Berlijnsche Kerstmis-Indrukken. LETTEREN EN KUNST HAARLEM'S DAGBLAD WOENSDAG 30 DECEMBER 1931 HET TOONEEL C. J. VAN CASTEREN 80 jaar. Op 31 December wordt de heer Gerrit Jan van Gasteren 80 jaar. Hoewel hij om ge zondheidsredenen sinds 1924 zich geheel uit het publieke leven heeft moeten terugtrek ken, heeft de naam van Gasteren in onze stad en daarbuiten nog altijd een uitste kenden klank en velen zullen dan ook op den oudejaarsdag zeer zeker van hun be langstelling voor den man, die èn als voor zitter van Cremer en als schouwburgdirec teur zooveel voor het tooneel heeft gedaan, doen blijken. En hoe zou dit anders kunnen? Is van Gasteren niet jaren lang een onzer meest populaire stadgenooten geweest? Ik herinner mij nog, dat een dame mij 'eens, nadat Van Gasteren door zijn ziekte getroffen was, zeide: „Het is net, of het onze schouwburg niet meer is, nu mijnheer Van Gasteren niet meer vóór dc voorstellin gen in de vestibule staat" en zoo hebben velen het zeker met haar als een groote leegte gevoeld, toen zij in die eerste dagen deze patriarchale figuur daar bij het be spreekbureau misten. Hij behoorde zoo ge- geheel en al bij onzen Schouwburg, eerst bij dien aan den Jansweg, later op het Wilsons- plein. „Met den heer Van Gasteren is iets van de gemocde'ijke gezelligheid van onzen ouden schouwburg in ons stadstheater overge gaan!" zoo ongeveer heeft wijlen Jhr. Sand- bertr, onze oud-burgemeester in zijn ope ningsrede in den stadsschouwburg gezegd en dat woord was gesproken naar ons aller hart Want de heer Van Gasteren was en is nog steeds de gemoedelijkheid zelve. Het is een van die eigenschappen, welke hem zijn groote populariteit heeft bezorgd en hem zoo bij uitstek geschikt maakte voor de niet gemakkelijke betrekking van schouw burgdirecteur. Hij had een zeldzamen slag om met het publiek zoowel als met de artis- 'ten om tc gaan en een ieder, die de toonecl- wereld van nabij kent, weet, dat vooral dat laatste niet zoo gemakkelijk is. „Een acteur is 'n mensch met 'n kr»-=s» m 'de staart!" placht Louis Bouwmeester dik wijls te zeggen, waarmee hij wilde aandui den, dat zij dikwijls bijzonder lastig en drif tig zijn. Van Gasteren echter was een di recteur. die door zijn prettige, joviale ge moedelijkheid den meest opgewonden, drlf- tigen tooneelspeler ontwapende. Hij zou, als dit ambt in onzen tijd nog bestaan had een voortreffelijk vredesrechter zijn geweest, als aangewezen om de vijandigste partijen tot elkaar te brengen. Wie wist op zoo vriendelijke wijze met het publiek om te springen als onze Van Gaste ren? Met zijn optimisme en zijn hartelijkheid kalmeerde hij den meest ontevreden en opge wonden schouwburgbezoeker en den zenuw- achtigsten rederijker. Hij behoefde maar zijn breede hand op jc schouder te leggen en met zijn sonoor stemgeluid te zeggen: „Maak u je maar niet ongerust, 't komt in orde hoorof Je gaf Je al gewonnen en was gerust gesteld. Het kwam wel niet altijd in orde maar hij ihad je met zijn gemoedelijkheid de kalmte weer teruggegeven of den vrede hersteld. „Wat jij met het publiek doet, dat lapt geen ander schouwburgdirecteur in Nederland hem!" heeft Orelio eens tot Van Gasteren ge zegd. toen hij door zijn gemoedelijkheid in een zeer penibele situatie redding had weten te brengen. Het gebeurde tijdens een voor stelling van De Hugenoten, toen de vrouwe lijke hoofdpersoon, mej. Lohof ?oo ziek werd, dat zij na de derde acte niet meer kon optreden. Allen van den dirigent Kwast, tot den jongsten korist toe waren zij hun hoofd kwijt, alleen onze Van Gasteren behield zijn kalmte. „Menschen, laten wij nou maar eerst pauze houden, dan kunnen wij altijd nog verder zien!" zei hij en daarmee had hij den toe stand al voor de helft gered. Daarna stelde Van Gasteren voor de vrouwelijk hoofdrol eenvoudig weg geheel en alte kappen, althans de zangpartij en een figurant in het costuum van mej. Lohof tc steken. Kwast, schrapte hcele bladzijden uit de partituur en Van Gasteren kondigde aan. dat „door ziekte van een der hoofdpersonen het werk met een paar kleine veranderingen verder zou vorden gegeven!" Men speelde door en haalde het einde, maar een ieder begrijpt wek hoe' Toen was het., dat Orelio aan het slot die gedenk waardige woorden sprak en Van Gasteren antwoordde: ..Och, je moet weten, hoe ;e met het publiek moet omgaan. Dat is de groote kun-.t voor een schouwburgdirecteur!" Die kunst, hij heeft haar in hooge mate be zeten en er zijn populariteit mee veroverd. Hoe groot die populariteit was, ik heb het dikwijls mogen liooren van avtlsten als Royaards, Bouwmeester, Chrispljn, Jan C. de Vos, Marie van Eijsdcn—Vink. mevrouw Bouwmeester, Van der Horst en vele anderen, en het is wel het best gebleken bij dc feest- voorstelllng op zijn 70sten verjaardag, aan welke voorstelling artisten als Marie van Eljsden—Vink, Alida Tartaud—Klein, Cor Ruys, Louis de Vries en vele andere mede werkten en waarop hij o.a. met zulk een groote hartelijkheid werd toegesproken door zijn vriend Louis Moor Hoe gaarne zouden wij, indien zijn gezond heidstoestand zulks had toegelaten, hem ook op zijn tachtigsten verjaardag nog eens in het openbaar hebben gehuldigd. En dan zou den zeker in de voorste rij de bestuursleden van Cremer hebben gestaan, de vereenlglng, waarvoor hij zoo veel ls geweest. In mijn ar tikel. dat ik aan het vijftigjarig bestaan van Cremer heb gewijd, mocht ik uitvoerig in het l'cht. stellen het vele. dat de heer G. J. van f; voor zijn vereeniging. die hij zoo i n waarvan hij bijna gedurende een halve eeuw de voorzitter was, hoeft gedaan. Van Gasteren behoorde met Lieuwe Jansen tot de oude garde en hij was als Jansen van een helaas hoe langer hoe zeldzamer wor dende bescheidenheid. Was het niet van Gas teren, die eens tot mij zeide: „De meeste rederijkers denken, dat het een eer voor het publiek is, als het naar hen komt kijken, maar het is juist andersom. De rederijkers moeten blij zijn, als het publiek zoo vriende lijk is hun voorstellingen te komen bezoeken, want zooveel bijzonders is het waarachtig niet, wat wij, liefhebbers, die menschen te zien geven!" Dat zei de rederijker, die meer dan één ander voor den roem van Cremer had gedaan. Het was om die bescheidenheid ook, dat hij zoo vele vrienden had. waaronder mannen als J. H. Rössing, Justus van Maurik, Théophile de Bock en Louis Moor. Op Donderdag, 31 December zullen onge twijfeld vele Haarlemmers den gemoedelijken, vriendelijken en bescheiden Van Gasteren, die zijn feestdag viert ten huize van zijn dochter en schoonzoon de heer en me vrouw Chabot te Heemstede gedenken. J. B. SCHUIL. KANTTEEKENINCEN bij ontvangen boeken. Hendrik Willem van Loon's Rembrandt van Rijn ligt als een turf op tafel vóór ons, doch, nu we die doorgewerkt hebben, allerminst zwaar op de maag. Integendeel: de schrijver verdient groote bewondering om een zoo le vendig cultuur-historisch beeld van de bin nenste decennia der zeventiende eeuw te heb ben geschetst, en dat met een speelsche ge makkelijkheid die verrast en amuseert. De bij kant studentikooze vrijpostigheid waarmee hij met zijn stof omspringt, verjaagt alle dor heid en starheid aan de meeste dier cultuur beelden eigen, en belet niet, te zien hoe hij die stof tot in de pluisjes belieerscht, als het op streng wetenschappelijke verantwoording aan mocht komen. Maar hij laat zich het ge. nocgen niet ontnemen zijn fantasie door er kende feiten heen te jagen en die historische feiten aldus te romantiseeren, noch ver smaadt hij het zijn artistieke intuïtie door toevoeging van geijkt materiaal tot histori sche mogelijkheid te versterken. Zoo alleen kon een genoegeüjk boek als dit ontstaan, vol kleur, leven en beweging, en prachtig volge houden fictie van een dagboek uit Rem brandt; dagen, waarvan de schrijver echter zijn tijd een paar eeuwen vooruit lijkt. Hendrik Willem van Loon. Nederlander, historicus, letterkundige en publicist neeft in Amerika Nederlandsche litteratuur en ge schiedenis gedoceerd en zijn boek over Rem brandt dan ook persoonlijk in het Engelsch gepubliceerd. Het fraaie kwarto-boekdeel dat thans voor ons ligt en dat door de Leid- sche firma Sijthoff royaal werd uitgegeven, bevat in zijn bijna acht honderd bladzijden de Nederlandsche vertaling (door W. A. Kra mers), van een boek, door een landgenoot voor Amerikanen geschreven en door dezen met warmte onthaald. Rembrandt's naam werkt aan de overzijde van den plas nog al tijd als een schalmei bij den aanvang van het litterair tournool. Waar Holland favoriet is, loopt men op dien klank tc hoop en dankt den schrijver me evenzoovele dollars als wij stuivers te spandeeren hebben. En met zijn persoonlijk succes bewijst Van Loon nog bo vendien zijn vaderland een dienst. Want hij friseht de herinnering op aan tijden waarin dat land in alles vooraan ging. En zelfs waar hij over menschen en dingen uit dien tijd ironiseert, gebeurt dat met de welwillend heid die hij tegenover dat land niet verber gen kan. Een zekere doktor Johannis van Loon. wordt geacht voorouder van onzen auteur en de schrijver van diens boek te zijn. Hij begint zijn herinneringen neer te schrijven een paar dagen na Rembrandt's begrafenis in de Westerkerk. Hij heeft als vriend van den huize veel van diens lief en leed gedeeld, immers al sinds Saskia's ziekte en sterfbed is hij Van Rijn's huisdokter gebleven en zijn vriend geworden. Maar deze doktor Joannis is een veelzijdig man. hij gaat met de groot ste geesten van de Republiek op voet van vriendschap om. wordt met politiek-commer- cieele zendingen naar de West belast, is de eerste geneesheer, die pijn-verdcovende mid delen bij operaties toepast, wordt door Jan de Witt met de reorganlsaiet van den genees kundigen dienst op de vloot belast, en doet nog een menigte andere dingen meer, die hem met het sociale leven van de zeven tiende eeuw in contact brengen. Zoo voert hij op hoe ongedwongen wijze Spinoza, Dr. Tulp. Menasse ben Ephraïm, Andries Bicker, Huygens, Jan de Witt, als sprekende figuren ten tooneele en geeft levendige be schrijvingen van gebeurtenissen die Amster dam bezig hielden. Niet altijd komt Rem brandt aan het spel te pas. Zelfs verdwi.mt deze gedurende geheele perioden uit Van Loon's dagboekbladen maar toch keert -Tij telkens weer terug en maken wij al zijne be slommeringen mee. de zorgen om Hendrikje zoo goed als de zonderlinge lotgevallen van den Claudius Clvilis. Van Loon vertelt dat alles zoo smeuig en genoegeüjk dat we bij al die conferenties en ontmoetingen wanen aanwezig te zijn. Zoo heeft dit beek onwille keurig iets van „De Klop op de Deur" voor de 17e eeuw verkregen. Een „van dag tot dag" in het geestelijk leven van een veertig jaar onzer historie, met Rembrandt van Rijn als telkens terugkeerend bindsel in de vaak uit een loonende materie. Een paar dozijn repro ducties naar etsen en tcekeningen van Ram- brandt zijn door het boek gestrooid en hou den de aandacht levendig voor de figuur die het boek zijn naam ontleende, zonder verder met den tekst in opzettelijk verband te staan. Ik ben er van overtuigd dat ik stijl en op zet van dit aardige boek, dat ik veel Hol- landsche lezers toewensch. niet eenvoudiger en beter kan typeeren dan deor een paar wil lekeurige hoofdstuk-titels voor U af te schrij ven: Hoofdstuk I. Hoe ik mij toevallig her inner. dat het regende op een zekeren dag van November in het Jaar 1641 Mijn eerste ontmoeting met Saskia die ik ernstig ziek aantrof 4. Hoe wij ons vermaakten toen de wereld eenvoudiger was dan thans. 9 Rem brandt schildert een zeer groot doek, waar door hij verwacht beroemd te worden 10. Als gevolg van dit schilderij wordt Rembrandt de scot van Amsterdam 13 Saskia gaat rus'ig den slaap der eeuwieheiri in 14. Sa kla wordt begraven en Remb"anri: gait weer aan het werk 15. Rembrandt brengt mij onverwacht een bezoek en leent vijftig INGEZONDEN MEDKDEELINGEN. a 60 Cts. per regeL NATUURLIJK BRONWATER. Alt dagclijktchc tafcldrank onmisbaar. gulden. 39. Ik bespreek de politiek met den heer Stuyvesant, die er een raren kijk op heeft. 40. Tk krijg slecht nieuws uit Amstcr dam en besluit naar huis te gaan. 42. Dc Prins wordt gedwongen zijn onzalige plannen op te geven en voor het eerst sedert vele ja ren kan ik weer in mijn eigen keuken eieren bakken. 54. Ik ga wederom op zoek naar kruiden, die de pijn kunnen stillen van nen, die een chirurgische operatie moeten onder gaan. 55. Ik sticht een nieuw soort hospi taal. 56. De dominéés bemoeien 2ich met Rembrandt's zaken. 57. Hendvickje krijgt een kind en de Amsterdamsche dommees zeggen hun meening over mijn onderzoekin gen op het gebied der pijnlooze chirurgie. 61. Mijn zoon begint de opvoeding van zijn vader. 62. Wij bouwen een nieuw stadhuis en Rembrar.dt schildert er bijna een doek voor. 64. Het huls in de Jodenbreestraat staat leeg. 66. Rembrandt begint oud te worden. 67. Hendrickje gaat in zaken. 68. Hendrickje en Titus worden compagnons, maar hebben niet veel succes. 75. Een ver geten man blijft in eenzaamheid schilderen. 76. Rembrandt heeft nog slechs één leer ling. 77. Voor het eerst van mijn leven ontmoet ik een echten staatsman. 73. Rembrandt blijft steeds aan het schilderen. Ik lees met hem een laatste hoofdstuk in Genesis. Den smaak van het boek heb ik u hiermee gegeven. En hopelijk tot verder proeven op gewekt. J. H. DE BOIS. HET TOONEEL „ALBERDINCK THiJM.' MUCIUS SCEVOLA. Mucius Scevolazoo op het eerste ge zicht doet de titel aan een klassiek treurspel denken. Maar al heel spoedig bleek het, dat Gerard Nielen ons onder dezen nieuwen naam de oude Sabijnsche Maagdenroof in heeren- kleedij voorzette. Nielen heeft iets van den beroemden Emmanuel Striese; hij weet met alles bij zijn bewerkingen raad. Striese ver anderde de slavin Tulia in een slaaf Tulius; Nielen maakt van de professorsvrouw een oud zeekapitein, van een bakvisch een jon gen student en van de dienstmaagd een knecht en met deze nieuwe „bemanning" vaart hij welgemoed de haven uit. Dat de situaties dan wel eens danig verdrongen worden zooals aan het slot van I, wanneer de oud zeekapitein woedend wordt als hij het portret van een dame op den schrijflessenaar van den professor ziet staan spreekt wel vanzelf, rrjaar er blijft toch nog zoo veel lach.'»tof over, ooi: bij een zoo gewelddadlgen aanslag op al het vrouwelijk personeel uit Schöntan's stuk, dat de Sabijnsche Maag denroof ook als Mucius Scevola nog tqt een daverend lachsucces wordt. Dit is wel in de eerste plaats te danken ean Emmanuel Striese en professor Gollwltz, die onveranderd in dat mannenstuk konden overstappen. Striese is een komische rol van groot formaat en wij hebben er kostelijke herinneringen aan door Jan Musch, Hubert la Roche en niet te vergeten Frits Bouw meester, die van dezen Schmlere-directeur iets prachtigs maakte. De rol vereischt eigen lijk meer fantasie en uitbundigheid dan een dilettant als Nielen kan geven, maar de leider van Alberdingk Thijm gaf als deze theater directeur toch wel iets aardigs cn grappigs te zien. in I was hij nog niet geheel zeker en bleef alles ook door niet voldoende rol- kennis wat weifelend, maar hij groeide langzamerhand in zijn rol en de beroemde tirade op het prultheater die Nielen voor het succes had herhaald kwam er in II vrij wat beter uit dan in I. De heer Elferink werd ook hoe langer hoe beter. Hij probeerde niet van professor Coll- witz welk een mooie rol was dit inder tijd van Royaards een verstrooide geleerde te maken cn verzuimde daardoor den meest dankbaren kant van deze rol te Laten zien. Elferink speelde hem echter bescheiden zon der opdringerigheid en was vooral goed in zijn zenuwachtigheid in III. Dat was wer kelijk goed, komisch spel. De anderen bleven bij deze twee hoofd- !>crsonen een stuk ten achter. Als geheel stond deze opvoering beneden de twee voor stellingen welke door Herman Moerkerk ge leid zijn. De rolkennis liet gisteren nog al veel te wenschen over waardoor het tempo nu en dan voor een blijspel al te langzaam werd en ook kregen wij misschien was dit de schuld van den bewerker al te veel her halingen in den tekst. Jacob Henneman speelde als de oud-zeekapitein wel in de rich ting van een ouden brombeer, maar er was toch te weinig kleur in zijn spel. Het bleef aldoor te veel gelijk. En dit geldt- eigenlijk ook van Wilhelm Neumeister en Grosz, welke laatste heer wel het meest schuld had aan het te sleepende tempo. De jongelui had ik ook gaarne wat losser in hun bewegingen en natuurlijker gezien. De heer Piet- Reiber maakte wel iets aardigs van Frans den be diende en Jan Icas van Dijk toonde weer als Meiszner, wat een goed speler uit een klein rolletje vermag te halen. Al kon ik persoonlijk niet enthousiast zijn over de opvoering als geheel, het publiek heeft haar zeer gewaardeerd en er is dikwijls onbedaarlijk gelachen vooral om de twee hoofdpersonen. Striese en Gollwltz. Het be kende oude paardje van Schönton deed het hem ook in dit wel wat vreemd zittend tuig weer uitstekend. Mucius Scevola werd dan ook een groot lach succes. En daarom was het Nielen en dc R.K. Rederijkerskamer Alberdingk Thijm tenslotte te doen. zoodat men alle reden heeft tevreden te zijn. J. B. SCHUIL. UITGAAN. „De drie knappe jongens". Zondag 3 Januari komen de bekende kluchtspelers van den Hollandschen schouw burg te Amsterdam in de Gem. Concertzaal een onvoering geven van de dolle klucht in 3bedrUven van Homo: „De drie knappe ion- eens" waarin ontreden de komiek Jan NooU en verder o m. Willy Tasen. Jo Ticher, Engc- man, Rika Blazer, en Mimi Bosch. Alles is zeer goedkoop. Maar.... wie heeft er geld voor? Late wintermiddag. Boven de Gedachtnis Kirche is de lucht zacht rood, dan licht blauw-groen en daarvoor het silhouet van de kerk met haar vele torens als het slot van de betooverde prins uit het sprookje. Op straat ligt nog wat vuile sneeuw. Het verkeer is druk: auto's, autobussen, trams, duizenden menschen. Gewapende po litieagenten met dikke touwen tusschen hen in vormen zoo ketens om het gedrang op de kruispunten in goede banen te leiden. Hoek KurfürstendammTanentzienstrasse. Hoog boven de huizen flitsen enorme licht reclames hun roode en gele letters de lucht in. Daaronder vlolet-blauwe en groene neon- buizen daaronder de groote booglampen daaronder ik. hoewel ik verloren raak in groote kuddes onbekende menschen. Ik tracht me op te vrooüjken met het idee dat ik Kerstinkoopen doe, maar het wil niet erg lukken. Bij andere menschen ook niet. „Vrede en vreugde in allen", wat toch bij Kerstmis hoort, ontbreekt. Want er zijn menschen die koopen en er zijn er die niet koopen. Zij overheerschen hier. Die niet koopen bedelen of trachten kleine, onmogelijke dingen te verkoopen waar niemand wat aan heeft. De vrouw met een kind op haar arm staat voor een winkel waar een glazen kandelaar van 140 Mark je overhandigd wordt of ze zoo goed zijn je dit spotkoopje te willen geven. De vrouw ziet er veel erger uit als Asta Nielsen in welke Dirnen-tragödie ook en ze sust het kind dat ingerold is in lappen en vodden. Alleen een klein rood knopneusje in een oud armenhuis-gezichtje valt op. 't Kind is minstens 2 jaar en veel te zwaar voor de vrouw, die tc moe is, haar hand op te houden. Daarnaast zit de blinde met z'n hond in de sneeuw. Hij zit zonder jas. Maar de hond, zijn trouwste makker, ligt op een paar plan ken en heeft een dekje om. Hij kijkt me aan en z'n hondenoogen zeggen: „Geef wat aan m'n baas, hij is goed voor me, zie je dat niet? Je hebt bont op je jas en hij lijdt- zoo'n kou, geef hem watDaarnaast een man die van een sigarenkistje cn wat hout een viool heeft gemaakt. Zijn blauwe handen kunnen den strijkstok bijna niet. meer vasthouden. „Stille nacht, heilige nacht" gaat in 't ver- keersrumoer verloren. Daarnaast een jonge vent. Hij wil niet bedelen. Hij is alleen on dervoed en heeft geen dak meer boven z'n hoofd. Hij tracht kwiek te kijken uit z'n vale hongerlijdersgezicht. „Ich nehme jede Arbeit" staat op een groot schild op z'n borst. Daarnaast een mar. van een jaar of veertig. Op bloote voeten. Hij maakt me kriegel om dat ik aan alle paren schoenen moet denken die bij ons thuis in de kast staan. Er moeten toch genoeg menschen zijn die hem wat geven, hij bederft het voor de anderen met zijn overdreven bloote voeten. Maar hoe koud moet dat zijn Daarnaast een oorlogsinvalide. Daar naast en daarnaast en daarnaast Ze staan voor de winkels, mannetje naast mannetje. Ze beletten me te kijken, ze vra gen de aandacht waarmee ik juist een poe derdoosje wou bestudeeren. „Ik weet zeker dat U veters noodlg heeft natuurlijk heeft U veters noodig ieder mensch heeft toch wel eens één keer in z'n leven veters noodig, bruine en zwarte, koop ze dan nu, bitte och bitte". Veters in plaats van een poederdoos. Maar ik draag pumps. Een voortdurend koor van armoede. Ze taxeeren me. Ik'voel hun oogen: Ze heeft schoenen aan, zelfs zijden kousen, en een jas, wat voor een Jas! Warm moet die zijn. Ze loopt mot- pakjes. Het geld dat één van die pakjes kostte zou genoeg zijn voor eten voor m'n vrouw cn het kind. En aan den anderen kant van het trottoir staan de menschen die nog vechten, die zich heesch schreeuwen met zijden dassen, met kinderautotjes die toeteren, met een stukje rubber dat als ccn kip boven alles uïtkakelt, met doozen slechte chocolade. Met de moed der wanhoop- Want 't is bijna Kerstmis, de menschen moéten koopen als ze nu niet koopen staan we straks aan den overkant van de straat en hebben weken lang „ich nehme jede Arbeit" om en daarna zal ook dat te veel- elschend blijken. Vandaag is het „Goldene" Zondag. De vorige week was het „Silberne" Zondag. Op de Zondagen voor Kerstmis zijn alle winkels 's middags open. Iedereen moet verdienen. Druk moeten ze het hebben, er moet meer geld in omloop komen. Noodverordening. Veel koopen, veel pakjes sturen. Belachelijk goed koop is alles, maar wie heeft er geld voor? De lucht is nu niet rood meer, alleen nog heel donker blauw boven de kerk. Ik weet niet wat ik koopen wil en tracht me in een bus te wringen. Electrisch verlichte Kerstboomen staan overal buiten als wachters: „denk er aan vrooüjk Kerstfeest te vieren!" Iedereen doet zijn best. Ik ook. Want ik was één van de 2 millioen menschen die door treinen, trams en bussen naar de stad werden ver voerd. Dat bleek vanmorgen uit het dagelijksche statistiek je in de krant. C. G.—v. d. W. PERSONALIA. Met ingang van 1 Januari a s is de heer E. J. Bosnia, alhier, benoemd tot onderwijzer aan een school voor bijzonder onderwijs te 's-Hertogenbosch. HET PETITIONNEMENT VAN DEN WERELDBOND DER KERKEN. Bovengenoemd petitionnement werd door een kerkcraadscmmissie toegezonden aan alle Herv. gezinnen, voor zoover bekend, met aan gehechte strook voor handteekeningen. Maandag werden deze' ingezameld, pl.m 5500 handteeeningen bleken ingekomen te zijn, wat zeker reeds een belangrijk resul taat mag he eten. Het hoofdbestuur heeft den termijn van teekening verlengd tot 20 Januari. Voor Haarlem hebben allen, die dit tot nog toe verzuimden, gelegenheid tot 15 Januari. In zending aan de adressen in de circulaire ge noemd. Bovendien bestaat voor alle belangstellen den gelegenheid tot teekenen in het Wijkge- bouw Ged. O. Gracht 79. 215 Januari steeds 's avonds 39 uur. Op denzeifden tijd zijn aldaar ook formulieren met het petitionne ment verkrijgbaar, als ook lijsten voor hand teekeningen. EXAMENS HEILGYMNASTIEK EN- MASSAGE. Dinsdag 29 December 1931. Geëxamineerd 13 candidaten, geslaagd 9. Mej. Zr. E. Preyde. Haarlem, mej. A. C. de Vries. Bloemendaal. mej. G. Vierdag, Amersfoort, J. G. Stikvoort-, Utrecht, mej. L. Kirchberg, Utrecht, mej. G. Tonnon, Den Haag, mej. R. v. Karnebeek, Bussum, mevr. P. v. Steeden-v. Houweningen Den Haag, mej. A. M. de Korver, Maastricht. NEDERLANDSCH CONSERVATORIUM. Met ingang van 1 Januari 1932 zijn aan bovengenoemd conservatorium te Rijswijk tot leeraressen benoemd: mevr. J. Maathuys de Groot (piano) en mej. Mary Knoop uit Heemstede (solozang). DUBBEL GEMENGD KWARTET. Hier ter stede is opgericht een dubbel ge mengd kwartet onder den naam ..J. S. Bach". Tot directeur is benoemd de heer A. Bak. UITDEELING VAN CHOCOLADEMELK. De melkinrichting „De Sierkan" heeft we der 200 a 250 liter chocolademelk beschik baar gesteld, om gratis te worden uitge deeld. Dit zal plaats hebben aan het gebouw van het Leger des Heils, Spaarr.e 92. heden. Woensdagmiddag, na 5 uur. Wie het eerst komt, wordt natuurlijk het eerst bediend, zoodat- het wel geraden is op tijd te zvin. daar de voorraad spoedig is uitgeput. Men wordt verzocht een pan of kleine emmer mede te brengen. INMENGING IN DE CORRESPONDENTIE VAN ANDEREN. Het lid der Tweede Kamer, de heer Van Braambeek heeft den minister van Binnen- landsche Zaken vragen gesteld over het ver zoek van den burgemeester van Hasselt, waar van wij onlangs melding hebben gemaakt, aan den directeur-generaal der P. T. T., om hem in te lichten over correspondentie, ge richt tot twee met name genoemde personen in zijn gemeente, die hij van communistische propaganda verdenkt. De heer Van Braambeek vraagt of aan het verzoek voldaan is, of dit optreden toelaat baar is en zoo neen, of de minister dan maat regelen wil nemen dat ook de burgemeester van Hasselt voor het vervolg geen pogingen meer zal doen om langs zijwegen over cor respondenties ingelicht te worden, die niet voor hem bestemd zijn. LANGS DE STRAAT. W aterlooplein. Het. is er een lawaai van je welste. Onge veer alles is er tc krijgen. Via groenten cn fruit beland ik on hot ter rein van dc minder vergankelijke koopwaar. Er zijn daar dingen le koop. waarvan je je niet kunt voorstellen rial er gegadigden voor kunnen bestaan. Bi] de afdeeling oud-roest, bijvoorbeeld, vind ik ongeveer dertig oud model telefoontoestellen, compleet met nl.m. 1 meter snoer (Of valt dit onder de afdee ling instrumenten?" Dan is er een étalage, uitsluitend gewijd aan kapotte vaste-waschtafel-bakken. Hoe dat ooit verkocht wordt, is me een raadsel. Toch moet er verdienste in zitten, anders zou de koopman zich er wel niet in gespe cialiseerd hebben. Bij de afdeeling antiquiteiten een zekere Indeeling van de markt valt- werkelijk wel te bespeuren maak ik halt. Daar mijn jas kaal en mijn heelc voorkomen insolvent is, blijven dc diverse handelaren rustig bij eikaar zitten en maken geen aanstalten zich met hun aanprijzingen op me te werpen. Aan die juffrouw valt toch niets te verdienen, is het algemeen oordeel. Voor mij wél zoo rus tig! Mijn oog valt op een groote bak vol oude tegeltjes. Nu heb ik daar een zwak voor. En het kwart gedeelte dat niet gebarsten of ge broken is, ls werkelijk heel mooi. Dus roep ik t-usschen de marktherrie door: ..vollek!" en direct maakt een van de antiquairs zich van de groep los en nadert. De juffrouw schijnt toch geen passant te zijn, je weet nooit of er wat te verdienen valt. „Hoeveel zijn die tegels?" vraag ik. „Door mekaar twintig cent, je ken d'r de onbescha digde uitzoeken". Dat is werkelijk een koopje. Ik zoek ijverig en haal de heele, bak zoowat om. „Zie u dame. die benne allemaal door Rem brandt geschilderd. In zijn jonge jaren maak te hij die tegels, dat weet u zeker wel. Toen- ie nog op de Bank van Leening was. U weet wel. hier op de „O ja, dat weet ik best" (de man moest eens weten, dat ik er nog altijd een horloge heb staan). Maar wat kan hij toch bedoe len? Ach natuurlijk, Vondel heeft nog op de Bank van Leening gewerkt! Het lijkt me zeer waarschijnlijk, dat al deze tegels Rembrand - tiek zijn. Er zijn er bij van even 1500 (op verscheidene staan jaartallen), en ook van zeventienhonderdzooveel. Ik trek dus maar een eerbiedig leeken-gezicht, en wacht op verdere wijze woorden. „Als li nou goed kijkt, dan staat zijn hand- teekening op den achterkant van iedere tegel. Hier bijvoorbeeld affijn, daar ken je niks meer van zien, door de kalk. Maar het heit er gestaan: „Rembrandt Adriaanszoon van Rijn". Ik visch een fragment on met het jaartal 1583 en vraag onnoozel: „dit is zeker uit zijn vroegen tijd?" „Ja", zegt de expert, „dat ken u zien aan de streek van het penseel. Later werd het hoe zal ik het zeggen vaster en zwieriger". „En dit?" 1690 staat duidelijk op de tegel die ik in de hoogte steek. „O dat? Ja ziet u, ciat is er net toevallig een van Albert Dürer, die leefde een beetje na Rembrandt. In Rot terdam". En dan moffelt hij de tegel in mijn hand. „Hier juf, die mag u hebben voor vijf tien cent, omdat het geen echte Rembrandt is". Als ik met één Dürer en drie Rembrand ts onder mijn arm weg trek. schalt zijn stem door het mnrktrumoer: „Echte Rembrandts tc koop, heel cn gebarsten door mekaar, uit zoeken maar, twintig centen!" L. S, i

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 10