Berlijnsche Kerstmis-Indrukken.
LETTEREN EN KUNST
HAARLEM'S DAGBLAD
WOENSDAG 30 DECEMBER 1931
HET TOONEEL
C. J. VAN CASTEREN
80 jaar.
Op 31 December wordt de heer Gerrit Jan
van Gasteren 80 jaar. Hoewel hij om ge
zondheidsredenen sinds 1924 zich geheel uit
het publieke leven heeft moeten terugtrek
ken, heeft de naam van Gasteren in onze
stad en daarbuiten nog altijd een uitste
kenden klank en velen zullen dan ook op
den oudejaarsdag zeer zeker van hun be
langstelling voor den man, die èn als voor
zitter van Cremer en als schouwburgdirec
teur zooveel voor het tooneel heeft gedaan,
doen blijken. En hoe zou dit anders kunnen?
Is van Gasteren niet jaren lang een onzer
meest populaire stadgenooten geweest?
Ik herinner mij nog, dat een dame mij
'eens, nadat Van Gasteren door zijn ziekte
getroffen was, zeide: „Het is net, of het
onze schouwburg niet meer is, nu mijnheer
Van Gasteren niet meer vóór dc voorstellin
gen in de vestibule staat" en zoo hebben
velen het zeker met haar als een groote
leegte gevoeld, toen zij in die eerste dagen
deze patriarchale figuur daar bij het be
spreekbureau misten. Hij behoorde zoo ge-
geheel en al bij onzen Schouwburg, eerst bij
dien aan den Jansweg, later op het Wilsons-
plein.
„Met den heer Van Gasteren is iets van de
gemocde'ijke gezelligheid van onzen ouden
schouwburg in ons stadstheater overge
gaan!" zoo ongeveer heeft wijlen Jhr. Sand-
bertr, onze oud-burgemeester in zijn ope
ningsrede in den stadsschouwburg gezegd en
dat woord was gesproken naar ons aller hart
Want de heer Van Gasteren was en is
nog steeds de gemoedelijkheid zelve. Het
is een van die eigenschappen, welke hem
zijn groote populariteit heeft bezorgd en
hem zoo bij uitstek geschikt maakte voor
de niet gemakkelijke betrekking van schouw
burgdirecteur. Hij had een zeldzamen slag
om met het publiek zoowel als met de artis-
'ten om tc gaan en een ieder, die de toonecl-
wereld van nabij kent, weet, dat vooral dat
laatste niet zoo gemakkelijk is.
„Een acteur is 'n mensch met 'n kr»-=s» m
'de staart!" placht Louis Bouwmeester dik
wijls te zeggen, waarmee hij wilde aandui
den, dat zij dikwijls bijzonder lastig en drif
tig zijn. Van Gasteren echter was een di
recteur. die door zijn prettige, joviale ge
moedelijkheid den meest opgewonden, drlf-
tigen tooneelspeler ontwapende. Hij zou, als
dit ambt in onzen tijd nog bestaan had een
voortreffelijk vredesrechter zijn geweest, als
aangewezen om de vijandigste partijen tot
elkaar te brengen.
Wie wist op zoo vriendelijke wijze met het
publiek om te springen als onze Van Gaste
ren? Met zijn optimisme en zijn hartelijkheid
kalmeerde hij den meest ontevreden en opge
wonden schouwburgbezoeker en den zenuw-
achtigsten rederijker. Hij behoefde maar zijn
breede hand op jc schouder te leggen en met
zijn sonoor stemgeluid te zeggen: „Maak u je
maar niet ongerust, 't komt in orde hoorof
Je gaf Je al gewonnen en was gerust gesteld.
Het kwam wel niet altijd in orde maar hij ihad
je met zijn gemoedelijkheid de kalmte weer
teruggegeven of den vrede hersteld.
„Wat jij met het publiek doet, dat lapt
geen ander schouwburgdirecteur in Nederland
hem!" heeft Orelio eens tot Van Gasteren ge
zegd. toen hij door zijn gemoedelijkheid in
een zeer penibele situatie redding had weten
te brengen. Het gebeurde tijdens een voor
stelling van De Hugenoten, toen de vrouwe
lijke hoofdpersoon, mej. Lohof ?oo ziek
werd, dat zij na de derde acte niet meer kon
optreden. Allen van den dirigent Kwast, tot
den jongsten korist toe waren zij hun hoofd
kwijt, alleen onze Van Gasteren behield zijn
kalmte.
„Menschen, laten wij nou maar eerst pauze
houden, dan kunnen wij altijd nog verder
zien!" zei hij en daarmee had hij den toe
stand al voor de helft gered. Daarna stelde
Van Gasteren voor de vrouwelijk hoofdrol
eenvoudig weg geheel en alte kappen,
althans de zangpartij en een figurant in het
costuum van mej. Lohof tc steken. Kwast,
schrapte hcele bladzijden uit de partituur en
Van Gasteren kondigde aan. dat „door ziekte
van een der hoofdpersonen het werk met een
paar kleine veranderingen verder zou vorden
gegeven!" Men speelde door en haalde het
einde, maar een ieder begrijpt wek hoe' Toen
was het., dat Orelio aan het slot die gedenk
waardige woorden sprak en Van Gasteren
antwoordde: ..Och, je moet weten, hoe ;e met
het publiek moet omgaan. Dat is de groote
kun-.t voor een schouwburgdirecteur!"
Die kunst, hij heeft haar in hooge mate be
zeten en er zijn populariteit mee veroverd.
Hoe groot die populariteit was, ik heb het
dikwijls mogen liooren van avtlsten als
Royaards, Bouwmeester, Chrispljn, Jan C. de
Vos, Marie van Eijsdcn—Vink. mevrouw
Bouwmeester, Van der Horst en vele anderen,
en het is wel het best gebleken bij dc feest-
voorstelllng op zijn 70sten verjaardag, aan
welke voorstelling artisten als Marie van
Eljsden—Vink, Alida Tartaud—Klein, Cor
Ruys, Louis de Vries en vele andere mede
werkten en waarop hij o.a. met zulk een
groote hartelijkheid werd toegesproken door
zijn vriend Louis Moor
Hoe gaarne zouden wij, indien zijn gezond
heidstoestand zulks had toegelaten, hem ook
op zijn tachtigsten verjaardag nog eens in
het openbaar hebben gehuldigd. En dan zou
den zeker in de voorste rij de bestuursleden
van Cremer hebben gestaan, de vereenlglng,
waarvoor hij zoo veel ls geweest. In mijn ar
tikel. dat ik aan het vijftigjarig bestaan van
Cremer heb gewijd, mocht ik uitvoerig in het
l'cht. stellen het vele. dat de heer G. J. van
f; voor zijn vereeniging. die hij zoo
i n waarvan hij bijna gedurende een
halve eeuw de voorzitter was, hoeft gedaan.
Van Gasteren behoorde met Lieuwe Jansen
tot de oude garde en hij was als Jansen
van een helaas hoe langer hoe zeldzamer wor
dende bescheidenheid. Was het niet van Gas
teren, die eens tot mij zeide: „De meeste
rederijkers denken, dat het een eer voor het
publiek is, als het naar hen komt kijken,
maar het is juist andersom. De rederijkers
moeten blij zijn, als het publiek zoo vriende
lijk is hun voorstellingen te komen bezoeken,
want zooveel bijzonders is het waarachtig
niet, wat wij, liefhebbers, die menschen te
zien geven!"
Dat zei de rederijker, die meer dan één
ander voor den roem van Cremer had gedaan.
Het was om die bescheidenheid ook, dat hij
zoo vele vrienden had. waaronder mannen als
J. H. Rössing, Justus van Maurik, Théophile
de Bock en Louis Moor.
Op Donderdag, 31 December zullen onge
twijfeld vele Haarlemmers den gemoedelijken,
vriendelijken en bescheiden Van Gasteren,
die zijn feestdag viert ten huize van zijn
dochter en schoonzoon de heer en me
vrouw Chabot te Heemstede gedenken.
J. B. SCHUIL.
KANTTEEKENINCEN
bij ontvangen boeken.
Hendrik Willem van Loon's Rembrandt van
Rijn ligt als een turf op tafel vóór ons, doch,
nu we die doorgewerkt hebben, allerminst
zwaar op de maag. Integendeel: de schrijver
verdient groote bewondering om een zoo le
vendig cultuur-historisch beeld van de bin
nenste decennia der zeventiende eeuw te heb
ben geschetst, en dat met een speelsche ge
makkelijkheid die verrast en amuseert. De bij
kant studentikooze vrijpostigheid waarmee
hij met zijn stof omspringt, verjaagt alle dor
heid en starheid aan de meeste dier cultuur
beelden eigen, en belet niet, te zien hoe hij
die stof tot in de pluisjes belieerscht, als het
op streng wetenschappelijke verantwoording
aan mocht komen. Maar hij laat zich het ge.
nocgen niet ontnemen zijn fantasie door er
kende feiten heen te jagen en die historische
feiten aldus te romantiseeren, noch ver
smaadt hij het zijn artistieke intuïtie door
toevoeging van geijkt materiaal tot histori
sche mogelijkheid te versterken. Zoo alleen
kon een genoegeüjk boek als dit ontstaan, vol
kleur, leven en beweging, en prachtig volge
houden fictie van een dagboek uit Rem
brandt; dagen, waarvan de schrijver echter
zijn tijd een paar eeuwen vooruit lijkt.
Hendrik Willem van Loon. Nederlander,
historicus, letterkundige en publicist neeft in
Amerika Nederlandsche litteratuur en ge
schiedenis gedoceerd en zijn boek over Rem
brandt dan ook persoonlijk in het Engelsch
gepubliceerd. Het fraaie kwarto-boekdeel
dat thans voor ons ligt en dat door de Leid-
sche firma Sijthoff royaal werd uitgegeven,
bevat in zijn bijna acht honderd bladzijden
de Nederlandsche vertaling (door W. A. Kra
mers), van een boek, door een landgenoot
voor Amerikanen geschreven en door dezen
met warmte onthaald. Rembrandt's naam
werkt aan de overzijde van den plas nog al
tijd als een schalmei bij den aanvang van
het litterair tournool. Waar Holland favoriet
is, loopt men op dien klank tc hoop en dankt
den schrijver me evenzoovele dollars als wij
stuivers te spandeeren hebben. En met zijn
persoonlijk succes bewijst Van Loon nog bo
vendien zijn vaderland een dienst. Want hij
friseht de herinnering op aan tijden waarin
dat land in alles vooraan ging. En zelfs waar
hij over menschen en dingen uit dien tijd
ironiseert, gebeurt dat met de welwillend
heid die hij tegenover dat land niet verber
gen kan.
Een zekere doktor Johannis van Loon.
wordt geacht voorouder van onzen auteur en
de schrijver van diens boek te zijn. Hij begint
zijn herinneringen neer te schrijven een
paar dagen na Rembrandt's begrafenis in de
Westerkerk. Hij heeft als vriend van den
huize veel van diens lief en leed gedeeld,
immers al sinds Saskia's ziekte en sterfbed
is hij Van Rijn's huisdokter gebleven en zijn
vriend geworden. Maar deze doktor Joannis
is een veelzijdig man. hij gaat met de groot
ste geesten van de Republiek op voet van
vriendschap om. wordt met politiek-commer-
cieele zendingen naar de West belast, is de
eerste geneesheer, die pijn-verdcovende mid
delen bij operaties toepast, wordt door Jan
de Witt met de reorganlsaiet van den genees
kundigen dienst op de vloot belast, en doet
nog een menigte andere dingen meer, die
hem met het sociale leven van de zeven
tiende eeuw in contact brengen. Zoo voert
hij op hoe ongedwongen wijze Spinoza,
Dr. Tulp. Menasse ben Ephraïm, Andries
Bicker, Huygens, Jan de Witt, als sprekende
figuren ten tooneele en geeft levendige be
schrijvingen van gebeurtenissen die Amster
dam bezig hielden. Niet altijd komt Rem
brandt aan het spel te pas. Zelfs verdwi.mt
deze gedurende geheele perioden uit Van
Loon's dagboekbladen maar toch keert -Tij
telkens weer terug en maken wij al zijne be
slommeringen mee. de zorgen om Hendrikje
zoo goed als de zonderlinge lotgevallen van
den Claudius Clvilis. Van Loon vertelt dat
alles zoo smeuig en genoegeüjk dat we bij al
die conferenties en ontmoetingen wanen
aanwezig te zijn. Zoo heeft dit beek onwille
keurig iets van „De Klop op de Deur" voor de
17e eeuw verkregen. Een „van dag tot dag"
in het geestelijk leven van een veertig jaar
onzer historie, met Rembrandt van Rijn als
telkens terugkeerend bindsel in de vaak uit
een loonende materie. Een paar dozijn repro
ducties naar etsen en tcekeningen van Ram-
brandt zijn door het boek gestrooid en hou
den de aandacht levendig voor de figuur die
het boek zijn naam ontleende, zonder verder
met den tekst in opzettelijk verband te
staan.
Ik ben er van overtuigd dat ik stijl en op
zet van dit aardige boek, dat ik veel Hol-
landsche lezers toewensch. niet eenvoudiger
en beter kan typeeren dan deor een paar wil
lekeurige hoofdstuk-titels voor U af te schrij
ven: Hoofdstuk I. Hoe ik mij toevallig her
inner. dat het regende op een zekeren dag
van November in het Jaar 1641 Mijn eerste
ontmoeting met Saskia die ik ernstig ziek
aantrof 4. Hoe wij ons vermaakten toen de
wereld eenvoudiger was dan thans. 9 Rem
brandt schildert een zeer groot doek, waar
door hij verwacht beroemd te worden 10.
Als gevolg van dit schilderij wordt Rembrandt
de scot van Amsterdam 13 Saskia gaat
rus'ig den slaap der eeuwieheiri in 14.
Sa kla wordt begraven en Remb"anri: gait
weer aan het werk 15. Rembrandt brengt
mij onverwacht een bezoek en leent vijftig
INGEZONDEN MEDKDEELINGEN.
a 60 Cts. per regeL
NATUURLIJK BRONWATER.
Alt dagclijktchc tafcldrank onmisbaar.
gulden. 39. Ik bespreek de politiek met den
heer Stuyvesant, die er een raren kijk op
heeft. 40. Tk krijg slecht nieuws uit Amstcr
dam en besluit naar huis te gaan. 42. Dc
Prins wordt gedwongen zijn onzalige plannen
op te geven en voor het eerst sedert vele ja
ren kan ik weer in mijn eigen keuken eieren
bakken. 54. Ik ga wederom op zoek naar
kruiden, die de pijn kunnen stillen van nen,
die een chirurgische operatie moeten onder
gaan. 55. Ik sticht een nieuw soort hospi
taal. 56. De dominéés bemoeien 2ich met
Rembrandt's zaken. 57. Hendvickje krijgt
een kind en de Amsterdamsche dommees
zeggen hun meening over mijn onderzoekin
gen op het gebied der pijnlooze chirurgie.
61. Mijn zoon begint de opvoeding van zijn
vader. 62. Wij bouwen een nieuw stadhuis
en Rembrar.dt schildert er bijna een doek
voor. 64. Het huls in de Jodenbreestraat
staat leeg. 66. Rembrandt begint oud te
worden. 67. Hendrickje gaat in zaken.
68. Hendrickje en Titus worden compagnons,
maar hebben niet veel succes. 75. Een ver
geten man blijft in eenzaamheid schilderen.
76. Rembrandt heeft nog slechs één leer
ling. 77. Voor het eerst van mijn leven
ontmoet ik een echten staatsman. 73.
Rembrandt blijft steeds aan het schilderen.
Ik lees met hem een laatste hoofdstuk in
Genesis.
Den smaak van het boek heb ik u hiermee
gegeven. En hopelijk tot verder proeven op
gewekt.
J. H. DE BOIS.
HET TOONEEL
„ALBERDINCK THiJM.'
MUCIUS SCEVOLA.
Mucius Scevolazoo op het eerste ge
zicht doet de titel aan een klassiek treurspel
denken. Maar al heel spoedig bleek het, dat
Gerard Nielen ons onder dezen nieuwen naam
de oude Sabijnsche Maagdenroof in heeren-
kleedij voorzette. Nielen heeft iets van den
beroemden Emmanuel Striese; hij weet met
alles bij zijn bewerkingen raad. Striese ver
anderde de slavin Tulia in een slaaf Tulius;
Nielen maakt van de professorsvrouw een
oud zeekapitein, van een bakvisch een jon
gen student en van de dienstmaagd een
knecht en met deze nieuwe „bemanning"
vaart hij welgemoed de haven uit. Dat de
situaties dan wel eens danig verdrongen
worden zooals aan het slot van I, wanneer
de oud zeekapitein woedend wordt als hij het
portret van een dame op den schrijflessenaar
van den professor ziet staan spreekt wel
vanzelf, rrjaar er blijft toch nog zoo veel
lach.'»tof over, ooi: bij een zoo gewelddadlgen
aanslag op al het vrouwelijk personeel uit
Schöntan's stuk, dat de Sabijnsche Maag
denroof ook als Mucius Scevola nog tqt een
daverend lachsucces wordt.
Dit is wel in de eerste plaats te danken ean
Emmanuel Striese en professor Gollwltz, die
onveranderd in dat mannenstuk konden
overstappen. Striese is een komische rol van
groot formaat en wij hebben er kostelijke
herinneringen aan door Jan Musch, Hubert
la Roche en niet te vergeten Frits Bouw
meester, die van dezen Schmlere-directeur
iets prachtigs maakte. De rol vereischt eigen
lijk meer fantasie en uitbundigheid dan een
dilettant als Nielen kan geven, maar de leider
van Alberdingk Thijm gaf als deze theater
directeur toch wel iets aardigs cn grappigs
te zien. in I was hij nog niet geheel zeker en
bleef alles ook door niet voldoende rol-
kennis wat weifelend, maar hij groeide
langzamerhand in zijn rol en de beroemde
tirade op het prultheater die Nielen voor
het succes had herhaald kwam er in II
vrij wat beter uit dan in I.
De heer Elferink werd ook hoe langer hoe
beter. Hij probeerde niet van professor Coll-
witz welk een mooie rol was dit inder
tijd van Royaards een verstrooide geleerde
te maken cn verzuimde daardoor den meest
dankbaren kant van deze rol te Laten zien.
Elferink speelde hem echter bescheiden zon
der opdringerigheid en was vooral goed in
zijn zenuwachtigheid in III. Dat was wer
kelijk goed, komisch spel.
De anderen bleven bij deze twee hoofd-
!>crsonen een stuk ten achter. Als geheel
stond deze opvoering beneden de twee voor
stellingen welke door Herman Moerkerk ge
leid zijn. De rolkennis liet gisteren nog al
veel te wenschen over waardoor het tempo
nu en dan voor een blijspel al te langzaam
werd en ook kregen wij misschien was dit
de schuld van den bewerker al te veel her
halingen in den tekst. Jacob Henneman
speelde als de oud-zeekapitein wel in de rich
ting van een ouden brombeer, maar er was
toch te weinig kleur in zijn spel. Het bleef
aldoor te veel gelijk. En dit geldt- eigenlijk ook
van Wilhelm Neumeister en Grosz, welke
laatste heer wel het meest schuld had aan
het te sleepende tempo. De jongelui had ik
ook gaarne wat losser in hun bewegingen en
natuurlijker gezien. De heer Piet- Reiber
maakte wel iets aardigs van Frans den be
diende en Jan Icas van Dijk toonde weer als
Meiszner, wat een goed speler uit een klein
rolletje vermag te halen.
Al kon ik persoonlijk niet enthousiast zijn
over de opvoering als geheel, het publiek
heeft haar zeer gewaardeerd en er is dikwijls
onbedaarlijk gelachen vooral om de twee
hoofdpersonen. Striese en Gollwltz. Het be
kende oude paardje van Schönton deed het
hem ook in dit wel wat vreemd zittend tuig
weer uitstekend.
Mucius Scevola werd dan ook een groot lach
succes. En daarom was het Nielen en dc
R.K. Rederijkerskamer Alberdingk Thijm
tenslotte te doen. zoodat men alle reden
heeft tevreden te zijn.
J. B. SCHUIL.
UITGAAN.
„De drie knappe jongens".
Zondag 3 Januari komen de bekende
kluchtspelers van den Hollandschen schouw
burg te Amsterdam in de Gem. Concertzaal
een onvoering geven van de dolle klucht in
3bedrUven van Homo: „De drie knappe ion-
eens" waarin ontreden de komiek Jan NooU
en verder o m. Willy Tasen. Jo Ticher, Engc-
man, Rika Blazer, en Mimi Bosch.
Alles is zeer goedkoop.
Maar.... wie heeft er geld voor?
Late wintermiddag. Boven de Gedachtnis
Kirche is de lucht zacht rood, dan licht
blauw-groen en daarvoor het silhouet van de
kerk met haar vele torens als het slot van de
betooverde prins uit het sprookje. Op straat
ligt nog wat vuile sneeuw.
Het verkeer is druk: auto's, autobussen,
trams, duizenden menschen. Gewapende po
litieagenten met dikke touwen tusschen hen
in vormen zoo ketens om het gedrang op de
kruispunten in goede banen te leiden.
Hoek KurfürstendammTanentzienstrasse.
Hoog boven de huizen flitsen enorme licht
reclames hun roode en gele letters de lucht
in. Daaronder vlolet-blauwe en groene neon-
buizen daaronder de groote booglampen
daaronder ik. hoewel ik verloren raak in
groote kuddes onbekende menschen. Ik
tracht me op te vrooüjken met het idee dat
ik Kerstinkoopen doe, maar het wil niet erg
lukken. Bij andere menschen ook niet. „Vrede
en vreugde in allen", wat toch bij Kerstmis
hoort, ontbreekt. Want er zijn menschen die
koopen en er zijn er die niet koopen. Zij
overheerschen hier. Die niet koopen bedelen
of trachten kleine, onmogelijke dingen te
verkoopen waar niemand wat aan heeft.
De vrouw met een kind op haar arm staat
voor een winkel waar een glazen kandelaar
van 140 Mark je overhandigd wordt of ze
zoo goed zijn je dit spotkoopje te willen
geven. De vrouw ziet er veel erger uit als Asta
Nielsen in welke Dirnen-tragödie ook en ze
sust het kind dat ingerold is in lappen en
vodden. Alleen een klein rood knopneusje in
een oud armenhuis-gezichtje valt op. 't Kind
is minstens 2 jaar en veel te zwaar voor de
vrouw, die tc moe is, haar hand op te houden.
Daarnaast zit de blinde met z'n hond in de
sneeuw. Hij zit zonder jas. Maar de hond,
zijn trouwste makker, ligt op een paar plan
ken en heeft een dekje om. Hij kijkt me aan
en z'n hondenoogen zeggen: „Geef wat aan
m'n baas, hij is goed voor me, zie je dat niet?
Je hebt bont op je jas en hij lijdt- zoo'n kou,
geef hem watDaarnaast een man die
van een sigarenkistje cn wat hout een viool
heeft gemaakt. Zijn blauwe handen kunnen
den strijkstok bijna niet. meer vasthouden.
„Stille nacht, heilige nacht" gaat in 't ver-
keersrumoer verloren. Daarnaast een jonge
vent. Hij wil niet bedelen. Hij is alleen on
dervoed en heeft geen dak meer boven z'n
hoofd. Hij tracht kwiek te kijken uit z'n vale
hongerlijdersgezicht. „Ich nehme jede Arbeit"
staat op een groot schild op z'n borst.
Daarnaast een mar. van een jaar of veertig.
Op bloote voeten. Hij maakt me kriegel om
dat ik aan alle paren schoenen moet denken
die bij ons thuis in de kast staan. Er moeten
toch genoeg menschen zijn die hem wat
geven, hij bederft het voor de anderen met
zijn overdreven bloote voeten. Maar hoe koud
moet dat zijn
Daarnaast een oorlogsinvalide. Daar
naast en daarnaast en daarnaast
Ze staan voor de winkels, mannetje naast
mannetje. Ze beletten me te kijken, ze vra
gen de aandacht waarmee ik juist een poe
derdoosje wou bestudeeren.
„Ik weet zeker dat U veters noodlg heeft
natuurlijk heeft U veters noodig ieder
mensch heeft toch wel eens één keer in z'n
leven veters noodig, bruine en zwarte, koop ze
dan nu, bitte och bitte". Veters in plaats
van een poederdoos. Maar ik draag pumps.
Een voortdurend koor van armoede. Ze
taxeeren me. Ik'voel hun oogen: Ze heeft
schoenen aan, zelfs zijden kousen, en een
jas, wat voor een Jas! Warm moet die zijn.
Ze loopt mot- pakjes. Het geld dat één van
die pakjes kostte zou genoeg zijn voor eten
voor m'n vrouw cn het kind.
En aan den anderen kant van het trottoir
staan de menschen die nog vechten, die zich
heesch schreeuwen met zijden dassen, met
kinderautotjes die toeteren, met een stukje
rubber dat als ccn kip boven alles uïtkakelt,
met doozen slechte chocolade. Met de moed
der wanhoop-
Want 't is bijna Kerstmis, de menschen
moéten koopen als ze nu niet koopen
staan we straks aan den overkant van de
straat en hebben weken lang „ich nehme jede
Arbeit" om en daarna zal ook dat te veel-
elschend blijken.
Vandaag is het „Goldene" Zondag. De
vorige week was het „Silberne" Zondag. Op
de Zondagen voor Kerstmis zijn alle winkels
's middags open. Iedereen moet verdienen.
Druk moeten ze het hebben, er moet meer
geld in omloop komen. Noodverordening. Veel
koopen, veel pakjes sturen. Belachelijk goed
koop is alles, maar wie heeft er geld voor?
De lucht is nu niet rood meer, alleen nog
heel donker blauw boven de kerk. Ik weet niet
wat ik koopen wil en tracht me in een bus
te wringen. Electrisch verlichte Kerstboomen
staan overal buiten als wachters: „denk er
aan vrooüjk Kerstfeest te vieren!" Iedereen
doet zijn best. Ik ook. Want ik was één van
de 2 millioen menschen die door treinen,
trams en bussen naar de stad werden ver
voerd.
Dat bleek vanmorgen uit het dagelijksche
statistiek je in de krant.
C. G.—v. d. W.
PERSONALIA.
Met ingang van 1 Januari a s is de heer
E. J. Bosnia, alhier, benoemd tot onderwijzer
aan een school voor bijzonder onderwijs te
's-Hertogenbosch.
HET PETITIONNEMENT VAN DEN
WERELDBOND DER KERKEN.
Bovengenoemd petitionnement werd door
een kerkcraadscmmissie toegezonden aan alle
Herv. gezinnen, voor zoover bekend, met aan
gehechte strook voor handteekeningen.
Maandag werden deze' ingezameld, pl.m
5500 handteeeningen bleken ingekomen te
zijn, wat zeker reeds een belangrijk resul
taat mag he eten.
Het hoofdbestuur heeft den termijn van
teekening verlengd tot 20 Januari. Voor
Haarlem hebben allen, die dit tot nog toe
verzuimden, gelegenheid tot 15 Januari. In
zending aan de adressen in de circulaire ge
noemd.
Bovendien bestaat voor alle belangstellen
den gelegenheid tot teekenen in het Wijkge-
bouw Ged. O. Gracht 79. 215 Januari steeds
's avonds 39 uur. Op denzeifden tijd zijn
aldaar ook formulieren met het petitionne
ment verkrijgbaar, als ook lijsten voor hand
teekeningen.
EXAMENS HEILGYMNASTIEK EN-
MASSAGE.
Dinsdag 29 December 1931. Geëxamineerd
13 candidaten, geslaagd 9. Mej. Zr. E. Preyde.
Haarlem, mej. A. C. de Vries. Bloemendaal.
mej. G. Vierdag, Amersfoort, J. G. Stikvoort-,
Utrecht, mej. L. Kirchberg, Utrecht, mej. G.
Tonnon, Den Haag, mej. R. v. Karnebeek,
Bussum, mevr. P. v. Steeden-v. Houweningen
Den Haag, mej. A. M. de Korver, Maastricht.
NEDERLANDSCH CONSERVATORIUM.
Met ingang van 1 Januari 1932 zijn aan
bovengenoemd conservatorium te Rijswijk
tot leeraressen benoemd: mevr. J. Maathuys
de Groot (piano) en mej. Mary Knoop uit
Heemstede (solozang).
DUBBEL GEMENGD KWARTET.
Hier ter stede is opgericht een dubbel ge
mengd kwartet onder den naam ..J. S. Bach".
Tot directeur is benoemd de heer A. Bak.
UITDEELING VAN CHOCOLADEMELK.
De melkinrichting „De Sierkan" heeft we
der 200 a 250 liter chocolademelk beschik
baar gesteld, om gratis te worden uitge
deeld. Dit zal plaats hebben aan het gebouw
van het Leger des Heils, Spaarr.e 92. heden.
Woensdagmiddag, na 5 uur. Wie het eerst
komt, wordt natuurlijk het eerst bediend,
zoodat- het wel geraden is op tijd te zvin.
daar de voorraad spoedig is uitgeput. Men
wordt verzocht een pan of kleine emmer
mede te brengen.
INMENGING IN DE CORRESPONDENTIE
VAN ANDEREN.
Het lid der Tweede Kamer, de heer Van
Braambeek heeft den minister van Binnen-
landsche Zaken vragen gesteld over het ver
zoek van den burgemeester van Hasselt, waar
van wij onlangs melding hebben gemaakt,
aan den directeur-generaal der P. T. T., om
hem in te lichten over correspondentie, ge
richt tot twee met name genoemde personen
in zijn gemeente, die hij van communistische
propaganda verdenkt.
De heer Van Braambeek vraagt of aan het
verzoek voldaan is, of dit optreden toelaat
baar is en zoo neen, of de minister dan maat
regelen wil nemen dat ook de burgemeester
van Hasselt voor het vervolg geen pogingen
meer zal doen om langs zijwegen over cor
respondenties ingelicht te worden, die niet
voor hem bestemd zijn.
LANGS DE STRAAT.
W aterlooplein.
Het. is er een lawaai van je welste. Onge
veer alles is er tc krijgen.
Via groenten cn fruit beland ik on hot ter
rein van dc minder vergankelijke koopwaar.
Er zijn daar dingen le koop. waarvan je je
niet kunt voorstellen rial er gegadigden voor
kunnen bestaan. Bi] de afdeeling oud-roest,
bijvoorbeeld, vind ik ongeveer dertig oud
model telefoontoestellen, compleet met nl.m.
1 meter snoer (Of valt dit onder de afdee
ling instrumenten?"
Dan is er een étalage, uitsluitend gewijd
aan kapotte vaste-waschtafel-bakken. Hoe
dat ooit verkocht wordt, is me een raadsel.
Toch moet er verdienste in zitten, anders
zou de koopman zich er wel niet in gespe
cialiseerd hebben.
Bij de afdeeling antiquiteiten een zekere
Indeeling van de markt valt- werkelijk wel te
bespeuren maak ik halt. Daar mijn jas
kaal en mijn heelc voorkomen insolvent is,
blijven dc diverse handelaren rustig bij
eikaar zitten en maken geen aanstalten zich
met hun aanprijzingen op me te werpen. Aan
die juffrouw valt toch niets te verdienen, is
het algemeen oordeel. Voor mij wél zoo rus
tig!
Mijn oog valt op een groote bak vol oude
tegeltjes. Nu heb ik daar een zwak voor. En
het kwart gedeelte dat niet gebarsten of ge
broken is, ls werkelijk heel mooi. Dus roep ik
t-usschen de marktherrie door: ..vollek!" en
direct maakt een van de antiquairs zich van
de groep los en nadert. De juffrouw schijnt
toch geen passant te zijn, je weet nooit of er
wat te verdienen valt.
„Hoeveel zijn die tegels?" vraag ik. „Door
mekaar twintig cent, je ken d'r de onbescha
digde uitzoeken".
Dat is werkelijk een koopje. Ik zoek ijverig
en haal de heele, bak zoowat om.
„Zie u dame. die benne allemaal door Rem
brandt geschilderd. In zijn jonge jaren maak
te hij die tegels, dat weet u zeker wel. Toen-
ie nog op de Bank van Leening was. U weet
wel. hier op de
„O ja, dat weet ik best" (de man moest
eens weten, dat ik er nog altijd een horloge
heb staan). Maar wat kan hij toch bedoe
len? Ach natuurlijk, Vondel heeft nog op de
Bank van Leening gewerkt! Het lijkt me zeer
waarschijnlijk, dat al deze tegels Rembrand -
tiek zijn. Er zijn er bij van even 1500 (op
verscheidene staan jaartallen), en ook van
zeventienhonderdzooveel. Ik trek dus maar
een eerbiedig leeken-gezicht, en wacht op
verdere wijze woorden.
„Als li nou goed kijkt, dan staat zijn hand-
teekening op den achterkant van iedere tegel.
Hier bijvoorbeeld affijn, daar ken je niks
meer van zien, door de kalk. Maar het heit
er gestaan: „Rembrandt Adriaanszoon van
Rijn".
Ik visch een fragment on met het jaartal
1583 en vraag onnoozel: „dit is zeker uit zijn
vroegen tijd?"
„Ja", zegt de expert, „dat ken u zien aan
de streek van het penseel. Later werd het
hoe zal ik het zeggen vaster en zwieriger".
„En dit?" 1690 staat duidelijk op de tegel
die ik in de hoogte steek. „O dat? Ja ziet u,
ciat is er net toevallig een van Albert Dürer,
die leefde een beetje na Rembrandt. In Rot
terdam". En dan moffelt hij de tegel in mijn
hand. „Hier juf, die mag u hebben voor vijf
tien cent, omdat het geen echte Rembrandt
is".
Als ik met één Dürer en drie Rembrand ts
onder mijn arm weg trek. schalt zijn stem
door het mnrktrumoer: „Echte Rembrandts
tc koop, heel cn gebarsten door mekaar, uit
zoeken maar, twintig centen!"
L. S, i