Mary, koningin der Schotten. UIT HET LEVEN VAN CHARLIE CHAPLIN. HOE CHARLIE ZIJN KANS KREEG. eigenaar van een paraplu ie van roode tafzij de per ongeluk den rooden tafzijden spuit van een ander had meegenomen, en dat er op de retirade van den schouwburg een zak horloge was blijven liggen en dat de eerlijke vinder verzocht werd dit uurwerk bij de kassa af te geven, waar hij dan een beloo ning in ontvangst kon nemen. Een andere keer weer staat vermeld, dat de schouwburgbezoekers verzocht worden geen honden mee te brengen en cok weer eens wordt er op gewezen, dat alle in de zaal aanwezige heer en hun hoeden moeten afne men, wanneer de leden van het hof hun in trede doen! Niet alleen hooge Kunst met een groote K. werd In vroegere jaren in het Burgthea ter aan het publiek gepresenteerd, ook acro baten treden in den Muzentempel op. Onder de regeering van keizer Josel werd het pu bliek er opmerkzaam op gemaakt, dat „Herr Paul Chiarini met twee aan zijn voetzolen vastgebonden ongekookte eieren op het slap pe koord zou dansen, zonder dat hij een van die eieren zou breken!" Tot het jaar 1848 stonden de tooneelspe- lers op de programmas als .Madame zus" en „Demoiselle zoo" vermeld. Na de omwente ling werden die Fransche woorden door „Frau" en „Fraulein" vervangen. In de vorige eeuw was het ook verboden ln het Burgtheater priesters op de planken te laten komen. Aan dit verbod werd streng de hand gehouden. Men ging zelfs zoo ver in „Wilhelm Teil" de rol van den geestelijke te sclirappen en ook heeft men de rol van den aartsbisschop van Rheims in de „Junfrau von Orleans" laten wegvallen. De absoluut noo- dige woorden werden dan door andere, aan het spel deelnemende, acteurs gedeclameerd! Het was dan ook iets heel nieuws toen men in den tijd, dat Dingelstedt aan het hoofd van het theater stond, eindelijk toestond, dat bij een Shakespeare-opvoering kardinaal Winchester in kardinaalsgewaad op het tooneel mocht verschijnen. Toevallig zaten dien avond kardinaal Rauscher, de conserva tieve vertegenwoordiger van 't concordaat, in scharlakenroode kleedij en een bisschop in liet lila in een van de parterreloges. Zij schijnen echter geen aanstoot aan het optre den van den tooneel-kardinaal te hebben ge nomen. Gedurende een voorstelling van „Pitt und Fox" heeft zich eens een vermakelijk inci dent voorgedaan. De beroemde komiek Karl Meixner moest in het tweede bedrijf in een bonte zijden kamerjapon, waaronder een broek uitkwam, op het tooneel verschijnen. Meixner had het nagelaten bretels aan te trekken. Hij had zijn broek maar heel een voudig aan een knoop van zijn kamerjapon bevestigd. Maar niet goed genoeg! Want juist toen de tooneelspeler Sonnenthal de woor den tot hem richtte „Lassen Sie die India-biil fallen", zakte de broek opeens naar beneden. Groote hilariteit in de zaal! Zelfs de deftigste en stijfste mensehen moesten lachen. Son nenthal, die zich bij plotselinge grappige dingen nooit goed kon houden, moest ook lachen en hield een zakdoek voor zijn mond. De arme Meixner, die niet eens wist, wat er gebeurd was. keek erg verbaasd. Hij wist heelemaal niet, waarom men in de zaal zulk een pret had. Eerst toen hij ontdekte, dat zijn broek op zijn schoenen was gezakt, snapte hij de situatie. Hij bukte zich vlug, trok het gevallen kleedingstuk met een ruk omhoog en hield het nu van achteren met een hand op de rug vast. „Fassen Sie die Sache nicht .so scherzhaft auf" zeide hij tot Sonnenthal en dan verliet hij onder het da verende gelach en applaus van het publiek het tooneel. W. M. BEKAAR. Mary Stuart. Het is meer dan een geschiedenisboek en (het is een wonderlijk feit, dat in de meeste geschiedenisboeken de niettegenstaande ailes ontegenzeggelijk groote figuur van Eli zabeth, koningin van Engeland, er een beetje „bekaaid" af komt, omdat zij ten slotte ook niet meer dan een mensch, en een rnensch vol met fouten en tekortkomingen was, wier daden dank zij haar positie, vlak voor het voetlicht der wereld aanmerkelijk meer in het oog vielen dan die van een ge woon mensch, al was zij dan ook als re- geerende vorstin er één, wier kwaliteiten en prestaties niet door velen overtroffen zullen worden het is in meer dan één geschie denisboek, dat in tegenstelling juist met Elizabeth, haar rivale, Mary Stuart, konin gin der Schotten al moge dan werkelijk den betiteling van ,.dc ongelukkige Schotsche Koningin" haar allerbehalve ten onrechte gegeven zijn, en al moge het waar zijn, dat Elizabeth met de onthoofding van Mary Stuart, een eigen nicht, een onuitwisch- baren blaam op zich geladen heeft er beter af komt dan zij in den grond ver dient. Want Mary Stuart. Queen of Scots, moge dan al met haar ongelukkig einde voor de vele niet door den beugel kunnende daden geboet hebben, die zij in haar leven bedreef, de daden werden tenslotte bedreven en het zou desnoods kunnen, dat alleen het -feit dat Elizabeth niet onthoofd, maar een na tuurlijken dood gestorven is, haar in de oogen van een oppervlakkig en licht tot sen timentaliteit verleid beoordeelaar, het won derlijke aureooltje van glorie onthouden heeft, dat na zooveel eeuwen nog steeds om het hoofd van Mary, de Schotsche ko ningin, zweeft. Want aan den anderen kant wijst de geschiedenis maar al te zeer uit, dat in dit spel op leven en dood tegen twee geslepen en 'tegen weinig opziende vrouwen, Mary, die tijdens haar gevangenschap het ééne complot na 'het andere smeedde tegen haar overwinnares. waarschijnlijk met min der scrupules Elizabeth's doodsvonnis zou hebben onderteekend dan Elizabeth, over gehaald door haar ministers en aan het weifelen gebracht door den eisch van het Engelsche volk, het dat van Mary deed. Laten we trachten onpartijdig te zijn. Wat bleef er van Elizabeth's grootheid over? Niets dan haar vrij slechte reputatie. Wat bleef er over van Mary's minstens even weinig oir baar leven? Een uitroep van medelijden om haar negentien-jarige gevangenschap en Ir aar ellendlgcn dood. Ook op de figuren van die twee heeft de volksoverlevering, die de sagen maakt, haar stempel gedrukt, en wij •oppervlakkige toeschouwers zijn er tenslotte de slachtoffers van. Want noch Mary Stuart, noch Elizabeth van Engeland zijn ooit boelen de of belangrijke figuren geweest om wat zijn niet waren: onschuldige, opofferende vrouwen, romantische figuren, die onrecht leden en miskend werden, heldinnen uit een sage, waarvan de grootste schoonheid zijn hooggestemde ethiek is. Mijn hemel neen! Zij zijn slechts intens boeiend en belang wekkend. omdat zij waren, wat zij waren: twee allesbehalve vlekkelooze, eerzuchtige, zich zelf uitlevende vrouwen, twee intrigantes, die weinig ontzagen ln. haar spannenden strijd om de oppermacht, en waarin er ten slotte één het onderspit moest delven. Doet het Iets aan Elizabeth af, dat Mary ten- slote bezweek? Want het is bijna verwonderlijk, zooveel als Mary Stuart en Elisabeth met elkaar ge meen hebben. Mary schijnt mooier te zijn. geweest dan Elisabeth, en een charme te hebben bezeten, die „alle mannen behekste'' gnaar een oude geschiedschrijver zegt; maar Elisabeth moet, vooral in haar jeugd, en niettegenstaande haar mannenstem, alles behalve van aantrekkelijkheid ontbloot zijn geweest. Zij -was niet voor niets een dochter van Anne Boleyn: „haar gestalte was im posant, haar gezicht lang. maar koninklijk en intelligent, haar oogen mooi en pienter", zegt J. R. Green. „Ze schoot goed, danste uit stekend. was oen geoefend musiciënne en wist veel". Maar het feit, dat ze een doch ter van Henry VIH was, verloochende zich evenmin in haar. Ze had zijn onversaagden moed en zijn onwrikbaar zelfvertrouwen, ze had zijn temperament-, dat haar bij tijden tegen haar ministers deed vloeken en die haar hoogste edellieden deed behandelen als een troep schooljongens. Haar liefde voor luxe en vermaak had zij weer van haar moeder geërfd, tegelijk met haar grenze- looze ijdeiheid en behoefte aan vleierij. Maar dat er onder dit alles een stalen wil, een koel berekende Intellectualiteit, de verpersoon lijking zelve van verstandelijkheid en brutale triomfantelijke durf verborgen zat, heeft menig staatsman of gezant, die dagelijks met haar te maken had. tot op het laatste toe niet begrepen en Filips de Tweede van Spanje bleef zich maar steeds verwonderd af vragen, hoe een dergelijke lichtzinnige ple- ziermaakster de politiek die zijn Spaansche koninklijke Hoogheid wensohte te voeren zoo grondig dorst en kon dwarsbbomen ais zij En uiterlijk moge Mary Stuart het van haar gewonnen hebben, in geslepenheid en slimme, politiek moge zij minstens haar gelijke zijn geweest, tegen die kalme, overleggende in tellectualiteit van Elizabeth heeft Mary's spontaner, onstuimiger, grilliger natuur het tenslotte moeten afleggen. Mogelijk ook is het de Fransche makkelijke manier van leven geweest, die zij meebracht, toen zij, negentien jaar oud als weduwe van den Franschen koning, in Leith voet aan wal zette en die haar tenslotte de liefde der stijve, onbuigzame, maar voor alles eerlijke en lichtzinnigheid verafschuwende Schotten deed verliezen; mogelijk zijn het haar huwe lijk metDarnley en den ganschen nasleep van dien geweest, die de schaduwkant van haar karakter meer naar voren brachten, en haar roekeloozer, minder scrupuleus en onverschil liger haar gevaarlijk spel deden spelen. Het zou geen wonder zijn. Ik vrees, dat de vrouw, die dergelijke dingen doormaken kan zonder dat het, al is het dan ook maar de diepste diepten van haar wezen, beroert en er een lidteeken achterlaat, in het werke lijke leven nog geboren moet worden, en dat ze in de litteratuur alleen maar de fantas tische scheppingen van middelmatige men- schenkenners zijn geweest. Er zijn geen vol maakt goede en er zijn geen volmaakt slech te menschen, en zelfs de meest slechte heeft ergens zijn kwetsbare plek, zijn gevoelig' hoekje. Mary Stuart werd in 1642 geboren in het kasteel in Linlithgow, waarvan op het oogen- blik alleen nog maar een ruïne over is, en ongeveer terzeifdertijd stierf haar vader, de jonge koning James V, die zich de nederlaag van zijn Schotten bij Solway Moss zoo schijn; te hebben aangetrokken, dat hij den slag niet lang overleefde; acht maanden oud, werd zij in de kerk in Stirling gekroond tot koningin van Schotland en reeds toen was de vraag wie echtgenoot van de kleine, met een konings kroon gekroonde baby zou zijn, er een die meer dan één hoofd bezig hield. Henry VII toenma lig koning van Engeland en niettegenstaande zijn beruchte zes huwelijken slechts in het bezit van één mannelijken troonopvolger de latere Edward VI, zoon van Jane Seyunour, die op zijn negende jaar, met zijn oom Lord Seymour, Duke of Somerset, tot regent, den troon beklom, had voor zijn dood den wensch geuit,, dat door een huwelijk van zijn zoon met Mary de twee koninkrijken ver- eenigd zouden worden, maar de Schotten weigerden, en toen zij in 1547 verslagen werden bij Pinkie wreekte Mary de Guise, weduwe van James V zich, door de vijf-jarige koningin naar Frankrijk te sturen, waar zij later in het huwelijk trad met den dauphin, den latere Francois II. Edward VI stierf, toen hij zestien jaar was, en zijn zuster dochter van Catharina of Arragon, gehuwd met Filips II van Spanje, volgde hem op, en maakte in de vijf jaar, dat zij regeerde Engeiand tot een hel van godsdienstige ver volgingen en executies onvermijdelijk ge volg van haar fanatieken ijver om een Protestant land te „bekeeren" tot een Katho liek. En toen zij negentien was zette Mary, Queen of Scots, als weduwe van Francois II, die overleden was aan een oorontsteking, voet aan wal in haar geboorteland, en be gon den nooit verslappenden strijd tusschen haar, de Katholieke koningin van het be geerde Schotland en haar nicht Elizabeth protestantseh koningin van Engeland, die onvermijdelijk moest eindigen met den dood van één van beiden. Zelden werd er in een strijd tusschen tiwee mannen zoo verbeten ge vochten als in deze tusschen twee vrouwen, maar ook zeiden stonden zoozeer de belan gen van twee landen en hun souvereinen op het spel. Is het wonder, dat de wereld met spanning wachtte op een eventueel huwe lijk van één der beide ongetrouwde en op- volgerlooze koninginnen? Is het wonder dat zij zelve de kansen tegen en voor een huwe lijk in het algemeen en tegen en voor het huwelijk met den één of ander in het bij zonder wikten en wogen, ten volle beseffende het onschatbaar politiek belang, dat daarvan voor hen beiden gemoeid was? De kwestie is er veer Elizabeth altijd één gebleven, die zij heeft moeten beantwoorden door ongetrouwd te blijven. Had zij een Katholiek tot haar gemaal genomen, dan zou elke Katholiek in het nog niet lang geleden een Katholiek land geweest zijnd Engeland in.opstand zijn. gekomen. „Als.hier een Katho lieke prins komt", schreef een Spaansch am bassadeur, die pogingen deed om een Oosten- rijksch huwelijk tot stand te brengen, ,,zal d-e eerste mis, die hij bijwoont, het teek-en voor een opstand zijn". Met het benoemen van een opvolger was de kwestie al niet anders. Tegen een protestantsch opvolger uit het huis Suffolk zou iedere Katholiek de wapens gegrepen hebben. Benoemde zij de eenige Katholieke pretendente, haar eigen rivale. Mary, Queen of Scotts, tot haar op volgster, dan zou geen enkele Protestant haar geduld hebben. Om politieke redenen was het noodzakelijk, dat Elizatbeth alleen en zonder opvolgers blijven zou, en zij bleef al leen. Hoe ontzettend zij wier naaste familie leden Mary Stuart en het huis Suffolk waren, de ééne openlijk, de anderen in stilte preten denten naar haar kroon, geleden heeft onder die eenzaamheid, valt slechts op te maken uit een enkele uiting, die zij zich ontsnap pen liet en zoo het niet -als excuus gelden kan, men zou het kunnen aanvoeren als verzach tende omstandigheid tegen een al te grif veroordeelen van haar beruchte internationa- Jlteit. Voor Mary was de zaak aanmerkelijk min der gecompliceerd. Zij gooide haar politiek van godsdienstige neutraliteit overboord en wierp het Protestantisme en Elizabeth den handschoen toe door in 1565 in de koninklijke kapel van Holyrood Castle in Edinburgh in het huwelijk te treden met haar naasten bloedverwant Henry Stuart, Lord Darnley, wiens sympathieën, hoewel hij quasi den Anglikaanschen godsdienst beleid, meer dan Elizabeth lief was, den Katholieken kant uitgingen. Elizabeth dreigde met oorlog en trachtte het huwelijk te verhinderen door Mary gevangen te nemen; Mary's half broer, de Earl van Horay, riep zijn Protes- tansehe bondgenooten bij elkaar. Maar Mary dreef hen terug en zette haar zin door. Nog geen drie maanden later had zij genoeg van haar jongen echtgenoot, die zich ontpopte tot een onbeschaamder., boemelenden niets nut en toen hij in een vlaag van jalousie haar Italiaanschen raadgever, Rizzio, voor haar oogen vermoordde, veranderde haar af keer in haat. Nog had zij hem noodig als werktuig voor de verwezenlijking van haar plannen en de vernietiging van zijn eigen Protestantsche vrienden, maar na de ge boorte van haar zon en opvolger, de latere James VI van Schotland en James I van Engeland, die haar positie eens zoo sterk maakte en haar plots opkomende passie voor Earl of Bothwell, kon niets haar liever zijn dan de dood van haar gehaten, steeds lager zinkenden echtgenoot. Zij haalde hem over naar Edinburgh te komen, en kort daarna vloog het huis, waar zij hem gehuisvest had: in de lucht, en Darnley kwam om. Dat de Earl van Bothwell de -hand in het spel had gehad, was duidelijk, en toen Mary kort daarna stappen ondernam om met den moor denaar van haar eigen man in het huwelijk te treden, was haar medeplichtigheid in de oogen der Schotten zonneklaar bewezen; zij stonden op en na een maand was het -met Mary's heerschappij gedaan, zat zij gevangen inLeven Castle op een eilandje in Loch Leven en kon zij slechts haar leven redden met de onderteekening van de verklaring, dat zij afstand deed van den troon ten behoeve van haar zoon, met haar halfbroer Lord Moray als regent. In 1568 ontvluchtte ze, werd door -den re gent verslagen bij Langside, en zag zich wel genoodzaakt alle hoop op Schotland op te geven. Prompt verzette ze de bakens en stelde zich in veiligheid in het kasteel in Carlisle, van waaruit zij brutaalweg Engel- sche hulp om haar in haar rechten te her stellen, of vrije doorgang naar Frankrijk eischte. Haar tegenwoordigheid in Engeland was een onmetelijk gevaar; de Schotsche edelen weigerden elke toenadering, zoolan; zij niet behoorlijk gevonnist was wegens moord op haar echtgenoot, en Mary Stuart, de Katholieke, afgezette koningin van Schot land met haar rechten op den Engelsehen kroon in het Katholieke Frankrijk zou een voortdurende dreiging zijn. Elizabeth sloeg toe en Mary werd, onder de hoede van den Earl of Huntingdon, opgesloten ln Bolton Castle in Wensley. Een laatste opstand van een paar Engelsche Katholieke edelen ten haren gunste, die Elizabeth aanleiding gaf Mary haastig naar een andere gevangenis in Coventry te doen overbrengen, verliep spoe dig. Maar intenser dan ooit werd er geïntri geerd: de Earl of Moray werd vermoord in Linlithgow en stierf in hetzelfde kasteel, waar Mary geboren was; en in Schotland waren de partijen al gauw verdeeld in -aan hangers van Mary en aanhangers van den jongen koning, haar zoon. Mary smeedde van uit haar gevangenissen het ééne complot na het andere. De hertog van Norfolk, die voorgaf een trouw Protestant 'te zijn, maar in het geheim met Mary correspondeerde en zelfs trouwplannen koesterde, werd gearres teerd en onthoofd en Mary's negentien jaar lang durende reis van de eene gevangenis naar de andere begon. De lange lijst van kasteelen, waarin de ge vangen koningin vertoefd heeft, lijkt onein dig: Tutbury, nu een ruïne, waar zij vier maal geweest is, Charley Hall, waar zij in 1586 geleefd heeft, Ohatsworth Castle, waar i zij vijf verschillende periodes van haar ge- 1 vangenschap doorgebracht heeft en waar een j lage vierkante -toren, Mary's Bower, e^n ge- j liefkoosd plekje van haar was, het Manor- house in Hallamshire, waar zij van 1570 tot 1584 gevangen zat; en het is waarlijk geen wonder, dat zij tenslotte gedwee en beu haar zegevierende tegenstandster verzocht, haar ergens op het vasteland haar ziel op den hemel te laten voorbereiden. Toen Elizabeth'^ weigerde, uitte haar wanhoop zich nog één keer in een complot tegen Elizabeth's leven en in Fotheringay Castle werd zij gevonnist en het „schuldig" over haar uitgesproken. Nog weerstrevend onderteekende Elizabeth het doodvonnis en op het schavot, dat in het kasteel was opgericht, stierf Mary even on bevreesd, als zij geleefd had. Zij werd begraven in de cathedraal in Peterborough, tot in 1612 haar zoon, Ja-mes I van Engeland, haar overblijfselen over bracht naar Westminster Abbey. In 1603 was Elizabeth gestorven, eenzaam, driftig en koninklijk tot vlak voor haar dood. Maar haar laatste dagen waren vol van de melancholie en vrees, die zij ha-ar leven lang opgespaard had. En James I, zoon van Mary Stuart volgde haar op en vereenigde voor het eerst de koninkrijken van ISchotland en Engeland onder- één kroon. Doojf BERT WILLIAMS. Dat Charlie bij Karno's troep kwam, had hij aan zijn broer Syd te danken. Eens toen Syd speelde in één van Karno's stukken „The Hydro" geheeten, verscheen hij plotseling op het hoofdkwartier van Karno in Park House. „Baas" zei hij (wij allen noemden Karno altijd „baas"), „kunt u niet een plaats vin-den voor mijn jongeren broer? Hij heet Charlie. En ik kan u zeggen, hij speelt beter dan ik zelf. hoewel hij eigenlijk nog een jongen is. Hij is één van de acht „Lancas hire Lads": De „Lads" waren een knappe troep dansers. Charlie was een buitengewoon goede danser, en een goede schaatsenrijder en hij had zoo nu en dan ook reeds een bijrol vervuld in een provincie-troep „Sherlock Holmes" ge naamd. „Haal hem hier", zei de „baas" „en laat hij eens toon en wat hij kan". Charlie verscheen stipt op tijd en speelde zijn rol uit een stuk genaamd ,De Goal keeper" voor. Een bekende artiest Harry Wel don. speelde de rol van„Stiffy" (de goal keeper) en Charlie's rol was die van een zeer slechten jongen, die vóór de match Stiffy een bedwelmenden drank moest Ingeven. Charlie speelde zijn rol zoo goed, dat Fred Karno dadelijk wat in hem zag en hem bij de „Mumming Birds" inlijfde, waar hij als eerste rol kreeg, die van een dronken man. tegen het vorstelijke salaris van 3 pond per week. En hij was wat blij, dat hij het kreeg! Charlie's beroemde manier van loopen was niet origineel. Hij kwam oorspronkelijk van een zekeren Walter Groves een bekend acteur uit die dagen. Fred Karno introduceerde het het eerst in een karakterstuk .Perkins P. C." genaamd. Fred Kitchen, den komiek van ons gezel schap. ging deze manier van loopen niet goed af, maar toen Charlie in Fred Kitchen's groote schoenen stapte en de rol over nam was het succes zóó groot, dat hij voortaan de man van de plat-voet-pas was. Dat Charlie een genie is, bleek reeds in die dagen, toen wij door Engeland's provincies rondtoerden. Dikwijls heb ik gezien, hoe Fred Karno aan eenlge leden van het gezelschap trachtte «it te leggen of voor -te doen hoe ze een bepaalde passage moesten spelen en wanneer hem dit na veel vergeefsche moeite dan niet iukte, kwam Charlie voor den dag. „Mag ik het eens probeeren voor te doen, baas. Ik geloof, dat ik weet wat u bedoelt". En de nog zoo jonge Charlie kwam na-ar voren, een paar bewegingen, een pas, een dans, een gebaar, een grimas, een opkomen en het gezelschap begreep het al! Hij had de echte flair van een komiek, met een blik van zijn oogen, even trekken met zijn schouders juist voldoende om iets begrijpelijk te maken. Hij speelde zoo rustig en ernstig, zonder eenlge gewildheid of zelf voldaanheid. Op tournee door de Engelsche provincies! Weet u wat dat beteekent? Een week lang spelen in oude tochtige theaters, slechte pensions in een achteraf gelegen straat, lederen Zondag met den trein reizen zitten de op je eigen koffers), leeren hoe de stugge Yorkshire man op een mop reageert, of de gierige Schot, de opgewonden Welshman, of de criüsche Midland er. Dat waren dagen! Toen Charlie's koffer op het perron te Plymouth opensprong en de inhoud over het perron rolde! Toen ik een boord van Charlie najoeg en hem tusschen de melkkannen te pakken kreeg en zoo moest lachen dat ik den trein naar Manchester bijna miste! We werkten hard ln die dagen. Ongeluk ken gebeurden ook wel eens. Op een avond ln Boscombe. vlak voor de voorstelling, toen wc allen op het tooneel waren opgesteld, ver kleed en wel, kwam een balcon tusschen de coulissen met een smak naar beneden. De 1 ondersteuningen waren bezweken! De acteur, die de rol van den man op het balcon speel de. raakte bekneld tusschen de vallende brokken en was gewond. Charlie kreeg alleen een deuk in zijn hoogen hoed. Ik, als regis seur, moest den boel hersteld zien te krij gen en de rol van den gewonde overne men. Vaak sliepen Charlie en ik op één kamer, dronken thee uit één gemeenschappelijk ge barsten kopje, zaten in de krakende pension bedden met de kin in de handen, de ellebogen op de knieeën te praten over de komende dagen, of hoe de ontvangst van het publiek was geweest, hoe die en die zijn rol vergeten was, of over het slechte eten van onze hospita, over de stad waar we de volgende week naar toe gingen, over bekenden in onzen troep of in een anderen troep of over die collega's die heelemaal geen troep meer vormden, arme duivels! over al de intieme gebeurtenissen of schandaaltjes, die zich nu eenmaal bij iedere n troep voordoen. Charlie was altijd erg gereserveerd, wan neer hij vreemden ontmoette. Sommigen vonden hem daarom hooghartig. De waarheid ls. dat hij erg gevoelig is en daarom altijd een muur van gereserveerdheid om zich heen optrekt, een bolwerk tegen het vulgaire. Tegen ons, zijn vertrouwde kameraden was hij een man van uitersten: uitgelaten den éénen dag, geheel terneergeslagen den volgen den. In zijn vrijen tijd was hij al-tijd aan het repeteeren, kalm en bedaard, maar plotse ling kon hij dan opspringen en uitbarsten in een of andere snakerij en ons allen aan het lachen maken. Dit was de Charlie van 1910, het zoo populaire en algemeen beminde lid van onzen troep. Zijn acteeren als dronkaard in dit stuk, was zoo overtuigend, dat het publiek er bijna altijd invloog! Het was zijn rol in een loge tegenover het t-ooneel te zitten, gekleed in keurige avondkleeding met hoogen fhoed en daar dronkenschap voor -te wenden. Hij klapte in zijn handen, wanneer er heelemaal geen reden voor applaus was. hing over de leuning van zijn loge, deed telkens pogingen om een speech tegen het publiek te houden, riep om bijval, viel uit zijn loge, werd er weer ingezet, viel er weer uit Net zoolang tot het publiek boos werd over al deze interrupties. „Gooi hem er uit!" „Roep de politie!" 1 Alse de menschen dan begrepen, dat het allemaal bij de voorstelling hoorde, wat kon den ze dan lachen l EEN BLIKJE WALVISCH! HET VLEESCH VOOR VOEDSEL GESCHIKT? Het zal binnenkort even gewoon zijn een blikje walvisch te verkrijgen als een blikje sardines of corned beef, want de dag zal spoedig voorbij zijn, dat walvisschen alleen waarde hebben om ambergrijs te leveren of traan en baleinen. In de af geloop-en vier jaren, lezen we in Tit Bits, is er een geweldige toename geweest van voedsel-producten van de walvisch. Te genwoordig wordt bijvoorbeeld de walvisch- olie door heel Europa heèn verwerkt in mar garine en reuzel. En waarschijnlijk duurt het niet lang meer of de pogingen die nu aange wend worden om walvisch-vleescli in smake lijk voedsel te herscheppen, dat in blikjes verspreid kan worden zullen slagen. Dan zal de walvisch, tot nu toe, als de koning der zeeën beschouwd, afgedaald zijn tot het plan van zijn kleine lotgenoot de sardine en de vernedering ondergaan in blikjes verpakt te worden. Met dit verschil dan, dat één blik genoeg is voor vele sardientjes terwijl zeer vele blikjes vereischt zijn voor één walvisch! Eenige jai-en geleden oordeelden deskundi gen dat de walvisch-visscherij practisch dood was, maar zóó groot is het huidige ge bruik van traan voor voedingsdoeleinden, dat de walvischvangst zich ver-twee, drie- voudigd heeft in weinige' jaren. Bedroeg in 19191920 de olieproductie 407.000 vaten, in 192425 was deze gegroeid tot 1.040.000 va ten, terwijl in 1928—29 het totaal 1.319.000 vaten omvatte. En in het tegenwoordige sei zoen verwacht men nog groofcere omzet. De capaciteit van de Zuid-Poolstreken schat men op ongeveer 3 millioen vaten. Om de reuk beschouwde men tot voor kort de olie alleen geschikt voor zeep-fabricage en smeermiddelen, maar een Duitsch chemiker slaagde er in de visch-lucht en -smaak weg te werken en het walvischvleesch voor voed sel geschikt te maken. Deze uitbreidingen zijn oorzaak, dat maat regelen genomen zijn om de walvisschen zich rustig te laten vermenigvuldigen. En wan neer de walvisch voor het leveren van voed sel geheel kan worden gebruikt, dan zullen walvisch-kweekerijen ontstaan, die mijlen en mijlen zee beslaan. VAN DE VERSTROOIDHEID VAN BEROEMDE PERSONEN. Over de verstrooidheid van menig mensch worden allerlei wonderlijke dingen verteld. Het zijn vooral geleerden, die, vaak over een of ander onderwerp nadenkende, geestelijk zoo in beslag worden genomen, dat zij geen aandacht schenken aan hun omgeving en met hun geest volkomen afwezig zijn. Zoo wordt menig professor als voorbeeld van vergeet achtigheid beschouwd en men beweert zelfs van hen. dat zij hulpmiddelen gebruiken om gewichtige aangelegenheden niet te vergeten. Van een geleerde wordt verteld dat hij in een „Warenhuis" kwam en daar de grootst moge lijke zakdoeken kocht, omdat hij daarin veel knoopen kon maken. La Bruyère vertelt ons een aantal geestige anecdoten die aantoonen hoe verstrooid vaak geleerde menschen kunnen zijn. Vooral onder de groote componisten werden vele verstrooi de menschen gevonden. Een verstrooid heer van den eersten rang zou de baszanger Lablache geweest zijn. Toen hij eens In Napels zong wenschte de koning hem te spreken. Hij bevond zich reeds in de antichambre, waar hij moest wachten. Daar het in de wachtkamer zeer kil was en La blache wat warm, verzocht hij den adjudant van den koning zijn hoed te mogen ophouden. Tben hij een kwartier had gewacht, werd hij tot den koning toegelaten. In zijn ver strooidheid dacht hij er niet aan. dat hij zijn hoed nog op zijn hoofd had. Hij greep daar om snel een andere hoed en trad met twee hoeden, een in de hand en de andere op het hoofd, in de kamer van den koning. Deze be gon hardop te lachen. Kwaad omdat hij werd uitgelachen vroeg de kunstenaar: Majesteit mag ik U vragen wat Uwe hoogstderzelver ge noegen heeft opgewekt?" „Mijn beste La blache", zei de koning lachende, „zeg me toch, welke van de twee hoeden de uwe is. Die, welke gij op het hoofd hebt, of dien ge in de hand draagt". „Ach. pardon, Majesteit", riep Lablache twee hoofddeksels zijn te veel voor iemand die zijn hoofd verloren heeft." De beroemde geleerde Buffon zou eens in gedachten een kerktoren hebben beklommen, waarvan hij zich langs het klokkentouw weer naar beneden liet zakken. Newton, de groote mathematicus en astro noom, liep eens over een landweg, terwijl vóór hem uit een boerenkar reed. Op den ach terkant van dien wagen schreef de geleerde, in gedachten, getallen om een formule te kunnen ontwikkelen. De kar begon harder te rijden en in zijn gedachten verdiept, liep de geleerde ook harder achter achter den wagen, tot hij ademloos en doodelijk vermoeid niefc verder kon. Van een anderen geleerde wordt de vol gende anecdote verteld. Zijn huishoudster bracht hem voor het avondeten eenige eieren en een zandlooper. omdat hij de eieren zelf wilde koken, als hij met zijn werk klaar was. Toen de huishoudster, na eenigen tijd, kwam kijken, zag ze den geleerde, in gedachten ver zonken, kijkende naar de eieren die hij in de hand hield, terwijl de zandlooper in het ko kende water lag,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 18