Mary, koningin der Schotten.
UIT HET LEVEN VAN CHARLIE CHAPLIN.
HOE CHARLIE ZIJN KANS KREEG.
eigenaar van een paraplu ie van roode tafzij
de per ongeluk den rooden tafzijden spuit
van een ander had meegenomen, en dat er
op de retirade van den schouwburg een zak
horloge was blijven liggen en dat de eerlijke
vinder verzocht werd dit uurwerk bij de
kassa af te geven, waar hij dan een beloo
ning in ontvangst kon nemen.
Een andere keer weer staat vermeld, dat de
schouwburgbezoekers verzocht worden geen
honden mee te brengen en cok weer eens
wordt er op gewezen, dat alle in de zaal
aanwezige heer en hun hoeden moeten afne
men, wanneer de leden van het hof hun in
trede doen!
Niet alleen hooge Kunst met een groote
K. werd In vroegere jaren in het Burgthea
ter aan het publiek gepresenteerd, ook acro
baten treden in den Muzentempel op. Onder
de regeering van keizer Josel werd het pu
bliek er opmerkzaam op gemaakt, dat „Herr
Paul Chiarini met twee aan zijn voetzolen
vastgebonden ongekookte eieren op het slap
pe koord zou dansen, zonder dat hij een van
die eieren zou breken!"
Tot het jaar 1848 stonden de tooneelspe-
lers op de programmas als .Madame zus" en
„Demoiselle zoo" vermeld. Na de omwente
ling werden die Fransche woorden door
„Frau" en „Fraulein" vervangen.
In de vorige eeuw was het ook verboden
ln het Burgtheater priesters op de planken te
laten komen. Aan dit verbod werd streng de
hand gehouden. Men ging zelfs zoo ver in
„Wilhelm Teil" de rol van den geestelijke te
sclirappen en ook heeft men de rol van den
aartsbisschop van Rheims in de „Junfrau von
Orleans" laten wegvallen. De absoluut noo-
dige woorden werden dan door andere, aan
het spel deelnemende, acteurs gedeclameerd!
Het was dan ook iets heel nieuws toen men
in den tijd, dat Dingelstedt aan het hoofd
van het theater stond, eindelijk toestond, dat
bij een Shakespeare-opvoering kardinaal
Winchester in kardinaalsgewaad op het
tooneel mocht verschijnen. Toevallig zaten
dien avond kardinaal Rauscher, de conserva
tieve vertegenwoordiger van 't concordaat,
in scharlakenroode kleedij en een bisschop
in liet lila in een van de parterreloges. Zij
schijnen echter geen aanstoot aan het optre
den van den tooneel-kardinaal te hebben ge
nomen.
Gedurende een voorstelling van „Pitt und
Fox" heeft zich eens een vermakelijk inci
dent voorgedaan. De beroemde komiek Karl
Meixner moest in het tweede bedrijf in een
bonte zijden kamerjapon, waaronder een
broek uitkwam, op het tooneel verschijnen.
Meixner had het nagelaten bretels aan te
trekken. Hij had zijn broek maar heel een
voudig aan een knoop van zijn kamerjapon
bevestigd. Maar niet goed genoeg! Want juist
toen de tooneelspeler Sonnenthal de woor
den tot hem richtte „Lassen Sie die India-biil
fallen", zakte de broek opeens naar beneden.
Groote hilariteit in de zaal! Zelfs de deftigste
en stijfste mensehen moesten lachen. Son
nenthal, die zich bij plotselinge grappige
dingen nooit goed kon houden, moest ook
lachen en hield een zakdoek voor zijn mond.
De arme Meixner, die niet eens wist, wat er
gebeurd was. keek erg verbaasd. Hij wist
heelemaal niet, waarom men in de zaal zulk
een pret had. Eerst toen hij ontdekte, dat
zijn broek op zijn schoenen was gezakt,
snapte hij de situatie. Hij bukte zich vlug,
trok het gevallen kleedingstuk met een ruk
omhoog en hield het nu van achteren met
een hand op de rug vast. „Fassen Sie die
Sache nicht .so scherzhaft auf" zeide hij tot
Sonnenthal en dan verliet hij onder het da
verende gelach en applaus van het publiek
het tooneel.
W. M. BEKAAR.
Mary Stuart.
Het is meer dan een geschiedenisboek en
(het is een wonderlijk feit, dat in de meeste
geschiedenisboeken de niettegenstaande
ailes ontegenzeggelijk groote figuur van Eli
zabeth, koningin van Engeland, er een
beetje „bekaaid" af komt, omdat zij ten
slotte ook niet meer dan een mensch, en een
rnensch vol met fouten en tekortkomingen
was, wier daden dank zij haar positie, vlak
voor het voetlicht der wereld aanmerkelijk
meer in het oog vielen dan die van een ge
woon mensch, al was zij dan ook als re-
geerende vorstin er één, wier kwaliteiten en
prestaties niet door velen overtroffen zullen
worden het is in meer dan één geschie
denisboek, dat in tegenstelling juist met
Elizabeth, haar rivale, Mary Stuart, konin
gin der Schotten al moge dan werkelijk
den betiteling van ,.dc ongelukkige Schotsche
Koningin" haar allerbehalve ten onrechte
gegeven zijn, en al moge het waar zijn, dat
Elizabeth met de onthoofding van Mary
Stuart, een eigen nicht, een onuitwisch-
baren blaam op zich geladen heeft
er beter af komt dan zij in den grond ver
dient.
Want Mary Stuart. Queen of Scots, moge
dan al met haar ongelukkig einde voor de
vele niet door den beugel kunnende daden
geboet hebben, die zij in haar leven bedreef,
de daden werden tenslotte bedreven en het
zou desnoods kunnen, dat alleen het -feit
dat Elizabeth niet onthoofd, maar een na
tuurlijken dood gestorven is, haar in de
oogen van een oppervlakkig en licht tot sen
timentaliteit verleid beoordeelaar, het won
derlijke aureooltje van glorie onthouden
heeft, dat na zooveel eeuwen nog steeds
om het hoofd van Mary, de Schotsche ko
ningin, zweeft. Want aan den anderen kant
wijst de geschiedenis maar al te zeer uit,
dat in dit spel op leven en dood tegen twee
geslepen en 'tegen weinig opziende vrouwen,
Mary, die tijdens haar gevangenschap het
ééne complot na 'het andere smeedde tegen
haar overwinnares. waarschijnlijk met min
der scrupules Elizabeth's doodsvonnis zou
hebben onderteekend dan Elizabeth, over
gehaald door haar ministers en aan het
weifelen gebracht door den eisch van het
Engelsche volk, het dat van Mary deed.
Laten we trachten onpartijdig te zijn. Wat
bleef er van Elizabeth's grootheid over? Niets
dan haar vrij slechte reputatie. Wat bleef
er over van Mary's minstens even weinig
oir baar leven? Een uitroep van medelijden
om haar negentien-jarige gevangenschap en
Ir aar ellendlgcn dood. Ook op de figuren van
die twee heeft de volksoverlevering, die de
sagen maakt, haar stempel gedrukt, en wij
•oppervlakkige toeschouwers zijn er tenslotte
de slachtoffers van. Want noch Mary Stuart,
noch Elizabeth van Engeland zijn ooit boelen
de of belangrijke figuren geweest om wat
zijn niet waren: onschuldige, opofferende
vrouwen, romantische figuren, die onrecht
leden en miskend werden, heldinnen uit een
sage, waarvan de grootste schoonheid zijn
hooggestemde ethiek is. Mijn hemel neen!
Zij zijn slechts intens boeiend en belang
wekkend. omdat zij waren, wat zij waren:
twee allesbehalve vlekkelooze, eerzuchtige,
zich zelf uitlevende vrouwen, twee intrigantes,
die weinig ontzagen ln. haar spannenden
strijd om de oppermacht, en waarin er ten
slotte één het onderspit moest delven. Doet
het Iets aan Elizabeth af, dat Mary ten-
slote bezweek?
Want het is bijna verwonderlijk, zooveel
als Mary Stuart en Elisabeth met elkaar ge
meen hebben. Mary schijnt mooier te zijn.
geweest dan Elisabeth, en een charme te
hebben bezeten, die „alle mannen behekste''
gnaar een oude geschiedschrijver zegt; maar
Elisabeth moet, vooral in haar jeugd, en
niettegenstaande haar mannenstem, alles
behalve van aantrekkelijkheid ontbloot zijn
geweest. Zij -was niet voor niets een dochter
van Anne Boleyn: „haar gestalte was im
posant, haar gezicht lang. maar koninklijk en
intelligent, haar oogen mooi en pienter", zegt
J. R. Green. „Ze schoot goed, danste uit
stekend. was oen geoefend musiciënne en
wist veel". Maar het feit, dat ze een doch
ter van Henry VIH was, verloochende zich
evenmin in haar. Ze had zijn onversaagden
moed en zijn onwrikbaar zelfvertrouwen, ze
had zijn temperament-, dat haar bij tijden
tegen haar ministers deed vloeken en die
haar hoogste edellieden deed behandelen
als een troep schooljongens. Haar liefde voor
luxe en vermaak had zij weer van haar
moeder geërfd, tegelijk met haar grenze-
looze ijdeiheid en behoefte aan vleierij. Maar
dat er onder dit alles een stalen wil, een koel
berekende Intellectualiteit, de verpersoon
lijking zelve van verstandelijkheid en brutale
triomfantelijke durf verborgen zat, heeft
menig staatsman of gezant, die dagelijks
met haar te maken had. tot op het laatste
toe niet begrepen en Filips de Tweede van
Spanje bleef zich maar steeds verwonderd af
vragen, hoe een dergelijke lichtzinnige ple-
ziermaakster de politiek die zijn Spaansche
koninklijke Hoogheid wensohte te voeren zoo
grondig dorst en kon dwarsbbomen ais
zij
En uiterlijk moge Mary Stuart het van haar
gewonnen hebben, in geslepenheid en slimme,
politiek moge zij minstens haar gelijke zijn
geweest, tegen die kalme, overleggende in
tellectualiteit van Elizabeth heeft Mary's
spontaner, onstuimiger, grilliger natuur het
tenslotte moeten afleggen. Mogelijk ook is
het de Fransche makkelijke manier van
leven geweest, die zij meebracht, toen zij,
negentien jaar oud als weduwe van den
Franschen koning, in Leith voet aan wal
zette en die haar tenslotte de liefde der
stijve, onbuigzame, maar voor alles eerlijke
en lichtzinnigheid verafschuwende Schotten
deed verliezen; mogelijk zijn het haar huwe
lijk metDarnley en den ganschen nasleep van
dien geweest, die de schaduwkant van haar
karakter meer naar voren brachten, en haar
roekeloozer, minder scrupuleus en onverschil
liger haar gevaarlijk spel deden spelen. Het
zou geen wonder zijn. Ik vrees, dat de
vrouw, die dergelijke dingen doormaken
kan zonder dat het, al is het dan ook maar
de diepste diepten van haar wezen, beroert
en er een lidteeken achterlaat, in het werke
lijke leven nog geboren moet worden, en dat
ze in de litteratuur alleen maar de fantas
tische scheppingen van middelmatige men-
schenkenners zijn geweest. Er zijn geen vol
maakt goede en er zijn geen volmaakt slech
te menschen, en zelfs de meest slechte heeft
ergens zijn kwetsbare plek, zijn gevoelig'
hoekje.
Mary Stuart werd in 1642 geboren in het
kasteel in Linlithgow, waarvan op het oogen-
blik alleen nog maar een ruïne over is, en
ongeveer terzeifdertijd stierf haar vader, de
jonge koning James V, die zich de nederlaag
van zijn Schotten bij Solway Moss zoo schijn;
te hebben aangetrokken, dat hij den slag niet
lang overleefde; acht maanden oud, werd zij
in de kerk in Stirling gekroond tot koningin
van Schotland en reeds toen was de vraag
wie echtgenoot van de kleine, met een konings
kroon gekroonde baby zou zijn, er een die meer
dan één hoofd bezig hield. Henry VII toenma
lig koning van Engeland en niettegenstaande
zijn beruchte zes huwelijken slechts in het
bezit van één mannelijken troonopvolger de
latere Edward VI, zoon van Jane Seyunour,
die op zijn negende jaar, met zijn oom Lord
Seymour, Duke of Somerset, tot regent, den
troon beklom, had voor zijn dood den
wensch geuit,, dat door een huwelijk van
zijn zoon met Mary de twee koninkrijken ver-
eenigd zouden worden, maar de Schotten
weigerden, en toen zij in 1547 verslagen
werden bij Pinkie wreekte Mary de Guise,
weduwe van James V zich, door de vijf-jarige
koningin naar Frankrijk te sturen, waar zij
later in het huwelijk trad met den dauphin,
den latere Francois II. Edward VI stierf, toen
hij zestien jaar was, en zijn zuster
dochter van Catharina of Arragon, gehuwd
met Filips II van Spanje, volgde hem op,
en maakte in de vijf jaar, dat zij regeerde
Engeiand tot een hel van godsdienstige ver
volgingen en executies onvermijdelijk ge
volg van haar fanatieken ijver om een
Protestant land te „bekeeren" tot een Katho
liek.
En toen zij negentien was zette Mary,
Queen of Scots, als weduwe van Francois II,
die overleden was aan een oorontsteking,
voet aan wal in haar geboorteland, en be
gon den nooit verslappenden strijd tusschen
haar, de Katholieke koningin van het be
geerde Schotland en haar nicht Elizabeth
protestantseh koningin van Engeland, die
onvermijdelijk moest eindigen met den dood
van één van beiden. Zelden werd er in een
strijd tusschen tiwee mannen zoo verbeten ge
vochten als in deze tusschen twee vrouwen,
maar ook zeiden stonden zoozeer de belan
gen van twee landen en hun souvereinen
op het spel. Is het wonder, dat de wereld met
spanning wachtte op een eventueel huwe
lijk van één der beide ongetrouwde en op-
volgerlooze koninginnen? Is het wonder dat
zij zelve de kansen tegen en voor een huwe
lijk in het algemeen en tegen en voor het
huwelijk met den één of ander in het bij
zonder wikten en wogen, ten volle beseffende
het onschatbaar politiek belang, dat daarvan
voor hen beiden gemoeid was?
De kwestie is er veer Elizabeth altijd één
gebleven, die zij heeft moeten beantwoorden
door ongetrouwd te blijven. Had zij een
Katholiek tot haar gemaal genomen, dan zou
elke Katholiek in het nog niet lang geleden
een Katholiek land geweest zijnd Engeland
in.opstand zijn. gekomen. „Als.hier een Katho
lieke prins komt", schreef een Spaansch am
bassadeur, die pogingen deed om een Oosten-
rijksch huwelijk tot stand te brengen, ,,zal
d-e eerste mis, die hij bijwoont, het teek-en
voor een opstand zijn". Met het benoemen
van een opvolger was de kwestie al niet
anders. Tegen een protestantsch opvolger uit
het huis Suffolk zou iedere Katholiek de
wapens gegrepen hebben. Benoemde zij de
eenige Katholieke pretendente, haar eigen
rivale. Mary, Queen of Scotts, tot haar op
volgster, dan zou geen enkele Protestant
haar geduld hebben. Om politieke redenen
was het noodzakelijk, dat Elizatbeth alleen en
zonder opvolgers blijven zou, en zij bleef al
leen. Hoe ontzettend zij wier naaste familie
leden Mary Stuart en het huis Suffolk waren,
de ééne openlijk, de anderen in stilte preten
denten naar haar kroon, geleden heeft onder
die eenzaamheid, valt slechts op te maken
uit een enkele uiting, die zij zich ontsnap
pen liet en zoo het niet -als excuus gelden kan,
men zou het kunnen aanvoeren als verzach
tende omstandigheid tegen een al te grif
veroordeelen van haar beruchte internationa-
Jlteit.
Voor Mary was de zaak aanmerkelijk min
der gecompliceerd. Zij gooide haar politiek
van godsdienstige neutraliteit overboord en
wierp het Protestantisme en Elizabeth den
handschoen toe door in 1565 in de koninklijke
kapel van Holyrood Castle in Edinburgh in
het huwelijk te treden met haar naasten
bloedverwant Henry Stuart, Lord Darnley,
wiens sympathieën, hoewel hij quasi den
Anglikaanschen godsdienst beleid, meer dan
Elizabeth lief was, den Katholieken kant
uitgingen. Elizabeth dreigde met oorlog en
trachtte het huwelijk te verhinderen door
Mary gevangen te nemen; Mary's half
broer, de Earl van Horay, riep zijn Protes-
tansehe bondgenooten bij elkaar. Maar Mary
dreef hen terug en zette haar zin door. Nog
geen drie maanden later had zij genoeg van
haar jongen echtgenoot, die zich ontpopte
tot een onbeschaamder., boemelenden niets
nut en toen hij in een vlaag van jalousie
haar Italiaanschen raadgever, Rizzio, voor
haar oogen vermoordde, veranderde haar af
keer in haat. Nog had zij hem noodig als
werktuig voor de verwezenlijking van haar
plannen en de vernietiging van zijn eigen
Protestantsche vrienden, maar na de ge
boorte van haar zon en opvolger, de latere
James VI van Schotland en James I van
Engeland, die haar positie eens zoo sterk
maakte en haar plots opkomende passie voor
Earl of Bothwell, kon niets haar liever zijn
dan de dood van haar gehaten, steeds lager
zinkenden echtgenoot. Zij haalde hem over
naar Edinburgh te komen, en kort daarna
vloog het huis, waar zij hem gehuisvest had:
in de lucht, en Darnley kwam om. Dat de
Earl van Bothwell de -hand in het spel had
gehad, was duidelijk, en toen Mary kort
daarna stappen ondernam om met den moor
denaar van haar eigen man in het huwelijk
te treden, was haar medeplichtigheid in de
oogen der Schotten zonneklaar bewezen; zij
stonden op en na een maand was het -met
Mary's heerschappij gedaan, zat zij gevangen
inLeven Castle op een eilandje in Loch Leven
en kon zij slechts haar leven redden met de
onderteekening van de verklaring, dat zij
afstand deed van den troon ten behoeve
van haar zoon, met haar halfbroer Lord
Moray als regent.
In 1568 ontvluchtte ze, werd door -den re
gent verslagen bij Langside, en zag zich wel
genoodzaakt alle hoop op Schotland op te
geven. Prompt verzette ze de bakens en
stelde zich in veiligheid in het kasteel in
Carlisle, van waaruit zij brutaalweg Engel-
sche hulp om haar in haar rechten te her
stellen, of vrije doorgang naar Frankrijk
eischte. Haar tegenwoordigheid in Engeland
was een onmetelijk gevaar; de Schotsche
edelen weigerden elke toenadering, zoolan;
zij niet behoorlijk gevonnist was wegens
moord op haar echtgenoot, en Mary Stuart,
de Katholieke, afgezette koningin van Schot
land met haar rechten op den Engelsehen
kroon in het Katholieke Frankrijk zou een
voortdurende dreiging zijn. Elizabeth sloeg
toe en Mary werd, onder de hoede van den
Earl of Huntingdon, opgesloten ln Bolton
Castle in Wensley. Een laatste opstand van
een paar Engelsche Katholieke edelen ten
haren gunste, die Elizabeth aanleiding gaf
Mary haastig naar een andere gevangenis in
Coventry te doen overbrengen, verliep spoe
dig.
Maar intenser dan ooit werd er geïntri
geerd: de Earl of Moray werd vermoord in
Linlithgow en stierf in hetzelfde kasteel,
waar Mary geboren was; en in Schotland
waren de partijen al gauw verdeeld in -aan
hangers van Mary en aanhangers van den
jongen koning, haar zoon. Mary smeedde
van uit haar gevangenissen het ééne complot
na het andere. De hertog van Norfolk, die
voorgaf een trouw Protestant 'te zijn, maar
in het geheim met Mary correspondeerde en
zelfs trouwplannen koesterde, werd gearres
teerd en onthoofd en Mary's negentien jaar
lang durende reis van de eene gevangenis
naar de andere begon.
De lange lijst van kasteelen, waarin de ge
vangen koningin vertoefd heeft, lijkt onein
dig: Tutbury, nu een ruïne, waar zij vier
maal geweest is, Charley Hall, waar zij in
1586 geleefd heeft, Ohatsworth Castle, waar
i zij vijf verschillende periodes van haar ge-
1 vangenschap doorgebracht heeft en waar een
j lage vierkante -toren, Mary's Bower, e^n ge-
j liefkoosd plekje van haar was, het Manor-
house in Hallamshire, waar zij van 1570 tot
1584 gevangen zat; en het is waarlijk geen
wonder, dat zij tenslotte gedwee en beu haar
zegevierende tegenstandster verzocht, haar
ergens op het vasteland haar ziel op den
hemel te laten voorbereiden. Toen Elizabeth'^
weigerde, uitte haar wanhoop zich nog één
keer in een complot tegen Elizabeth's leven
en in Fotheringay Castle werd zij gevonnist
en het „schuldig" over haar uitgesproken.
Nog weerstrevend onderteekende Elizabeth
het doodvonnis en op het schavot, dat in het
kasteel was opgericht, stierf Mary even on
bevreesd, als zij geleefd had.
Zij werd begraven in de cathedraal in
Peterborough, tot in 1612 haar zoon, Ja-mes
I van Engeland, haar overblijfselen over
bracht naar Westminster Abbey.
In 1603 was Elizabeth gestorven, eenzaam,
driftig en koninklijk tot vlak voor haar dood.
Maar haar laatste dagen waren vol van de
melancholie en vrees, die zij ha-ar leven lang
opgespaard had.
En James I, zoon van Mary Stuart volgde
haar op en vereenigde voor het eerst de
koninkrijken van ISchotland en Engeland
onder- één kroon.
Doojf BERT WILLIAMS.
Dat Charlie bij Karno's troep kwam, had
hij aan zijn broer Syd te danken. Eens toen
Syd speelde in één van Karno's stukken „The
Hydro" geheeten, verscheen hij plotseling
op het hoofdkwartier van Karno in Park
House. „Baas" zei hij (wij allen noemden
Karno altijd „baas"), „kunt u niet een plaats
vin-den voor mijn jongeren broer? Hij heet
Charlie. En ik kan u zeggen, hij speelt beter
dan ik zelf. hoewel hij eigenlijk nog een
jongen is. Hij is één van de acht „Lancas
hire Lads":
De „Lads" waren een knappe troep dansers.
Charlie was een buitengewoon goede danser,
en een goede schaatsenrijder en hij had zoo
nu en dan ook reeds een bijrol vervuld in
een provincie-troep „Sherlock Holmes" ge
naamd.
„Haal hem hier", zei de „baas" „en laat hij
eens toon en wat hij kan".
Charlie verscheen stipt op tijd en speelde
zijn rol uit een stuk genaamd ,De Goal
keeper" voor. Een bekende artiest Harry Wel
don. speelde de rol van„Stiffy" (de goal
keeper) en Charlie's rol was die van een zeer
slechten jongen, die vóór de match Stiffy
een bedwelmenden drank moest Ingeven.
Charlie speelde zijn rol zoo goed, dat Fred
Karno dadelijk wat in hem zag en hem bij
de „Mumming Birds" inlijfde, waar hij als
eerste rol kreeg, die van een dronken man.
tegen het vorstelijke salaris van 3 pond per
week. En hij was wat blij, dat hij het
kreeg!
Charlie's beroemde manier van loopen was
niet origineel. Hij kwam oorspronkelijk van
een zekeren Walter Groves een bekend acteur
uit die dagen. Fred Karno introduceerde het
het eerst in een karakterstuk .Perkins P. C."
genaamd.
Fred Kitchen, den komiek van ons gezel
schap. ging deze manier van loopen niet
goed af, maar toen Charlie in Fred Kitchen's
groote schoenen stapte en de rol over nam
was het succes zóó groot, dat hij voortaan
de man van de plat-voet-pas was.
Dat Charlie een genie is, bleek reeds in
die dagen, toen wij door Engeland's provincies
rondtoerden. Dikwijls heb ik gezien, hoe Fred
Karno aan eenlge leden van het gezelschap
trachtte «it te leggen of voor -te doen hoe ze
een bepaalde passage moesten spelen en
wanneer hem dit na veel vergeefsche moeite
dan niet iukte, kwam Charlie voor den dag.
„Mag ik het eens probeeren voor te doen,
baas. Ik geloof, dat ik weet wat u bedoelt".
En de nog zoo jonge Charlie kwam na-ar
voren, een paar bewegingen, een pas, een
dans, een gebaar, een grimas, een opkomen
en het gezelschap begreep het al!
Hij had de echte flair van een komiek,
met een blik van zijn oogen, even trekken
met zijn schouders juist voldoende om iets
begrijpelijk te maken. Hij speelde zoo rustig
en ernstig, zonder eenlge gewildheid of zelf
voldaanheid.
Op tournee door de Engelsche provincies!
Weet u wat dat beteekent? Een week lang
spelen in oude tochtige theaters, slechte
pensions in een achteraf gelegen straat,
lederen Zondag met den trein reizen zitten
de op je eigen koffers), leeren hoe de stugge
Yorkshire man op een mop reageert, of de
gierige Schot, de opgewonden Welshman, of
de criüsche Midland er.
Dat waren dagen! Toen Charlie's koffer
op het perron te Plymouth opensprong en de
inhoud over het perron rolde! Toen ik een
boord van Charlie najoeg en hem tusschen
de melkkannen te pakken kreeg en zoo moest
lachen dat ik den trein naar Manchester
bijna miste!
We werkten hard ln die dagen. Ongeluk
ken gebeurden ook wel eens. Op een avond
ln Boscombe. vlak voor de voorstelling, toen
wc allen op het tooneel waren opgesteld, ver
kleed en wel, kwam een balcon tusschen de
coulissen met een smak naar beneden. De 1
ondersteuningen waren bezweken! De acteur,
die de rol van den man op het balcon speel
de. raakte bekneld tusschen de vallende
brokken en was gewond. Charlie kreeg alleen
een deuk in zijn hoogen hoed. Ik, als regis
seur, moest den boel hersteld zien te krij
gen en de rol van den gewonde overne
men.
Vaak sliepen Charlie en ik op één kamer,
dronken thee uit één gemeenschappelijk ge
barsten kopje, zaten in de krakende pension
bedden met de kin in de handen, de ellebogen
op de knieeën te praten over de komende
dagen, of hoe de ontvangst van het publiek
was geweest, hoe die en die zijn rol vergeten
was, of over het slechte eten van onze
hospita, over de stad waar we de volgende
week naar toe gingen, over bekenden in onzen
troep of in een anderen troep of over die
collega's die heelemaal geen troep meer
vormden, arme duivels! over al de intieme
gebeurtenissen of schandaaltjes, die zich nu
eenmaal bij iedere n troep voordoen.
Charlie was altijd erg gereserveerd, wan
neer hij vreemden ontmoette. Sommigen
vonden hem daarom hooghartig. De waarheid
ls. dat hij erg gevoelig is en daarom altijd
een muur van gereserveerdheid om zich heen
optrekt, een bolwerk tegen het vulgaire.
Tegen ons, zijn vertrouwde kameraden
was hij een man van uitersten: uitgelaten den
éénen dag, geheel terneergeslagen den volgen
den. In zijn vrijen tijd was hij al-tijd aan het
repeteeren, kalm en bedaard, maar plotse
ling kon hij dan opspringen en uitbarsten
in een of andere snakerij en ons allen aan
het lachen maken. Dit was de Charlie van
1910, het zoo populaire en algemeen beminde
lid van onzen troep.
Zijn acteeren als dronkaard in dit stuk, was
zoo overtuigend, dat het publiek er bijna
altijd invloog! Het was zijn rol in een loge
tegenover het t-ooneel te zitten, gekleed in
keurige avondkleeding met hoogen fhoed en
daar dronkenschap voor -te wenden.
Hij klapte in zijn handen, wanneer er
heelemaal geen reden voor applaus was. hing
over de leuning van zijn loge, deed telkens
pogingen om een speech tegen het publiek
te houden, riep om bijval, viel uit zijn loge,
werd er weer ingezet, viel er weer uit
Net zoolang tot het publiek boos werd over
al deze interrupties.
„Gooi hem er uit!"
„Roep de politie!" 1
Alse de menschen dan begrepen, dat het
allemaal bij de voorstelling hoorde, wat kon
den ze dan lachen l
EEN BLIKJE WALVISCH!
HET VLEESCH VOOR VOEDSEL
GESCHIKT?
Het zal binnenkort even gewoon zijn een
blikje walvisch te verkrijgen als een blikje
sardines of corned beef, want de dag zal
spoedig voorbij zijn, dat walvisschen alleen
waarde hebben om ambergrijs te leveren of
traan en baleinen.
In de af geloop-en vier jaren, lezen we in
Tit Bits, is er een geweldige toename geweest
van voedsel-producten van de walvisch. Te
genwoordig wordt bijvoorbeeld de walvisch-
olie door heel Europa heèn verwerkt in mar
garine en reuzel. En waarschijnlijk duurt het
niet lang meer of de pogingen die nu aange
wend worden om walvisch-vleescli in smake
lijk voedsel te herscheppen, dat in blikjes
verspreid kan worden zullen slagen. Dan zal
de walvisch, tot nu toe, als de koning der
zeeën beschouwd, afgedaald zijn tot het plan
van zijn kleine lotgenoot de sardine en de
vernedering ondergaan in blikjes verpakt te
worden. Met dit verschil dan, dat één blik
genoeg is voor vele sardientjes terwijl zeer
vele blikjes vereischt zijn voor één walvisch!
Eenige jai-en geleden oordeelden deskundi
gen dat de walvisch-visscherij practisch
dood was, maar zóó groot is het huidige ge
bruik van traan voor voedingsdoeleinden,
dat de walvischvangst zich ver-twee, drie-
voudigd heeft in weinige' jaren. Bedroeg in
19191920 de olieproductie 407.000 vaten, in
192425 was deze gegroeid tot 1.040.000 va
ten, terwijl in 1928—29 het totaal 1.319.000
vaten omvatte. En in het tegenwoordige sei
zoen verwacht men nog groofcere omzet. De
capaciteit van de Zuid-Poolstreken schat
men op ongeveer 3 millioen vaten.
Om de reuk beschouwde men tot voor kort
de olie alleen geschikt voor zeep-fabricage en
smeermiddelen, maar een Duitsch chemiker
slaagde er in de visch-lucht en -smaak weg
te werken en het walvischvleesch voor voed
sel geschikt te maken.
Deze uitbreidingen zijn oorzaak, dat maat
regelen genomen zijn om de walvisschen zich
rustig te laten vermenigvuldigen. En wan
neer de walvisch voor het leveren van voed
sel geheel kan worden gebruikt, dan zullen
walvisch-kweekerijen ontstaan, die mijlen en
mijlen zee beslaan.
VAN DE VERSTROOIDHEID VAN
BEROEMDE PERSONEN.
Over de verstrooidheid van menig mensch
worden allerlei wonderlijke dingen verteld.
Het zijn vooral geleerden, die, vaak over een
of ander onderwerp nadenkende, geestelijk
zoo in beslag worden genomen, dat zij geen
aandacht schenken aan hun omgeving en met
hun geest volkomen afwezig zijn. Zoo wordt
menig professor als voorbeeld van vergeet
achtigheid beschouwd en men beweert zelfs
van hen. dat zij hulpmiddelen gebruiken om
gewichtige aangelegenheden niet te vergeten.
Van een geleerde wordt verteld dat hij in een
„Warenhuis" kwam en daar de grootst moge
lijke zakdoeken kocht, omdat hij daarin veel
knoopen kon maken.
La Bruyère vertelt ons een aantal geestige
anecdoten die aantoonen hoe verstrooid vaak
geleerde menschen kunnen zijn. Vooral onder
de groote componisten werden vele verstrooi
de menschen gevonden.
Een verstrooid heer van den eersten rang
zou de baszanger Lablache geweest zijn. Toen
hij eens In Napels zong wenschte de koning
hem te spreken. Hij bevond zich reeds in de
antichambre, waar hij moest wachten. Daar
het in de wachtkamer zeer kil was en La
blache wat warm, verzocht hij den adjudant
van den koning zijn hoed te mogen ophouden.
Tben hij een kwartier had gewacht, werd
hij tot den koning toegelaten. In zijn ver
strooidheid dacht hij er niet aan. dat hij zijn
hoed nog op zijn hoofd had. Hij greep daar
om snel een andere hoed en trad met twee
hoeden, een in de hand en de andere op het
hoofd, in de kamer van den koning. Deze be
gon hardop te lachen. Kwaad omdat hij werd
uitgelachen vroeg de kunstenaar: Majesteit
mag ik U vragen wat Uwe hoogstderzelver ge
noegen heeft opgewekt?" „Mijn beste La
blache", zei de koning lachende, „zeg me
toch, welke van de twee hoeden de uwe is.
Die, welke gij op het hoofd hebt, of dien ge
in de hand draagt". „Ach. pardon, Majesteit",
riep Lablache twee hoofddeksels zijn te veel
voor iemand die zijn hoofd verloren heeft."
De beroemde geleerde Buffon zou eens in
gedachten een kerktoren hebben beklommen,
waarvan hij zich langs het klokkentouw weer
naar beneden liet zakken.
Newton, de groote mathematicus en astro
noom, liep eens over een landweg, terwijl
vóór hem uit een boerenkar reed. Op den ach
terkant van dien wagen schreef de geleerde,
in gedachten, getallen om een formule te
kunnen ontwikkelen. De kar begon harder te
rijden en in zijn gedachten verdiept, liep de
geleerde ook harder achter achter den wagen,
tot hij ademloos en doodelijk vermoeid niefc
verder kon.
Van een anderen geleerde wordt de vol
gende anecdote verteld. Zijn huishoudster
bracht hem voor het avondeten eenige eieren
en een zandlooper. omdat hij de eieren zelf
wilde koken, als hij met zijn werk klaar was.
Toen de huishoudster, na eenigen tijd, kwam
kijken, zag ze den geleerde, in gedachten ver
zonken, kijkende naar de eieren die hij in de
hand hield, terwijl de zandlooper in het ko
kende water lag,