De Gestolen Professor
DE EERSTE STOOMKETEL, die ooit in Nederland binnenkwam
van de fabriek van James Watt is in het Spoorwegmuseum te
Utrecht ondergebracht. Deze ketel is het reservoir van den
ouden watertoren van station Simpelveld en dateert uit 1775.
ARABISCH BEZOEK op de modeshow tijdens de Beurs van de Dameskroniek in het
R.A.I.-gebouw te Amsterdam. Mannequin in een costuum van I860.
DE PRIJSVERLAGING VAN HET TARIEF VOOR HET ATLA NTISCH VERKEER heelt tengevolge, dat het aantal pass^iers
aanmerkelijk gestegen Is. Een groote menigte passagiers gaat te Southampton aan boord van de „Alcantra".
EEN LANGE „LOOP
BAAN". - I)e Beriijnschc
postbode Robert Fleiss iiecft
gedurende zijn dienstjaren
den afstand afgelegd van
driemaal om den aardbol.
De krasse oude baas heeft
op zijn vljfcntachtigsten ver
jaardag uit alle dcclen van
Duitschland gelukwenschen
ontvangen.
HET GROOTE GEBOUW, dat in den Londenschcn botnnischen tuin was
ingericht voor dc tropische planten, wordt gesloopt, met welken omvangrijken
arbeid dezer dagen een aanvang is gemaakt. Het gebouw, dat geheel uit glas
en staal was opgetrokken, maakte langen tijd een voornaam deel van den
botanischen tuin der Engelschc hoofdstad uit.
DF. KUST BIJ STAVAN-
GER (Noorwegen) Is geheel
bezaaid met keien. Over
een afstand van meerdere
mijlen wordt dit niet onder
broken en de uitgestrektheid
maakt een grootschen In
druk op den eenzamen
wandelaar.
NAAR DE
MARKT. De
wekelijksche
marktdagen, die
nu In vrijwel alle
steden van ons
land zijn ingebur
gerd, vormen het
middelpunt waar
heen telkens weer
jong en oud trekt
FEUILLtlUN
Een romantisch verhaal uit de
Grieksche bergen.
ERNST KLEIN.
Uit het Duifcsoh vertaald door B. Zody.
X)
EERSTE HOOFDSTUK.
waarin de held van deze romantische
foovergeschiedenis alsmede zijn pleegvader,
voorgesteld wordt.
Vitus, je moet trouwen, anders wordt je
nooit een behoorlijk mensch, zeide de oude
Fuchs.
Ik denk er niet aan, antwoordde Vitus.
Ik weet niets, waaraan ik meer het land
heb dan aan behoorlijke menschen.
De oude Fuchs werd woedend zooais
altijd, wanneer hij met Vitus over diens
levenswandel disputeerde. Hij was een man
van zestig jaar. Vitus was de helft jonger.
Pleegvader" en „pleegzoon" noemde men
hen. De vader maakte sedert vijf en dertig
jaar deel uit van de redactie der „Welt" in
Weenen en schreef over de groote gebeurte
nissen van zijn tijd. De zoon beleefde ze. Die
had als oorloscorrespondent alle oorlogen
meegemaakt, die er maar mee te maken
waren. Hij bad ihet de Rifkabylen tegen de
Spanjaarden, met de Turken tegen de Mace
donische benden gevochten. Hij was de eerste
die per automobiel de wereld rondgereden
was De vader leed aan ischias. De zoon had
reeds driemaal een kogel en tweemaal een
messteek opgeloopen. De vader was een ^erk-
piachine, die niemand kende. De zoon had
een interhauonaie oeroemdheid van aen
eersten rang.
De oude Fuchs was dus woedend.
Wat had er van mij niet kunnen wor
den, als ik getrouwd was, demonstreerde
hij.
Een nog grooter dwaas, dan u nu reeds
ben, antwoordde de zoon met souvereine
veronachtzaming van den eerbied, dien hij
aan het grijze hoofd en de smerige brille-
glazen vnn zijn „vader" verschuldigd was.
Moord en doodslag! Uitbarsting van den
Vesuvius. Mont Pelé en Krakatau; het had
alles in één minuut plaats! De oude Fuchs
ging in de kleine eetkamer te keer, dat de
kopjes en bordjes op de ontbijttafel dansten.
Hij maakte zelfs zijn bril schoon hetgeen
bij hem steeds een teeken van groote woede
was.
Kijk eens aan. lachte Vitus middenin
de donderbui, heb ik nu geen gelijk? Wat
hebt gij heel uw ellendige leven door ge
daan?
Ik heb mijn plicht vervuldbromde
de oude Fuchs maar hij deed heel bescheiden
en klein. Hij wist immers, waarop de jongen
zinspeelde. En voor alles wist hij, dat hij
gelijk had!
Hebt u ook den eersten en voornaam
st en plicht, vervuld? Dien tegenover u zelf?
Neen! U hebt u tot slaaf van alle anderen
gemaakt! Dwaas dwaas! En wat zou uw
geluk geweest zijn, indien u getrouwd waart?
Dan hadt u vrouw en kinderen gehad. Nee-
zoo dik als u bentVerwacht u nu wer
kelijk iets dergelijks van mij? Terwijl ik
zoo'n treurige mislukking als u tot voorbeeld
heb? Allah zij u genadig, nu en in de toe
komst maar ik zweer, dat ik nooit levend
val ln handen van een vrouw
Het geheimzinnige, grillige, verraderlijke
onberekenbare iets, dat wij stervelingen in
onze armzalige hulpeloosheid noodlot noe
men. heeft niet gaarne, dat een mensch
verplichtingen voor de toekomst op zien
neemt, die voorbestemd, lijken, om aan de
vrije neerscnappy van s v.en^
heden paal en perk te stellen. Midden in den
eed, dien Vitus Thavon juist aflegde, stoorde
het dan ook.
De telefoon belde en brak den eed ln twee
deelen, waarvan het laatste nooit voleindigd
werd,
TWEEDE HOOFDSTUK.
Vitus Thavon krijgt een gevaarlijke
opdracht.
De oude Fuchs nam den hoorn op.
Hier is. Fuchs, redacteur der
De chef! fluisterde hij Vitus toe.
Laat hij zich ophangen! knorde deze.
Kan hij ons zelfs aan het ontbijt niet met
rust laten?
Een der meest opmerkelijke eigenschappen
van Vitus Thavon was zijn absolute onbe
vreesdheid voor den „chef", zoowel wat den
persoon als het begrip betreft. Hij nam
tegenover deze verheven persoonlijkheid pre
cies dezelfde spottende, oneerbiedige houding
aan, als tegenover alle andere oudere heeren,
die hun' leven achter een schrijftafel sleten.
De talrijke millioenen, de schitterende
hoofdartikelen, de alles overwegende invloed
van dokter Gotthelf Martin, directeur, uit
gever en eenig aandeelhouder van de „Welt",
imponeerden hem al even weinig als de vul
kanische uitbarstingen van woede van zijn
„pleegvader".
Hij bleef doodkalm zitten en smeerde een
boterham, terwijl zijn oude vriend van
de uitgeloopen pantoffels aan zijn jichtige
voeten af tot aan de dunne haren op zijn
afgewerkte hoofd, één en al gespannen aan
dacht was, voor hetgeen zijn chef hem mede
te deelen had. Uit de enkele opmerkingen,
die de oude Fuchs zich veroorloofde te ma
ken. begreep Vitus, dat het gesprek om zijn
eigen belangrijken persoon draaide.
Ja, hij is hier, riep Fuchs, terwijl hij
Vitus opgewonden toewenkte. Wat zegt u.
aoaierv Uver een nan uur? Zeker, over een
half uur zijn wij op kantoor.
Hij hing den hoorn op en rende naar zijn
slaapkamer, om zich aan te kleeden. Vitus
dronk voor den schrik nog twee koppen
koffie en dwong den ouden Fuchs er ten
minste één te drinken, voor zij weggingen.
De chef troonde achter zijn schrijftafel
en rookte op dit vroege uur reeds een dikke
zwarte havana. Zijn beiden employé's schoof
hij met een genadig gebaar een kist Ham-
burgsche sigaren toe en verzocht hen plaats
te nemen.
Een belangrijke zaak, mijne heeren. Een
buitengewoon belangrijke zaak! begon hij.
Nadat hij op deze wijze voor de noodige
spanning gezorgd had. ging hij „in medtas
res".
Zooals gij weet, is professor doctor Mar-
tius van het Keizerlijk Archaeologlsch In
stituut veertien dagen geleden naar Olympus
vertrokken om daar een onderzoek in te stel
len naar een legendarischen Zeus-tempel,
waarvan de ruïnen ontdekt moeten zijn door
boeren, die bezig waren een bosch te dunnen.
Van alle zijden heeft men professor Martius
ten sterkste afgeraden erheen te gaan, aan
gezien de streek door Grieksche roovers on
veilig gemaakuwordt. De Turksche regeering
heeft hem eerst een pas gegeven, nadat hij
schriftelijk verklaard had, dat hij op zijn
eigen verantwoording ging. Acht dagen ge
leden is hij van Saloniki uit naar den Olym
pus vertrokken en eergisteren is hij in Ko-
kinoplos ik geloof tenminste, dat het nest
zoo heet door Grieksche bandieten ge van
gen genomen en ontvoerd.
Zijn verdiende loon, grijnsde Vitus.
De chef glimlachte genadig. Zoo vertieven
hij was, ook hij had een zwak voor den
„zoon" van den ouden Fuchs en daarom ver
gaf hij hem veel, wat hij van anderen niet
geduld zou hebben.
De grootste moeilijkheid komt echter
nog, ging hij voort. Wat willen de bandieten?
Een losgeld? Wie moet dat betalen? Onze
regeering? Professor Martius is niet met een
officieele opdracht, doch bijna tegen den wil
van den minister van onderwijs gegaan.
Daarbij komt, dat hij geen onderdaan van
onzen staat, maar van het Duitsche Rijk is.
De heeren in Berlijn zullen zeggen: wat gaat
het ons aan? Nu, en de Turken: die hebben
hun geteekende verklaringIets moet er
dus gedaan worden voor den armen Martius...
En voor onze courant, niet waar? Vitus
stond op. „Ik moet er natuurlijk heen, om
dien ouden kerel te zoeken".
-- Juist, zeide de chef. Wij hebben een
groote kans. Tot dusverre is dc zaak slechts
aan twee, hoogstens aan drie menschen be
kend: den minister van Buitenlandsche Za
ken, den minister van Onderwijs en den
rector van de Universiteit. Vanmorgen is het
telegram van onzen consul te Saloniki aan
gekomen, en daar hm nu. daar de mi
nister van Onderwijs dc nieuwe schoolwet
wil invoeren heeft hU mij dadelijk opge
beld. Hij zal tot morgenmiddag over de zaak
zwijgen. Dat is een zeer behoorlijke voor
sprong, niet waar Thavon? de heer Fuchs
zal dus voor het ochtendblad een artikel
over dc zaak schrijven. Een beetje grootsch
aangepakt, desnoods op Amerikaansehe wijze.
En wat u betreft, Thavon, wanneer kunt gij
vertrekken?
Zoodra ik het benoodlgde voorschot in
mijn zak heb. Ditmaal stel ik aan uw groot
moedigheid zeer hooge eischen, doctor.
Nu, de chef kon grootmoedig zijn. als het
erop aankwam. Vitus nam aan de kas zoo
vee! geld op, als hij maar dragen kon en
stapte dienzelfden middag om half drie in
den Oriëntexpress, die hem over Budapest,
Belgrado en Nisj naar Saloniki zou bren
gen.
Wordt vervolgd).