Canadeesche brieven.
DE AMBACHTEN IN DEN LOOP DER EEUWEN. Een Russische maaltijd.
Het vooruitzicht op Engelsche Bescherming.
Een reeks interessante vergelijkingen tasschen verleden en heden
xdl
De bleeher.
Ook in vroeger eeuwen vormden de blecke-
rijen ee"n van do belangrijkste takken van
nijverheid in onze omgeving.
Van de bleekerijen gewagend dichtte Amp-
zing:
„Aen dezer duynen kant zijn schoone groene
weyden,
Waer heen de duynen van hun klaren regen
leyden,
Die uit haer ad'ren springt als een fonteyne
doet,
En met een zoet gedruys uyt hunne borsten
vloed.
Hier maekt men 't lywaet wit, hier bleykt
men 't groene garen.
En maakt de webben toe alsof zij sneeuwit
waren.
Gy! ziet toch hieromtrent zo menig knecht
en meyt
In 't werk hier bezig zijn in veel verschey-
denheyd;
Hier loogt men 't linnen waet, daer wordt
het weer gestreken
Begraven in de melk de graenheyd uyt te
weken.
Deez wasschen in de tob voordoen zijn blau
wen huyd.
En wrijven met de vuyst zulk overblijfsel uyt;
Die spoelen 't weder op, en gaan 't te velde
brengen,
En maken *t pennenvast, en staan het te
besprengen
Met zilveren regens dour, tot dat het wit en
zacht
Wordt van de bleyk gedaen en weer na stad
gebragt.
Hoe de bleyker vroeger het te Weeleen goed
..met water besprenkelde
Uit het vers van Ampzing blijkt al duide
lijk, dat vroeger de taak van een bleeker heel
anders was dan tegenwoordig. Nu neemt de
bleeker alleen de taak van de huisvrouw over
wat betreft het wasschen van het lijf- en
tafelgoed. Vroeger was zijn taak ook nog om
het geweven goed, dat oorspronkelijk een gele
kleur had, te wasschen en wit te bleeken.
Daartoe werd de hulp van de zon ingeroepen.
Tegenwoordig ge'schiedt dit bleeken langs
kunstmatigen weg. Enkele huismoeders die
buiten wonen cn zich nog in het zeldzame
voorrecht van een bleekveld verheugen, leg
gen het gewasschen witte goed nog wel in de
zon te bleeken. maar in de stad moet men
bleekpoeder (chloor) te hulp roepen, ook al
zal niet ontkend kunnen worden, dat 't goed
op het bleekveld minder te lijden heeft en
bovendien aangenamer ruikt. Ook de groote
wasscherijen hebben in den loop der jaren
het natuurbleeken opgegeven, meestal nood
gedwongen door de moeilijkheid om goede
bleekvelden te krijgen en het feit, dat de
ouderwetsche manier duurder van werkloon
is. Bovendien heeft de scheikundige den blee
ker zooveel geholpen, dat hij met de zon kari
concurreeren
Luiken etste de bleeker terwijl hij bezig was
om het goed op het bleekveld met water te
besprenkelen. Dit moest geregeld gedaan
worden om het bleeken te bevorderen.
Als tegenstelling geven wij een teekening
die een hoekje in beeld brengt, van een mo
derne wasscherij. De bleeker heeft niet alleen
geprofiteerd van de vindingen van den schei
kundige, maar ook van de invoering van ma
chines. Het gaat bijna automatisch. Het goed
gaat. om het zoo to zeggen, vuil in de machi
nes en komt er schoon uit!
In 1581 waren aan de Zuidzijde van den
Zijlweg, langs de Rampe- en de Houtvaart,
reeds 6 bleekerijen gevestigd. Die bleekerijen
gebruikten het water van de vaarten, wat
tengevolge had, dat het zoo verontreinigd
werd, dat de brouwers, die het water uit de
stadsvaarten en het Spaarne gebruikten voor
hun bier, gingen klagen.
In dien tijd bloeid het brouwersbedrijf te
Haarlem. Geen wonder dus, dat de stadsre-
geering op middelen zon, om aan de ge
gronde klachten van de brouwers tegemoet
te komen. Er werd een keur uitgevaardigd
waarin bepaald werd, dat de bleekerijen niet
meer mochten uitloozen op de Rampe- of
Buyckebiersvacrten, zelfs mochten zij er geen
goed meer in spoelen. Zelfs ging men zoo ver,
dat, in samenwerking met den Heer van Bre
der ode, bepaald werd, dat tusschen Haarlem
en 's-Gravenhage geen nieuwe bleekerijen
meer opgericht mochten worden. De bleeke
rijen die reeds onder Berkenrode en aan de
Houtvaart gevestigd waren, moesten maaT
opbreken of het vuile water in kuilen verza
melen.
Protesten van de bleekers hielpen niet veel.
De brouwers hadden meer invloed op het
stadsbestuur.
Na 1584 mochten alleen bleekerijen opge
richt worden ten Noorden van den Zijlweg,
omdat de vaarten die daar gevonden werden,
niet met de stadsvaarten in verbinding ston
den.
In 1762 waren van de 807 inwoners van
Bloemendaal en Aelbrechtsberg 407 „knechts
en meiden" die op bleekerijen dienden. Zij
kwamen in het voorjaar uit Brabant en Over-
ijsel en vertrokken in het najaar weer naar
huis. De bleekerijen waren hier zoo beroemd,
dat meestal het garen dat in Engeland ver
vaardigd werd naar Haarlem gezonden werd
om hier te worden gebleekt.
Het is opmerkelijk dat hoewel in de 15e,
16e, 17e en 18e eeuw alle ambachten in gilden
vereenigd waren, dat de Haarlemsche blee
kers het nooit tot zoo'n gilde hebben kunnen
brengen. Er zijn wel eenige pogingen daartoe
gedaan, maar die bleven zonder succes.
C. J. VAN T.
Een kijkje in een moderne wasscherij.
De Haarlemsche historieschrijver Allan
vertelt, dat in 1577 een Brabander. Lambrecht
van Dale, bleeker te Goch in het land van
Kleef, naar Haarlem kwam om daar een blee-
kerij op te richten aan het einde van de
Rampevaart (Brouwersvaart), waar een af
gezand terrein was. Hij deed dit onder goed
keuring van den Heer van Brederode. onder
wiens jurisdictie het bedoelde land gelegen
was, en met den steun van de Haarlemsche
stadsregeerlng, die het wenschelijk vond deze
nieuwe tak van nijverheid te steunen. Het
schijnt, dat die ondersteuning in het geheim
heeft, plaats gehad, wellicht, omdat de stads-
regeering toen reeds inzag, dat er bezwaren
souden komen van de brouwers.
EUROPA'S LANGSTE BRUG.
Als Schotten willen bluffen, dan is een
•hunner snoeverijen, dat zij de langste brug
van Europa bezitten. Het is de beroemde Tay
Bridge, gebouwd om het vroegere bouwwerk
te vervangen, dat ah elkaar gestort is en de
grootste ramp in de Britsdhe spoorwegge
schiedenis veroorzaakt heeft.
Doch de Tay Brug zal nog slechts enkele
jaren haar bevoorrechte positie van de lang
ste brug te zijn behouden. De Deensche re
geering wil namelijk een nieuwe brug over de
Storstroem Straits bouwen, die precies 20
meter langer zal zijn, n.l. 3.270 M. tegen de
3.250 Meter van de Tay Brug.
De Storstroem Brug, die 2 millioen pond zal
kosten, zal slechts enkel-spoor hebben. Maar
er naast zal een 18 voet breede verkeersweg
komen.
De brug zal vermoedelijk in 1939 en 1940
klaar zijn.
SPINNEN EN PADDEN HOUDEN
VAN MUZIEK.
Proeven, in den Londenschen Dierentuin en
elders genomen, hebben getoond, dat groote
dieren ontvankelijk zijn voor den invloed van
muziek, dat zij sommige instrumenten en
melodieën waardeeren en een hekel aan
andere hebben. Nu schijnt het, dat ook paa-
den en zelfs bepaalde insecten een sterk ont
wikkeld muzikaal gevoel kunnen hebben.
Van een geval is juist melding gemaakt,
waarbij een groote, zwarte spin, zoodra uit
een luidspreker klassieke muziek kwam, uit
zijn schuilplaats te voorschijn kroop, een
plaatsje zocht in de buurt en zijn draden
weefde onder muziek-begeleiding. Als de
muziek ophield, ging zij weg. En wanneer jazz
werd uitgezonden in de plaats van klassieke
muziek, dan werd de terugtocht een over
haaste vlucht.
Ook padden hebben blijk gegeven van mu
zikaal gevoel. Eens, toen een guitaar bespeeld
werd in een kamer, uitkomende op een tuin
in Surrey (Engeland), verzamelden zich niet
minder dan 9 padden op een kleedje in de
kamer en luisterden naar de muziek met
groote oplettendheid.
Ana en Serge hadden me te eten gevraagd.
En ik moet eerlijk bekennen, dat ik er wei
nig voor voelde, gezien mijn Hoüandsche
voorkeur voor „gewone kostjes. Alles wat
raar en buitenlandsch is. kan ik niet eten.
En zoo heb ik die eet partij ook zoolang mo
gelijk verschoven.
Maar eindelijk moest het dan wel. Na een
verblijf van eenige weken in Parijs had ik
me gewend aan de Fransche keuken en vond
dat ik nu voor de Russische ook niet bar. g
meer hoefde te zijn. Dus spraken we af voor
Dinsdag.
De Hindoe-chauffeur haalde me af met do
auto, en zei dat we nog even wat inkoopen
moesten doen en meteen een Russischen
priester, die vaak bij hen at, zouden ophalen.
Nu. we deden inkoopen. in die gezellige klei
ne groentewinkeltjes zooals je ze alleen in
Parijs vindt. De priester zat achterin. Hij Ls
zeer indrukwekkend, draagt, een zwart zijden
soort japon en een sluier. Daarbij heeft hij
lange bruine krullen. Het is dan ook ver
klaarbaar. dat de bediende uit den groente
winkel, die de inkoopen voor ons achterin de
wagen kwam leggen, tegen den priester zei:
„bonjour Madame". Gelukkig lachte die er
hartelijk om, en vertelde me dat het hem wel
meer overkomen was.
Toen arriveerden we bij Ana en Serge. Die
hebben een Spaansche dienstbode, en boven-
genoemden Hindoeschen chauffeur. Daar
door zijn er soms on-Russische invloeden in
hun maaltijden merkbaar, maar Ana verze
kerde me, dat ik écht Russisch eten zou krij
gen. en allemaal dingen waar niet-Russen
gewoonlijk erg van hielden.
Bij wijze van apéritif dronken we wodka,
waarbij we gestremde melk aten met even
ODgebakken paddestoelen. Ik bracht het er
af, maar kon niet vinden dat het een kostje
was voor een Hollandsche maag.
En toen begon de eigenlijke maaltijd. We
kregen kleine dikke pannekoekjes bij twee te
gelijk op ons bord. Daarbij gesmolten boter,
haring met uien, caviaar. een paar sardines
enzure room. Het geheel opgeluisterd
door wijn.
Nu, voor het geval dat iemand het eens
probeeren wilhet heet .Hlini" en is een
v as ten-eten. Inderdaad heb ik twee dagen
daarna moeten vasten om mijn maag weer
op streek te krijgen.
Ana, Serge en de priester aten gemiddeld
zestien van die koekjes per persoon. Ik
bracht het er tot drie. Die dingen zijn akelig
vet. en zwaar.
Voor mij speciaal had Ana wat „Koteletki"
laten maken. Dat schijnt een kinderkostje te
zijn. Arme Russische kindertjes. Het waren
platte ballen gehakt en ballen aardappcl-
purée, waarbij vossebessengelei hoort gegeten
te worden.
„Toe" hadden we gestremde melk, in dikke
klonten. En daarna, goddank, normale Euro-
peesche koffie.
Ik heb het nog éénmaal bij hen gepro
beerd. Maar toen kreeg ik koolsoep, waarin
een groot stuk vleesch lag. Dat hoor je te la
ten liggen tot de soep op is, en het er dan
achterna te eten met mosterd, dik besmeerd.
En houdt u erg van gepofte uien er bij? Ik
niet.
Waaruit weer voor de zooveelste maal bleek
dat op culinair gebied voor men East is East
and West is West, enz.!
l. S.
EEN MODERNE ROBINSON
CRUSOE.
Een nieuwe Robinson Crusoe een Schot
Andrew Swan geheeten is in Engeland te
ruggekeerd na 20 jaar als verloren be
schouwd te zijn.
Vierendertig jaar geleden verliet Swan
Greenock met een zeilschip. Bij den
aequator brak brand uit in de boot, die ver
laten werd door de bemanning. Swan landde
met vier anderen op een onbewoond eiland.
Daar vonden ze een hut en daarin op een
ruwe legerstede uitgestrekt-, het geraamte
van een man en ernaast een van een hond.
Stukken krant waren gedateerd op 1821.
Verder waren geen aanwijzingen aanwezig,
dus deze tragedie zal wel steeds een onop
gelost raadsel blijven.
Een jaar of drie bleven de vijf mannen op
het eiland opgesloten. Toen werden ze
door een Portugeesch schip gered.
Swan werd duiker. Een van zijn karweien
is geweest het opdiepen van kostbare docu
menten, die millioenen waard waren. De pa
pieren waren gestolen en de dief bevond
zich aan boord van een schip, dat in de
Golf van Mexico verging.
Toen hij met dit werk bezig was. vond hij
in een hut een ijzeren koffer, die de docu
menten bevatte.
Behalve zijn duikerswerk. waarbij hij dik
wijls vechten moest met haai en octopus,
verzamelde Swan nog ambergrijs op de kus
ten van Nieuw-Zeeland.
De geschiedenis van Canada. Wie ontdekte
Amerika? St. Laurens 10 Augustus. Samuel
Champlain de stichter van Canada.
Uit onze schoolboekjes hebben we allemaal
geleerd: 1492: .Amerika door Columbus ont
dekt". Wij beschouwen, dat als een voldon
gen fek.: vóórdien was Amerika onbekend,
nadien borg <ic Nieuwe Wereld voor Europa
geen geheimen meer. Columbus had immers
de deur opengedaan, iedereen kon nu binnen
treden. Mocht er zich bij ons aan dit ge
schiedkundige feit nog een gedaohten-asso
ciatie vastknoopen. dan Ls het waarschijnlijk
„einde der middeleeuwen".
Dat Columbus zelf noch Noord-Amerika,
noch Zuid-Amerika ooit heeft gezien, en dat
hij slechts de eerste was van een reeks ont
dekkingsreizigers. die van Midden-Amerika
uit het vijfde werelddeel aan ons openbaar
den, dringt zioh niet aan ons op. Wij blijven
in het algemeen geheel onbekend met de ont
dekkingsreizen van anderen, die geheel on
afhankelijk van Columbus de kusten van
Noord-Amerika hadden bezocht, en wier ont
dekkingen eigenlijk meer hebben bijgedragen
tot de ontwikkeling van Noord-Amerika, dan
de traditioneele verhalen over Columbus doen
vermoeden. Want wel had Columbus de deur
geopend voor de Spanjaarden, die achtereen
volgens Midden- en Zuid-Amerika exploreer
den. maar de ontdekking van Canada en de
Vereenigde Staten is geheel zelfstandig door
Franschen en Bngelschen geschied, waarvan
de eerste pas na heel diep doordringen in
het voor hen onbekende gebied de Spanjaar
den ontmoetten. En Columbus' ontdekkings
reizen hebben geen invloed gehad op de meer
dere bekendheid van het Noordelijk deel.
Afgezien van ce reizen en stroop toelaten
der Noormannen, die omstreeks het jaar 1000
de kusten van Groenland en Amerika bezoch
ten. was tot plan. 1450 in Europa niets be
kend omtrent het bestaan van Aimerika. In
'de tweede helft van de 15e eeuw strekten
Bretonsche visschers hun reizen over den
Atlantischen Oceaan steeds verder uit en
vingen on. kabeljauw oneer de Canadeesche
kust. Zij gingen daar echter nooit aan wal,
zoodat er eigenlijk weinig van het land be
kend was.
Op een kaart van 1474 komt Amerika dan
ook geheel niet voor, op de plaats daarvan
liggen de landen Cippangu en Cathay, res
pectievelijk Japan en China voorstellende
Want in dien tijd had men reeds 't venmoe-
den. dat door steeds in westelijke richting
te zeilen tenslotte Oost-Indië en de daar
achter gelegen landen bereikt konden wor
den. Merkwaardig is nu, dat bijna tegelijk-
tijdig twee van elkaar volkomen onafhanke
lijke expedities worden uitgezonden om den
weg naar Indië „om de West" te vindien. In
1492 vaart de Genuees Columbus voor den
Spaanschcn koning Westwaarts en in 1497
vaart Jean Cabot voor den Engelschen
koning Hendrik VII uit om den Westelijken
doorgang te vinden. Cabot, die óók een
Genuees was, bereikte de kust van New
Poundland cn later ook het vasteland van
Labrador.
Wie van de twee ontdekkers het eerst het
vasteland van Amerika bereikte, is niet met
zekerheid te zeggen. Wie staat vast dat bei
den, ook na herhaalde pogingen, faalden in
hun opdracht om den weg naar Indië te vin
den, en dat de ontdekking van Columbus
van veel -grooter belang werd geacht. De
Engelsche koning, in wiens naam Cabot be
zit genomen had van het nieuwe land, liet
zich er -althans niets aan gelegen liggen, zoo
dat het- kon voorkomen, dat- veertig jaar later
dit land opnieuw ontdekt werd en ditmaal in
bezit genomen in naam van den Franschen
koning. In 1534 liet Frans I een expeditie
uitrusten om het land te ontdekken.
Aan het hoofd van de expeditie werd ge
plaatst Jaques Cartier. een zeekapitein uit
St. Malo. Deze Cartier moet een buitengewoon
bekwaam zeevaarder geweest zijn; onder de
visschers gold hij voor de beste kenner van
den Atlantlschen Oceaan. Met twee booten
elk van 60 ton en tezamen bevattende 60
mcnschcn. koos hij zee op 20 April. Reeds
op 10 Mei kwam de Oostkust van Newfound
land in zicht. Noordwaarts daar omheen va
rende viel hij de golf van St. Laurens binnen
bezocht daar verschillende eilanden en zette
op 3 Juli voet aan wal op net schiereiland
Gaspé. Even als alle ontdekkingsreizigers uit
dien tijd was ook Cartier bezield met de ge
dachte van den weg naar Indië. Daarom
zeilde hij de Baie des Chaleurs binnen, maar
keerde teleurgesteld terug toen gebleken was,
dat dit slechts een baai was en geen door
vaart. Door stormen was hij verhinderd om
de terugreis te aanvaarden, zoodat hij an
dermaal landde en voor korten tijd een ver
blijf op den vasten wal op sloeg.
Alvorens deze plek te verlaten had hier nog
een indrukwekkende plechtigheid plaats. Op
25 Juli werd in tegenwoordigheid van de ge-
Sir John Simon laat zich gereserveerd uit.
(Van onzen correspondent)
Wanneer straks het parlement bijeenkomt
zullen ongetwijfeld de voorstanders van Be-
scherming-tot-elken-prijs en het Lager
huis telt hen naar men weet hij honderden
hun pogingen om hun land het heels pro
tectionistische varken (zooals men het hier
uitdrukt) op te dringen verdubbelen.
Men weet ai van de laatste zittingen voor
de Kerstvacantie dat deze „whole hoggers"
het in het bijzonder hebben gemunt op Be
scherming van de ijzer- en staalindustrie en
van het landbouwbedrijf. IJzer en staal zou
den Nederland niet rechtstreeks treffen, in
direct natuurlijk wel, zooals alle handel-
belemmerende tarieven alle landen overal
treffen. Het rechtstreeksch belang, dat- Ne
derland heeft bij den omzet van land- en
tuinbouwproducten in Engeland, is uiteraard
groot; en de rechtstreeksche schade, die ons
land zou lijden als gevolg van „whole hog"
bescherming van land- cn tuinbouw in Groot
Britt-annië moet helaas hoog worden aange
slagen.
Het is daarom te hopen en de hoop
wordt ongetwijfeld gedeeld door vele leiders
in economische gedachte en door een ver
licht deel van het Engelsche volk dat
MacDonald en de luttele gematigde leden
van zijn Kabinet hun houding van voor de
Kerstvacantie zullen handhaven en zich niet
zullen laten meesleepen door de meer vurige
dan-redelijke kampioenen van Britschen land
bouw op den weg naar volledige landbouw-
protectie.
Toen Sir John Simon gast was
aan een lunch. hem door de ver-
eeniglng van buitenlandsche Jour
nalisten in Londen aangeboden, heeft
hy op de gebruikelijke hoofsche wijze de dis
cretie in zijn uitlatingen in acht genomen,
die van een Foreign Secretary in dit stadium
van onzekerheid en moeilijkheid in de we
reld meer dan ooit kon worden verwacht.
Met andere woorden, hij gaf zich niet bloot.
Zooals deze juridische minister voor Bui-
tenlandsche Zaken het zelf uitdrukte, moest
hij oratorisch tusschen de Scylla der niets
zeggendheid en de Charybdls der loslippig
heid doorvaren cn gaf hij er, als het niet
anders kon, de voorkeur aan eventueel op de
eerste rots te stranden. Niettemin was er,
toen hij het had over de krasse tariefmaat
regelen, welke de regeering noodgedwongen
tegen buitenlandsche producenten had moe
ten nemen, iets in zijn woorden, dat die
groepen in het land die de komst van een
volledig beschermend tariefstelsel reeds als
een uitgemaakte zaak beschouwen of de
zaak zoodanig voorstellen, een gevoel van
twijfel of ongerustheid kan geven. Hij gaf
zich veel moeite aan de vertegenwoordigers
aer buitenlandsche pers uit te leggen dat de
fiscale politiek van Groot Brittannic nog een
open kwestie is, een zaak voor „toekomstige
overweging en beslissing".
Tevoren had hij verklaard, alweer met bij
zonderen nadruk, dat hetgeen tot heden in
tariefmaatrcgelen was gedaan, als iets uit
zonderlijks moest worden beschouwd.- ten
einde hei. hoofd te bieden aan even uitzon
derlijke omstandigheden. Daaruit kon men
slechts opmaken dat hij die omstandigheden
en de maatregelen er tegen van tjjdelijken
uard achtte. En indien Sir John Slmon voor,
zich de overtuiging had gehad dat een volle-
aig beschermend tarief binnen niet al te lan
gen tijd een feit zou zijn, dan aou htj dat wel
niet met zooveel woorden aan de journalisten
hebben verteld, maar dan zou hij ook zeer ze
ker geen woorden hebben gekozen, die zoo
als het geval was voor een tegenoverge
stelde uitlegging vatbaar waren. Hoewel deze
Minister niet onmiddellijk bij de tariefmaat
rcgelen der regeering is betrokken, brengt zijn
positie als Foreign Secretary hem uiteraard
in aanraking met alle internationale wrij
ving. dispuut en vertoog, die reeds thans uit
de beschermende maatregelen in Groot Brit
tannic zijn voortgekomen, omdat die maat
regelen. zoo ze al geen inbreuk zijn op be
staande handelsverdragen, de rekbaarheid
dier verdragen op zwaren proef stellen. Hoe
veel meer moet- dat niet het geval zijn wan
neer de ..whole hoggers" straks hun haan (de
wat verbijsterende variatie der beeldspraak
moge uw censuur passeer en) koning laten
kraaien.
Wat nu de kwestie van 1 a nd bou wbesch er -
ming verder betreft weet elke ingewijde dat
de Brltsche landbouw in zijn alsnog gedesor-
ganiscerden toestand ten eenenmale onbe
kwaam Ls dc benoodlgdc producten in vol
doende hoeveelheden, van de gcwenschte
hoedanigheid cn voor den juisten prijs te ver
schaffen. De Week-end Review merkt deze
week op dat tarieven voor landbouw, ontwor
pen voor bescherming van dien landbouw en
dus hoog. onder de beslaande omstandighe
den verwarring zouden scheppen en zooveel
gramschap zouden doen ontstaan onder con
sumenten. dat zij nooit meer iets van invoer
controle zouden willen hooren, zelfs niet
meer wanneer indien dat ooit het geval
zal zijn, mag men bij het betoog van den
schrijver in het genoemde weekblad voegen
dc Brltsche landbouw hoog genoeg ontwik
keld zou zijn om aan dc vraag te voldoen.
Men zou willen concludeeren dat straks het
protectionistisch eten in Engeland niet zoo
heet zal worden opgediend als de voorstanders
van een compleet beschermend stelsel willei^
doen gelooven niet alleen, maar bereid zijn1
klaar te maken.
a. K. van r.
heeie bemanning en van een groot aantal In
dianen een 30 voet hoog kruis opgericht voor
zien van een schild met drie Fransche lelies
en het- opschrift: „Vlve le Roy de France".
Daarna knielden alle blanken neer voor het
gebed, terwijl de Indianen deemoedig toe
keken.
Kort daarna keerde de expeditie naar
Frankrijk terug, waarbij eenige indianen mee
gingen als levende bewijzen van de ontdek
kingen.
Reeds het volgende jaar trok Cartier weer
naar de nieuw ontdekte streken, cn toen hij
op 10 Augustus 1535 de baai van St. Laurens
binnenzeilde, noemde hy deze naar den
Heilige van dien dag. Saint Laurent. Later
kreeg ook ce reusachtige rivier, waarvan de
baai eigenlijk de monding is. dezen naam.
Cartier zeilde de rivier op en ankerde bij het
Indianendorp Stadacona. waar nu Quebec
ligt. Per boot trok hij verder naar Hochc-
laga (Montreal). Door de Indianen werd hy
overal vriendschapeplijk ontvangen; hij
overwinterde in Stadacona.
Na zyn terugkeer werd een schip met kolo
nisten uitgezonden, maar voorloopig zou er
na nederzettingen nog niets komen.
Pas in het begin van de 17de eeuw wer
den van Frankryk uit nieuwe pogingen tot
koionisatie gedaan. Samuel Champlain was
bezield met een vurig enthousiasme voor
Nieuw Frankryk; hy trok er dan ook gere
geld met nieuwe kolonisten naar toe. Hij
knoopte vriendschapsbetrekkingen aan met
de Iroquois en de Hurons. en steeds meer
wist hij den Franschen koning te overtuigen
van het belang van deze kolonie. In 1608
stichtte hy Quebec. Hü exploreerde de
Groote Meren.
Op zyn aansporen werd ook het eerste
nederzetters contract gesloten tusschen de
Fransche regeering cn Louis Hébert; de laat
ste verbond zich om zich in Canada te ves
tigen en den landbouw daar te beoefenen.
HU kreeg daarvoor een groot stuk land. Deze
eerste landbouwer was van veel belang, daar
de kolonisten nog steeds afhankelijk waren
van een aanvoer van levensmiddelen uit net
moederland. Steeds werden dus nieuwe kolo
nisten aangemoedigd met premies om
Europeesche gewassen te verbouwen.
De sola ten en officieren kregen premies en
groote stukken land, wanneer ze een gezin
stichtten. Champlain werd de eerste Gouver
neur-Generaal van deze kolonie en heeft
veel tot den bloei en de uitbreiding ervan
bUgedragen. Ook was hy door zUn vriend
schap met de Indianen de aangewezen be
middelaar by kwesties, hy heeft dan ook
steeds ernstige ongeregeldheden kunncni
voorkomen, terwijl na zyn dood herhaal
delijk moorden op blanken voorkwamen, on-
vermijdeiyk gevolgd door strafexpedities,
wat. aan de goede verstandhouding veel af
breuk deed.
Terwijl dus Frankrijk alleen zich bezig
hield met kolonisatie, hadden de andere land
den van Europa do hoop op de Noord-Wes
telijke doorvaart nog niet opgegeven.
In 1609 rustten Nederlandsche kooplieden
een expeditie uit onder den Engelschen zee
man Henry Hudson. Deze verkende de Hud-
son-rlvicr en bezocht Manhattan, waar eeni
ge jaren later Nieuw-Amsterdam werd ge
sticht. Op een volgende reis liep hy de Hud-
son-straat binnen en bracht de Hudson-baai
in kaart.
Op hem volgden verschillende Engelsche
ontdekkingsreizigers, o.a. James die in 1632
James-baai verkende. Merkwaardig is de
reis van Sir Thomas Button in 1612, die zóó
zeker was van zyn zaak, dat hij brieven van
James I meenam voor den keizer van Ja
pan! Hij bracht het ook niet verder dan tot
de Hudson-baai. De gedachte aan dc Noord-
Westeiyke doorvaart begon nu eenigszins te
tanen. Toen Mackenzie in het einde van de
18de eeuw de naar hem genoemde ri
vier tot aan zy n mond volgde, en Alaska ver
kende. werd de hoop geheel opgegeven, cn
toen tenslotte Franklin in 1848 de Lancaster
Sont vond, was alle belangstelling er in ver
loren, vooral omdat men toen reeds sprak
van het Suez-kanaal.
Intusschen waren de Franschen op het
vasteland nitt stil biyven zitten. De Mal-
sonneure stichtte in 1644 een nederzetting op
de plaats waar nu Montreal ligt, Jolliet ver
kende de Illinois en de Mississippi. La Salie
volgde de Mississippi tot aan den mond en
had zoo het geheele torren achter de Engel
sche, Nederlandsche en Zweedsche nederzet-
tin een voor Frankrijk verklaard. Vedere ont
dekkers zijn nog Vader Marquette cn Ca
dillac.
Zoo kwam allengs grooter gebied in han
den van Frar.krük: gedurende anderhalve
eeuw zou Frankrijk hier een bloeiende kolonie
aan hebben. Dat deze 150 Jaren beslissend
waren voor de ontwikkeling van Canada,
blijkt uit het feit,, dat de Engelschen niet
in staat zijn geweest om de Fransche taal,
zeden en godsdienst te verdrUvcn. Nog he
den ton dage is Quebec een Fransch spre
kende stad: in de geheele provincie Quebec
met Inbegrip van Montreal, wordt meer
Fransch aan Engelsch gesproken.
In 1934 zal het 400 jaar geloden zijn dat
Jacques Cartier, door het planten van het
kruis, dei stoot gaf tot de ontwikkeling en
bevolking van deze kolonie. Het plan is nu
gevormd, om op de plaats van het kruis een
basiliek te bouwen. teT herdenking van deze
historische daad BU de viering van den
400sten gebortedag van Canada hoop men
dan deze basiliek plechtig te kunnen inwij
den.
a. g.
TELEVISIE ONDER WATER.
Ofschoon het nog wel cenigen tyd zal
duren, voordat de televisie haar plaats in
neemt naast gramofoon en radio als een ver
zorgster van de huiselijke ontspanning, heeft
zij toch al practischc toepassing en mogciyk-
heden. zegt Tit Bits.
Op het oogenblik neemt dr. H. Hartman
proeven voor de kust aan de Rivièra met een
prachtig toestel, dat het menschcHjk oog In
staat stelt dc diepten van den oceaan te be
wonderen.
Het apparaat bestaat uit een stalen bol met
heel krachtige electrische lampen. Binnen in
den bol bevinden zich een televisie uitzend-
toestel en een film-camera. Een kabel met
draden verbindt den bol, die van een schip
neergelaten is, met een ontvangstoestcl op
dat schip, waar de beelden van den zee
bodem op een scherm worden geprojecteerd.
Zoodra iets wordt gezien van blijvende waar
de. schakelt men dadelijk het televisie-toe
stel uit en het film-apparaat in en een onder
water-film wordt opgenomen.
De uitvinding kan van belang zijn bij heli
zoeken naar cn werken bij gezonken schepen.