MEtëEMClWO
Van oude Paaschzeden.
H.D. VERTELLING
PAASCHVIERINC IN FLORENCE.
_r
ZATERDAG 26 MAART 1932
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
VIJFDE BLAD
Weinig bekende gebruiken.
Het Paaschfeest is telkenj are wederom
voor elke krant een welkome gelegenheid
om uitvoerige mededeelingen betreffende
Paaschzeden en -gebruiken te doen.. Vele
daarvan zijn zeer bekend; o.a. de bekende
Paaschvuren in het Oosten des lands en het
„Vlöggelen in Ootmarsum". De zeden en
gebruiken waarvan hier melding wordt ge
maakt, zijn echter lang niet algemeen be
kend; er zijn zelfs mededeelingen welke
vrijwel onbekend zijn. Vooraf laten wij echter
een korte verklaring betreffende Paschen
volgen.
Het Paaschfeest werd oorspronkelijk inge
steld door den Jooclscnen profeet Mozes, en
wel ter gedachtenis aan den uittocht der
Israëlieten uit Egypte; de uiterlijke ken tee
kenen van !het godsdienstige feest beston
den uit het eten van het paaschlam, waarvan
het bloed tegen de deurposten gesprenkeld
werd; verder het nuttigen van ongezuurd
brood en van bittere kruiden, symbolen, in
verband staande met de Joodsche geschiede
nis.
Wat zijn datum aangaat, werd het feest
oorspronkelijk vastgesteld op den veertien
den dag van de eerste maand, Bib of N'isan;
het moest zeven dagen duren.
Waar echter Jezus' verrijzenis op het Isr.
Paaschfeest heeft plïiats gehad, werd de ge
denkdag daarvan op het Paaschfeest gevierd;
de Kerk-vergadering van Nicea stelde in 325,
na veel strijd den datum van het Chr. Pa
schen op den eersten Zondag na de volle
maan, volgende op de voorjaarsnacht-eve-
r.ing. Het woord „na" werd dadelijk aldus
aangevuld, dat het Paaschfeest een week la
ter wordt gehouden, wanneer de eerste volle
maan. na de voorjaarsnacht-evening juist op
een Zondag valt. Dus kan het Paaschfeest
nooit vallen vóór den 22sten Maart en ook
niet na den 25sten April.
Wij vangen ons verhaal aan met de ver
melding van een ongeveer gelijkluidend ge
bruik als het Paaschvuur, nl. de gewoonte
van de „brandende Paaschwielen".
Brandende Paaschwlclen.
In een kleine Duitsche stad' „Lügde, in
Pyrmont gelegen, heeft tot voor enkele ja
ren het gebruik bestaan om het Paaschvuur
te vervangen door groote brandende wielen
van de hooggelegen burcht langs den berg
weg omlaag te laten rollen.
Dit geschiedt op den avond van den Eer
sten Paaschdag en het was een prachtig ge
zicht om ze, gelijk rollende brandstapels, door
de duisternis te zien voortbewegen.
In de Stille week gaan de z.g. „Paaschbroe-
ders" langs alle huizen, waar zij de bijdragen
voor Paschen komen ophalen. Algemeen gaf
men gaarne; óf geld, óf stroo. En er waren
ook altijd wel menschen te vinden, die paard
en wagen voor het vervoer der wielen ter be
schikking wensóhten te stellen. Het stadje
zorgde voor het benoodigde houten zorg
de voor de muziek.
De „Paaschbroeders" laadden op den eer
sten feestdag een groote hoeveelheid stroo op
een wagen. Op een anderen wagen werden
vier wielen, ongeveer van manshoogte ver
voerd. Met die vracht ging men naar den
z.g. Paaschberg, welke ten westen der stad
gelegen is.
Door spaken waren de wielen in vier
vakken verdeeld., door de naaf werd een
dennetak gestoken, terwijl de vier vakken
werden opgevuld met stroo, rijshout en
werk. Daarna werden de wielen met een hoo-
ge stapel van meidoorn takken, dennenhout
en ander hout gemaakt. Op den „grooten"
avond komen nu de inwoners om van het
fraaie schouwspel te genieten. Eerst werd
gezamenlijk een koraallied gezongen; daar
na werd het vuur aangestoken. Doch onder
wijl is men boven op den berg ook aan het
werk geweest. Alle schoolgaande kinderen
van het stadje stonden er klaar om op het
eerste sein de stroowisch, welke zij in de
hand hielden, aan een klein vuurtje aan te
steken en met het brandende fakkeltje
zwaaiend in de rondte, hard weg te loopen.
De vele vonkende stroowisschen leverden dan
een fantastisch gezicht op.
Dan klonk plotseling een schot: het eerste
wiel wordt aangestoken. Twee mannen draal
den het aan den dennentak langzaam een
eindje omlaag: als het wiel de goede richting
heeft, geven ze het nog een duwtje, om het
vervolgens los te laten. Voortdurend word:;- de
snelheid van het rollende wiel nu greoter;
niets is in staat om het tegen te houden. Al
les staat in brand; vonken vliegen rechts
en links omhoog. Wanneer het beneden tot
stilstand gekomen is, gaan de kinderen gauw
het vuur blusschen. teneinde de wielen te
sparen! Toch moesten er om de drie jaren
nieuwe wielen gemaakt worden.
Als tenslotte de vier wielen geloopen heb
ben, zingt het volk nogmaals een gemeen
schappelijk koraal, om het geval thuis ver
der te bespreken. Een zeker bijgeloof is aan
het rollen der wielen ook nog verbonden:
zijn ze goed naar beneden gerold, dan zal het
een goed jaar worden. En hij, op wiens bouw
land een wiel blijft liggen, kan op een groo
ten of ruimen oogst rekenen.
Tijdens den oorlog en. enkele jaren daarna
is dit gebruik „stopgezet"; daarna heeft men
het weer enkele malen gedaan. Op onze in
formatie of men het dit jaar wederom in eere
zal herstellen, hebben wij tot heden geen
antwoord ontvangen.
Een andere gewoonte, waarvan de herkomst
weinig of niet bekend is. is het voorkomen
van den haas bij het Paaschfeest, meer in het
bijzonder bij de Paascheieren.
De haas bij de Paascheieren.
Bij vrijwel geen enkele Paasch-illust-ratie
zal de teekenaar en in het bijzonder de
Duitsche verzuimen een of meer hazen af
beelden Geen prentbriefkaart- b.v. is dan
ook volmaakt, als er naast de hoendereieren
het portret van langoor op ontbreekt.
Deze verschijning van „meester Lampe"
juist op het Paaschfeest is niet gemakkelijk
te verklaren. Toch is er wel iets van zijn af
komst te verteilen: daarvoor moet men te
ruggaan tot de grijze oudheid.
Heidensche volksdenkbeelden en. instellin
gen van dc nieuwe leer mengen zich in de
eerste tijden van het Christendom in de Ger-
maansche landen op vreemdsoortige wijze
dooreen. Vele eigenlijk de meeste dier
oude volksdenkbeelden laten zich zoo opeens
door het nieuwe licht maar niet verjagen,
houden zich stevig vast aan de bekeerden.
Van die zoo taaie levenskracht dier oer-Ger-
maansche heidendenkbeelden is waarschijn
lijk ook de haas op het Paaschfeest een eer
tallooze voorbeelden.
Haasje was bij onze Germaansche voor
ouders een voorwerp van vereering. Zijn
vleesch werd niet gegeten. Hij was een min
of meer elf- of koboldachtige verschijning;
zoo verschenen elfen, heksen en allerlei spook
wezens dikwijls in de gedaanten van ha
zen, vooral van driebeendge. De haas schijnt
in eenige betrekking gestaan te hebben tot
de godin van het Oosten, van den ochtend
stond en de lente, Ostara. Van andere godin
nen staat het haasje ook als haar bood
schapper bekend. Harke of Holda heeft hem
tot haar lijfknaap gekozen; haar leger be
staat alleen uit hazen. Holda laat zich op
haar nachtelijke wandelingen door een haas
voorlichten. Deze haas droeg een lantaarn.
Als zinnebeeld van de vruchtbaarheid geldt
de haas in later tijd, Daarom verstopt men
vooral op Witten Donderdag, de Paasch
eieren in den tuin of in de kamer en maakt
den kinderen wijs, dat de hazen ze gelegd
hebben.
Bijna vanzelfsprekend bezat de haas ook
wonderdadige eigenschappen. Het gedroogd
oog van een haas op het lijf gedragen, was
een zeker middel tegen blindheid of vermin
dering van het gezicht. Zoo kon een pasge
boren haas tegen vallende ziekte beschermen.
Een op het lijf gedragen hazepoot bevrijdt
van den militairen dienst. Een. middel voor
alles was de haas, welke op den eersten Vrij
dag van de maand Maart geschoten was
Door het eten van hazeiwleesch kon men
voorts binnen negen dagen een schoonheid
worden! Als de kinderen moeite hebben
met het tanden krijgen, dan legt men een
hazenkop met flinke sterke tanden onder het
hoofdkussen der kleinenWie op Trinstatis-
dag in het boscli gaat verdwaalt; komt
men evenwel een haas op zijn weg tegen,
dan is het rechte pad gauw weer terug ge
vonden.
In dit verband is het niet onaardig, ook
te herinneren aan het bekende schilderij van
Pieter Aertsz van 1557 (Rijksmuseum te Am
sterdam) waar de eierdans op voorgesteld
zijn. De eierdans was een geliefd volksver
maak, dat in de herbergen werd gespeeld. Op
den vloer werden bloemen gestrooid en in
een met krijt ge teekenden kring lagen eenige
eneren. die door den eierdanser ou één been
hinkend, éen voor één uit den cirkel moeten
worden- gedanst.
Eenigszins verklaarbaar wordt het daar
door ook, dat de haas in lateren tijd soms
zoo slecht aangeschreven staat. Een dier van
zooveel geheimzinnige heidensche eigen
schappen toch, moest voor velen wel een
voorwerp van vrees en huivering worden.Zeer
bekend is, dat een haas, die dwars over den
weg loopt, ongeluk voorspelt. Als men zich op
hetzelfde oogenblik driemaal omkeert of
het dier dadelijk neerschiet, is het onheil
echter geweken. En als de haas des zomers
het dorp komt inloopen, dan is het ook niet
in orde, want veelal zal er dan brand ont
staan.
„Christus is opgestaan".
Toen in Rusland het keizerlijk regiem nog
bestond, beschouwden de Russen Paschen
als het hoogste kerkelijke feest. Zoowel de
plechtigheid in de kerk als de huiselijke vie
ring overtroffen verre die van 't Kerstfeest .In
den Paaschnacht werd met het slaan van
twaalf onder het luiden der klokken van dc
Kathedraal een Christusbeeld opgegraven, en
onder plechtig gezang der popen om het
kerkgebouw gedragen. Al de in de kerk aan
wezigen en de duizenden, die buiten wacht
ten, omdat er binnen geen plaats meer was,
barstten los in den jubelkreet „Christus is
opgestaan!" Allen wenschten elkaar geluk
met een kus. Thuis werd er dan gesmuld,
zoowel in spijs als in drank. De volgende da
gen waren gewijd aan bezoeken bij vrienden
en bloedverwanten en aan de met allerlei
lekkernijen overladen tafel, die overal gedekt
stond, stelde men zich schadeloos voor den
langduxigen, strengen vastentijd.
Volksvermaken.
Bekend is ook dat men vroeger in vele ste
den met parken een soort volksfeesten had
de z.g. Paaschweide. Daar stonden kramen
en tenten voor de paaschkermis. De jeugd
speelde er met hardgekookte, gekleurde
eieren. Zoo trokken in het jaar 1869 tijdens
de Paaschdagen tienduizenden te Arnhem
over den Rijnbrug naar buiten, waar de
volksvermaken op de weide van het landgoed
„Meinerswijk" gehouden werden.
De jeugd vermaakte zich met koekhak
ken. dobbelen of in den draaimolen; de
ouderen zaten in de herbergen naar de pret
te kijken. Te Deventer ging men naar de
Worp (een terrein aan de overzijde van den
IJsel), te Zutphen naar de Paasschweide, te
Zwolle naar den Spoolderberg, te Winters
wijk naar de Weme, te Loc hem, Terborg en
Wageningen naar den Paaschberg.
Ook is bekend, hoe vele Paaschvierders
hun grootste vermaak vonden in veel eten
van krentebrood. eieren en rijstebrei. In 1848
wedde op Walcheren iemand, dat hij 25 kren
tenbrooden zou opeten zonder dat hij er iets
bij zou drinken. De man won de wedden
schap en hü is er gezond bij gebleven!
Zoo wordt alom Paschen begroet als een
symbool van een „nieuwe lente een nieuw
geluid". De winter is voorbij: het voorjaar
neemt zijn plaats in. In dit verband willen
wij het voorgaande besluiten met deze rege
len van Jan Luyken:
Wanneer de winter is geweken.
Begint de vroegtijd aan te breken.
En wekt- het leven uit den dood.
Wie al zijn dagen had versleten.
Ontvreemd van dit geheim te weten,
Wat was hem zulk een wonder groot.
Wanneer hij spruit en bloem zag komen
Uit zwarte aarde en dorre boomen,
Uit kracht, die 't oog verborgen lcit.
Het Avontuur.
door
WILLY VAN DER TAK.
Hij was maar een klein jongetje van zeven
toen hij voor het* eerst kennis maakte met
de Schoonheid, maar het heugt hem nog,
hoewel hij allang geen kleinjongetje meer
en niet eens meer een jongen is.
Hij was een klein jongetje van zeven jaar,
luidruchtig op zijn tijde droomerig op zijn
tijd; niet zoo'n heel bijzonder jongetje, maar
toch een klein menschje met- een gevoelige
ziel onder een ailedaagsch kleine jongetjes
huidje.
Hij heeft het me eens verteld, en ik wilde
het maar gewoon oververtellen zooals he:
reilt en zeilt, en zooals ik het me zelf herin
neren kan. Het zal wel een beetje armoedig
zijn, en als hij het zelf leest, zal hij het mis
schien niet eens herkennen, omdat eigen be
levenissen nu eenmaal eigen belevenissen
zijn, die een ander nooit heelemaal zal kun
nen begrijpen.
Hij was dan een klein jongetje, en hij
woonde in een groot huis. Nu achteraf weet
hij, dat hij niet kleiner was dan andere
jongetjes en dat het huis niet grooter was
dan andere huizen, maar d e verbeelding van
kinderen stoort zich weinig aan de werke
lijkheid, en dat is waarschijnlijk de reden
waarom kinderen gelukkiger zijn dan groote
menschen. Het was een heerlijk huis, met
breede gangen en een groot trappenhuis, en
met e geheimzinnige kamer. Een kamer
aan den achterkant van het huis, waarvan de
deur altijd op slot was. waarin vader wel eens
de geheimzinnige deur opensloot om er zijn
voorraad sigaren aan te vullen, waarin eens
in de maand dikke Aagje, die in de keuken
woonde en hem koekjes toestopte, als ze In-
en 'hem standjes gaf, omdat hij zijn vceten
niet veegde, als ze uit haar humeur was,
verdween met emmers en boenders en stoffers
Een kamer, waarin ze allemaal kwamen
alleen hij niet. Een kamer, die voor niemand
iets geheimzinnigs had, alleen vor hem wc!.
Heel gewoon de mooie kamer uit een huis.
waar in de huiskamer geleefd werd, maar
voor dat jongetje van zeven jaar een wonder
lijke kamer achter een altijd gesloten witte
deur, die steeds maar geheimzinniger en
verleidelijker werd, naarmate hij er langer
over droomde. Toen het zaadje eenmaal in
den vruchtbaren grond van zijn verbeelding
gevallen was, kiemde en groeide het verwon
derlijk snel, en verwonderlijk ongemerkt.
Het brandde in hem. iederen keer, dat hij
langs die gladde, koele, witte deur kwam;
het groeide en groeide tot een verrukkelijk
broeiend geheim, maanden en maanden lang;
de nieuwsgierigheid werd tot een zalig ver
trouwde spanning, die hij allang niet meer
dorst te breken door te doen. wat natuurlijk
de heel simpele oplossing was: moeder vra
gen, om hem de kamer eens te laten zien:
de spanning verkeerde weer in de heilige
vaste overtuiging, dat er in die kamer, achter
de breede deur daar in de gang. iets was
een geheim, iets ongelooflijk moois, dat hij
op een goeien dag zou aanschouwen. Op
welken dag? Op den dag, die hij zelf koos.
Op de ndag. waarop hy zelfbewust en over
tuigd deer de gang zou stappen, den sleutel
omdraaien in het slot van do geheimzinnige
deur. de knop in bei zijn handen nemen en
binnengaan
En dat daar binnen hem iets ongelooflijks
wachten zou, was voor hem onbetwijfelbaar.
Wat? Daar dacht hij niet eens over na.
Het zou er zijn en hij zou het zien, als hij
wilde. En juist dat feit, dat het van zijn
eigen vrijen wü afhing, maakte dat hij uit
stelde. onbewust, omdat hij dat verrukkelijke
niet-weten niet wilde prijs geven voor het
weten, dat, omdat het onbekend was. on
eindige schoonheid bezat. Hij stelde telkens
weer uit, huiverend bijna voor den gewel
digen stap. die zooveel te niet kon doen....
Zoo droomen kinderen, zoo intens, zoo
overgegeven, en geen mensch merkt er wat
van. Het groeit in hen. het leeft in hen. zij
dagen het dag en nacht met zich mee. zij
hebben het 'ijle genoegen van steeds maar
weer te kunnen droomen, ze hebben de
huiverende vrees voor ce werkelijkheid, de
angst van te zullen verliezen, de gloeiende
spanning om wat er verwacht wordt van het
onbekende. En ondertusschen leven zij kalm
hun leven van allen dag. dat ai zoo bewo
gen is, dat geen mensch er nog een veel bc-
wogener en oneindig fantastisch innerlijk
achter zoekt.
Maar op een middag sloop het jongetje
door de verlaten gang. met een gezichtje,
dat bleek was van ingehouden spanning, met
oogen, die tweemaal zoo rond en tweemaal
zoo glanzend waren als anders, van verwach
ting, en met een hartje, dat zoo bonsde, dat
De vuurwagen als oud volksgebruik.
In Firenze (Florence) handhaaft - op
Paasch-Zaterdag nog steeds een oud volks
gebruik, het feest van de „Carro del Fucco"
dat vooral talrijke bewoners uit den omtrek
naar de stad trekt.
Het. •—veer op het Domplein en in de
aangrenzende straten is stopgezet, voortdu
rend groeit de menigte aan en wacht in
spanning to: het uur van twaalven zal slcan.
Opeens splijt de muur van niet'-'- nerigen
uiteen en een gemompel van: „H carro il
carro" (de wagen) gaat door de rijen. Het
is een houten gevaarte met bonte guirlandes
van papier versierd, dat langzaam door vier
witte ossen wordt voortgetrokken en voor
den Dom stilhoudt. Aan beide zijden van
den wagen ziet men het wapen van do familie
Pazzi vijf kruisen en twee dolfijnen
aangebracht. Zooals we straks zullen zien.
staat het gebruik in nauw verband met het
geslacht Pazzi. Aan de voorzijde prijkt de
lelie, het wapen van de bloemenstad Floren
ce.
Weer opent zich de menschenmuur: de
aartsbisschop met zijn gevolg begeeft zich
naar den Dom. Vooral onder dc aanwezige
bewoners van het platteland groeit de span
ning. Zal vuurwerk, dat in den wagen
verborgen zit. vlot ontbarnden? ~"oote be
langen staan hierbij op het spel. want- hier
van zal afhangen of dit Jaar een goede, of
wel een slechte oogst te verwachten is.
Eindelijk slaat het twaalf uur. Alle klak
ken, die van Goeden Vrijdag af hebben ge
zwegen, beginnen te luiden; de lucht davert,
maar toch hoort men er boven uit het ge-
"ch van de menigte: ,La colomblna! la
colombina!" (de duif).
Tusschen den Dom en den vuurwagen is
een draad gespannen, waarlangs een stuk
vuurwerk in den vorm van een duif pijlsnel
vooruitschiet. Aan de duif is tevens een
brandende lont verbonden, waarmee de ro-
setten* van den wagen worden aangestoken.
Nog hooger laait de vreugde op, wanneer
blijkt, dat het proces vlot verloopt,, en het
geknetter van het ontploffende vuurwerk
gaat in het gejuich verloren.
De vuurwagen staat in nauw verband met
het geslacht Pazzi zooals wij reeds op
merkten en hierdoor ook indirect met de
vroegste kruistochten. In het jaar 1095 werd
op aansporen van Paus Urban us n een kruis
tocht georganiseerd om het Heilige Land uit
de handen der Turken te bevrijden. De
leiding berustte bij Godfried van Bouillon, en
edelen uit alle landen stelden zich onder zijn
banier. Onder de velen, die uit Florence mee
gingen was ook Pazzo dei Pazzi. die de Tos-
caansche troepen aanvoerde. Hij zou de
eerste geweest zijn, die dc Christenvlag
plantte op de muren van Jeruzalem en zou
voor deze daad van Godfried van Bouillon
drie steenen ontvangen hebben, afkomstig
uit het Heilig Graf. welke steenen Pazzi bij
zijn terugkeer had meegebracht. Dit verhaal
is historisch echter niet te bewijzen. Het kan
evengoed zijn. dat de volksoverlevering ze
heeft toegeschreven aan een van de leden
van het geslacht Pazzi, dat ten kruistocht
trok, doch dat de steenen door een of an
deren pelgrim zijn meegebracht. Het Is bo
vendien de vraag of ze werkelijk van het
Heilige Graf afkomstig zijn, omdat de samen
stelling van de drie vuursteenen in ^'—ence
totaal verschilt met de steensoort welke op
de bedoelde plaatsen wordt gevonden.
De gewoonte om het Paaschvuur. dat op
Paasch-Zaterdag wordt ontstoken, te doen
ontvlammen door middel van deze drie
steenen. dateert uit de eerste helft van de
dertiende eeuw. Het nieuwe vuur werd ver
volgens onder de geloovigen uitgedeeld, een
recht, dat na de kruistochten als een soort
belooning toekwam aan de Pazzl's. Was het
vuur in den Dom gewijd, dan ontstak een
der leden van dit beroemde geslacht een
groote toorts en bracht hiermede het vuur
rond aan de huizen der burgers. Dit- werd ook
algemeen als een werkelijk voorrecht be
schouwd en groot was dan ook de schande
toen het van 1478 tot 1494 werd ingetrokken
wegens een samenzwering tegen de Medici's
waaraan de Pazzi's hadden deelgenomen.
De bovengenoemde toorts werd vermoede
lijk later vervangen door een torenvormigen
wagen, den „Carro del Fuoco (vuurwagen),
waarin men verschillende toortsen kon steken
en waar bovenin een groote. ijzeren vuurpot
stond. De „Carro". die thans door de straten
van Florence trekt, werd gemaakt naar het
oude model doch lager en eenvoudiger dan
zijn voorganger.
Wat er nu nog over is van dit oude ge
bruik n.l. het vuurwerk op het Domplein,
vond eenmaal zijn oorsprong Sn het nieuwe
Paaschvuur. Dit vormde de religieuze zijde
van het feest. Vervolgens kwam de vuur
wagen, het volksfeest werd geboren en belde
feesten werden vereenlgd door de vuurdragen-
de duif, die de verbinding tot stand brengt
tusschen den Dom en den Carro del Fuoco.
W. S.
hy' zijn hand erop drukte omdat hU zeker
wist. dat het door het heele huls te hooren
moest zijn.
Het jongetje deed zijn eersten grooten
greep naar den droom, en wat er zijn har:
kloppen deed, dat was niet de gewone vrees
van een jongetje, dat wat stouts gaat doen,
maar dat was de instinctieve angst van een
mensch, die in zijn eeuwig trachten naar
schoonheid, beseft, dat die schoonheid iets
zoo teers en vluchtigs is. dat een grijpende
menschenhand er eeen klauw bij lijkt
Door de hooge, breede gang sloop hij. tot
waar de vlakke, witte deur was, waarachter
het geheim zoo lang gelokt had. Een heel
klein jongetje voor een reusachtieg deur, en
achter de deur de onbekende oneindig
heid
Hij draait den sleutel om in het slot. neemt
de deurknop tusschen alle twee zijn handen,
wendt hem, duwt de deur op en kier open.
Een zacht grijze duisternis komt uit de ka
mer de lichte, helle ganD invk..cn, oen geur
van stof en muffigheid dringt in zijn neus...
Met één stap is hij binnen en sluit, ternau
wernood zijn nerveuze spanning kunnende
bedwingen, de deur behoedzaam achter zich,
Met zijn rug er tegen geleund kijkt hij het
mysterie tegemoet.
De kamer is groot en hoog en leeger dan
ce andere kamers. In het schemerduider ziet
hij een hooge kast tegen een muur staan,
ergens onder een raam staat een tafeltje
vol met snuisterijen. Er hangen zware, don-
dere gordijnen voor de ramen, en lichte witte
weer achter die zware. En achter dc lichte
witte handen de horizontale, kil-glimmende
latten van dezelfde zonneblinden die in de
andere kamers ook worden neergelaten,
zoodra de zon zich dreigt neer te zetten op
het kostelijke pluche van moeders stoelen, en
die ratelend als een lawine van vallende
steenen alle stilte aan brokken en flardc
scheuren. Op de ronde tafel in het midden
ligt een rood fluweelen kleed en op dat
kleed
De parade van dc Paaschhazcn.
Het is hem opeens of zijn har., stil blijft
staan en dan zoo hard en zoo fel gaat bon
zen, dat hij bang is dat het door zijn keeren
naar buiten zal springen. Eén zonnc -'—.al
is stilletjes door een reet in die neergelaten
blinden naar binnen gekropen en heeft zich
door de grijze schemer, die de kamer vult,
een weg gebaand naar een dikke, bolle plooi
van het tafelkleed. Een zonneplekje straalt
er op dat doffe donker van het pluchen tafel
dek. één plekje kleur geeft er warmte aan al
dat monotone grijs In de kamer, die daar
altijd ligt aLs een afgestorvene.
Het Ls dat plekje kleur, waarop het Jon
getje toegaat, eerbiedig op zijn teenen,
schroomvallig met ingehouden adem ei»
schuwe oogen. Het is rood, diep, gloeien^
onpeilbaar rood als het rood van een robiji,
waar de zon op flonkert, maar warmer nog,
en donziger nog. Het Ls het puurste, het
zuiverste, edelste rood, dat er bestaat, en
het is in die grijze, stille kamer als een
brokje van de meest intense, meest vol
maakte schoonheid, die er bestaat. Het ligt
er als een juweel, en het ligt er niet; het is
als een druppel warm. levend bloed, en er
ls niets dan het pluche tafelkleed en die
zonnestraal.
Het jongetje kijkt er naar. en heft zijn
hand op, mar trekt haar weer torue. Iets
In zijn eigen ademlooze bewondering weer
houdt hem. De stilte in de kamer gonst, cn
zijn hart klopt bonkend.
Het is de eerste maal, dat hij de waar
achtige schoonheid ziet. Hij heeft er naar
gegrepen, maar zijn hand bljtads terugge
trokken. Hij kijkt alleen maar. cn terwijl hij
kijkt, wordt de schoonheid zijn bezit, zonder
dat zijn hand haar aangeraakt of omvat
heeft.
Vijf minuten later sluipt een klein jon
getje de kamer uit, de witte deur gaat zacht
jes dicht, de sleutel wordt stilletjes omge
draaid, en nietig stapt hij door de groote
groote breede gang. In de huiskamer is
niemand en in een stoel gaat hi) zitten den
ken.
Nu, nu nog, nu hij allang geen klein Jon
getje meer ls, en ook al geen groote jongen
meer, denkt hij eraan. Aan dien eersten
keer, dat hij de schoonheid zag en wijzer
dan later, zijn hand terug hield, toen die er
zich naar uitstrekte. Later heeft hij trachten
te begrijpen, en voor eeuwig verloren. En
vreemd genoeg Ls die eerste keer. waarvan
ik u nu verteld heb, de eenige geweest, waar
op hij haar niet verloor, maar har zoo abso
luut tot zijn beoit maakte, dat het hem nu
nog is. of het gisteren gebeurde
WAAR BLIJVEN DE VIOLISTEN?
Een bekende zaak te Londen van vioolbouw
zal worden gesloten na een bestaan sinds
1765. De reden hiervoor is een vermindering
in het aantal vlolisten, zoowel beroeps- als
amateurmusici. Een Instrument als de viool
kan alleen worden bespeeld na Jarenlange
oefening en er zijn thans maar weinigen
meer. die de daarvoor vereischte tijd en
moeite daaraan willen wijden, vooral nu
tegenwoordig de gramofoon en radio vrijwel
overal aanwezig zijn.
Beroepsviolisten, behalve de eerste-rangs-
artisten. vinden het moeilijker in deze
zware tijden een bestaan te krijgen. Dans-
orkesten zijn nog steeds in trek, doch bios
copen gaan over tot een orgel, of versterkte
gramofoonmuzlek, terwijl om zoo te zeggen
alle films zelf al van muziek voorzien zijn.
Ook de café's en restaurants schaffen zich
mechanische muziek aan.