MEtëEMClWO Van oude Paaschzeden. H.D. VERTELLING PAASCHVIERINC IN FLORENCE. _r ZATERDAG 26 MAART 1932 BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD VIJFDE BLAD Weinig bekende gebruiken. Het Paaschfeest is telkenj are wederom voor elke krant een welkome gelegenheid om uitvoerige mededeelingen betreffende Paaschzeden en -gebruiken te doen.. Vele daarvan zijn zeer bekend; o.a. de bekende Paaschvuren in het Oosten des lands en het „Vlöggelen in Ootmarsum". De zeden en gebruiken waarvan hier melding wordt ge maakt, zijn echter lang niet algemeen be kend; er zijn zelfs mededeelingen welke vrijwel onbekend zijn. Vooraf laten wij echter een korte verklaring betreffende Paschen volgen. Het Paaschfeest werd oorspronkelijk inge steld door den Jooclscnen profeet Mozes, en wel ter gedachtenis aan den uittocht der Israëlieten uit Egypte; de uiterlijke ken tee kenen van !het godsdienstige feest beston den uit het eten van het paaschlam, waarvan het bloed tegen de deurposten gesprenkeld werd; verder het nuttigen van ongezuurd brood en van bittere kruiden, symbolen, in verband staande met de Joodsche geschiede nis. Wat zijn datum aangaat, werd het feest oorspronkelijk vastgesteld op den veertien den dag van de eerste maand, Bib of N'isan; het moest zeven dagen duren. Waar echter Jezus' verrijzenis op het Isr. Paaschfeest heeft plïiats gehad, werd de ge denkdag daarvan op het Paaschfeest gevierd; de Kerk-vergadering van Nicea stelde in 325, na veel strijd den datum van het Chr. Pa schen op den eersten Zondag na de volle maan, volgende op de voorjaarsnacht-eve- r.ing. Het woord „na" werd dadelijk aldus aangevuld, dat het Paaschfeest een week la ter wordt gehouden, wanneer de eerste volle maan. na de voorjaarsnacht-evening juist op een Zondag valt. Dus kan het Paaschfeest nooit vallen vóór den 22sten Maart en ook niet na den 25sten April. Wij vangen ons verhaal aan met de ver melding van een ongeveer gelijkluidend ge bruik als het Paaschvuur, nl. de gewoonte van de „brandende Paaschwielen". Brandende Paaschwlclen. In een kleine Duitsche stad' „Lügde, in Pyrmont gelegen, heeft tot voor enkele ja ren het gebruik bestaan om het Paaschvuur te vervangen door groote brandende wielen van de hooggelegen burcht langs den berg weg omlaag te laten rollen. Dit geschiedt op den avond van den Eer sten Paaschdag en het was een prachtig ge zicht om ze, gelijk rollende brandstapels, door de duisternis te zien voortbewegen. In de Stille week gaan de z.g. „Paaschbroe- ders" langs alle huizen, waar zij de bijdragen voor Paschen komen ophalen. Algemeen gaf men gaarne; óf geld, óf stroo. En er waren ook altijd wel menschen te vinden, die paard en wagen voor het vervoer der wielen ter be schikking wensóhten te stellen. Het stadje zorgde voor het benoodigde houten zorg de voor de muziek. De „Paaschbroeders" laadden op den eer sten feestdag een groote hoeveelheid stroo op een wagen. Op een anderen wagen werden vier wielen, ongeveer van manshoogte ver voerd. Met die vracht ging men naar den z.g. Paaschberg, welke ten westen der stad gelegen is. Door spaken waren de wielen in vier vakken verdeeld., door de naaf werd een dennetak gestoken, terwijl de vier vakken werden opgevuld met stroo, rijshout en werk. Daarna werden de wielen met een hoo- ge stapel van meidoorn takken, dennenhout en ander hout gemaakt. Op den „grooten" avond komen nu de inwoners om van het fraaie schouwspel te genieten. Eerst werd gezamenlijk een koraallied gezongen; daar na werd het vuur aangestoken. Doch onder wijl is men boven op den berg ook aan het werk geweest. Alle schoolgaande kinderen van het stadje stonden er klaar om op het eerste sein de stroowisch, welke zij in de hand hielden, aan een klein vuurtje aan te steken en met het brandende fakkeltje zwaaiend in de rondte, hard weg te loopen. De vele vonkende stroowisschen leverden dan een fantastisch gezicht op. Dan klonk plotseling een schot: het eerste wiel wordt aangestoken. Twee mannen draal den het aan den dennentak langzaam een eindje omlaag: als het wiel de goede richting heeft, geven ze het nog een duwtje, om het vervolgens los te laten. Voortdurend word:;- de snelheid van het rollende wiel nu greoter; niets is in staat om het tegen te houden. Al les staat in brand; vonken vliegen rechts en links omhoog. Wanneer het beneden tot stilstand gekomen is, gaan de kinderen gauw het vuur blusschen. teneinde de wielen te sparen! Toch moesten er om de drie jaren nieuwe wielen gemaakt worden. Als tenslotte de vier wielen geloopen heb ben, zingt het volk nogmaals een gemeen schappelijk koraal, om het geval thuis ver der te bespreken. Een zeker bijgeloof is aan het rollen der wielen ook nog verbonden: zijn ze goed naar beneden gerold, dan zal het een goed jaar worden. En hij, op wiens bouw land een wiel blijft liggen, kan op een groo ten of ruimen oogst rekenen. Tijdens den oorlog en. enkele jaren daarna is dit gebruik „stopgezet"; daarna heeft men het weer enkele malen gedaan. Op onze in formatie of men het dit jaar wederom in eere zal herstellen, hebben wij tot heden geen antwoord ontvangen. Een andere gewoonte, waarvan de herkomst weinig of niet bekend is. is het voorkomen van den haas bij het Paaschfeest, meer in het bijzonder bij de Paascheieren. De haas bij de Paascheieren. Bij vrijwel geen enkele Paasch-illust-ratie zal de teekenaar en in het bijzonder de Duitsche verzuimen een of meer hazen af beelden Geen prentbriefkaart- b.v. is dan ook volmaakt, als er naast de hoendereieren het portret van langoor op ontbreekt. Deze verschijning van „meester Lampe" juist op het Paaschfeest is niet gemakkelijk te verklaren. Toch is er wel iets van zijn af komst te verteilen: daarvoor moet men te ruggaan tot de grijze oudheid. Heidensche volksdenkbeelden en. instellin gen van dc nieuwe leer mengen zich in de eerste tijden van het Christendom in de Ger- maansche landen op vreemdsoortige wijze dooreen. Vele eigenlijk de meeste dier oude volksdenkbeelden laten zich zoo opeens door het nieuwe licht maar niet verjagen, houden zich stevig vast aan de bekeerden. Van die zoo taaie levenskracht dier oer-Ger- maansche heidendenkbeelden is waarschijn lijk ook de haas op het Paaschfeest een eer tallooze voorbeelden. Haasje was bij onze Germaansche voor ouders een voorwerp van vereering. Zijn vleesch werd niet gegeten. Hij was een min of meer elf- of koboldachtige verschijning; zoo verschenen elfen, heksen en allerlei spook wezens dikwijls in de gedaanten van ha zen, vooral van driebeendge. De haas schijnt in eenige betrekking gestaan te hebben tot de godin van het Oosten, van den ochtend stond en de lente, Ostara. Van andere godin nen staat het haasje ook als haar bood schapper bekend. Harke of Holda heeft hem tot haar lijfknaap gekozen; haar leger be staat alleen uit hazen. Holda laat zich op haar nachtelijke wandelingen door een haas voorlichten. Deze haas droeg een lantaarn. Als zinnebeeld van de vruchtbaarheid geldt de haas in later tijd, Daarom verstopt men vooral op Witten Donderdag, de Paasch eieren in den tuin of in de kamer en maakt den kinderen wijs, dat de hazen ze gelegd hebben. Bijna vanzelfsprekend bezat de haas ook wonderdadige eigenschappen. Het gedroogd oog van een haas op het lijf gedragen, was een zeker middel tegen blindheid of vermin dering van het gezicht. Zoo kon een pasge boren haas tegen vallende ziekte beschermen. Een op het lijf gedragen hazepoot bevrijdt van den militairen dienst. Een. middel voor alles was de haas, welke op den eersten Vrij dag van de maand Maart geschoten was Door het eten van hazeiwleesch kon men voorts binnen negen dagen een schoonheid worden! Als de kinderen moeite hebben met het tanden krijgen, dan legt men een hazenkop met flinke sterke tanden onder het hoofdkussen der kleinenWie op Trinstatis- dag in het boscli gaat verdwaalt; komt men evenwel een haas op zijn weg tegen, dan is het rechte pad gauw weer terug ge vonden. In dit verband is het niet onaardig, ook te herinneren aan het bekende schilderij van Pieter Aertsz van 1557 (Rijksmuseum te Am sterdam) waar de eierdans op voorgesteld zijn. De eierdans was een geliefd volksver maak, dat in de herbergen werd gespeeld. Op den vloer werden bloemen gestrooid en in een met krijt ge teekenden kring lagen eenige eneren. die door den eierdanser ou één been hinkend, éen voor één uit den cirkel moeten worden- gedanst. Eenigszins verklaarbaar wordt het daar door ook, dat de haas in lateren tijd soms zoo slecht aangeschreven staat. Een dier van zooveel geheimzinnige heidensche eigen schappen toch, moest voor velen wel een voorwerp van vrees en huivering worden.Zeer bekend is, dat een haas, die dwars over den weg loopt, ongeluk voorspelt. Als men zich op hetzelfde oogenblik driemaal omkeert of het dier dadelijk neerschiet, is het onheil echter geweken. En als de haas des zomers het dorp komt inloopen, dan is het ook niet in orde, want veelal zal er dan brand ont staan. „Christus is opgestaan". Toen in Rusland het keizerlijk regiem nog bestond, beschouwden de Russen Paschen als het hoogste kerkelijke feest. Zoowel de plechtigheid in de kerk als de huiselijke vie ring overtroffen verre die van 't Kerstfeest .In den Paaschnacht werd met het slaan van twaalf onder het luiden der klokken van dc Kathedraal een Christusbeeld opgegraven, en onder plechtig gezang der popen om het kerkgebouw gedragen. Al de in de kerk aan wezigen en de duizenden, die buiten wacht ten, omdat er binnen geen plaats meer was, barstten los in den jubelkreet „Christus is opgestaan!" Allen wenschten elkaar geluk met een kus. Thuis werd er dan gesmuld, zoowel in spijs als in drank. De volgende da gen waren gewijd aan bezoeken bij vrienden en bloedverwanten en aan de met allerlei lekkernijen overladen tafel, die overal gedekt stond, stelde men zich schadeloos voor den langduxigen, strengen vastentijd. Volksvermaken. Bekend is ook dat men vroeger in vele ste den met parken een soort volksfeesten had de z.g. Paaschweide. Daar stonden kramen en tenten voor de paaschkermis. De jeugd speelde er met hardgekookte, gekleurde eieren. Zoo trokken in het jaar 1869 tijdens de Paaschdagen tienduizenden te Arnhem over den Rijnbrug naar buiten, waar de volksvermaken op de weide van het landgoed „Meinerswijk" gehouden werden. De jeugd vermaakte zich met koekhak ken. dobbelen of in den draaimolen; de ouderen zaten in de herbergen naar de pret te kijken. Te Deventer ging men naar de Worp (een terrein aan de overzijde van den IJsel), te Zutphen naar de Paasschweide, te Zwolle naar den Spoolderberg, te Winters wijk naar de Weme, te Loc hem, Terborg en Wageningen naar den Paaschberg. Ook is bekend, hoe vele Paaschvierders hun grootste vermaak vonden in veel eten van krentebrood. eieren en rijstebrei. In 1848 wedde op Walcheren iemand, dat hij 25 kren tenbrooden zou opeten zonder dat hij er iets bij zou drinken. De man won de wedden schap en hü is er gezond bij gebleven! Zoo wordt alom Paschen begroet als een symbool van een „nieuwe lente een nieuw geluid". De winter is voorbij: het voorjaar neemt zijn plaats in. In dit verband willen wij het voorgaande besluiten met deze rege len van Jan Luyken: Wanneer de winter is geweken. Begint de vroegtijd aan te breken. En wekt- het leven uit den dood. Wie al zijn dagen had versleten. Ontvreemd van dit geheim te weten, Wat was hem zulk een wonder groot. Wanneer hij spruit en bloem zag komen Uit zwarte aarde en dorre boomen, Uit kracht, die 't oog verborgen lcit. Het Avontuur. door WILLY VAN DER TAK. Hij was maar een klein jongetje van zeven toen hij voor het* eerst kennis maakte met de Schoonheid, maar het heugt hem nog, hoewel hij allang geen kleinjongetje meer en niet eens meer een jongen is. Hij was een klein jongetje van zeven jaar, luidruchtig op zijn tijde droomerig op zijn tijd; niet zoo'n heel bijzonder jongetje, maar toch een klein menschje met- een gevoelige ziel onder een ailedaagsch kleine jongetjes huidje. Hij heeft het me eens verteld, en ik wilde het maar gewoon oververtellen zooals he: reilt en zeilt, en zooals ik het me zelf herin neren kan. Het zal wel een beetje armoedig zijn, en als hij het zelf leest, zal hij het mis schien niet eens herkennen, omdat eigen be levenissen nu eenmaal eigen belevenissen zijn, die een ander nooit heelemaal zal kun nen begrijpen. Hij was dan een klein jongetje, en hij woonde in een groot huis. Nu achteraf weet hij, dat hij niet kleiner was dan andere jongetjes en dat het huis niet grooter was dan andere huizen, maar d e verbeelding van kinderen stoort zich weinig aan de werke lijkheid, en dat is waarschijnlijk de reden waarom kinderen gelukkiger zijn dan groote menschen. Het was een heerlijk huis, met breede gangen en een groot trappenhuis, en met e geheimzinnige kamer. Een kamer aan den achterkant van het huis, waarvan de deur altijd op slot was. waarin vader wel eens de geheimzinnige deur opensloot om er zijn voorraad sigaren aan te vullen, waarin eens in de maand dikke Aagje, die in de keuken woonde en hem koekjes toestopte, als ze In- en 'hem standjes gaf, omdat hij zijn vceten niet veegde, als ze uit haar humeur was, verdween met emmers en boenders en stoffers Een kamer, waarin ze allemaal kwamen alleen hij niet. Een kamer, die voor niemand iets geheimzinnigs had, alleen vor hem wc!. Heel gewoon de mooie kamer uit een huis. waar in de huiskamer geleefd werd, maar voor dat jongetje van zeven jaar een wonder lijke kamer achter een altijd gesloten witte deur, die steeds maar geheimzinniger en verleidelijker werd, naarmate hij er langer over droomde. Toen het zaadje eenmaal in den vruchtbaren grond van zijn verbeelding gevallen was, kiemde en groeide het verwon derlijk snel, en verwonderlijk ongemerkt. Het brandde in hem. iederen keer, dat hij langs die gladde, koele, witte deur kwam; het groeide en groeide tot een verrukkelijk broeiend geheim, maanden en maanden lang; de nieuwsgierigheid werd tot een zalig ver trouwde spanning, die hij allang niet meer dorst te breken door te doen. wat natuurlijk de heel simpele oplossing was: moeder vra gen, om hem de kamer eens te laten zien: de spanning verkeerde weer in de heilige vaste overtuiging, dat er in die kamer, achter de breede deur daar in de gang. iets was een geheim, iets ongelooflijk moois, dat hij op een goeien dag zou aanschouwen. Op welken dag? Op den dag, die hij zelf koos. Op de ndag. waarop hy zelfbewust en over tuigd deer de gang zou stappen, den sleutel omdraaien in het slot van do geheimzinnige deur. de knop in bei zijn handen nemen en binnengaan En dat daar binnen hem iets ongelooflijks wachten zou, was voor hem onbetwijfelbaar. Wat? Daar dacht hij niet eens over na. Het zou er zijn en hij zou het zien, als hij wilde. En juist dat feit, dat het van zijn eigen vrijen wü afhing, maakte dat hij uit stelde. onbewust, omdat hij dat verrukkelijke niet-weten niet wilde prijs geven voor het weten, dat, omdat het onbekend was. on eindige schoonheid bezat. Hij stelde telkens weer uit, huiverend bijna voor den gewel digen stap. die zooveel te niet kon doen.... Zoo droomen kinderen, zoo intens, zoo overgegeven, en geen mensch merkt er wat van. Het groeit in hen. het leeft in hen. zij dagen het dag en nacht met zich mee. zij hebben het 'ijle genoegen van steeds maar weer te kunnen droomen, ze hebben de huiverende vrees voor ce werkelijkheid, de angst van te zullen verliezen, de gloeiende spanning om wat er verwacht wordt van het onbekende. En ondertusschen leven zij kalm hun leven van allen dag. dat ai zoo bewo gen is, dat geen mensch er nog een veel bc- wogener en oneindig fantastisch innerlijk achter zoekt. Maar op een middag sloop het jongetje door de verlaten gang. met een gezichtje, dat bleek was van ingehouden spanning, met oogen, die tweemaal zoo rond en tweemaal zoo glanzend waren als anders, van verwach ting, en met een hartje, dat zoo bonsde, dat De vuurwagen als oud volksgebruik. In Firenze (Florence) handhaaft - op Paasch-Zaterdag nog steeds een oud volks gebruik, het feest van de „Carro del Fucco" dat vooral talrijke bewoners uit den omtrek naar de stad trekt. Het. •—veer op het Domplein en in de aangrenzende straten is stopgezet, voortdu rend groeit de menigte aan en wacht in spanning to: het uur van twaalven zal slcan. Opeens splijt de muur van niet'-'- nerigen uiteen en een gemompel van: „H carro il carro" (de wagen) gaat door de rijen. Het is een houten gevaarte met bonte guirlandes van papier versierd, dat langzaam door vier witte ossen wordt voortgetrokken en voor den Dom stilhoudt. Aan beide zijden van den wagen ziet men het wapen van do familie Pazzi vijf kruisen en twee dolfijnen aangebracht. Zooals we straks zullen zien. staat het gebruik in nauw verband met het geslacht Pazzi. Aan de voorzijde prijkt de lelie, het wapen van de bloemenstad Floren ce. Weer opent zich de menschenmuur: de aartsbisschop met zijn gevolg begeeft zich naar den Dom. Vooral onder dc aanwezige bewoners van het platteland groeit de span ning. Zal vuurwerk, dat in den wagen verborgen zit. vlot ontbarnden? ~"oote be langen staan hierbij op het spel. want- hier van zal afhangen of dit Jaar een goede, of wel een slechte oogst te verwachten is. Eindelijk slaat het twaalf uur. Alle klak ken, die van Goeden Vrijdag af hebben ge zwegen, beginnen te luiden; de lucht davert, maar toch hoort men er boven uit het ge- "ch van de menigte: ,La colomblna! la colombina!" (de duif). Tusschen den Dom en den vuurwagen is een draad gespannen, waarlangs een stuk vuurwerk in den vorm van een duif pijlsnel vooruitschiet. Aan de duif is tevens een brandende lont verbonden, waarmee de ro- setten* van den wagen worden aangestoken. Nog hooger laait de vreugde op, wanneer blijkt, dat het proces vlot verloopt,, en het geknetter van het ontploffende vuurwerk gaat in het gejuich verloren. De vuurwagen staat in nauw verband met het geslacht Pazzi zooals wij reeds op merkten en hierdoor ook indirect met de vroegste kruistochten. In het jaar 1095 werd op aansporen van Paus Urban us n een kruis tocht georganiseerd om het Heilige Land uit de handen der Turken te bevrijden. De leiding berustte bij Godfried van Bouillon, en edelen uit alle landen stelden zich onder zijn banier. Onder de velen, die uit Florence mee gingen was ook Pazzo dei Pazzi. die de Tos- caansche troepen aanvoerde. Hij zou de eerste geweest zijn, die dc Christenvlag plantte op de muren van Jeruzalem en zou voor deze daad van Godfried van Bouillon drie steenen ontvangen hebben, afkomstig uit het Heilig Graf. welke steenen Pazzi bij zijn terugkeer had meegebracht. Dit verhaal is historisch echter niet te bewijzen. Het kan evengoed zijn. dat de volksoverlevering ze heeft toegeschreven aan een van de leden van het geslacht Pazzi, dat ten kruistocht trok, doch dat de steenen door een of an deren pelgrim zijn meegebracht. Het Is bo vendien de vraag of ze werkelijk van het Heilige Graf afkomstig zijn, omdat de samen stelling van de drie vuursteenen in ^'—ence totaal verschilt met de steensoort welke op de bedoelde plaatsen wordt gevonden. De gewoonte om het Paaschvuur. dat op Paasch-Zaterdag wordt ontstoken, te doen ontvlammen door middel van deze drie steenen. dateert uit de eerste helft van de dertiende eeuw. Het nieuwe vuur werd ver volgens onder de geloovigen uitgedeeld, een recht, dat na de kruistochten als een soort belooning toekwam aan de Pazzl's. Was het vuur in den Dom gewijd, dan ontstak een der leden van dit beroemde geslacht een groote toorts en bracht hiermede het vuur rond aan de huizen der burgers. Dit- werd ook algemeen als een werkelijk voorrecht be schouwd en groot was dan ook de schande toen het van 1478 tot 1494 werd ingetrokken wegens een samenzwering tegen de Medici's waaraan de Pazzi's hadden deelgenomen. De bovengenoemde toorts werd vermoede lijk later vervangen door een torenvormigen wagen, den „Carro del Fuoco (vuurwagen), waarin men verschillende toortsen kon steken en waar bovenin een groote. ijzeren vuurpot stond. De „Carro". die thans door de straten van Florence trekt, werd gemaakt naar het oude model doch lager en eenvoudiger dan zijn voorganger. Wat er nu nog over is van dit oude ge bruik n.l. het vuurwerk op het Domplein, vond eenmaal zijn oorsprong Sn het nieuwe Paaschvuur. Dit vormde de religieuze zijde van het feest. Vervolgens kwam de vuur wagen, het volksfeest werd geboren en belde feesten werden vereenlgd door de vuurdragen- de duif, die de verbinding tot stand brengt tusschen den Dom en den Carro del Fuoco. W. S. hy' zijn hand erop drukte omdat hU zeker wist. dat het door het heele huls te hooren moest zijn. Het jongetje deed zijn eersten grooten greep naar den droom, en wat er zijn har: kloppen deed, dat was niet de gewone vrees van een jongetje, dat wat stouts gaat doen, maar dat was de instinctieve angst van een mensch, die in zijn eeuwig trachten naar schoonheid, beseft, dat die schoonheid iets zoo teers en vluchtigs is. dat een grijpende menschenhand er eeen klauw bij lijkt Door de hooge, breede gang sloop hij. tot waar de vlakke, witte deur was, waarachter het geheim zoo lang gelokt had. Een heel klein jongetje voor een reusachtieg deur, en achter de deur de onbekende oneindig heid Hij draait den sleutel om in het slot. neemt de deurknop tusschen alle twee zijn handen, wendt hem, duwt de deur op en kier open. Een zacht grijze duisternis komt uit de ka mer de lichte, helle ganD invk..cn, oen geur van stof en muffigheid dringt in zijn neus... Met één stap is hij binnen en sluit, ternau wernood zijn nerveuze spanning kunnende bedwingen, de deur behoedzaam achter zich, Met zijn rug er tegen geleund kijkt hij het mysterie tegemoet. De kamer is groot en hoog en leeger dan ce andere kamers. In het schemerduider ziet hij een hooge kast tegen een muur staan, ergens onder een raam staat een tafeltje vol met snuisterijen. Er hangen zware, don- dere gordijnen voor de ramen, en lichte witte weer achter die zware. En achter dc lichte witte handen de horizontale, kil-glimmende latten van dezelfde zonneblinden die in de andere kamers ook worden neergelaten, zoodra de zon zich dreigt neer te zetten op het kostelijke pluche van moeders stoelen, en die ratelend als een lawine van vallende steenen alle stilte aan brokken en flardc scheuren. Op de ronde tafel in het midden ligt een rood fluweelen kleed en op dat kleed De parade van dc Paaschhazcn. Het is hem opeens of zijn har., stil blijft staan en dan zoo hard en zoo fel gaat bon zen, dat hij bang is dat het door zijn keeren naar buiten zal springen. Eén zonnc -'—.al is stilletjes door een reet in die neergelaten blinden naar binnen gekropen en heeft zich door de grijze schemer, die de kamer vult, een weg gebaand naar een dikke, bolle plooi van het tafelkleed. Een zonneplekje straalt er op dat doffe donker van het pluchen tafel dek. één plekje kleur geeft er warmte aan al dat monotone grijs In de kamer, die daar altijd ligt aLs een afgestorvene. Het Ls dat plekje kleur, waarop het Jon getje toegaat, eerbiedig op zijn teenen, schroomvallig met ingehouden adem ei» schuwe oogen. Het is rood, diep, gloeien^ onpeilbaar rood als het rood van een robiji, waar de zon op flonkert, maar warmer nog, en donziger nog. Het Ls het puurste, het zuiverste, edelste rood, dat er bestaat, en het is in die grijze, stille kamer als een brokje van de meest intense, meest vol maakte schoonheid, die er bestaat. Het ligt er als een juweel, en het ligt er niet; het is als een druppel warm. levend bloed, en er ls niets dan het pluche tafelkleed en die zonnestraal. Het jongetje kijkt er naar. en heft zijn hand op, mar trekt haar weer torue. Iets In zijn eigen ademlooze bewondering weer houdt hem. De stilte in de kamer gonst, cn zijn hart klopt bonkend. Het is de eerste maal, dat hij de waar achtige schoonheid ziet. Hij heeft er naar gegrepen, maar zijn hand bljtads terugge trokken. Hij kijkt alleen maar. cn terwijl hij kijkt, wordt de schoonheid zijn bezit, zonder dat zijn hand haar aangeraakt of omvat heeft. Vijf minuten later sluipt een klein jon getje de kamer uit, de witte deur gaat zacht jes dicht, de sleutel wordt stilletjes omge draaid, en nietig stapt hij door de groote groote breede gang. In de huiskamer is niemand en in een stoel gaat hi) zitten den ken. Nu, nu nog, nu hij allang geen klein Jon getje meer ls, en ook al geen groote jongen meer, denkt hij eraan. Aan dien eersten keer, dat hij de schoonheid zag en wijzer dan later, zijn hand terug hield, toen die er zich naar uitstrekte. Later heeft hij trachten te begrijpen, en voor eeuwig verloren. En vreemd genoeg Ls die eerste keer. waarvan ik u nu verteld heb, de eenige geweest, waar op hij haar niet verloor, maar har zoo abso luut tot zijn beoit maakte, dat het hem nu nog is. of het gisteren gebeurde WAAR BLIJVEN DE VIOLISTEN? Een bekende zaak te Londen van vioolbouw zal worden gesloten na een bestaan sinds 1765. De reden hiervoor is een vermindering in het aantal vlolisten, zoowel beroeps- als amateurmusici. Een Instrument als de viool kan alleen worden bespeeld na Jarenlange oefening en er zijn thans maar weinigen meer. die de daarvoor vereischte tijd en moeite daaraan willen wijden, vooral nu tegenwoordig de gramofoon en radio vrijwel overal aanwezig zijn. Beroepsviolisten, behalve de eerste-rangs- artisten. vinden het moeilijker in deze zware tijden een bestaan te krijgen. Dans- orkesten zijn nog steeds in trek, doch bios copen gaan over tot een orgel, of versterkte gramofoonmuzlek, terwijl om zoo te zeggen alle films zelf al van muziek voorzien zijn. Ook de café's en restaurants schaffen zich mechanische muziek aan.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1932 | | pagina 17