Olifanten als werkkrachten.
RIVIERA.
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
H.D. VERTELLING
HET GETAL DERTIEN.
FILMNIEUWS.
ZATERDAG 7 MEI 1932
De dikhuiden concurreeren met tractors.
De houthandelaars in Siam en Burma ma- 1
hen in hun bedrijf, voor het transport van
de gevelde boomstammen, gebruik van oli
fanten en zij beweren dat het nog lang zal
duren, voordat de moderne tractor in staat
zal zijn, hun dikhuiden te vervangen. Alleen
reeds uit financieel oogpunt, kunnen beide
transportmiddelen moeilijk met elkaar ver
geleken worden, de tractor moet het hierbij
smadelijk afleggen.
De Indische eik, die het bekende, harde
teakhout levert, staat hier en daar verstrooid
in de bosschen. De eene boom dikwijls hon
derd meter van den anderen en daar tusschen
vormt het struikgewas van het oerwoud een
bijna ondoordringbaren muur, waar geen
tractor iets zou kunnen prestoeren. Alleen
de olifant is hiertoe in staat, mits de grond
slechts hard genoeg is om hem te dragen in
tegenstelling met de machine heeft hij geen
brandstof noodig, waarvan de aanvoer
moeilijk en kostbaar is, doch zoekt in zijn
vrije uren zelf zijn voedsel. Ja, zelfs de ge
bruikelijke afschrijving op de balans van zijn
eigenaar is overbodig, omdat de natuurlijke
voortplanting zorgt voor de instandhouding
van deze goedkoope werkkrachten.
Lang voordat de dag aanbreekt, dikwijls
reeds om drie uur, gaat de olifantendrij
ver, de kornak, op zoek naar het dier, dat
aan zijn zorgen is toevertrouwd, want sedert
elf uur van den vorigen ochtend, bij het be
gin van de grootste hitte heeft het dier vrij
in het oerwoud mogen rondloopen. Dat „vrij"
is weliswaar eenigszins betrekkelijk, want de
voorpooten van het beest blijven altijd door
korte, ijzeren kettingen met elkaar verbon
den., wat echter niet belet, dat het in zijn
vrije uurtjes kilometers ver gaat wandelen.
Bovendien heeft de olifant aan zijn hals een
houtblok, dat liij over den grond achter zich
aansleept en dat op deze wijze 'n spoor trekt
waardoor de dikhuid gemakkelijker is terug
te vinden. Het is opmerkelijk met welk een
zekerheid iedere kornak het spoor van, zijn
eigen olifant weet te ontdekken en mocht
het gebeuren, dat hij zich vergist en een an
der dier volgt, dian zit er niets anders voor
hem op, dan denzelfden weg terug te ren
nen en weer oip zoek te gaan naar zijn eigen
beschermeling, dien hij dan met welgeko
zen verwenschingen begroet.
Dan begint het dagwerk. We hebben al
tijd gehoord en gelezen, dat de olifant een
dikhuid is, op wien kogels afspringen en nu
zien we, dat het dier eerst zorgvuldig met
vet wordt ingesmeerd, op alle plekken van
het lichaam, die met de strengen en riemen
in aanraking komen. Want in werkelijkheid
heeft de olifant een uiterst teeren huid en
de geringste wrijving van het tuig kan ver
wondingen en alle daaruit voortvloeiende
'krwalen veroorzaken, waardoor zijn capaci
teiten als trekdier worden verminderd. Deze
huidcrème heeft men eerst door toevoeging
van een af ander mengsel voor de menschen
ongenietbaar gemaakt, want men heeft ge
constateerd, dat de inboorlingen dit vet als
een delicatesse voor hun middagmaal be
schouwden en het liever aan hun eigen maag
dan, aan de huid van den olifant ten goede
deden komen.
De gevelde boomen worden met kettingen
aan den olifant verbonden en op een enkel
commando zet de viervoeter tractor zich in
beweging, langzaam aan, alsof hij het ge
wicht van den boomstam wilde schatten. Is
de vracht eenmaal in beweging, dan is de
rest betrekkelijk eenvoudig en de tocht gaat
-vrij snelstap voor stap schommelend op zijn
zuilvormige p>ooten loopt het dier naar den
oever van de rivier, waar de kettingen wor
den losgemaakt en de olifant den boomstam,
op een nieuw commando in het water schuift
of rolt. en dan begint de reis in het oerwoud
opnieuw.
Het lijkt alles eenvoudig en ongevaarlijk,
maar toch is er één ding, waar de kornak bij
den werkolifant op moet letten. Het dier
weet als het ware instinctmatig, hoe moeilijk
het is zich vrij te maken, wanneer het met
zijn enorm lichaam op zachten, moerassigen
grond komt en weg begint te zakken. Zoodra
nu de kornak, die hoog boven op den rug van
den olifant troont, in de gaten krijgt, dat de
bodem minder vast is, laat hij zich oogen-
blikkelijk uit de hoogte neerglijden en maakt
dat hij wegkomt. Want de olifant, die het
gevaar dat hem bedreigt, eveneens heeft
ontdekt zoekt onmiddellijk naar een of an
der voorwerp, waarop hij zijn pooten kan
zetten en in zijn angst is hij in staat met
zijn slurf zijn begleider naar beneden te ha
len en diens lichaam als steunpunt te ge
bruiken. Wanneer het dier aan zichzelf is
overgelaten, breekt hij een paar dikke tak
ken van de boomen en herhaalt dit, totdat
hij de gevaarlijke plaats heeft overbrugd.
Overigens zijn deze dieren ijverig en ge
willig. Het komt wel eens voor. dat een boom
stam werkelijk wat te zwaar is en dan is het
verdriet van den dikhuid bijna grenzeloos.
Hij zucht en steunt en trompettert onophou
delijk. terwijl hij met inspanning van al zijn
krachten nogmaals probeert zijn last den
baas te worden; echter tranen rollen in zulk
een geval uit zijn goedige bruine oogen!
Er is geen kwestie van. dat hij zijn po
gingen zal opgeven, wanneer niet de kornak
het hem beveelt en zelfs dan nog zal hij
geen rust. hebben, zoolang niet een andere
olifant erbij gehaald wordt om tezamen on
der tevreden geknor de taak te volbrengen.
Onze dikhuid is ook een arbeider, die zich
stipt houdt aan zijn arbeidstijd. Hij werkt
geen minuut langer. Wanneer om elf uur
's morgens de sirene weerklinkt, dan is niets
in staat hem nog verder te doen werken.
Waar hij zich ook bevindt, hij blijft staan,
totdat de kettingen van zijn last zijn losge
maakt en hij tot den volgenden morgen vroeg
van zijn vacantie kan genieten.
De werkolifant is in den regel met zestig
a zeventig jaren op. d.w\z. dan presteert
hij niet meer zijn volle arbeidskracht. De ge
voeligheid van zijn huid neemt dan nog toe
en dikwijls moet men hem wekenlang ziek
te-verlof geven. Ook in zijn werkjaren moet
hij nu en dan onder dokter's handen, wan
neer zijn maag een beetje van streek is, doet
«en liter ricinusolie wonderen. Ook kleine
operaties worden door plaatselijke verdoo-
ving op hem toegepast met instrumenten, die
in omvang veel van ons tuingereedschap
weg hebben. Van tijd tot tijd moet hij ook
onder behandeling van don tandarts; een
werkolifant heeft in het oerwoud last van al
te lange tanden. Totdat het dier ongeveer
vijftien jaar is, moeten ze van tijd tot tijd
afgezaagd worden, een vrij voorzichtig werk
je, op dat de zenuw niet gekwetst wordt,
want dit zou den dood van het dier tengevol
ge kunnen hebben. In ieder geval zou het
aangroeien van de tanden worden stopgezet,
waardoor het winnen van ivoor bij de
houtondernemingen een niet te versmaden
bijzaak eveneens is uitgeschakeld.
Er moet, gelijk we reeds opmerkten, heel
wat gebeuren, voordat in de oerwouden
van Azië de viervoetige tractor door den
machinalen zal worden vervangen; niet uit
conservatisme, doch werkelijk uit een oog
punt van efficiency.
W. S.
De Schoone Klanken
door TON RUYGROK.
Dien zomer was het voor een gewaar
schuwd en opmerkzaam mensch een exquis
genot, niet van ontroering vreemd, al dwa
lende de liefdesklanken te beluisteren', die
juffrouw Céline van de grammofoonplaten-
afdeeling, smeedden aan meneer Henry van
het rayon, waar door hem muziekstukken
van Bach, Beethoven en Grieg en ook wel van
de aardige mopjes werden verkocht. Dwalen
de, recht, en dwars door het groote waren
huis, kon men de liefde beluisteren, edoch de
mensch moest gewaarschuwd zijn.
Dan pas begreep hij, wat<ïiet duiden wou,
als op 'n willekeurigen dag van dien zomer
meneer Henri zich zeiven plaatste voor den
even opengeklepten vleugel en zacht een
romance begon te spelen. Voor haar, voor
niemand anders, dan voor mejuffrouw Cé
line. Dan keek meneer Henri bij de eerste
maten schuin links naar beneden, tusschen
een broze vaas van de kunstafdeeling van
juffrouw Hor tense en een luiwagen van de
huishoudelijke uitstalling van meneer Ho-
ratius door naar haar. Naar niemand an
ders dan naar juffrouw Céline.
En dan speelde hij en een gewaarschuwd
mensch begreep, meer nog, hij voelde de
klanken, ofschoon niet voor hèm opgeroe
pen, toch dringen in zijn hart en wie een
tikje gevoelig was, en niet afgunstig, jubelde
innerlijk mee met juffrouw Céline, om het
geluk van haar liefde.
Ineens zweeg daarop stil de vleugel en
kwam het wederwoord. Zacht gleed een
nieuwe naald over het ronde eboniet en dan
leende juffrouw Céline voor 'n korte wijl de
kopstem van een tenor, om even teeder te
rug de klanken aan Henri, hóe lief ze hem
had en hoezeer ze verlangde naar het altijd
zalige oogeniblik, waarop hij met de laatste
maat van een marsch haar zou aankondigen
dat, zoo voor hem als voor haar, de dagtaak
geëindigd was; waarna ook zij de laatste
plaat opborg, om met hem te gaan, met
Henri, waarheen hij haar wilde leiden.
Dat was in dien mid- en na-zomer en
iedereen had het in dat groote warenhuis
hebben kunnen luisteren, edoch niet een
ieder was gewaarschuwd.
Toen floot de wind uit het Noorden en het
werd winter. En koud.
Niet langer toefde in dat groote, hooge
huis de liefde zelf, want het was uit. zoo
maar uit, finaal uit tusschen juffrouw Céline
en meneer Henri. Juffrouw Hortense. die
was overgeplaatst naar de heerenhoeden-
afdeeling, was er de schuld van. Zij had ge
ïntrigeerd, zoo lang, totdat het de aandacht
trok van meneer Henri, die, toch even ge
vleid, een nieuwen hoed ging passen. Slechts
passen en dan nog maar voor de grap, want
het was een hooge hoed en bepaalde trouw
plannen had hij nog niet. Dat had hij ten
minste juffrouw Hortense geantwoord op de
vraag van die strekking, waarna juffrouw
Emilie mét juffrouw Hen tense lichtelijk had
den gegicheld. En, helaas, had juffrouw Cé
line dat kunnen zien, omdat ze toevallig
keek: schuinrechts naar boven, tusschen
een pan en een schoen door. Dien middag
had ze, voor den eersten keer. niet geant
woord op zijn liefdeslied, dat valsch en ge
huicheld klonk.
En de winter was lang en vele dagen
bleef de koude en de liefde vluchtte heen.
ieder gewaarschuwd mensch kon 't hooren.
Als juffrouw Céline, spijtig om wat ze zelf
had vernield, op de barre dagen in beklem
mende eenzaamheid zelf een lokkende lief
desklacht opspeelde, dat was er daarna éven
de hoop van het zcete wachten, maar een
antwoord kwam er niet en de winter was
haast- niet door te komen. In die dagen was
het niet meer 'n toeval, als juffrouw Céline.
tusschen ae pan en 'n schoen, óploerde naar
de heerenhoeden afdeeling en bijna even-
vaak bleek, dat zij de pijnlijke waarheid juist
had geraden, want dan stond meneer Henri
bij juffrouw Hortense en paste hoeden op,
kaasbolletjes en slappe en hoogen en telkens
weer als hij een hooge probeerde, was er de
stekende pijn in het hart van juffrouw Cé
line.
Dan sloop ze bitter gestemd terug en dolde
wat met meneer Lodwijk van de boeken-af-
deeling, maar alleen om de geringe kans. dat
meneer Henri het zien zou. Maar hij zag het
niet, want hij paste 'n flatteerenden hoed.
die zoo wel kleurde bij zijn aanwassend
snorretje.
Dat was in dien winter, maar toen kwam
de lente.
En wie. gewaarschuwd, op 'n willekeuri
gen dag in de lente het groote warenhuis
betrad, beluisterde, vreemd getroffen, zoo
dat men onwillekeurig vriendelijk knikte,
opeens wéér die liefdesklanken, die me
neer Henri aan den iets hooger opengeklep
ten vleugel wéér te ontrooven wist en dan
gleed de blik van een gewaarschuwd mensch
in blijdschap goedkeurend naar de gramo-
foonplaten-afdeeling, wanneer van daaruit
het heerlijke antwoord kwam.
En pas als de oplettende mensch zag, dat
een ander, nóg lieftalliger meisje de plaats
van juffrouw Céline had ingenomen, schudde
hij in verbazing het bezadigde hoofd, om de
verliefdheden van dien meneer Henri
GEEN
ONTPLOFFINGEN MEER
IN DE MIJNEN?
UITVINDING VAN EEN ENGELSCHE.
Een verlaten kolenmijn bij New-Castle-on-
Tyne is ter beschikking gesteld van een
vrouwelijk natuurkundige met haar assis
tente voor experimenten, die. naar zij hoopt,
het probleem van gas-explosies in mijnen tot
oplossing zullen brengen.
De News Chronicle bericht dat mrs. Maude
Dickinson uit Hove al jaren bezig is met on
derzoekingen om te komen tot het wegne
men der grondoorzaken van de ontploffingen.
Zij zegt er thans in geslaagd te zijn een
vloeistof samen te stellen, die in een mijn
gesproeid moet worden en dan ver in de
kool doordringt en de oorzaak van even-
tuecle explosies wegneemt.
Mrs. Dickinson werkt thans nog dag en
nacht in haar laboratorium, doch zal zich
dezer dagen naar New-Castle begeven om in
de mijn af te dalen en haar werk daar voort
te zetten.
DE BEVOLKING VAN JAPAN.
Japan is een betrekkelijk klein land. Zijn
oppervlakte is ongeveer zoo groot als die van
Galifornië, en zijn bevolking neemt buiten
gewoon groote proporties aan. De laatste
statistiek toont aan, dat er iedere minuut 4
kinderen geboren worden; dat maakt rond
173 duizend geboorten per maand, zoodat in
dertig jaar de bevolking van Japan ..die thans
64.500.000 inwoners telt, de 100 millioen zielen
te boven zal gaan. Vijf en twintig groote ste
den van Japan tellen meer dan 100.000 in
woners. De meest bevolkte steden zijn Tokio
(vijf millioen). Osaka (drie millioen), Nagoya
(900 000), Kobe (787.000), Kioto (565.000,
Yokohama (620.000). Maar het meerendeel
der Japanners woont op het land. Waar
zullen al die Japanners over dertig jaar
wonen, wanneer de bevolking bijna verdub
beld zal zijn?
Een huisnummer in Overveen
en een club in Londen.
Misschien behoort u tot de sceptische of
roekelooze lezers, die maling hebben aan
het bijgeloof, dat omtrent het getal dertien
heerscht. Of mogelijk denkt U, dat al die
praatjes over dat bijgeloof slechts praatjes
zijn zonder meer. Doch dan hebt U het. glad
mis. Heeft U nooit gehoord van ernstige,
degelijke en solide menschen, die zelfs niet
gratis zouden willen wonen in een huis, dat
dertien genummerd is? Kent U niemand in
Uw omgeving, die nimmer den dertienden
van de maand op reis zal gaan? Heeft U
nooit gehoord van de Haagsche tramlijn, die
enkele jaren geleden naar volgorde het nun\-
mer dertien zou ontvangen en die twee zeer
nette woonwijken verbond, die bevolkt wer
den door Indischgasten en welke lijn de let
ter A kreeg, omdat, het getal dertien het tra
ject totaal onrendabel zou hebben gemaakt?
Tegenwoordig stoort de Haagsche tram zich
niet meer aan de angst voor het getal der
tien. Misschien komt dit. omdat de lijn nu
een paar andere (minder deftige) wijken ver
bindt en niet meer de aangewezen tram is
voor bijgeloovige tea-ende dames en bitte
rende heeren.
Weet U niet, dat er straten bestaan, waar
het huisnummer dertien werd overgeslagen
om eventueele candidaten voor een nieuwe
woning niet terug te houden? U gelooft me
niet? Het is pas enkele dagen geleden, dat
op een van de voornaamste pleinen van
Overveen het huisnummer, dat jaren lang 13
geweest is, veranderd werd in 12A. Het pand
is te huur of te koop en vermoedelijk heeft
de eigenaar verzocht het noodlottige num
mer te willen veranderen, omdat angstige
candidaten geweigerd hebben zulk een on
gelukshuis te betrekken. De gemeente Bloe-
mendaal heeft dus het getal dertien officieel
gedisqualificeerd.
Het bijgeloof over het ongeluksgetal is
sterker verbreid dan men oogenscWJnlijk zou
meenen. Hotels, waar veel Amerikanen ko
men, zullen dan ook nimmer een kamer No.
13 hebben, omdat de Yankee dames en hee
ren beslist weigeren daarin hun intrek te
nemen. In Londen daarentegen bestaat een
club. wier leden alles doen om het bijgeloof
en het ongeluk te tarten. Zij houden hun
bijeenkomsten dan ook bij voorkeur op den
dertienden en ze zijn buiten zichzelf van
vreugde, wanneer toevallig de dertiende
bovendien nog op Vrijdag valt. Ze verzuimen
letterlijk niets om alle denkbare rampen en
onheilen over hun hoofden te doen losbar
sten. Ze zitten met dertien aan tafel, de
meest roekelooze of levensmoede neemt
plaats onder den spiegel, als echte kwajon
gens gooien ze een paar maal het zoutvat
om, leggen messen kruiselings over elkander
en loopen tusschen tafel en dessert uitda
gend onder een ladder door.
Wij zijn er nooit bij geweest de hemel
beware ons er voor! maar ze doen, volgens
een vastgesteld plan, letterlijk alles, wat
den bijgeloovlgen toeschouwer minstens een
zenuwberoerte zou bezorgen.
Het zijn o.i. echter roekelooze waaghalzen,
die op een dergelijke wijze met hun leven
spelen en we voelen veel meer sympathie
voor de grootmoedige geste van de gemeente
Bloemendaal, die haar inwoners niet noode-
loos aan gevaren wil blootstellen.
Eze.
Het- is Paschen. De zee is één massa van
wemelend blauw en zilver, en de kerkklokken
sturen hun vreedzaam geklepe! met het zach
te windje mee, zoodat de heele lucht er vol
van is, en geen mensch aan de bekorng er
van ontkomt. Het is zoo stil en zoo kalm en
zoo rustig aan de bloeiende kust van Proven
ce,. die er zoo veilig beschut achter de ge
weldige rotsmassa's van de Alpen ligt. dat
het bijna onmogelijk lijkt, dat juist dit land
in vroeger eeuwen één van ce roerigste van
de wereld was.
Maar gisteren zijn we in Eze geweest, dat
hoog boven het mondaine gedoe aan de kust
en als een onneembaar arendsnest op zijn
rots in de bergen ligt uit te kijken over de
zee. En weer op een aparte rots op die rots
van Eze, nog onneembaarder dan het stadje
zelf, ligt er de ruïne van zijn kasteel, een
armzalig brok bouwval van enkele muren
nu nog maar, waarbinnen de cyressen en de
agaves bloeien en groeien.
Maar van zijn muren af konden de wach
ters in de tijden, dat het hier spande, bijna
de gansche kust in het oog houden, en geen
schip en geen legermacht konden zich in
de buurt vertoonen, zonder dat van de to
rens van het kasteel spiedende oogen hen in
het vizier kregen en met een stoot op een
schallende trompet de inwoners van kasteel
en stadje waarschuwden dat er onraad was.
dat hun veilige leven daar hoog op die rots
gevaar liep weer verstoord te worden, cn
dat het binnen enkele dagen een strijd op
leven en dood zou zijn op de steile muren en
vrijwel ontoegankelijke rotswanden van Eze.
Eze-les-Sarracins. De naam zegt genoeg.
Inderdaad heeft dit land, dat zich nu zoo
kalm ligt te zonnen in het gouden licht, en
dat zoo tevreden als een spinnende poes het
vriendelijke gelui van de Paaschklokken over
zich heen laat gaan .een geschiedenis achter
den rug, die van eeuwen en eeuwen voor
Christus af een onafgebroken verhaal van
elkaar steeds opéén volgen de veroveringen,
bloedige oorlogen en verbeten uitgevochten
veldslagen is. Eerst waren het de Rhodiërs,
die hun tempel van Heracles bouwden op de
rots van Monaco, de nu zoo beroemde Tcte du
Chien die als een afgeknotte zuil steil en
stug uit de blauwe zee omhoog rijst, de Pho-
ciers volgden hen op en de Kelten, die weer
van hier verjaagd werden door de Romei
nen. Het Christendom werd hier pas in de
zesde eeuw gebracht door den Heiligen Hono-
rat, die op de Lérin -eilanden zijn beroemd
klooster stichtte en het werd weer verdreven
door de Germanen die korten tijd zelfs tot
hier toe doordrongen. En in de negende eeuw
komen de Sarracenen en vinden in de Pro
vence, uitgeput door al die eeuwen van strijd,
een makkelijke prooi. De bewoners trekken
zich terug in de bergen, op onneembare rots
pieken, tegen steile hellingen, zoodat ze maar
een enkelen, hoogstens twee. toegangswegen
te verdedigen zullen hebben. Zoo zijn er Ro-
quebrune, met zijn uniek Karolingisch kas
teel, Cagnes. Gréolières, en vooral Eze, het
mooiste, schilderachtigste van allen. Eze, dat
in zijn ligging doet denken aan de woeste
rooversnesten in Midden Italië, aan Perugia
en Assissi.
Wie er boven op het kasteel van Eze staat,
ziet neer op de prachtige oude daken van
het dorpje, in duizenden verweerde, warme
tinten rood. Hij ziet langs de steile rotskan
ten naar beneden tot in liet oneindig diepe,
met zware olijf- en pijnboomen begroeide
dal en de weg waarlangs hij kwam, ligt diep,
diep beneden hem als een smal grijs lint,
dat zich slingert om de ruggen van de ber
gen, en weer verdwijnt in de inhammen, en
heel in de verte weer te voorschijn komt tus
schen het groen halverwege de berghelling,
en dan weer verdwijnt om niet meer te ver
schijnen. En voor hem de grillige Riviera-
kust, met zijn oneindige serie inhammen en
baaien.
Vlak onder hem stil en blauw de baai van
Eze, ais een rij half ondergedoken schildpad
den duiken Cap Ferrat de Mont Boron voor
Nice, en Cap d'Antibes op. Er tusschen in
Villefranclie met zijn beroemde reede, met
zijn sprookjesachtige villa's, waarvan er één
het bezit is van koning Gustaaf van Zweden,
en Nice's Baie des Anges. Achter dat alles,
wazig lila in de verte, feller, blauwer, tur-
kooizer bij de kust, de zee. die tenslotte dit
land oneindig veel meer domineert dan de
geweldige Alpentoppen die het beschermen.
Maar wie er langs het steenige rotspaadje
van het kasteel afdaalt naar het dorpje» cn
daar een half uurtje dwaalt tusschen de oude
huisjes, waarover zooveel eeuwen zijn
heengegaan, wie er zijn weg zoekt door de
bochtige, steeds stijgende cn dalende hobbe
lige straatjes, die is in minder dan geen tijd
vergeten, dat hij zich bevindt aan de Riviera,
mondalnste lustoord der twintigste eeuw. Hij
waant zich waar? Terug in de Middel
eeuwen? In een Afrikaansch rooversnest?
De muren zijn grauw van ouderdom, de
rotsen groeien er soms uit de straten tegen de
huizen op, er zijn oude poortjes en uitgezakte
trappetje*;, en het ééne schilderachtige hoek
je na het andere. In een onverwacht- hoekje
staat plotseling een palm, een boom beladen
mot pril groen; bovenop een oude, oude ba
lustrade prijkt een reusachtige aardewerk-
pot, vol met groen, dik bespikkeld met zacht,
lila bloemen, een paar treedjos leiden naar
een mysterieuze, zwaar gebeeldhouwde on-
dergrondsche deur. Door een opening, vol met
spinnewebben, die zachtjes waaien in den
wind. ziet men de ruimte er achter; pik
zwart. duf, kil. De meeste huizon zijn verla
ten; hier en daar klinkt plotseling het ge
huil van een kind, het kljvlgc gepraat van
een oud vrouwtje uit de lage ruimten ach
ter do half gesloten deuren; een paar dui
ven zitten op een zonnig dak te koeren; een
kip schiet opeens mot luid kakelend mis
baar om den hoek van een huisje weg.
Het is klein, Eze, waar zooveel mogelijk
menschen in de vlak op elkaar gebouwde
huisjes veiligheid moeten kunnen vinden
achter de stadswallen ,op het peuterige stukje
grond daar boven op die rots. onbereikbaar
voor de woeste bruine kerels uit Spanje, die
stad, noch mensch, noch dier met rust lie
ten. In twintig minuten kun Je er geen hoekje
on gecxplolrecrd laten, kun Je al die middel-
eeuwsche, knusse, picturesque schoonheid
opgeschreven hebben in je geheugen, en al
wegwandelend, nog eens omkijken en jezelf
beloven, dat je het nooit vergoten zult, om
dat het waarlijk eenlg in zijn soort is. Daar
is aan de Riviera nog meer schoons te vin
den dan het schoons, dat zoo maar aan de
kust voor het oprapen ligt als schelpen op
een strand, alleen! Er is moer te doen dan
liggen in de zon en staren naar wat loom op
een azuren zee draaiende jachtjes, dan mon
dain flaneeren tusschen de volmaakte crea
ties van de Parijsche couturiers, dan poloën
in Cannes en zwemmen in Juan les Pins, en
meedoen aan batallles de fleurs in Nice.
Zelfs als do Rivièra niet de Rlvièra was.
die zij nu eenmaal is geworden, dank zij
haar door de goden gezegend klimaat, dan
zou dit stukje Haute-Provcncc nog een uit
verkoren hoekje van de wereld zijn!
WILLY VAN DER TAK.
UIT: MENSCHEN IN HET HOTEL
De décors voor „Menschen in het hotel".,
in een van de grootste Metro Goldwyn stu
dio'sbuiten een vervelende motregen
binnen benauwde warmtereuk van par
fumpoedersigarettenhel bran
den de lampendit is de „gele" kamer
van het hotelhet hotel van Vicky
Baumontstaan in den geest van de
schrijfster en den architect Cedric Gib
bonsgoud, zwart, zilver en rood geven
den toon aanwelk een gemengde me
nigtewaarachtig menschelijke types
een internationale wereldtypes van de
Berlijnsche boulevardsgedlstlngueerde
zwerversartistenkoppen.zijn dit wer
kelijk slechts figuranten?....
kijken dien kant uitah. Wallace Beery
praat met den markies de la Fallaise. de
derde ex-echtgenoot van Gloria Swanson
Beery was haar eerstenu is hij Direc
teur Preysing in de film....
Het gezicht van Lewis Stone is angst
aanjagendhij speelt den verminkten
dokter, die steeds bericht verwachtStone
zegt, dat het schminken van deze rol min
stens een uur in beslag neemt afschmln-
ken duurt nog langerJoan Crawford
laat in de lijnen van haar hand lezen door
een van de figurantenhet schijnt goed
nieuws te zijnzij lachtdaar komt
John Barrymore als baron von Galgern
elegant en nonchalant als steeds
Alles is gereed voor de opnamenmeer
lampen lichten opstilte roept de assis
tent regisseurmen zou een speld kun
nen hooren vallenEdmund Gouldlng
houdt een haast gefluisterd gesprek met
Joan Crawford, John en Lionel Barrymore en
Lionel Barrymore als Kringelein en John Barrymore als Baron von Gaigern.
Daar ziet men den regisseur Edmund
Goulding in een pullover en een ouden
broektamelijk vermoeid ziet hij er uit.
het is te begrijpeneen film, waarin vele
sterren optredenGreta Garbode
twee Barrymore'sWallace Beery.. Joan
CrawfordLewis Stoneen nog meer
andere bekendenop een rond platform
het orkesteen eigenaardige bar.rond
en hoog,. ae stoelen zijn wel vijf meter
van den grond
Wat gebeurt daar in dien hoek.... velen
Wallace Beery.Lionel in de rol van Kringe
leingekleed in een slecht-zittende ge-
kleode jasgouden lorgnetslobkou
senalles Is gereedstilteopname
roept Goulding.... het is de scène, waarin
Kringelein, aangemoedigd door verschillende
cocktails, den directeur Preysing over zijn
ontslag spreektzelfs de figuranten zien
geboeid toe
„Neen, meneer de Directeuru kunt me
niet ontslaanniemand kan datik
ben een doodziek man, meneer dc Directeur