ZESDE BLAD BIJVOEGSEL HAARLEM'S DAGBLAD Vrijdag 13 Mei '32 AAN ALLEN. Wanneer ik zoo eens in de briefjes lees, wat voor verjaringscadeaux jullie in deze maanden krijgen, dan bemerk ik, dat er nog al eens vaak een aquarium bij is. En nu kan ik meteen jullie een goeden raad geven. Ma- rietje G. heeft me namelijk de treurige me- dedeeling gedaan, dat alle vischjes in haar aquarium telkens sterven en toch maakt ze het iedere week schoon. Dat laatste zinne tje: „toch maak ik het iedere week schoon" is waarschijnlijk de oorzaak van alle kwaad. Waterbewonertjes houden niet van schoon maak Gewassen behoeven ze nooit te worden. De planten zijn in onze aquariums de beste schoonmaaksters. Luister nu eens Marietje, zet dien wekelijkschen schoonmaak om in een maandelijkschen. Laten we nu samen met elkaar jouw keurig, heldere aquarium eens van begin af aan gaan vullen. Eerst een grondlaag. Jij had alleen zand hè? Begin nu eerst met een laagje klei van 1 c.M. Kijk maar eens. of er aan moeders aardappels geen kluitjes hangen. Anders maar wat uit een slootje gehaald. Maar dit. moet Ie wel eerst goed nakijken, want er kunnen diertjes inzitten, die jouw vischjes straks doodbijten Desnoods kun je in plaats van klei turfmolm nemen, maar die moet je dan wei een nacht onder' water gezet hebben. Je plaatst er dan steentjes bovenop voor 't wegvloeien Over de klei of turflaag een laag gewasschen zand van 2 c.M. Liefst zand, dat kleine steen tjes bevat. Dit zand ligt stevig en de kleur is mooi. Als je aan den waterkraan een gummislang verbindt, kun je het zand prachtig schoon spoelen. Je spoelt zoolang, tot 't water boven de zandlaag geheel hel der is. Nu vul je het aquarium met water, en dan komt het allerprettigste werk: plant en dier kunnen een plaatsje krijgen. De aller beste aquariumplant, die tevens de beste schoonmaakster is, is de Waterpest. Voor sommige visschen dient ze tevens als groente In iedere Hollandsche sloot groeit water pest. Zelfs in den winter maakt ze telkens nog frlssche groene uitloopers. Watervarens zijn ook heel geschikt voor een aquarium, maar geen azolla of kroos. Zij veroorzaken voortdurend rotting. De water-massa ver troebelt en de visschen tieren niet. Water violier is een prachtplant voor een groot aquarium. Een zeer geschikte drijvende wa terplant is hoornblad. Deze plant schiet zelden wortel. Hoornblad vangt het drij vend vuil van 't water op en ziet het er zelf heel stoffig uit, dan kun je het eventjes on der de duinwaterkraan schoon spoelen. Dat is juist het voordeel van drijvende planten. Sommige visschen houden veel van hoorn blad. Salamanders leggen graag hun eieren in het hoornblad-groen, stekelbaars eveneens Zonder dat je het wenscht zie je Wieren en Algen in je aquarium groeien. Je wa ter wordt wazig groen en de groene draden en vlokken beletten vaak het uitzicht. W. B.—Z. POSTZECELRUBRIEK. ITALIë XI Ja /O* fc /fc. J0C jac. dac <PS~c. /rc 2TC C Gedurende 1915—16 verscheen een serie zegels met een toeslag ten bate van het Roode Kruis in twee verschillende teekenin- gen n.l. een vlag met het Italiaansche wa pen on eon adelaar met het wapen. Op beide komt het roodekruisteeken in oen cir keltje voor, terwijl bovendien de bedoeling is aangegeven met „Croce Rossa" Het zijn 10 -f 5 c. (rose). 15 5 c. (zwartgrijst, 20 op 15 4- 5 c. (zwartgrijs) en 20 5 c. (oranje). Grootte van de vakjes 3.4 bij 2-8 c.M. In 1916 verscheen nog een opdruk n.l. 20 c. op 15 c. (lelblauw type 1906 zie art. VIII). Grootte van het vakje 3 bij 2.5 c.M. Gedurende 1917—22 verschenen eenige nieuwe waarden in het type 19061909 n.l. 15 Helblauw kop in ovaal voor links). 20 c. (oranje kop naar rechts). 30 c- (oranje bruin). 55 c. (brulnviolet), 60 c. (karmijn rood) en 85 c. (roodbruin alle kop naar links). Grootte vande vakjes 2.8 bij 2.3 c.M. In 1917 verschenen de eerste zegels voor de vllegpost. Het zijn opdrukken op expres zegels n.l. 25 c. (rood) met opdruk „Esperi- mento Posta Aerea Maggio 1917 Torino- Roma Roma-Torlno" en 25 c. op 40 c, (violet) met den opdruk „Idrovolante Napoli-Pa- lermo-Napoli" Grootte van de vakjes 2,8 bij 4.3 c.M. Zie voor de indeeling 't schetsje. Enstentargeriaan 33. ONZE BIBLIOTHEEK. Sluitingsdatum 1 Juni a s. Voor het laatst worden boeken uitgeleend op WOENSDAG 25 MEI 1932. Deze moeten op 28 Mei of 1 Juni worden teruggebracht. DEELNEMERSKAARTEN INLEVEREN. De heropening van O- B. zal vermoedelijk plaats vinden op Zaterdag 3 September a.s. Met het oog op het kaften der boeken worden de nummers 1 tot en met 52 vanaf Zaterdag 14 Mei niet meer uitgeleend. W. LASSCHUIT, Groote Houtstraat 155z. DE EERSTE AUTOPED IN POESENLAND. Hommeltje en Pimpie waren poesenkinde- ren en nog wel tweelingen. Hommeltje was zoo dik als een hommel en Pimpie heette eigenlijk Pim. Ze waren jarig geweest, en Pimpie had een reuze mooi cadeau gekregen namelijk een autoped. Dit was de eerste autoped in kattenland en Pimpie had heel wat bekijks. Hommeltje, die een vischnet voor z'n ver jaardag had gevraagd, mocht natuurlijk de autoped ook wel eens probeeren en reed dan heel voorzichtig. Pimpie was echter een erg wilde poesen jongen en keek niet altijd precies uit waar hij reed. Want. bij ons behoef je alleen maar op te passen, dat je iemand niet op de teenen trapt of over zijn voeten rijdt, maar in poe- senland moet je ook erg oppassen voor al die staartjes. Staartjes zijn voor poesen erg nut tige voorwerpen, vooral als ze op een sm^Jle schutting of dakgoot loopen, want dan houdt zoo'n poes zich met zijn staart in evenwicht. Maar Pimpie dacht er anders over. Die vond, dat de staarten nu lastig waren, want er hing er altijd wel eens een op straat en owee als hij dan juist langs kwam. Maar 't allerergste vond Pimpie wel, dat hij nu juist over den staart van zijn broer Hommeltje moest rijden. O. o, wat jammerde dat arme Hommeltje, toen de autoped over zijn mooie, zwarte staartje ging. Pimpie jammerde van angst ai even hard mee en geen wonder, want hij hield echt veel van zijn broertje en diens staartje bloedde leeiijk. Moeder, die op 't geschreeuw in de straat al aan kwam loopen, liep vlug met Hommel tje naar den dokter. En toen het nog altijd miauwende Hom meltje thuis kwam, zat er een wit verband om zijn staart. Pimpie had veel verdriet van zijn domheid, anders had hij vast even gelachen om Hommeltje's staart. Want. Hommeltje leek nu net een poesenmeisje. Poesenmeisjes dragen ook om hun staart strikjes net als de meisjes bij ons in haar haren dragen. Maar nu kon Pimpie onmo gelijk lachen, want hij zag wel. hoeveel pijn Hommeltje had. Hommeltje had er koorts van en ging vroeg naar bed. Pimpie kreeg 's avonds een standje van vader, die het meer dan ondeugend vond om zoo wild te zijn. Er waren toch nog stille straatjes genoeg en er waren nu eenmaal een boel poesen met mooie, lange staarten, dus oppassen was de boodschap. Ja, Pimpie zag wel in, dat je oppassen moest, maar vervelend vond hij het toch. De aardigheid ging zoodoende van de auto ped af, want dat de poesen hun staarten zouden opbinden, dat ging nu eenmaal ook niet. Trouwens, het staartje van Hommeltje genas erg slecht en zelfs toen het beter was. liep hij nog een poos met een leelijken staart rond. De dokter had het gewonde gedeelte kaal geschoren en Hommeltje's mooie, zwarte haartjes waren maar niet een, twee, drie weer aangegroeid. En op zekeren dag, toen Hommeltje's haar tjes al weer wat begonnen aan te groeien en iedereen de angst voor de autoped al zoo'n beetje was vergeten, gebeurde er met Pimpie zelf een ongeluk. Pimpie reed met zoo'n verschrikkelijke vaart op zijn autoped over Kattenburg, dat hij rrttssü het water van de beek inreed. Wat een schrik onder de poesenbevolking. Er kwam dadelijk een politie-agent met. een touw en Pimpie's vader sprong, ondanks zijn angst voor water, in de beek Gelukkig was Pimpie dus bijtijds op den wal. zoodat het geval nogal gelukkig zou zijn afgeloopen. als Pimpie geen kou had gevat. Hij lag den volgenden dag nu ook te bed door de autoped. De dokter kwam en nu moest Pimpie katjesdrop slikken en een week lang niauwde hij van pijn in zijn keeltje- 't Was echter alles zijn eigen schuld en moeder was om één ding héél blij. dat Pim pie's autoped veilig en wel op den bodem van de beek lag. Dat was tenminste de nut tige kant van Pimpie's in het water vallen, want iedereen had allang ingezien, dat een autoped niets gedaan is voor poesen. Poesen kunnen het stuur niet zoo goed vasthouden en met het oog op hun staartjes is ook te gevaarlijk. En een andere autoped kwam er niet op Kattenburg. Toen Pimpie beter was, keek hij met een treurig gezicht naar 't. plekje, waar de auto ped waarschijnlijk lag, maar hij zag zelf ook wel in, hoe dom hij met dat ding was omgegaan. Moeder gaf hem als troost nu ook maar een schepnet, zoodat de tweelingen den vol genden dag uit visschen konden gaan. En ja. daar kon hij toch heel wat handi ger mee omgaan, want 's avonds bracht hij met Hommeltje wel een paar dozijn vis schen naar huis. „Zoo'n vischnet is beter voor mezei Pimpie en daar had hij wel gelijk aan. hoe wel dc visschen het misschien niet zoo pret tig vonden. JONY. TOMATEN Het gebruik van tomaten is in de laatste ja ren sterk toegenomen. Menigeen heeft nog eenig vooroordeel tegen deze vrucht en ge doogt haar slechts in de soep, doch wie een maal de smaak te pakken heeft, nuttigt ze gaarne rauw op de boterham. De tomaat is een éénjarige plant, afkomstig uit Mexico- Ze kan hier te lande slechts volwassen roode rijpe vruchten voortbrengen, als ze vroeg tijdig onder glas wordt gezaaid. In Februari Maart zaaien we in den warmen bak of verwarmd vertrek voor een zonnig venster in een zaaipan of kistje gevuld met lichten, zandigen grond, drukt het zaad wat aan en bedekt het met een weinig fijne aarde. De zaden komen spoedig, soms onverwachts snel op, Zoodra de eerste ingesneden blaad jes zich vertoonen, moeten de plantjes ver- speend (verplant) worden, opdat ze kort en gedrongen blijven. We zetten ze tot de lobbladeren (de eerste kiemblaadjes) in den grond, het best in kleine potjes, om ze later nog weer in wijdere te verplanten. Door op tijd ruim te luchten, zijn ze dan in den plant tijd vrijwel gehard- Wie zelf geen gelegenheid heeft de jonge plantjes te kweeken en toch graag tomaten in zijn tuin wil hebben, kan zich nu in zaad winkels of op de bloemenmarkt wel planten aanschaffen. Tomaten hebben steunsel noo- dig van stokken of latwerk van een meter hoog. De plantwijdte hangt af van de wijze van telen. Laten we de planten slechts één stengel behouden, dan is een onderlinge af stand van 40 a 50 c.M. voldoende. Willen we ze met 2 of 3 stengels laten opgroeien, dan wordt de afstand grooter. Om ze met meer dan één stengel te kweeken, worden de plan ten gestopt zoodra de eerste bloem zichtbaar is. Er ontwikkelen zich dan uit de oksels der bladeren nieuwe stengels, waarvan dan 2 of 3, ter lengte van een meter,, rechtstandig evenwijdig worden opgeleid. De eenvoudigste en doelmatigste kweekwijze is echter om de planten op één stengel te houden. Bij elke plant steken we een stok. waar de stengel van tijd tot tijd aangebonden wordt Ter hoogte van 1 meter nijpen we den top in, op dat de lengtegroei gestuit wordt en de groei kracht den vruchten ten goede komt. Hoe we de planten ook kweeken, alle zijscheuten die zich voorts ontwikkelen, moeten zorg vuldig en tijdig weggesneden worden. Laten we dit na, dan verwildert het gewas en draagt het weinig of geen vrucht. Bij droogte moeten we af en toe gieten, daar anders de vruchten wel gauw rijp zijn, maar niet groot worden. Zijn deze ten naaste bij volwassen dan kunnen we de bladeren, waarvan de vruchten omgeven zijn, voor een deel weg snijden. Het rijpen wordt dan door de zon bespoedigd. Vruchten, die in het late najaar, bij het dreigen van vorst nog niet rijp zijn, doch reeds een lichtroode tint krijgen, kun nen we op een warme plaats, voor een raam op het zuiden, laten narijpen. Er zijn vele milddragende soorten van to maten, met groote en kleine, gladde en ge ribde, roode en gele vruchten. Voor buiten cultuur is de meest geschikte „Cooper's First". Deze vormt niet te groote gladde vruchten van helder roode kleur. Tot de kruiden, die we gemakkelijk kun nen kweeken behoort ook: Salie- Van deze overblijvende,, heesterach tige plant worden de bladeren gebruikt. Ze dienen, behalve tot het kruiden van ge braad, voor de bereiding van de bekende saliemelk. Ze vervangen desnoods het boo- nenkruid, leveren een bestanddeel voor kruidenazijn en geven, gedroogd en getrok ken als thee, een zuiverend mondwater. Ze moeten voor de bloei geplukt worden, zonder de twijgen te beschadigen. De bladeren wor den op een luchtige, niet zonnige plaats ge droogd. In AprilMei zaaien we in den kouden grond en geven den planten latei- een ruimte van ongeveer 70 c.M., daar ze vrij hoog worden en breed uitgroeien. Salie is winterhard en gaat jarenlang mee. We kunnen de struiken ook door stekken ver meerderen. ALS 'T PINKSTER IS.... door W. B.—Z. Als 't Pinkster is, O mocht de zon dan schijnen, Mochten dan alle knoppen opengaan, Mocht dan de kou voorgoed eens gaan verdwijnen, Mocht het met regenen dan eens zijn gedaan! Als 't Pinkster is. De vogels jublen buiten. De lamm'ren spelen blij in bonte wei. Schijnt heusch de zon? Dan 'open ik de ruiten, Ik speel en jubel mee, 'k ben als zij zoo blij Als 't Pinkster is, O 'k hoop, dan is het zomer. Dan is geleden alle bittre kou. Wie dan nog thuis zit, heusch die is een droomer, Komt allen mee naar buiten. Kom, kom gauw! Als 't, Pinkster is. Dan wil natuur zich tooien. Met 't mooiste, 't allermooiste feestkleed aan, Moog" al wat leeft zich hartelijk verblijden Omdat de winter heusch is weggegaan. De aarde van de maan uit gezien. De aarde van de maan uit gezien," mis schien denken jullie, dat het een fout van den zetter is en wij bedoelen: „de maan van van de aarde uit gezien." Maar bijgaand plaatje stelt duidelijk voor, hoe de maanmenschen als die er eens ln werkelijkheid zouden zijn onze aarde zou den zien. Want natuurlijk zouden we, als we op de maan zaten, de aarde net zoo mooi kunnen waarnemen als wij dit nu de maan doen. Of eigenlijk nog beter, omdat om de maan geen lucht- of dampkring bestaat en de lichtstra len van de aarde dringen daarom veel beter en gemakkelijker tot de maan door dan het maanlicht onze aarde kan bereiken. We zou den dan ook van de maan uit onze lichten de aardbol veel beter kunnen zien. Wel geeft de aarde zelf geen licht, maar ontvangt het van de zon en kaatst het dan terug. We zou den dus van de maan uit de door de zon be schenen aardbol precies zoo zien als wij nu de zonbeschenen maan kunnen waarnemen. En daar de maan geen dampkring heeft, is er ook nooit schemering zooals bij ons. De eeuwig door de zon beschenen maanhelft is gloeiend heet en geen levend wezen zooals wij die kennen zou er kunnen bestaan. De andere, van de zon afgekeerde maanhelft verkeert, in eeuwige duisternis en het moet daar zóó ontzettend koud zijn, dat ook op deze helft geen levend wezen denkbaar is. We mogen daarom gerust aannemen, dat als het mogelijk zou zijn naar de maan te vliegen, we toch maar wat graag weer naar onze mooie aarde terug zouden willen kee- ren, zoodra we de oppervlakte van de maan hadden gezien. De geweldige rotswoestijnen, de vreeselijke koude of ondragelijke hitte, dat alles zou voor ons menschen weinig aantrekkelijks hebben. Rechtspraak voor dieren in de middeleeuwen. Jullie zullen wel een beetje verbaasd zijn, te hooren. dat- in de middeleeuwen niet al leen menschen, maar ook dieren, die iets hadden misdaan, voor den rechter werden gebracht. Eens werd een koe tot levenslange gevan genisstraf veroordeeld, omdat ze een vx-ouw had aangevallen en met haar horens zoo had verwond, dat de vrouw kreupel werd. Ergens anders weer werd een hond tot twee jaren kettingstraf veroordeeld, omdat hij iemand van het stadsbestuur in diens kuit had gebeten. Moeilijker was het natuurlijk om wespen en muggen, die menschen hadden gestoken, te straffen. Want deze diertjes trokken zich van de menschelijke rechtspraak niets aan en vlogen lustig verder! Gelukkig heeft men al gauw ingezien, dat met de veroordeeling van dieren niets is te bereiken en tegenwoordig gebruiken we dan ook andere middelen om de dieren het kwaad doen te beletten of af te leeren. De kwaadaardige koe wordt nu door den boer verhinderd menschen aan te vallen, en de hond, die verzot is op kuiten, wordt door zijn meester duchtig de les gelezen. Waarom praten we van meikersen, ter wijl we toch nooit in Mei kersen kunnen plukken? Oorspronkelijk was dit „maai- kersen" en werden de kersen bedoeld die geplukt wei-den in den maaitijd: dit waren de lekkerste kersen. Wij. deftige Hollanders, hebben dit woord ..maaikersen" aangekeken voor een plat. dialectisch woord en hebben er een fatsoenlijk Hollandsch woord van ge maakt en zijn er nu met de beteekenis vlak naast. Welk dier berijdt Joko hier? Joko, de aap Is een rijtoeretje gaan maken. Willen jullie weten welk dier hij berijdt? Trek dan een lijntje van nummer 1 naar 2, 3 enz. tot nummer 46. Je zult dan kunnen zien welk dier Joko voor zijn rij toertje gekozen heeft. KNIPPERDOLLETJE door W. B.—Z. In den namiddag was t werk eindelijk ge reed. Blij kwam hij binnen vertelllen, dat de eerste sneeuwklokjes boven den grond uitstaken. Nu zou hij toch gaan rusten. Hij verscheen niet aan den avondmaaltijd. Dien nacht kreeg hij harde koorts. Den volgenden dag was zijn toestand zoo verergerd, dat de dokter geroepen werd- Deze keek na 't on-, derzoek heel ernstig. Longontsteking. De pa* tient was zeer zwak. Misschien vaak ziek ge* weest? Moest er soms nog familie gewaar* schuwd worden? Vrouw Dijkstra knikte van neen. Ze weéE niet van Bouwes bed. Kleine Dick werd weer aan de zorgen van vrouw Mulder toe vertrouwd. De dagen en nachten, die nu volgden, wa ren bang en zwaar. In de eerste plaats na tuurlijk voor den patient, in de tweede plaats voor Zuster Greet. Moesten ze schei den, nu ze elkaar pas gevonden hadden? „God wil 't zoo", fluisterde hij op eeü nacht, als raadde hij haar gedachten. Spreken kon vrouw Dijkstra niet, alleeri maar bidden, smeeken om zijn leven te sparen. Toen t scheen, of er eenige verbetering intrad, kwam, onverwacht, het einde. Kalm en vredig sliep Bouwe Wapstra in. Er werd bericht gestuurd naar Maartje eri Maarten en naar de weinige bekenden. De eerste die kwam, was vrouw Veris. Stil zette ze zich bij haar vriendin neer. „Straks bij de begrafenis komen Veris en Knipperdolletje. Die komen voor hem. Ik: kom voor jou," zei ze troostend. Vrouw Dijkstra was diepbedi-oefd- Nu t leven zoo heerlijk was, kwam deze groote schaduw. „Greet!" zei Eefje Veris zacht, „je broer Bouwe heeft den zilveren draad in zijn le ven gezien. En daarom heeft hij niet vergeefs geleefd. Daarom was zijn einde vrede. Leg je daar bij neer, kind. Hier in dit huis ligt zoo merkbaar den zilveren draad van jouw leven." Nog vele dingen besprak de goede vrouw Veris met haar bedroefde vriendin. En toen ze vertrok, was 't alsof er iets van stille be rusting in 't hart van vrouw Dijkstra geko men was. Op den 8sten April, juist op den verjaar dag van zijn zuster, waarop 't groote feest zou plaats hebben, werd Bouwe Wapstra be graven. „Wij moeten die allen toch noodigenzei Dijkstra tot zijn vrouw. En hij vervolgde; „Dat was immers zijn laatste wil.'" Aldus gebeurde- Een kleine schaar, maar een schaar van vrienden en vriendinnen bracht dezen man, wiens leveir moeilijk en zondig was geweest, maar zegenend geëin digd was. naar zijn laatste rustplaats. Toen vrouw Dijkstra met deze allen in haar woning was teruggekeerd, voelde zij wel heel sterk, hoe veel menschen voor el kaar kunnen zijn. Ieder keerde ten slotte terug naar zijn woning en zijn werk Maartje mocht bij oom en tante blijven om op de Haarlemsche Huishoudschool haar opleiding te voltooien. Het gezin Dijkstra voelde zich eiken dag opnieuw gezegend. Wanneer de tuin zijn mooiste bloemen gaf, plukte moeder Dijkstra ze af om ze neer te leggen op Bouwes graf. „Nooit vergeten, maar wel vergeven," fluis- tei'de ze. 't Sprak vanzelf dat de band met de Ve- rissen nimmermeer verbroken kon worden, 't Eenige wat in den loop der jaren vergeten werd. was de naam Knipperdolletje. Want de oude Knipperdolletje werd een flinke boer, die in Groet bekend stond als Maarten Veris. Heel weinigen spraken van Maarten van der Werven. Als Veris en zijn Eefje een maal zouden rusten van hun arbeid, zou Maarten de Duinhoeve besturen, zoo goed, als zij 't maar wenschen konden, EINDE,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1932 | | pagina 20