
Als verlamd van schrik stond het tweetal
ccn oogenblik onbeweeglijk.
trek. In een hoek van het vertrek lag een
slappe, grijze hoed. En tusschen deze angst
aanjagende wanorde lag, vreemd-stil en grie-
zellg-geheimzinnig, het lijk van den dooden
man
In de kamer van den klerk telefoneerde
Overste Mensing om de politie. Zijn stem
klonk nerveus en vreemd-hard in de kamer
stilte.
„Hallo? Met het hoofdbureau Alexander-
veld? Hier met Overste Mensing; er is een
moord gepleegd in de Heerenstraat, kantoor
van Mr. Veraart; jaeen moord juffrouw.
wat zegt u? Doorverbinden? Hallo". Hij
herhaalde zijn zinnen nog een keer en de
woorden staken van Buren, dat hij er bijna
physiek onder leed. „Komt u direct? Ja, Dank
ui1" De telefoon viel weer op den haak.
Over het toestel heen. ontmoetten hun
oogen elkaar in een diepen en vreeselijken
angst. De lugubere woorden van den Overste
hadden éénzelfde gedachte in beider denken
opgeroepen, en ze zeiden tegelijk hetzelfde:
„Frans, waar is Frans?"
Het werd fluisterend gezegd, maar het
klonk als een schreeuw.
„Waar is Veraart?" herhaalde dr. Van
Buren angstig.
Overste Mensing haalde de schouders op ln,
een vertwijfeld gebaar en keek even huive
rend in de richting van de kamer achter
hen.
En in de afgrijselijke stilte die op deze
woorden volgde, rees één oogenblik. dat
wel een eeuwigheid te duren scheen een
vreeselljk vermoeden.
Het was dr. Van Buren, die het eerst eeni-
germate tot kalmte kwam. Hij streek, alsof
hij een afschuwelijke gedachte wilde verdrij
ven, met de hand langs het voorhoofd.
„Vermoord!"..,, zei hij zachtjes. „Ver
moord! op Frans' kantoor!
„Alles goed en wel" klonk gejaagd de stem
van Overste Mensing, „maar wat moeten wij
doen hè? Wat, ik vraag het je, wat moeten
wij doen?" Als een wervelwind schoot zijn
kwieke, kleine gestalte door de kamer heen
en weer, handen op den rug, het hoofd ener
giek opgericht. „Wat drommel Van Buren,
zeg toch eens wat. Je zit daar als een kind
dat geen toen kan tellen. Zèg wat, dóe
wat!"
„Maar beste kerel, wat wil je dat ik doe?
Wat moet er überhaupt gedaan worden?
Alles wat wij kónden doen is gebeurd! De
politie opbellenen afwachten.'
In elkaar gezakt zat hij op een der kale
houten kantoorstoelen.
„Afwachten, afwachten!Begrijp je
dan niet dat het van het hoogste belang is,
da: Frans hier komt?"
„Natuurlijk begrijp ik datik zie van
zelfsprekend de gevolgtrekkingen, die uit
dit alles gemaakt zullen worden Mis
schien is Frans op dc Witte?" Aarzelend had
van Buren's stem geklonken bij deze laatste
veronderstelling. Hij voelde zich als een
drenkeling, die zich aan een stroohalm
trachtte vast te klampen.
Overste Mensing had zijn ge-ijsbeer ge
staakt; even vleugde er een glimp van hoop
over zun norsch gezicht: „Waarachtig, daar
zeg je zoo watop de Witte! Natuurlijk is
hij op de Witte! Waarom heb ik daar niet
eerder aan gedachtMisschien zit hij wel
rustig op ons te wachten!" Maar goed ging
hem het. grapje niet af.
Hij telefoneerdeMet een moedeloos ge
baar belde hij af.
„Hij is nog niet terug!"
„Misschienthuis?" veronderstelde van
Buren, elke mogelijkheid onder de oogen
willende zien. „Of bij jou.... we zouden
toch bij jou dineeren?"
„Waanzin, nonsens" snauwde de ander
„als hij niet op de Witte geweest is, is hij
weg. hy wist dat wij daar zaten te wachten...
Frans is een kerel waar je van op aan kan".
„Precies wat ik dacht", zei dr. Van Buren
peinzend, „precies wat ik dacht: Frans is een
kerel waar je van op aan kan en daar
om
Hij maakte zijn zin niet af.
De deur werd met een ruk open geduwd en
in de opening stond een heer, lang en ma
ger, in wien zij een commissaris van politie
herkenden, gevolgd door een rechercheur in
politiek en een tweetal agenten.
„Goeien avond, mijne heeren,.... U hebt
ons opgebeld? Er zou hier ccn
„Ja precies'' viel overste Mensing hem in.
dc rede „er is hier een moord gebeurd
Kijkt u even ln dat vertrek,"
Het duurde even voordat de commissaris
cn dc rechercheur terugkwamen. Toen zij
weer het kantoor binnentraden, stonden hun
gezichten ernstig.
„Vermoordwaarschijnlijk met dat
bronzen inesIk mag den heeren wel
verzoeken voorloopig even hier te blijven?"
„Natuurlijk, natuurlijk'' antwoordde Over
ste Mensing.
„WU zijn geheel tot uw dienst", zei Dr. van
Buren.
De commissaris telefoneerde. Er moest een
dokter komen, een auto om het lijk te trans
porteeren en iemand van de foto-afdeeling.
Toen dit alles geregeld was, wendde hij
zich tot de beide heeren.
„Misschien willen de heeren nog wel even
vertellen wat zij van deze historie weten?"
„Geen steek weten we. er van meneer,
geen steek" baste de overste.
(Wordt vervolgd.)