De Gestolen Professor
DE MINISTER-PRESIDENT JHR MR. CH. RUYS DE BEERENBROUCK heeft Maandagmiddag (c Maastricht de officicele opening verricht van DE BEGRAFENIS van liet stoffelijk overschot van wijlen oud-mlnlster dr. J. Th. de Visser op Crooswijk
de groofe nieuwe brug over de Maas. Een overzicht van de plechtigheid even voor de openstelling. te Rotterdam. De plechtigheid aan de groeve.
SPROEIEN. Hoewel de temperatuur nog niet
ideaal was, zond de Haagschc gcmccntcreiniging Maan
dag reeds de sproeiwagens er op uit om de wegen nat
te houden*
OP DE BEGRAAFPLAATS CROOSWIJK TE ROTTERDAM heeft Maandagmiddag de teraardebe
stelling plaats gehad van het stoffelijk overschot van wijlen Dr. J. Th. de Visser, minister van Staat
en oud-minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Op verzoek werd de kist door leden
van het hoofdbestuur van den Christclijken Werkmansbond grafwaarts gedragen.
DE OPENING VAN DE GROOTE NIEUWE BRUG OVER DE MAAS TE MAASTRICHT
was voor de bevolking der stad en omgeving een zeer belangrijk gebeuren. Onmiddelijk na de
openstelling door minister-president Jhr. Mr. Ch. Ruys de Bccrenbrouck trok een onafzienbare rij
belangstellenden over de nieuwe brug.
TE SCHIEDAM Is men bezig met een der onbe
bouwde terreinen te veranderen in een fraai plein,
waarlangs een winkelgalerij gebouwd wordt.
Een kijkje op de werkzaamheden.
FEUILLETON
Een romantisch verhaal uit de
Grieksche bergen.
ERNST KLEIN.
Uit het Dultsoh vertaald door B. Zody.
1TB
En toch was het zoo en zal het weer
eoo zijn! Wel is er thans een tijdperk van
rust en kalmte ingetreden. De Turken heeft
men verjaagd. De Bulgaren hebben zich in
den oorlog aan de verkeerde zijde geschaard
beli oor en tot de overwonnen partij en zijn
dus machteloos. De Grieken hebben voor nun
machtige vrienden in Klein-Azië hun laatste
bioed vergoten. Dus blijven thans alleen nog
de Serven over. Die zijn voorloopig nog sterk
genoeg, om orde te houden. Doch wacht
maar, totdat de Bulgaren de handen weer
vrij en de Grieken weer bloed in hun leege
aderen hebben. Dan zijn de Albaneezen er
ook nog. De Balkan is en blijft de Balkan.
Zij haten elkaar daar en zullen elkaar altijd
haten. Zij kunnen niet anders. Zij staan
elkaar in den weg. IedeT van hen Wil heer-
schen. Ieder van hen wil de eerste zijn.
En tenslotte heeft ieder van hen er het
zelfde recht toe.
Balkanmoraal en Europeesche moraal zijn
twee verschillende dingen, hoewel zij slechts
door den Don au en z«n zijtak de Save, van
elkaar gescheiden zijn. Ten Noorden van de
beide stroomen kent men slechts politiek,
waarin men liegt, bedriegt, zijn tegenstan
der in ae oogen der wereld als de gemeen
ste kerel, ziohzelf a'.s een toonbeeld van
£pegd en eerzaamheid voorstelt. Dat is de
hoogere cultuur, die glacé-handschoenen
aantrekt, giftige nota's verspreidt en als die
niet meer helpen, vergiftigde bommen werpt.
Ten Zuiden van Donau en Save is men
primitiever, eerlijker. Wanneer men daar
een vijand heeft, doodt men hem.. En
wanneer men hem gedood heeft, verminkt
men hem. Dat hoort er nu eenmaal bij
TWAALFDE HOOFDSTUK.
Vitus begint een gesprek.
De arme man, die zich burgemeester van
Ajos Dimtrios noemde, stond dus met zijn
muts in de hand geduldig te wachten, wat er
met /hem en zijn huis zou gebeuren. Zijn
vrouw en zijn twee kinderen had hij reeds
lang naar boven in het woud gestuurd.
Er geschiedde echter niets van datgene,
waarop de burgemeester zich voorbereid had.
De zaptiehs overtuigden zich ervan, dat er
voor hun beschermeling goed gezorgd werd
en begaven zich toen naar de benedenver
dieping. waar zij, op den grond zittend, hun
lunch, bestaande uit een stuk brood, een
stuk geitenkaas en zwarte koffie, nuttigden.
Ook Salomon daalde af naar de lager ge
legen vertrekken, om boven den haard voor
zijn heer en meester een paar schapen ieren
te bakken. Vitus en zijn gastheer bleven al
leen.
Op den Balkan is gastvrijheid een werke
lijk heilige plicht. De hut. die men betreedt-,
mag nog zoo armoedig zijn, doch haar eige
naar zal zich haasten, een glaasje raqui en
een, zij het ook soberen maaltijd, op de
wankelende tafel te zetten. Als hij tabak
heeft, dan legt hij ook die voor den gast
neer. Hij wenscht den ".Teemde een goede
gezondheid, staat hem zijn eigen legerstede
af en is beleedigd. wanneer hen hem bij het
afscheid een geldstuk in ae hand wil druk
ken. Zoo is de boer op den Balkan, onver-
schiü tg of hij Serf, Griek, Albanees, Bulgaar
of Turk is. Zijn gast is hem heilig. Die mag
zelfs niet bestolen worden.
De brave burgemeester van Ajos Dimitrios
toonde zijn gast echter een gezicht, dat dui
delijk te kennen gaf. waarheen hij hem
wenschte. Nu ja een gast, die hem door de
zaptiehs opgedrongen wa! Geen raqui, geen
tabakgeen heilige gevoelens. De duivel
hale dien kerel! En de zaptiéhs erbij!
Vitus stak de hand. in zijn broekzak en
liet het goud en zilver rammelen. De oog
leden van den Griek zakten heel langzaam
over de pupillen heen, totdat zijn oogen zoo
klein waren als die van een kat, die in het
zonlicht zit te snorren. De lange gebogen
neus werd nog langer en de mond nog
breeder. Zijn ooren gingen op en neer van
vreugde over den aangenamen klank.
Vitus rammelde nog harder en lachte zijn
gastheer vriendelijk toe. Die kneep zijn oogen
heelemaai dicht, zijn mond kon geen plaats
meer vinden, om zich nog verder in de
breedte uit te trekken, daar hij reeds van
het eene reusachtige oor tot het andere
reikte. De wederzijdsche sympathieën be
vonden zich in een stijgend stadium.
Slechte tijden, mijn vriend? opende
Vitus het gesprek.
De heer des huizes zond Cen weisprekenden
blik naar beneden, vanwaar door de vermolm
de balken de stemmen der zaptiehs tot hen
doordrongen.
Slechte tijden, mijnheer, bevestigde
hij.
Zal het hier dan nooit eens rustig wor
den?
Maar vergeef mij, Ik heb u nog geen
raqui gebracht.
Hij schuifelde naar de aangrenzende ruim
te. waar Vitus hem hoorde rondscharrelen.
De brave man moest de kostbare fiesch on
getwijfeld eerst uit haar schullpiatas te voor
schijn halen. Na eertige oogen blikken kwam
hij terug en schonk zijn gast een glaasje
m.
Op je gezondheid, vriend!
Wees niet boos op mij. mijnheer, omdat
ik u geen tabak aanbied, doch ik bezit geen
korreltje.
Ben je zoo arm?
De oogen van den man openden zich wijd;
Vitus las er wilden haat in.
Ik was niet altijd arm. Ik had twee
koeien en meer dan een dozijn geiten. Maar
ze hebben mij alles afgenomen.
Wie? De Turken?
Neen de Antartes.
Je eigen landslieden? Brave menschen,
dat moet ik zeggen.
Wat moeten ze doen? Als de zaptiehs
hen als honden voor zich uitjagen! Dat de
vloek van den heiligen Dimitrios hen tref-
fe!
Wie? De Turken? Of de Antartes?
Beiden! Want zie mijnheer, ik ben een
vreedzaam man en wensch in vrede ie leven.
Dat is op zichzelf genomen reeds moeilijk
genoeg in onze bergen. Ik wil mijn mals
verbouwen en mijn beetje tabak, en mijn
vee verzorgen. Wat gaat mij de politiek aan?
Maar dan komen de afgevaardigden van de
komitadschis en verlangen, dat ik belasting
betaal. Volgens hun zeggen voor de heilige
Helleénsche zaak. En als ik niet betaal, dan
word ik op een goeden morgen met een mes
in de borst op mijn akker gevonden. En des
nachts komen de antartes en eischen brood,
vleesch en wijn. Ook voor de heilige Helleen-
sche zaak. Als ik het hun niet geef. dan
steken ze het huis boven mijn hoofd in
brandach! En tenslotte komen de
zaptiehs en zeggen, dat ik met de ko
mitadschis samenspan en nemen mij gevan
gen of slaan mij dood. Het is een hondeleven,
mijnheer. Als dat nog lang zoo voortgaat
dan laat ik alles in den steek, neem ruim
geweer en ga zelf de bergen in
Vitus nam een sigaret uit zijn koker en
presenteerde er zijn gastheer ook een. Zij
werd met dank aanvaard ec met groot wet-i
behagen aangestoken. De wederzijds che
sympathieën lieten aan warmte niets te
wenschen over.
De antartes hebben jullie ook thans
weer een koopje geleverd, zei de gast ter
loops.
Ik weet niet, wat u bedoelt, mijnheer,
antwoordde de gastheer.
Nu, die geschiedenis met den profes
sor, dien zij ontvoerd hebben.
Daar weet ik niets van.
Maar mijn beste vriend, daar moet je
toch iets van gehoord hebben! De heele
wereld spreekt er immers over!
Het bruine gezicht van den eerbiedwaar-
digen burgemeester van Anjos Dimitrios
word strak als een masker. Het verloor alle
uitdrukking, hetgeen met, geen enkele moei
lijkheid gepaard ging. aangezien het met oen
respectabele laag vuil bedekt was. Zeep is
één dier cultuurgeheimen, die op den Baikan
nog niet overal doorgedrongen zijn.
Ik weet er niets van. waarlijk niet,
stiet de man uit. Maar wilt u nog niet een
glaasje raqui hebben, mijnheer? Ik heb haar
zelf gebrand. Het Ls mijn laatste fiesch,, voeg
de hij er met eerlijken weemoed aan toe.
Terwijl Vitus dronk, haalde hij in gedach
ten de hand uit zijn broekzak. Zij was vol
met goud- en zilverstukken
De oogen van den heer des huizes werden
weer klein, heel klein. Zijn neusvleugels be
gonnen te trillen
Jammer, dat je er niets van weet. Ik had
je, omdat je zooh arme, eerlijke kerel bent,
graag een paar goudstukken laten verdie
nen
Een zware zucht ontvlood aan óe beven
de lippen van den Griek. Goudstukken! En
nog wel een paar tegelijk
Vijf Napoleons d*or zou ik je betaakl
hebben!
Vijf!