RIVIERA.
ONS EIGEN LAND.
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
H.D. VERTELLING
FILMNIEUWS.
ZATERDAG 21 MEI 1932
mm
VIERDE BLAD
DE STAD GOEREE.
Nu is het een verlaten, stil plaatsje, de oude
Goeree en Overflakkee; vroeger was het een
machtige, welvarende stad. 't Schijnt, dat er
reeds omstreeks 1050 sprake was van een stad
Goeree; tenminste dat beweert- Reigersber
gen in zijn Cronijck van Zeelandt. Ook was
Goeree vóór 1248 een afzonderlijk graaf
schap; in genoemd jaar ging het over aan
Otto, bisschop van Utrecht.
Zeker is het. dat in die vroegere tijden de
stad al een vrij groote macht had; in 1312,
1330 en 1331 kreeg het bijzondere keuren
in '31 zelfs een wekeiijkschen marktdag met
de verplichting voor alle inwoners van West-
voorne om hun vruchten en vee eerst op
de Goereesche markt te brengen, eer zij die
ergens anders verkochten; natuurlijk had dit
op den bloei van de stad een gunstige®, in
vloed!
Het spreekt vanzelf, dat de stad oudtijds
muren en poorten had: van de vijf poorten
is er nu echter geen één meer over. Er waren
verder wijken voor de vissc'ners, de Pieter
straat vol „schoone en kostelijke huizen", de
markt, en niet te vergeten de haven.
Want de vischvangst was een voorname
bron van inkomsten .In 1415 begon men al
haringbuizen te bouwen, en in 1493 z.g.
„vischhoekerschepen", die voor langere reizen
bestemd waren. Vanzelf zon men toen op
een middel om de visch langer versch te
houden; zoo kwam het inzouten van haring
en kabeljauw in gebruik, waarvan de Goereërs
zich graag de uitvinders noemen. Later kwam
toen do koopvaardij op; de handel liep op
Frankrijk, Engeland, de Oostzee en zelfs
Scandinavië. Natuurlijk had dit groote wel
vaart ^tengevolge.
Toch scheen de Stad nog als zóó afge
legen te worden beschouwd, dat men in
1620 aan een schoonzoon van Van Olden-
bameveldt, beticht van het schrijven van
„staatsgevaarlijke" brieven, geen 'beter ver
banningsoord kon aanwijzen dan Goeree!
De stad heeft anders veel te verduren ge
had; geen wonder, een zoo rijke stad was
voor zeeroovers en ander gespuis een goede
buit. Dat begon al in 1418, toen Goeree to
taal werd afgebrand door de troepen van
Jan IV van Brabant, die in dat jaar Dordrecht
belegerde. Drie jaar later men had de
stad ternauwernood weer opgebouwd kwam
de grootste vijand van onze eilanders op
zetten: het water; het ondermijnde en ver
woestte de stadsmuren en sloeg ook van de
duinen een groot stuk weg. In 1428 door
stond Goeree een beleg van de Zevenbergers;
in 1430 werd toen de stad beter versterkt
met do bovengenoemde vijf poorten en
nieuwe muren. En zoo is het steeds doorge
gaan. Eigenlijk zelfs al vóór 1418, maar toen
was het den vijanden nog niet- zoo te doen
om rijkdommen. We vinden melding gemaakt
van een dijkbreuk in 1283, en een gecombi
neerde storm en plundering (door den hertog
van Brabant) in 1304.
In 1475 viel een strijd met de zeeroovers;
in 1482 brandde de stad nogmaals af. De
vrouwen van Goeree wisten in 1490 de
Hoekschen, die een aanval op de stad deden,
terug te slaan met pek en kokende olie. In
1530 volgde weer een storm, overstrooming,
daarna pest en zware sterfte. Ook de
Allerheiligenvloed van 1570 berokkende
Goeree veel schade. In 1572 haalt. Goeree als
een van de eersten na Den Briel de Water
geuzen binnen.
In 1604 slaat het stadje een aanval terug
van den Admiraal van Antwerpen. Jacob
Jacobsz. Boey. Daarna is het althans met
de belegeringen vrijwel gedaan; na 1618 vin
den wij bijna uitsluitend natuurrampen ver
meld. overstroomingen en dijkbreuk. In 1781
en volgende jaren vreesden de Staten voor
het verlies van Goeree (Engelsche oorlog)
en versterkten het daarom met kazernes en
batterijen; in 1794 komen zij weer van pas
en in den Franschen tijd wordt een en ander
nog versterkt Na 1813 is al dit voorbij en
worden de verdedigingswerken gesloopt.
Het verval van Goeree als koop- en vis-
schersstad begint echter al heel spoedig na
1500. De stroomen verzanden en slibben
dicht; de handel verloopt. Daardoor ook Is
het de stad niet meer mogelijk, de afvaar
diging van een burgemeester en een raadslid
naar de landsvergadering te zenden. De in
vloed op de landsregeering wordt daardoor
nihil.
Alleen in 1609, bij de onderhandelingen
over het Twaalfjarig Bestand, zond de stad
Goeree nog éénmaal een afgevaardigde.
Wel mag van Goeree gezegd worden:
„Soo ooit hier eenige Stad zoo dikwijls
werd bezocht
Van vijanden geplaagd, van water, vuur.
gerocht,
Goeree, gij hebt uw deel van al dees
zware plagen
Wie kan er, meer dan gij. dien last zoo
hard verdragen?"
Tot slot geef ik nog een oud gedicht op
het inzouten der haring:
„Siet hier een loflick wcrck, bij Goeree
eerst versonn.cn.
Hoe dat men Kabeljauw en Haring sout in
tonnen.
En die vervoeren kan tot meenlgh
Koningrijck.
Een konst, vorwaar, een konst. en niemant
haers gelijck,
Die *t eerder kon dan sij, het is bij haar
begonnen,
Daer mee soo meenich Schat en Rijckdom
wordt gewonnen.
Den Haringh spant de Kroon, een ieder
wil'" er aen.
Siet hoe er meenich Last naer Vxankrijck
nu wel gaen.
Dn ook naar Polen, Denemarken ende
Sweeden,
Naar Brabant, Vlaenderen, en haare groote
Steden.
Itaeljen, Spanjen. Portugal ende Toskane,
Den Haringh, sou'te Vis; bij hoer seer
aangename;
Soo dat den Haringh nu vervoert, wordt op
het endt,
Soo ver den Oceaan den Stierman is
bekent".
(J. REIGERSBERG).
Toch is het bijna niet meer te gelooven,
dat al die oude, verlaten stadjes. Veere, de
Zuiderzeeplaatsen, en ook Goeree, zoo'n
roemrijk verleden gehad hebben!
Gewoontemenschen.
E. TEMPLE THURSTON
De figuur van Miss Constantia Martingale
was een bijzonder respectabele figuur, en
Miss Constantia Martingale was een dame,
die van het inkomen, dat ze trok uit een
paar huizen, die ze bezat in het West End
van Londen, heel respectabel leefde in één
van de respectabele zijstraten van de Brixton
Road.
Zoo aan den voorkant bezien, vertoonde
No. 15 alle dingen, waarmee de mensch ge
woonlijk zijn respectabiliteit pleegt uit te
drukken, te weten stijve kanten gordijnen en
de eeuwige aspidistra in zijn geglazuurde
aardewerkpot voor het raam, die zoo stond
dat zijn bladeren net te voorschijn kwamen
tusschen de gordijnen. De belknop was altijd
zorgvuldig gepoetst, de stoep was altijd keu
rig wit en schoon. Als er ooit op Zondag
muziek door de ramen naar buiten klonk,
dan waren het de klanken van één van de
twee psalmen die Miss Constantia te voor
schijn kon halen uit haar antieke piano,
waarin je het geluid van de neervallende
hamertjes en het getril van de snaren even
duidelijk hoorde als de muziek zelf.
En het achtertuintje was, hoewel Miss Con
stantia heelemaal niets van tuinieren kende,
altijd proper in orde met zijn vierkantje van
gras en zijn rand van laurierboompjes. Iede
re veertien dagen kwam een man uit de
buurt twee kostelijke uren besteden aan het
onderhoud ervan.
In Morpeth Road in Brixton werd Miss
Constantia beschouwd als minstens even res
pectabel als elk van de vijf en twintig an
dere respectabele families, die aan de buurt
haar cachet van volkomen onberispelijkheid
gaven. Die kanten gordijnen, die gepoetste
belknop, zelfs die twee psalmen, en speciaal
haar Zondagsche kerkgangen waren zoo ver
groeid met Miss Constantia's leven, dat ze,
als men ze haar ooit ontnomen had, waar
schijnlijk het gevoel zou hebben gehad of de
wereld om haar instortte.
Toch gansch en al vulden ze haar leven
niet. Ze hield er nog één gewoonte op na.
en zonder die zou ze zich waarschijnlijk* even
ongelukkig hebben gevoeld als zonder de
atmosfeer in Morpeth Road.
Ieder kwartaal was het haar gewoonte om
naar het West End te gaan om haar huur
op te halen. Dat deed ze uit zuinigheid. Ze
had het lang geleden heel zorgvuldig bij zich
zelf overlegd, dat het dwaas zou zijn om een
gedeelte van haar inkomen te betalen aan
iemand, die hét ophaalde, als ze het mak
kelijk zelf kon doen. Eén dag ieder kwartaal
was niet zoo erg om haar dierbare Morpeth
Road en zijn respectabiliteit voor een poosje
te verlaten
De huren, die ze moest ophalen, waxen
van winkels, die dicht bij elkaar lagen, num
mer vijftien tot nummer eenentwintig, alle
maal in dezelfde straat. Ze hoefde maar van
den ééne naar den andere te loopen, met
haar zwarte zijden tasch aan haar arm, als
of ze een huisvrouw was, die haar dagelijk-
sche boodschappen deed.
En de menschen waren heel beleefd tegen
haar. Ze hadden natuurlijk dadelijk gezien,
dat ze heel respectabel was. Nog nooit, in
al die jaren dat ze zelf haar huren opge
haald had, waren ze onbeleefd tegen haar ge
weest.
„Daar is de huisjuffrouw", zeiden ze tegen
elkaar, als ze haar trouw iederen eersten
kwartaaldag binnen zagen komen, maar ze
spraken haar nooit anders aan dan als Miss
Martingale.
En ze inde haar kleine bedragjes aan geld,
stopte elk voorzichtig in haar zijden tasch
en ging weg om niet weer gezien te worden
tot den volgenden eersten dag van het kwar
taal. Ze wisten vaag, dat ze in Brixton woon
de. Sommigen van hen hadden haar adres
voor als ze haar moesten schrijven over re
paraties. Niemand was ooit zoo nieuwsgierig
geweest, dat hij naar Morpeth Road No. 15
was gaan kijken en dan zouden ze daax ook
alleen nog maar de bevestiging van hun
eigen ideeën omtrent haar respectabiliteit
hebben gevonden.
Gewoonlijk verliet ze de buurt te voet, en
aangezien het dan ongeveer drie uur in den
middag was. ging ze naar één van die hon
derden banketbakkers, die hun winkel voor
zien hebben van een lunchroom, zonder dat ze
ooit het air van een restaurant aannemen.
En daar ging Miss Martingale aan een ta
feltje achterin zitten, en bestelde twee brood
jes met ham en een glas port. Het was goed-
koope port. maar zoet en sterk. Men kan nu
eenmaal niet anders verwachten in een
lunchroom. Maar Miss Martingale had niet
veel verstand van wijn en ze vond de port er
lekker omdat- hij zoet en sterk was.
En terwijl zc de tractatie verorberde, legde
ze haar zijden tasch op tafel, en begon, met
behulp van een klein notitieboekje, waarin
ze de verschillende getallen opschreef, voor
de tweede maal dien dag haar geld na te
tellen.
Ze was gewoonlijk nog aan het werk. lang
nadat de broodjes met ham en de port op
waren. Administratie was niet haar sterke
punt, en haar berekeningen faalden steeds
v/eer. Er moest vermenigvuldigd en opgeteld
en gedeeld worden, en haar vingers tikten op
de tafel-met-een-zeiltje erover tot ze pijn
deden.
Het was de meest natuurlijke zaak van de
wereld, dat ze, terwijl ze nog zoo bezig was.
een tweede glas port nam. Het maakte, dat
het werk vlotter ging. Het maakte haar pret
tig warm en helder en haar hersens vreese-
lijk pienter en vief, zoodat optellen en verme
nigvuldigen en aftrekken bijna kinderwerk
werden.
„Ik geloof nooit, dat ik er komen zou zon
der mijn tweede glas", zei ze dikwijls tegen
het meisje, dat haar bediende, en dat was
ongetwijfeld waar. Het maakte haar niet al
leen veel vlugger met haar berekeningen,
maar het liet ook een heerlijk gevoel van
loomheid na; een gevoel, dat dat hoekje
achterin de lunchroom het verrukkelijkste
plekje op aarde was; het gevoel, dat het
heerlijk zou zijn om daar heel lang te blij
ven. dat er in de wereld eigenlijk weinig
treurigs was. cn dat Morpeth Road No. 15
een beetje vervelend was, als je het hierbij
vergeleek, maar dat het gelukkig wel heel
ver weg leek.
Ze overpeinsde die heerlijke gevoelens al
tijd een poosje, betastte steeds weer haar
leege glas, maar ten slotte wenkte ze altijd
weer het mcisjee en altijd weer zei ze. alsof
ze het nog niet heelemaal met zichzelf eens
was:
„Ik geloof, dat ik nog maar een glas
neem".
Eens in de drie maanden wordt er voor
een zekeren magistraat in één van de recht
banken een oud, ongetrouwd dametje ge
bracht, dat „in verregaanden staat" gevon
den is op een trottoir, of in een portiekje.
Ze maakt het niemand ooit lastig. Hoewel
het moeite kost haar op te brengen, is dat
nooit, omdat ze zich verzet, en op het poli
tiebureau waar zc den nacht doorbrengt, ge
draagt. ze zich altijd volmaakt.
„Wat ze ook doet", zei één der agenten bij
gelegenheid, ..ze doet het respectabel".
De eerste drie keer nam zc het werkelijk
heel treurig op. toen ze 's morgens ontdekte,
waar ze was. Met tranen op haar wangen
smeekte ze hen, om het alsjeblieft uit de
kranten te houden.
Ze lachten haar uit.
„Een mensch zou denken, dat u de vrouw-
van een minister was", zeiden ze. „D'r zijn er
vanochtend dertig zooals u".
„Maar ik woon in Morpeth Road, in Brix
ton, ziet. u", legde ze door haar tranen heen
uit. „Als ze het daar wisten
„Zorg nou maar eerst, dat je in Bucking
ham Palace komt te wonen", zeiden ze, „en
tob er dan eens over!"
Aan den rechter gaf ze, nog huilende, op
welke verontschuldigingen ze had. Hij had
net den tijd om te luisteren naar wat ze zei,
en knikte toen.
„Huur ophalen plotselinge toevloed van
geld vijf shilling boete de volgende".
Het was kort maar krachtig. Bij nader
inzien was ze er dankbaar om. Zoo trok het
ten minste de aandacht niet. Maar waar
schijnlijk verkleinde het in haar eigen oogen
het vergrijp aanmerkelijk. Ze zei tegen zich
zelf, toen ze naar huis ging: „Zoo zouden ze
het in Morpeth Road niet opvatten".
Twee of drie kwartalen later, toen ze voor
den tweeden keer verscheen, keek de rechter
haar scherp aan.
„Spijt mc u terug te zien", zei hij. „Huur?"
„Ja", zei ze, dezen keer alleen maar snui
vende.
„Sj! Sj! SjjVijf shilling. De volgende".
Den derden keer zei hij alleen maar:
„Huur?"
En zoo werd het in die rechtzaal de ge
woonte om vier maal in het jaar Miss Con
stantia Martingale te vonnissen wegens „ver
regaanden staat", en iederen eersten kwar
taaldag zei ze tegen haar meisje, voordat ze
wegging:
„Ik blijf vannacht bij een vriendin in Lon
den logeeren".
En toen zag de rechter eens op een zeer
ongewonen dag, tusschen October en Kerst
mis, Miss Constantia Martingale voor zich
verschijnen.
„U?" zei hij.
Ze boog het hoofd.
„Maar in November hoeft u geen huur op
te halen".
„Ik moest", zei ze bevend, „over een paar
reparaties spreken".
De rechter ging rechtop zitten, en zijn
oogen keken vrecselijk streng tenminste
als men er het twinkeltjc niet in zag.
„Reparaties!" zei hij. „Nee, dat gaat niet.
We hebben aangenomen, dat het een drie-
maandelijksche gewoonte bij u is. maar geen
kwestie van herhaalde dronkenschap. Een
volgenden keer komt u alleen maar een knop
voor uw achterdeur koopen. Zoo houdt het
nooit op. Huur, ja maar reparaties, nee!
Reparaties kan ik niet toelaten. Drie dagen
de volgende!"
Toen Miss Constantia na drie dagen terug
kwam, vertelde ze aan haar dienstmeisje, dat
haar vriendin toch zoo aangedrongen had..
„Maar ik moet je niet zoo lang meer al
leen laten", zei ze. „Het is niet goed. Het kan
niet goed zijn. Ik zal niet langer dan één
nacht weg blijven".
RADIO-PARIS VERSTERKT.
Ondanks de onlangs plaats gehad hebben
de versterking van den zender Radio Parijs,
is het optreden van dit station in den Euro-
peeschen aether toch niet verbluffend ge
weest. Wij vernemen, dat belangrijke ver
anderingen aangebracht worden, waardoor
als resultaat een veel sterker uitstraling zal
worden verkregen. Er zullen nieuwe zend-
lampen worden gemonteerd, waardoor het
uiteindelijk vermogen verdubbeld zal wor
den. Binnen enkele weken zal het station
kunnen zenden met een antennevermogen
van 120 K.W.
PUZZLES VAN DEN ZOMERTIJD.
Terwijl bij ons de zomertijd op 22 Mei in
gaat. is in Frankrijk en België de klok in den
nacht van 2 op 3 April al een uur vooruit-
gezet. In Engeland geschiedde dit op 23 April.
Dit gebrek aan uniforme regeling heeft vele
complicaties meegebracht, die echter verdwe
nen zullen zijn. als in alle landen de zomer
tijd is ingegaan.
Echter blijven er landen en streken over,
die geen zomertijd aannemen. Zoo bestaat in
gedeelten van Canada en de Vereenigde
Staten een „plaatselijke keus" op dit gebied
en terwijl op sommige plaatsen de klok wel
den zomertijd aanwijst, doet ze dat elders
weer niet. Ir. het algemeen kan men zeggen,
dat de steden daar den zomertijd acceptee
ren en het platteland niet. Dat moet niets
van die „nieuwigheid" hebben. En het ge
volg is een groote verwarring op vele punten,
Het valt niet mee, om van Menton uit Nico
en de echte Provenqaalsche boui-aboi&so of
bouillabaisse te bereiken, hoewel he; maar
een afstand van ruim een half uur is. en
hoewel men er komen kan langs drie wegen,
de één al mooier dan de andere. De één al
mooier dan de andere maar dat is het
hem juist!
Er leiden drie wegen van Menton, dwars
over en door de flanken van de Alpcs Mari-
times, die hier zoo dicht aan de kus: liggen,
dat ze zonder vlakte of strand regelrecht het
blauwe, lokkende water induiken, naar Nico:
de Grande Corniche, op de plaats, waar een
maal de oude via Aurelia van de Romeinen
liep. en die later door den strateeg bij uit
nemendheid Napoleon gereconstrueerd werd.
de Moyenne Corniche er onder, levenswerk
van den prefect André Joly, en de petite
Corniche weer daaronder, de oude kustweg,
de minst populaire, de minst grootsche, maar
de toch soms wel heel lieflijke.
En wij, wij ongelukkigen. die niet wisten,
wat we begonnen, kregen het op een goeden
dag in ons hoofd om naar Nice te willen, en
daar in dc oude stad. precies zooals het hoort
in een niet al te schoon, maar wel schilder
achtig kroegje bouillabaisse te eten. het be
roemde. krachtige soepje van hier. dat men
eigenlijk, als men het heelemaal in stijl wil
doen, behoort op te slurpen in een zeemans
kroegje in de havenbuurt van Marseille,
maar dat. toch ook in Nice, de blanke stad
aan de Baie des Anges. duchtig smaken kan
We gingen naar Nice, en probeerden het
eerst te bereiken langs de Grand" Corniche
Niet, dat. we het bereikten We bleven ste
ken in de bergen hoog boven Monte Carlo,
waar La Turbie. het oude stadje met zijn
Romeinsche trofee, opgericht door keizer
Augustinus ter cere van zijn overwinning op
de „barbaren", de woeste volken uit de lan
den om de Noord- en Oostzee, zich genesteld
heeft op een onneembaar rotsbrok. en zich
heerlijk veilig onder zijn rcusachtigen Ro-
meinschen toren ligt te koesteren in de war
me stralen, die de zon in milde hoeveelheid
neerplenst op zijn oude huisjes
Toen gingen we weer naar Nice, en omdat
alle goede dingen uit drieën bestaan, bereik
ten we het. ook toen niet. al namen wc de
Petite Corniche onder langs dc zee, cn al
kwamen we heel wat verder. We bleven ste
ken in Beaulieu. dat kalm en vredig onder
zijn palmen zijn reputatie van zéér aristo
cratisch lustoord ligt op te houden, en we
verdwaalden onzen goeden tijd onder de
dennen en olijven van Cap Ferrat. en we
gingen weer terug zonder Nice gezien en zijn
bouillabaisse geproefd te hebben, cn waren
niettegenstaande dat zoo tevreden! Op de
rotsen van Cap Ferrat, slechts bereikbaar
voor den zich aan pad noch weg storenden
wandelaar, die zijn eigen gang gaat dwars
door de geurige thym en brem en wolfs
klauw, is het zoo goed zitten! Men staart een
witte vlinder na, die over de blauwe zee droo-
merig wegfladdert naar de witte rede van
Villefranche aan den anderen kant, men
haalt er de geuren van al dat. gegroel cn ge-
bloei op, en een diepe tevredenheid stijgt op
uit de diepste diepten van de ziel van elk
mensch, dien het zalige lot van daar een
beetje te zitten en een beetje te kijken, be
schoren is, en met zijn hart vol zon en zijn
oogen vol licht keert hij terug, vanwaar hij
gekomen is en vergeet het gansche Nico
en zijn bouillabaisse, waarvoor hij toch ge
gaan is.
Evenwel we kwamen er wel! Den derden
keer. op een dag. die zoo warm was, dat de
huizen wit gloeiend vuursteen leken en het
asfalt als dikke lava deinde en inzakte on
der de duizenden voeten, die zich er over
haastten. Wat deert het? Nice is niet voor
niets de stad, waar het eeuwig kermis lijkt
te zijn, en de Nicois is niet voor niets de leu-
Naar Nice cn de echte
Bouillabaisse.
tige kerel, die van den vroegen ochtend tot
den laten avond om niets plezier heeft, om
het minste grapje driedubbel slaat van het
lachen, zich kletsend op dc dijen mept. en
links en rechts stompen uitdeelt van pure
vreugde, en die bij eer. werkelijk goede mop
zich tranen met tuiten huilend op een bank
je laat vallen, en daar tien zalige dooden
sterft van benauwdheid.
Dat oude Nice, dat wel kwalijk ruikt, maar
dat ook zoo fijn schilderachtig is. dat met
iedere bocht, bij iedere helling of trap in zijn
nauwe, hooge pijpenladen van straatjes,
waarin tot op de zesde verdieping de waseh
fladderend te drocen hangt en het uitzicht
op het toch al kleine reetje blauwe hemel,
dat er nog over was. beneemt, nieuwe ver
rukkelijke hoeken en gaatjes biedt!
Een stel vrouwen met alle kleuren van
den regenboog aan. en zwarte omslagdoeken
over de hoofden, staat kakelend om een ge
weldigen stcencn. in dé straat, gebouwden
waterbak de wasch te doen; het gekijf van
haar stemmen kaatst tot drie maal toe terug
tegen de witte muren van de hooge hulzen,
en drijft ten slotte als een peuterig stukje
stadslawaai den hoogen hemel in. Drie treden
verder zit een omvangrijke vrouw met haar
handen breed uit op haar heupen op don
drempel van haar huis te converseeren met
dc overbuurvrouw van zes hoog. die niet
zichtbaar is. omdat, dc wasch van „Ie mart"
uit haar raam hangt; door de straat kletsen
de bloote voeten van een paar heel vuile,
maar ook heel knappe italiaansche kinde
ren, die zich opperst tevreden betoonen met
hun stuk brood met lekkere pissaladtère,
een soort van gezouten ansjovispapje, dat
hier de plaats van boter inneemt bij de
„beter gesitueerden" dan altijd!
En ach. drie maal ach. die bouillabaisse!
Wie ooit in Nice komt. en daar dwaalt door
de oude stad. een beetje moe. en tamelijk
hongerig, die stappe oaar het eerste het
beste herbergje in, en klage zijn nood bij
den zeker dikken, en- zeker van gastvrijheid
overloopenden waard, en zegge, dat hij toch
zoo graag eens bouillabaisse wil eten! Drie
tegen één. dat hij glundert, en een kreet
naar achteren geeft, waarop een even dikke
waardin komt aangesneld, en dat zij niet zijn
tweeën even konkelen, en dat ge vijf minu
ten later met de waard aan uw linkerhand,
en de waardin aan uw rechter, en drie grin
nikende lanterfanters aan den anderen kant
van de tafel een opperbeste bouillabaisse zit
te eten, waarvan ge meteen het recept mee
krijgt. èn de verzekering, dat, ge zeker een
fijnen neus hebt. want dat. de bouillabaisse
van Madame hier de beste bouillabaisse van
heel Nice - wat zeg ik? -- uit de heele Pro
vence is. „Smaakt hij naar saffiaan? De
goeie bouillabaisse, madame, smaakt héél
erg naar saffraan!" En snuivend en proe
vend verzeker ik, dat hil waarlijk buitenge
woon heerlijk naar saffraan smaakt. „En
weet. ge nou, waar die van gemaakt wordt,
madame, als hij goed is? Van de drie fijnste
visschcn. die er bestaan. Congrc. rascasse,
en grondib! Madame hier doet het zonder
geen van de drie!"
Ze zijn het waard, zoo'n drie maal her
haalde poging, die oude stad Nice, en de
bouillabaisse van de eerste de beste waardin,
waarbij ge binnen komt vallen, en die de
beste bouillabaisse van Provence maakt! En
wie dan tot slot zijn twee of drie francs neer
legt op het bloemenmarktje vlak achter de
promenade, voor een bos geurige anjers of
vergeetmijnietten, die hem belde armen vul
len. die zal weten, waarom het. leven nog zoo
slecht niet is in de goede stad Nice en waar
om de Nicois. met een flinke bouillabaisse in
zijn maag. en een anjer in zijn knoopsgat,
de leutlgste mensch van de wereld is!
WILLY VAN DER TAK.
JEANNETTE MACDONALI).
\';>A - v
iÉLÏ
Het had indertijd weinig gescheeld of
Jeannette MacDonala. die wij kennen als eer.
van de liefste zangeresjes van het witte doek
had haar debuut gemaakt in een doodge
wone sprekende film. en misschien zouden
wij vandaag den dag nog niet geweten heb
ben dat zij zingen kon.
De goudharige schoone werd geboren te
Philadelphia en kwam kcrsvcrsch van de
schoolbanken bij het ballet. Haar eerste op
treden had plaats in een revue in het Capito.
Theater te New York.
Haar eerste solo-partij, waarin ze wat te
zingen had, was in de musical comedy „Lréne"
Daarna kreeg ze een sprekende rol in de
operette ..Tangerine".
Zij had voortdurend succes en verwierf
een hoofdrol in .De Tooverring", door middel
van den impressario Savage. Daarna kwam
belangrijk werk In de succes-operette „Boom
Boom".
Miss MacDonald was ce prima donna van
de revue „Boom Boom", toen in Paramount'.-
New York.sche studio begonnen werd met de
film „Nothing but the Truth", de film die
men In Duitsche versie Sn Nederland gezien
heeft als „Heden kust Parijs". De Ameri-
kaansche film zou echter een gewone comedie
zonder liedjes worden, en men zocht een
tegenspeelster voor Richard Dix. Jean net ie
werd aangezocht om een proefopname te
maken en men bood haar de rol aan. Jeannet
te wilde die accepteeren. doch de produces
van „Boom Boom" wenschten de revue in
Chicago op te voeren, cn zij was contractueel
verplicht om ook hier op te treden, zoodat
het engagement afsprong.
Kort na haar vertrek arriveerde Lubitsch
in New York. Hij zocht een vrouwelijke tegen
speelster voor Chevalier In „De Liefdesparade".
Avond aan avond bezocht hij de diverse
Broadway-theaters zonder iemand te vin
den die hem voldeed. Ten einde raad begon
nen de productieleiders in het studio alle oude
proefopnamen voor Lubitsch af te draaien en
hieronder bevond zich ook die van Jannette.
„Dat is het meisje dat ik hebben moet",
zuchtte Ernst, „als ze nu maar zingen kon".
Toen men hem vertelde, dat zij zingen
kon. en In Chicago optrad, vertrok hy nog
denzelfden dag. bracht een bezoek aan
„Boom Boom" cn telegrafeerde naar Holly
wood om toestemming een contract met haar
te sluiten.
Vijf dagen nadat „Boom Boom" in Chicago
geëindigd was. speelde Jeannette in Hollywood
tegenover Chevalier.
Jeannette heeft een heerlijke mezzo-sopraan
stem. is ongetrouwd en Is dol op mooie
kleeren. Ze houdt niet van huishoudelijke
bezigheden, doch wel van paardrijden, zwom
men en golfepelen.
Ze heeft een prachtlgen bekroonden, spier -
witten bulldog en een even witten kanarie
vogel. Ze speelt goed plano, danst uitmun
tend, doch houdt het meeste van zingen.
Zc is bijgeloovig. rijdt zelf haar wagen en
is liever alleen, dan in vervelend gezelschap.
Voor de Paramount speelde ze met Maurice
Chevalier cn uur met jou: voor Fox, Alles
voor een man, met Reginald Denny.