Canadeesche brieven. DE AMBACHTEN IN DEN LOOP DER EEUWEN. Een Russische maaltijd. Het vooruitzicht op Engelsche Bescherming. Een reeks interessante vergelijkingen tasschen verleden en heden xdl De bleeher. Ook in vroeger eeuwen vormden de blecke- rijen ee"n van do belangrijkste takken van nijverheid in onze omgeving. Van de bleekerijen gewagend dichtte Amp- zing: „Aen dezer duynen kant zijn schoone groene weyden, Waer heen de duynen van hun klaren regen leyden, Die uit haer ad'ren springt als een fonteyne doet, En met een zoet gedruys uyt hunne borsten vloed. Hier maekt men 't lywaet wit, hier bleykt men 't groene garen. En maakt de webben toe alsof zij sneeuwit waren. Gy! ziet toch hieromtrent zo menig knecht en meyt In 't werk hier bezig zijn in veel verschey- denheyd; Hier loogt men 't linnen waet, daer wordt het weer gestreken Begraven in de melk de graenheyd uyt te weken. Deez wasschen in de tob voordoen zijn blau wen huyd. En wrijven met de vuyst zulk overblijfsel uyt; Die spoelen 't weder op, en gaan 't te velde brengen, En maken *t pennenvast, en staan het te besprengen Met zilveren regens dour, tot dat het wit en zacht Wordt van de bleyk gedaen en weer na stad gebragt. Hoe de bleyker vroeger het te Weeleen goed ..met water besprenkelde Uit het vers van Ampzing blijkt al duide lijk, dat vroeger de taak van een bleeker heel anders was dan tegenwoordig. Nu neemt de bleeker alleen de taak van de huisvrouw over wat betreft het wasschen van het lijf- en tafelgoed. Vroeger was zijn taak ook nog om het geweven goed, dat oorspronkelijk een gele kleur had, te wasschen en wit te bleeken. Daartoe werd de hulp van de zon ingeroepen. Tegenwoordig ge'schiedt dit bleeken langs kunstmatigen weg. Enkele huismoeders die buiten wonen cn zich nog in het zeldzame voorrecht van een bleekveld verheugen, leg gen het gewasschen witte goed nog wel in de zon te bleeken. maar in de stad moet men bleekpoeder (chloor) te hulp roepen, ook al zal niet ontkend kunnen worden, dat 't goed op het bleekveld minder te lijden heeft en bovendien aangenamer ruikt. Ook de groote wasscherijen hebben in den loop der jaren het natuurbleeken opgegeven, meestal nood gedwongen door de moeilijkheid om goede bleekvelden te krijgen en het feit, dat de ouderwetsche manier duurder van werkloon is. Bovendien heeft de scheikundige den blee ker zooveel geholpen, dat hij met de zon kari concurreeren Luiken etste de bleeker terwijl hij bezig was om het goed op het bleekveld met water te besprenkelen. Dit moest geregeld gedaan worden om het bleeken te bevorderen. Als tegenstelling geven wij een teekening die een hoekje in beeld brengt, van een mo derne wasscherij. De bleeker heeft niet alleen geprofiteerd van de vindingen van den schei kundige, maar ook van de invoering van ma chines. Het gaat bijna automatisch. Het goed gaat. om het zoo to zeggen, vuil in de machi nes en komt er schoon uit! In 1581 waren aan de Zuidzijde van den Zijlweg, langs de Rampe- en de Houtvaart, reeds 6 bleekerijen gevestigd. Die bleekerijen gebruikten het water van de vaarten, wat tengevolge had, dat het zoo verontreinigd werd, dat de brouwers, die het water uit de stadsvaarten en het Spaarne gebruikten voor hun bier, gingen klagen. In dien tijd bloeid het brouwersbedrijf te Haarlem. Geen wonder dus, dat de stadsre- geering op middelen zon, om aan de ge gronde klachten van de brouwers tegemoet te komen. Er werd een keur uitgevaardigd waarin bepaald werd, dat de bleekerijen niet meer mochten uitloozen op de Rampe- of Buyckebiersvacrten, zelfs mochten zij er geen goed meer in spoelen. Zelfs ging men zoo ver, dat, in samenwerking met den Heer van Bre der ode, bepaald werd, dat tusschen Haarlem en 's-Gravenhage geen nieuwe bleekerijen meer opgericht mochten worden. De bleeke rijen die reeds onder Berkenrode en aan de Houtvaart gevestigd waren, moesten maaT opbreken of het vuile water in kuilen verza melen. Protesten van de bleekers hielpen niet veel. De brouwers hadden meer invloed op het stadsbestuur. Na 1584 mochten alleen bleekerijen opge richt worden ten Noorden van den Zijlweg, omdat de vaarten die daar gevonden werden, niet met de stadsvaarten in verbinding ston den. In 1762 waren van de 807 inwoners van Bloemendaal en Aelbrechtsberg 407 „knechts en meiden" die op bleekerijen dienden. Zij kwamen in het voorjaar uit Brabant en Over- ijsel en vertrokken in het najaar weer naar huis. De bleekerijen waren hier zoo beroemd, dat meestal het garen dat in Engeland ver vaardigd werd naar Haarlem gezonden werd om hier te worden gebleekt. Het is opmerkelijk dat hoewel in de 15e, 16e, 17e en 18e eeuw alle ambachten in gilden vereenigd waren, dat de Haarlemsche blee kers het nooit tot zoo'n gilde hebben kunnen brengen. Er zijn wel eenige pogingen daartoe gedaan, maar die bleven zonder succes. C. J. VAN T. Een kijkje in een moderne wasscherij. De Haarlemsche historieschrijver Allan vertelt, dat in 1577 een Brabander. Lambrecht van Dale, bleeker te Goch in het land van Kleef, naar Haarlem kwam om daar een blee- kerij op te richten aan het einde van de Rampevaart (Brouwersvaart), waar een af gezand terrein was. Hij deed dit onder goed keuring van den Heer van Brederode. onder wiens jurisdictie het bedoelde land gelegen was, en met den steun van de Haarlemsche stadsregeerlng, die het wenschelijk vond deze nieuwe tak van nijverheid te steunen. Het schijnt, dat die ondersteuning in het geheim heeft, plaats gehad, wellicht, omdat de stads- regeering toen reeds inzag, dat er bezwaren souden komen van de brouwers. EUROPA'S LANGSTE BRUG. Als Schotten willen bluffen, dan is een •hunner snoeverijen, dat zij de langste brug van Europa bezitten. Het is de beroemde Tay Bridge, gebouwd om het vroegere bouwwerk te vervangen, dat ah elkaar gestort is en de grootste ramp in de Britsdhe spoorwegge schiedenis veroorzaakt heeft. Doch de Tay Brug zal nog slechts enkele jaren haar bevoorrechte positie van de lang ste brug te zijn behouden. De Deensche re geering wil namelijk een nieuwe brug over de Storstroem Straits bouwen, die precies 20 meter langer zal zijn, n.l. 3.270 M. tegen de 3.250 Meter van de Tay Brug. De Storstroem Brug, die 2 millioen pond zal kosten, zal slechts enkel-spoor hebben. Maar er naast zal een 18 voet breede verkeersweg komen. De brug zal vermoedelijk in 1939 en 1940 klaar zijn. SPINNEN EN PADDEN HOUDEN VAN MUZIEK. Proeven, in den Londenschen Dierentuin en elders genomen, hebben getoond, dat groote dieren ontvankelijk zijn voor den invloed van muziek, dat zij sommige instrumenten en melodieën waardeeren en een hekel aan andere hebben. Nu schijnt het, dat ook paa- den en zelfs bepaalde insecten een sterk ont wikkeld muzikaal gevoel kunnen hebben. Van een geval is juist melding gemaakt, waarbij een groote, zwarte spin, zoodra uit een luidspreker klassieke muziek kwam, uit zijn schuilplaats te voorschijn kroop, een plaatsje zocht in de buurt en zijn draden weefde onder muziek-begeleiding. Als de muziek ophield, ging zij weg. En wanneer jazz werd uitgezonden in de plaats van klassieke muziek, dan werd de terugtocht een over haaste vlucht. Ook padden hebben blijk gegeven van mu zikaal gevoel. Eens, toen een guitaar bespeeld werd in een kamer, uitkomende op een tuin in Surrey (Engeland), verzamelden zich niet minder dan 9 padden op een kleedje in de kamer en luisterden naar de muziek met groote oplettendheid. Ana en Serge hadden me te eten gevraagd. En ik moet eerlijk bekennen, dat ik er wei nig voor voelde, gezien mijn Hoüandsche voorkeur voor „gewone kostjes. Alles wat raar en buitenlandsch is. kan ik niet eten. En zoo heb ik die eet partij ook zoolang mo gelijk verschoven. Maar eindelijk moest het dan wel. Na een verblijf van eenige weken in Parijs had ik me gewend aan de Fransche keuken en vond dat ik nu voor de Russische ook niet bar. g meer hoefde te zijn. Dus spraken we af voor Dinsdag. De Hindoe-chauffeur haalde me af met do auto, en zei dat we nog even wat inkoopen moesten doen en meteen een Russischen priester, die vaak bij hen at, zouden ophalen. Nu. we deden inkoopen. in die gezellige klei ne groentewinkeltjes zooals je ze alleen in Parijs vindt. De priester zat achterin. Hij Ls zeer indrukwekkend, draagt, een zwart zijden soort japon en een sluier. Daarbij heeft hij lange bruine krullen. Het is dan ook ver klaarbaar. dat de bediende uit den groente winkel, die de inkoopen voor ons achterin de wagen kwam leggen, tegen den priester zei: „bonjour Madame". Gelukkig lachte die er hartelijk om, en vertelde me dat het hem wel meer overkomen was. Toen arriveerden we bij Ana en Serge. Die hebben een Spaansche dienstbode, en boven- genoemden Hindoeschen chauffeur. Daar door zijn er soms on-Russische invloeden in hun maaltijden merkbaar, maar Ana verze kerde me, dat ik écht Russisch eten zou krij gen. en allemaal dingen waar niet-Russen gewoonlijk erg van hielden. Bij wijze van apéritif dronken we wodka, waarbij we gestremde melk aten met even ODgebakken paddestoelen. Ik bracht het er af, maar kon niet vinden dat het een kostje was voor een Hollandsche maag. En toen begon de eigenlijke maaltijd. We kregen kleine dikke pannekoekjes bij twee te gelijk op ons bord. Daarbij gesmolten boter, haring met uien, caviaar. een paar sardines enzure room. Het geheel opgeluisterd door wijn. Nu, voor het geval dat iemand het eens probeeren wilhet heet .Hlini" en is een v as ten-eten. Inderdaad heb ik twee dagen daarna moeten vasten om mijn maag weer op streek te krijgen. Ana, Serge en de priester aten gemiddeld zestien van die koekjes per persoon. Ik bracht het er tot drie. Die dingen zijn akelig vet. en zwaar. Voor mij speciaal had Ana wat „Koteletki" laten maken. Dat schijnt een kinderkostje te zijn. Arme Russische kindertjes. Het waren platte ballen gehakt en ballen aardappcl- purée, waarbij vossebessengelei hoort gegeten te worden. „Toe" hadden we gestremde melk, in dikke klonten. En daarna, goddank, normale Euro- peesche koffie. Ik heb het nog éénmaal bij hen gepro beerd. Maar toen kreeg ik koolsoep, waarin een groot stuk vleesch lag. Dat hoor je te la ten liggen tot de soep op is, en het er dan achterna te eten met mosterd, dik besmeerd. En houdt u erg van gepofte uien er bij? Ik niet. Waaruit weer voor de zooveelste maal bleek dat op culinair gebied voor men East is East and West is West, enz.! l. S. EEN MODERNE ROBINSON CRUSOE. Een nieuwe Robinson Crusoe een Schot Andrew Swan geheeten is in Engeland te ruggekeerd na 20 jaar als verloren be schouwd te zijn. Vierendertig jaar geleden verliet Swan Greenock met een zeilschip. Bij den aequator brak brand uit in de boot, die ver laten werd door de bemanning. Swan landde met vier anderen op een onbewoond eiland. Daar vonden ze een hut en daarin op een ruwe legerstede uitgestrekt-, het geraamte van een man en ernaast een van een hond. Stukken krant waren gedateerd op 1821. Verder waren geen aanwijzingen aanwezig, dus deze tragedie zal wel steeds een onop gelost raadsel blijven. Een jaar of drie bleven de vijf mannen op het eiland opgesloten. Toen werden ze door een Portugeesch schip gered. Swan werd duiker. Een van zijn karweien is geweest het opdiepen van kostbare docu menten, die millioenen waard waren. De pa pieren waren gestolen en de dief bevond zich aan boord van een schip, dat in de Golf van Mexico verging. Toen hij met dit werk bezig was. vond hij in een hut een ijzeren koffer, die de docu menten bevatte. Behalve zijn duikerswerk. waarbij hij dik wijls vechten moest met haai en octopus, verzamelde Swan nog ambergrijs op de kus ten van Nieuw-Zeeland. De geschiedenis van Canada. Wie ontdekte Amerika? St. Laurens 10 Augustus. Samuel Champlain de stichter van Canada. Uit onze schoolboekjes hebben we allemaal geleerd: 1492: .Amerika door Columbus ont dekt". Wij beschouwen, dat als een voldon gen fek.: vóórdien was Amerika onbekend, nadien borg <ic Nieuwe Wereld voor Europa geen geheimen meer. Columbus had immers de deur opengedaan, iedereen kon nu binnen treden. Mocht er zich bij ons aan dit ge schiedkundige feit nog een gedaohten-asso ciatie vastknoopen. dan Ls het waarschijnlijk „einde der middeleeuwen". Dat Columbus zelf noch Noord-Amerika, noch Zuid-Amerika ooit heeft gezien, en dat hij slechts de eerste was van een reeks ont dekkingsreizigers. die van Midden-Amerika uit het vijfde werelddeel aan ons openbaar den, dringt zioh niet aan ons op. Wij blijven in het algemeen geheel onbekend met de ont dekkingsreizen van anderen, die geheel on afhankelijk van Columbus de kusten van Noord-Amerika hadden bezocht, en wier ont dekkingen eigenlijk meer hebben bijgedragen tot de ontwikkeling van Noord-Amerika, dan de traditioneele verhalen over Columbus doen vermoeden. Want wel had Columbus de deur geopend voor de Spanjaarden, die achtereen volgens Midden- en Zuid-Amerika exploreer den. maar de ontdekking van Canada en de Vereenigde Staten is geheel zelfstandig door Franschen en Bngelschen geschied, waarvan de eerste pas na heel diep doordringen in het voor hen onbekende gebied de Spanjaar den ontmoetten. En Columbus' ontdekkings reizen hebben geen invloed gehad op de meer dere bekendheid van het Noordelijk deel. Afgezien van ce reizen en stroop toelaten der Noormannen, die omstreeks het jaar 1000 de kusten van Groenland en Amerika bezoch ten. was tot plan. 1450 in Europa niets be kend omtrent het bestaan van Aimerika. In 'de tweede helft van de 15e eeuw strekten Bretonsche visschers hun reizen over den Atlantischen Oceaan steeds verder uit en vingen on. kabeljauw oneer de Canadeesche kust. Zij gingen daar echter nooit aan wal, zoodat er eigenlijk weinig van het land be kend was. Op een kaart van 1474 komt Amerika dan ook geheel niet voor, op de plaats daarvan liggen de landen Cippangu en Cathay, res pectievelijk Japan en China voorstellende Want in dien tijd had men reeds 't venmoe- den. dat door steeds in westelijke richting te zeilen tenslotte Oost-Indië en de daar achter gelegen landen bereikt konden wor den. Merkwaardig is nu, dat bijna tegelijk- tijdig twee van elkaar volkomen onafhanke lijke expedities worden uitgezonden om den weg naar Indië „om de West" te vindien. In 1492 vaart de Genuees Columbus voor den Spaanschcn koning Westwaarts en in 1497 vaart Jean Cabot voor den Engelschen koning Hendrik VII uit om den Westelijken doorgang te vinden. Cabot, die óók een Genuees was, bereikte de kust van New Poundland cn later ook het vasteland van Labrador. Wie van de twee ontdekkers het eerst het vasteland van Amerika bereikte, is niet met zekerheid te zeggen. Wie staat vast dat bei den, ook na herhaalde pogingen, faalden in hun opdracht om den weg naar Indië te vin den, en dat de ontdekking van Columbus van veel -grooter belang werd geacht. De Engelsche koning, in wiens naam Cabot be zit genomen had van het nieuwe land, liet zich er -althans niets aan gelegen liggen, zoo dat het- kon voorkomen, dat- veertig jaar later dit land opnieuw ontdekt werd en ditmaal in bezit genomen in naam van den Franschen koning. In 1534 liet Frans I een expeditie uitrusten om het land te ontdekken. Aan het hoofd van de expeditie werd ge plaatst Jaques Cartier. een zeekapitein uit St. Malo. Deze Cartier moet een buitengewoon bekwaam zeevaarder geweest zijn; onder de visschers gold hij voor de beste kenner van den Atlantlschen Oceaan. Met twee booten elk van 60 ton en tezamen bevattende 60 mcnschcn. koos hij zee op 20 April. Reeds op 10 Mei kwam de Oostkust van Newfound land in zicht. Noordwaarts daar omheen va rende viel hij de golf van St. Laurens binnen bezocht daar verschillende eilanden en zette op 3 Juli voet aan wal op net schiereiland Gaspé. Even als alle ontdekkingsreizigers uit dien tijd was ook Cartier bezield met de ge dachte van den weg naar Indië. Daarom zeilde hij de Baie des Chaleurs binnen, maar keerde teleurgesteld terug toen gebleken was, dat dit slechts een baai was en geen door vaart. Door stormen was hij verhinderd om de terugreis te aanvaarden, zoodat hij an dermaal landde en voor korten tijd een ver blijf op den vasten wal op sloeg. Alvorens deze plek te verlaten had hier nog een indrukwekkende plechtigheid plaats. Op 25 Juli werd in tegenwoordigheid van de ge- Sir John Simon laat zich gereserveerd uit. (Van onzen correspondent) Wanneer straks het parlement bijeenkomt zullen ongetwijfeld de voorstanders van Be- scherming-tot-elken-prijs en het Lager huis telt hen naar men weet hij honderden hun pogingen om hun land het heels pro tectionistische varken (zooals men het hier uitdrukt) op te dringen verdubbelen. Men weet ai van de laatste zittingen voor de Kerstvacantie dat deze „whole hoggers" het in het bijzonder hebben gemunt op Be scherming van de ijzer- en staalindustrie en van het landbouwbedrijf. IJzer en staal zou den Nederland niet rechtstreeks treffen, in direct natuurlijk wel, zooals alle handel- belemmerende tarieven alle landen overal treffen. Het rechtstreeksch belang, dat- Ne derland heeft bij den omzet van land- en tuinbouwproducten in Engeland, is uiteraard groot; en de rechtstreeksche schade, die ons land zou lijden als gevolg van „whole hog" bescherming van land- cn tuinbouw in Groot Britt-annië moet helaas hoog worden aange slagen. Het is daarom te hopen en de hoop wordt ongetwijfeld gedeeld door vele leiders in economische gedachte en door een ver licht deel van het Engelsche volk dat MacDonald en de luttele gematigde leden van zijn Kabinet hun houding van voor de Kerstvacantie zullen handhaven en zich niet zullen laten meesleepen door de meer vurige dan-redelijke kampioenen van Britschen land bouw op den weg naar volledige landbouw- protectie. Toen Sir John Simon gast was aan een lunch. hem door de ver- eeniglng van buitenlandsche Jour nalisten in Londen aangeboden, heeft hy op de gebruikelijke hoofsche wijze de dis cretie in zijn uitlatingen in acht genomen, die van een Foreign Secretary in dit stadium van onzekerheid en moeilijkheid in de we reld meer dan ooit kon worden verwacht. Met andere woorden, hij gaf zich niet bloot. Zooals deze juridische minister voor Bui- tenlandsche Zaken het zelf uitdrukte, moest hij oratorisch tusschen de Scylla der niets zeggendheid en de Charybdls der loslippig heid doorvaren cn gaf hij er, als het niet anders kon, de voorkeur aan eventueel op de eerste rots te stranden. Niettemin was er, toen hij het had over de krasse tariefmaat regelen, welke de regeering noodgedwongen tegen buitenlandsche producenten had moe ten nemen, iets in zijn woorden, dat die groepen in het land die de komst van een volledig beschermend tariefstelsel reeds als een uitgemaakte zaak beschouwen of de zaak zoodanig voorstellen, een gevoel van twijfel of ongerustheid kan geven. Hij gaf zich veel moeite aan de vertegenwoordigers aer buitenlandsche pers uit te leggen dat de fiscale politiek van Groot Brittannic nog een open kwestie is, een zaak voor „toekomstige overweging en beslissing". Tevoren had hij verklaard, alweer met bij zonderen nadruk, dat hetgeen tot heden in tariefmaatrcgelen was gedaan, als iets uit zonderlijks moest worden beschouwd.- ten einde hei. hoofd te bieden aan even uitzon derlijke omstandigheden. Daaruit kon men slechts opmaken dat hij die omstandigheden en de maatregelen er tegen van tjjdelijken uard achtte. En indien Sir John Slmon voor, zich de overtuiging had gehad dat een volle- aig beschermend tarief binnen niet al te lan gen tijd een feit zou zijn, dan aou htj dat wel niet met zooveel woorden aan de journalisten hebben verteld, maar dan zou hij ook zeer ze ker geen woorden hebben gekozen, die zoo als het geval was voor een tegenoverge stelde uitlegging vatbaar waren. Hoewel deze Minister niet onmiddellijk bij de tariefmaat rcgelen der regeering is betrokken, brengt zijn positie als Foreign Secretary hem uiteraard in aanraking met alle internationale wrij ving. dispuut en vertoog, die reeds thans uit de beschermende maatregelen in Groot Brit tannic zijn voortgekomen, omdat die maat regelen. zoo ze al geen inbreuk zijn op be staande handelsverdragen, de rekbaarheid dier verdragen op zwaren proef stellen. Hoe veel meer moet- dat niet het geval zijn wan neer de ..whole hoggers" straks hun haan (de wat verbijsterende variatie der beeldspraak moge uw censuur passeer en) koning laten kraaien. Wat nu de kwestie van 1 a nd bou wbesch er - ming verder betreft weet elke ingewijde dat de Brltsche landbouw in zijn alsnog gedesor- ganiscerden toestand ten eenenmale onbe kwaam Ls dc benoodlgdc producten in vol doende hoeveelheden, van de gcwenschte hoedanigheid cn voor den juisten prijs te ver schaffen. De Week-end Review merkt deze week op dat tarieven voor landbouw, ontwor pen voor bescherming van dien landbouw en dus hoog. onder de beslaande omstandighe den verwarring zouden scheppen en zooveel gramschap zouden doen ontstaan onder con sumenten. dat zij nooit meer iets van invoer controle zouden willen hooren, zelfs niet meer wanneer indien dat ooit het geval zal zijn, mag men bij het betoog van den schrijver in het genoemde weekblad voegen dc Brltsche landbouw hoog genoeg ontwik keld zou zijn om aan dc vraag te voldoen. Men zou willen concludeeren dat straks het protectionistisch eten in Engeland niet zoo heet zal worden opgediend als de voorstanders van een compleet beschermend stelsel willei^ doen gelooven niet alleen, maar bereid zijn1 klaar te maken. a. K. van r. heeie bemanning en van een groot aantal In dianen een 30 voet hoog kruis opgericht voor zien van een schild met drie Fransche lelies en het- opschrift: „Vlve le Roy de France". Daarna knielden alle blanken neer voor het gebed, terwijl de Indianen deemoedig toe keken. Kort daarna keerde de expeditie naar Frankrijk terug, waarbij eenige indianen mee gingen als levende bewijzen van de ontdek kingen. Reeds het volgende jaar trok Cartier weer naar de nieuw ontdekte streken, cn toen hij op 10 Augustus 1535 de baai van St. Laurens binnenzeilde, noemde hy deze naar den Heilige van dien dag. Saint Laurent. Later kreeg ook ce reusachtige rivier, waarvan de baai eigenlijk de monding is. dezen naam. Cartier zeilde de rivier op en ankerde bij het Indianendorp Stadacona. waar nu Quebec ligt. Per boot trok hij verder naar Hochc- laga (Montreal). Door de Indianen werd hy overal vriendschapeplijk ontvangen; hij overwinterde in Stadacona. Na zyn terugkeer werd een schip met kolo nisten uitgezonden, maar voorloopig zou er na nederzettingen nog niets komen. Pas in het begin van de 17de eeuw wer den van Frankryk uit nieuwe pogingen tot koionisatie gedaan. Samuel Champlain was bezield met een vurig enthousiasme voor Nieuw Frankryk; hy trok er dan ook gere geld met nieuwe kolonisten naar toe. Hij knoopte vriendschapsbetrekkingen aan met de Iroquois en de Hurons. en steeds meer wist hij den Franschen koning te overtuigen van het belang van deze kolonie. In 1608 stichtte hy Quebec. Hü exploreerde de Groote Meren. Op zyn aansporen werd ook het eerste nederzetters contract gesloten tusschen de Fransche regeering cn Louis Hébert; de laat ste verbond zich om zich in Canada te ves tigen en den landbouw daar te beoefenen. HU kreeg daarvoor een groot stuk land. Deze eerste landbouwer was van veel belang, daar de kolonisten nog steeds afhankelijk waren van een aanvoer van levensmiddelen uit net moederland. Steeds werden dus nieuwe kolo nisten aangemoedigd met premies om Europeesche gewassen te verbouwen. De sola ten en officieren kregen premies en groote stukken land, wanneer ze een gezin stichtten. Champlain werd de eerste Gouver neur-Generaal van deze kolonie en heeft veel tot den bloei en de uitbreiding ervan bUgedragen. Ook was hy door zUn vriend schap met de Indianen de aangewezen be middelaar by kwesties, hy heeft dan ook steeds ernstige ongeregeldheden kunncni voorkomen, terwijl na zyn dood herhaal delijk moorden op blanken voorkwamen, on- vermijdeiyk gevolgd door strafexpedities, wat. aan de goede verstandhouding veel af breuk deed. Terwijl dus Frankrijk alleen zich bezig hield met kolonisatie, hadden de andere land den van Europa do hoop op de Noord-Wes telijke doorvaart nog niet opgegeven. In 1609 rustten Nederlandsche kooplieden een expeditie uit onder den Engelschen zee man Henry Hudson. Deze verkende de Hud- son-rlvicr en bezocht Manhattan, waar eeni ge jaren later Nieuw-Amsterdam werd ge sticht. Op een volgende reis liep hy de Hud- son-straat binnen en bracht de Hudson-baai in kaart. Op hem volgden verschillende Engelsche ontdekkingsreizigers, o.a. James die in 1632 James-baai verkende. Merkwaardig is de reis van Sir Thomas Button in 1612, die zóó zeker was van zyn zaak, dat hij brieven van James I meenam voor den keizer van Ja pan! Hij bracht het ook niet verder dan tot de Hudson-baai. De gedachte aan dc Noord- Westeiyke doorvaart begon nu eenigszins te tanen. Toen Mackenzie in het einde van de 18de eeuw de naar hem genoemde ri vier tot aan zy n mond volgde, en Alaska ver kende. werd de hoop geheel opgegeven, cn toen tenslotte Franklin in 1848 de Lancaster Sont vond, was alle belangstelling er in ver loren, vooral omdat men toen reeds sprak van het Suez-kanaal. Intusschen waren de Franschen op het vasteland nitt stil biyven zitten. De Mal- sonneure stichtte in 1644 een nederzetting op de plaats waar nu Montreal ligt, Jolliet ver kende de Illinois en de Mississippi. La Salie volgde de Mississippi tot aan den mond en had zoo het geheele torren achter de Engel sche, Nederlandsche en Zweedsche nederzet- tin een voor Frankrijk verklaard. Vedere ont dekkers zijn nog Vader Marquette cn Ca dillac. Zoo kwam allengs grooter gebied in han den van Frar.krük: gedurende anderhalve eeuw zou Frankrijk hier een bloeiende kolonie aan hebben. Dat deze 150 Jaren beslissend waren voor de ontwikkeling van Canada, blijkt uit het feit,, dat de Engelschen niet in staat zijn geweest om de Fransche taal, zeden en godsdienst te verdrUvcn. Nog he den ton dage is Quebec een Fransch spre kende stad: in de geheele provincie Quebec met Inbegrip van Montreal, wordt meer Fransch aan Engelsch gesproken. In 1934 zal het 400 jaar geloden zijn dat Jacques Cartier, door het planten van het kruis, dei stoot gaf tot de ontwikkeling en bevolking van deze kolonie. Het plan is nu gevormd, om op de plaats van het kruis een basiliek te bouwen. teT herdenking van deze historische daad BU de viering van den 400sten gebortedag van Canada hoop men dan deze basiliek plechtig te kunnen inwij den. a. g. TELEVISIE ONDER WATER. Ofschoon het nog wel cenigen tyd zal duren, voordat de televisie haar plaats in neemt naast gramofoon en radio als een ver zorgster van de huiselijke ontspanning, heeft zij toch al practischc toepassing en mogciyk- heden. zegt Tit Bits. Op het oogenblik neemt dr. H. Hartman proeven voor de kust aan de Rivièra met een prachtig toestel, dat het menschcHjk oog In staat stelt dc diepten van den oceaan te be wonderen. Het apparaat bestaat uit een stalen bol met heel krachtige electrische lampen. Binnen in den bol bevinden zich een televisie uitzend- toestel en een film-camera. Een kabel met draden verbindt den bol, die van een schip neergelaten is, met een ontvangstoestcl op dat schip, waar de beelden van den zee bodem op een scherm worden geprojecteerd. Zoodra iets wordt gezien van blijvende waar de. schakelt men dadelijk het televisie-toe stel uit en het film-apparaat in en een onder water-film wordt opgenomen. De uitvinding kan van belang zijn bij heli zoeken naar cn werken bij gezonken schepen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1932 | | pagina 17