HET HAARLEMSCHE STADSBEELD.
VERZONKEN LANDEN.
De reuzensoldaten van Frederik Willem I.
Van alles en nog waf.
Hoe het eens was.
Hoe het geworden is.
Gezicht op het Noorder Spaarne, van den Koudenhorn a/.
Oude legenden.
Wanneer we spreken over verzonken lan
den, dan denken we in de eerste plaats aan
de AtlantLs-Sage, die verhaalt van het legen
darische, uitgestrekte land in den Atlantischen
Oceaan, waar eens een machtig rijk zou
hebben bestaan en zelfs gaat men zóó ver, dat
dit Atlantis een-maakte verbinding vormde
tusschen Amerika en Europa; toen de Span
jaarden omstreeks het jaar 1500 die kusten
van Amerika ontdekten, hoorden ze daar ver
halen over het blanke ras, dat eenmaal uit
liet Oosten terug zou komen na eeuiwen lang
geleden te zijn weggetrokken en zoo zouden
de Azteken en de Incas van Peru in het ge
heel niet verwonderd geweest zijn, toen daar
een vreemd en hooger ontwikkeld volk uit het
Oosten kwam opzetten om hen te on denver
pen.
De Atlantis-theorie heeft al heel wat pen
nen in beweging gebracht en wanneer wer
kelijk nog eens zou kunnen worden bewe
zen, dat daar in den Atlantischen Oceaan een
groot rijk heeft bestaan, dan zou men tevens
een heel stuk verder zijn in het verklaren
van het verschijnsel, hoe rondom de Middel-
landsche Zee verschillende merkwaardige
resten van volksstammen worden aangetrof
fen, want dan zouden de Basken, die op geen
enkele wijze met Spanjaarden of Franschen
verwant zijn, misschien een overblijfsel
kunnen vormen van dit Atlantis-volk. even
als de Berbers uit Noord-Afrika, die men
vruchteloos getracht heeft ^ij eenigen beken
den stam, onder te brengen
Atlantis wordt het eerst genoemd door
Plato in zijn Timaeus 24, waarin hij schrijft,
hoe Egyptische priesters in gesprek met den
wetgever Solon het hebben over een eiland,
grooter dan Klein-Azië en Lybië tezamen en
dat gelegen was buiten de Zuilen van Hercu
les (de tegenwoordige straat van Gibraltar).
Volgens deze Egyptische priesters zou
Atlantis een dicht bevolkt, zeer rijk en
machtig koninkrijk geweest zijn, welks legers
ongeveer 9000 jaar vóór de geboorte van
Solon de landen langs de Middellandsche
Zee zouden zijn binnengevallen, terwijl alleen
Athene den aanval zou hebben doorstaan
en afgeslagen. In zijn Krito 108 schrijft Plato
er nogmaals over, maar het is niet mogelijk
eruit op te maken, in hoeverre de legende op
fantasie berust of gebaseerd is op feiten,
waarvan geen verdere vermelding bestaat.
Middeleeuwsche schrijvers hebben de ge
schiedenis overgenomen van de Arabieren en
hielden ze voor waarheid, waarbij ze in hun
geloof gesterkt werden door de talrijke soort
gelijke volksverhalen over verdwenen landen
xn de westelijke zee» en die op versohillcnde
punten overeenstemming vertoonen met het
verhaal over Atlantis: onder andere over
sommige Grieksche eilanden, het Engelsche
Avalon, het Portugeesche Antiiia of eiland
der zeven steden, het Fransche Isle verte
en ook het Portugeesche ILha Verdc, welk
laatste voorkomt in talrijke volksverhalen
van Gibraltar tot. aan de Hebriden.
Al deze sagen dn verschillende talen gaven
steeds nieuw voedsel aan de legende om
trent Atlantis, dat ook vaak vereenzelvigd
werd met het aardsche Paradijs.
Tallooze theorieën zijn natuurlijk over
Atlantis ten beste gegeven. Het werd iden
tiek gehouden met Amerika, Skanddnavdë,
met de Canarische eilanden, ja zelfs met
Palestina.
De voor- en tegenstanders waren talrijk.
Zoo weaxl de waarheid van de legende onder
andere aangenomen door Montaigne, Buf-
fon en Voltaire.
De tegenstanders vonden een aannemelijke
verklaring in de theorie van Borcherod in
zijn ,D>e Orbe novo non novo" (1885). waarin
hij de mogelijkheid uitspreekt, dat schepen
uit Phoenicië en Carthago door storm of
stroom in den Atlantischen Oceaan uit hun
richting zijn gedreven en Amerika hebben
-bereikt, vandaar gelukkig zijn teruggekeerd
en op deze wijze de sage van een verzonken
land: Atlantis, deden ontstaan.
Door de wetensohap wordt de Atlantis-sage
niet aanvaard, ze beschouwt- ze als een hypo
these. als een veronderstelling, die nog nim
mer bewezen of bevestigd Is, doch dat neemt
toch niet weg. dat het verhaal den mensche-
lijken geest blijft boeien.
Maar de volksoverlevering kent nog mec-
dere verzonken landen, b.v. het land Lyon-
nesse. het legendarische land bij de Zuid
kust van Cornwall. Het speelt een rol in do
Arthur-romans en vooral ook in Tristan en
Isolde, terwijl het eveneens een groote plaats
inneemt In de folklore van het land.
In de oude Engelsche kronieken b.v, The
Chronicon cn Chronicis van Florentius van
Worcester (gestorven 1118), komt een nauw
keurige beschrijving voor van den bloeion-
den toestand van Lyonnesse en over zijn plot
seling verdwijnen in de zee.
Merkwaardig Is ln ieder geval, dat er, on
afhankelijk van de geschiedenis van Lyon
nesse, een oude overlevering bestaat, dat de
Sclllv eilanden ten Zuid-Westen van Kaap
Landsend (En-geland), eens -behoorden tot
het vaste land van Cornwall.
Ook de Indische Oceaan zou volgens de
overlevering een maal grootendeels land ge
weest zijn. dat zich zou hebben ult.geM.rekt
tusschen Madagaskar aan de Oostkust van
A Trika cn Sumatra, en noordwaarts tot
pngclsch-Indië,
Een van de bewijzen, die deze stelling moe
ien bevestigen is, dat van de zoogenaamde
halfapen of lemuridae, enkele soorten zoowel
op Madagaskar als op de Indische eilanden
worden aangetroffen. Het verzonken Lemuria
zou het vaderland van deze dieren g-ewees'
zijn, terwijl ook nog andere zoölogische en
geografische verhoudingen zouden spreken
ten gunste van deze theorie. Ook 's menschen
stamland zou volgens sommigen hier gelegen
hebben.
Verzonken landen! Deze gedachte laat de
fantasie vrij spel en onwillekeurig vragen wij
ons af. waarom zou het onmogelijk zijn?
Wat thans land Is, was vroeger zee en kan
morgen opnieuw door het water worden op
geslokt. Toen de Noordzee nog niet bestond,
stroomde de Rijn door Engeland, waarom
zouden geen groote rijken door het water
kunnen zijn verzwolgen, waaraan de herin
nering alleen -in sagen voor ons is bewaard
gebleven?
W. S.
LANGS DE STRAAT.
Bloemenvreugde.
Omdat het Jongetje moe was. dreinde het.
Dit doen vennoeide jongetjes altijd en het
is daarom een bewijs van volmaakt onver
dedigbaar optimisme om hen mee te nemen
op een langen tocht. Ik kan me echter voor
stellen, dat deze uitzonderlijk heldere mor
gen bij de ouders de herinnering aan de
ellende, steeds door het moeë zoontje ver
oorzaakt, weggevaagd had. Het is ook moge
lijk, dat het knaapje des morgens vroeg al
gedreind had, niet omdat het moe was, maar
omdat het mee wou en niet dadelijk zijn
zin kreeg.
„Moedèrr! Ik wil zoo'n blauw bosje!"
„Stil nou, Wimpie. Je hebt al zooveel bloe
men".
„Ja, maar niet zulke blauwe":
Wimpie kreeg zijn hyacinthen, toen-ie be
loofd had niks meer te zullen vragen. Even
rust. Dan:
„Moe-oe! Geef me zoo'n gele slinger".
„Nee. En hou nou je mond".
„Toe nou. moe. Dan zal ik stil zijn".
De gele slinger werd om zijn hals gewik
keld. Met die gekleurde kraag zag hij eruit
als Willem de Zwijger. Als een mislukte dan.
Want deze Willem zweeg niet.
„Moe! Het prikt zoo".
„Doe ze dan om je stuur".
„Nee. Ik wil ze om mijn hals houden".
„Hou je nou nooit op?"
„Jawel Moe, maar die jongen heeft bloe
men in zijn spaken".
„Krijg jij niet".
„Ik krijg ook niks", drensde Wimpie. ,,'t Is
net zoo mooi in je wiel. Ik moet het ook
hebben".
Toen trad de vader op. Dat hij de narcis
sen tusschen r'- spaken wurmde, spreekt
vanzelf. Maar i kneep Wimpie stevig ln z'n
arm en uitte ti.iarbfi een hevige bedreiging,
die indruk maakte: Wimpie bleef eenige mi
nuten stil.
„Zoo moet je 'm aanpakken", zei de vader.
„Had dat dan eerder gedaan!" snauwde de
moeder.
Op dat oogenblik passeerden de ouders een
ijsco-karret-je, alleen om even later daarnaar
terug te keeren. Want Wimpie eischte zijn
Ijsje op en vertikte het om verder te gaan.
„Zoo moet je 'm aanpakken", hoonde de
moeder.
„Als jij 'm niet altijd verwend had
poogde de vader.
„Nou nog mooier! Als ik als jij...
Maar ik hou niet van familietwisten en ik
ben dus doorgefietst. Op weg naar Haarlem
kwam ik nog een wagentje met augurken te
gen en 'n karretje met sinaasappelen en ba-
bananen en chocolade- en limonade-tentje. -
In stilte heb ik toen de ouders sterkte
toegewenscht.
A. J. C. VI.
SPAART UW OOGEN.
Daar onze oogen van niet tc vervangen
waarde voor ons zijn, is het noodig deze
goed te verzorgen.
Hier volgen een paar wenken welke wij
altijd ter harte moeten nemen.
Houdt het hoofd recht als ge leest.
Houdt het boek op dertig centimeter af
stand van Uw oogen.
Zorgt ervoor, dat het licht voldoende en
rustig is.
Leest nooit bij slechte verlichting.
Leest nooit een boek, dat sterk door de zon
beschenen wordt.
Gaat nooit met Uw gezicht in het licht zit
ten als ge leest.
Laat het licht van den achterkant of van
links vallen.
Leest zoo weinig mogelijk boeken die klein
of slecht, gedrukt zijn.
Laat Uw oogen even ru: ten door in de
verte te kijken, als gij eenigen tijd achter el
kander gelezen hebt.
HET NOORDER SPAARNE.
De vergelijking tusschen beide teekenlngen
valt weer niet in het voordeel van het
nieuwe uit! Noch de spoorbrug, noch het
douche badhuis hebben dit punt verfraaid,
maar het record staat ruimschoots op naam
j van de stads-llllekerd. De teekening van den
j ouden toestand werd omstreeks 1760 gemaakt
De scheepvaart was toen ook veel levendi
ger dan thans.
1 EEN KLIMAAT NAAR WENSCH -
THUIS.
Wij hebben al een kunstmatige zon, dank
sij de Lampen, die Phoebus' stralen vervan -
I gen. Nu komt een Am-erikaansoh blad ov.s
berichten, dat wij ons thuis een verandering
van klimaat zullen kunnen veroorloven. A'.
j de verschillende bestanddeelen van eer.
klimaat: warmte, vochtigheid, verhoudingen
van zuurstof, ozon, stikstof, koolzuur, zullen
wij kunnen samenvoegen, dank zij een toe
stel, dat door een electriscben stroom geregeld
wordt en waarin kleppen automatisch den
warmtegraad of de samenstelling der lucht
zooals die gewenscht wordt, leveren, zoodat
een belangrijke wijziging daarvan onmoge
lijk wordt. Ook de beweging van de lucht
wordt automatisch geregeld.
EEN VERMAARD DETECTIVE.
Superintendent Cooper, een van de „big
four" van Scotland Yard heeft den leef
tijd van 60 jaar bereikt en ..gaat met pen
sioen". Maar hij gaat nog niet op zijn lauwe
ren rusten, hij sticht een particulier detec
tive-bureau, waaraan o.a. ook inspecteur Selby
die eveneens ontslag -heeft gevraagd, als lid
van de „flying squad", zijn medewerking zal
verleen-en.
Cooper kan terugzien op een welbestede
loopbaan. Zeer bekend is de wijze waarop hij
er in is geslaagd, de dieven van het beroem
de diamanten halssnoer, dat een waarde
vertegenwoordigde van 2 millio-en gulden en
aan wijlen Max Meyer toebehoorde, te ach
terhalen. Cooper had zich als gewoon agent
verkleed cn stelde zich op dn Hatton Gar
den. de juwelierswijk van Londen, in de over
tuiging, dat de dieven zouden trachten hun
buit daar te gelde te maken. Zij zouden
daarbij, zoo meende hij, wel letten op detec
tives in burger, doch geen acht slaan op een
gewonen „bobby". Hij slaagde er inderdaad
in reeds na korten tijd op deze wijze de
dieven in handen te krijgen.
Een ander welbekend feit uit zijn veelbe
wogen loopbaan is de wijze, waarop hij
trachtte uit te vinden, waar het -hoofdkwar
tier gevestigd was van de bandietenbende, die
•het noorden van Londen terroriseerde. Als
dokter vermomd, wist hij het huis binnen te
komen, waar een der bendeleden met een
wonde te bed lag. Hij verbond den man en
wist diens pijnen te stillen, waarna hij spoe
dig zijn vertrouwen had gewonnen en de ge-
wenschte inlichtingen uit hem wiist te krij
gen. Acht en veertig uur later zat de
heele bende achter slot, en grendel.
KUNT U DIT PLANKJE OOK
WISSELEN?
Deze nog al zonderlinge vraag zal men
wel uitsluitend in het Noord-Amerikaansche
stadje Tenino hooren en begrijpen, waar on
langs voor de eerste maal in de geschiedenis
van het geld- en muntwezen houten geld in
omloop gebracht is. Het gaat hier om crisis
noodgeld, waarop, men zich aangewezen zag,
nadat tengevolge van het bankroet dier eenige
plaatselijke bank groot gevaar dreigde, dat
het economisch leven van het stadje zou
lamgeslagen worden. Het nieuwe geld werd
door de HandeLskamer gegarandeerd en was
geldig -tot zes maanden nadat de ontwrichte
bank weer gezond gemaakt was. Het zich in
omloop bevindende bedrag is nu niet zoo
heel groot: slechts 800 dollar in „coupures"
van 1. 1.2 en 1/4 dollar. Deze eigenaardige
munten bestaan uit twee zeer lichte, dunne,
vierhoekige pijnboomenhout-plankjes met een
blok papier er tusschen. Pijnboomenhout is
namelijk een specialiteit van Tenino, waaruit
zich de keus van deze stof voor het noodgeld
laat verklaren. Natuurlijk hebben de verza
melaars zich reeds op dit novum geworpen.
Een „plankje" van nominaal 25 cents no
teert nu al het vierdubbele en de koers gaat
nog steeds op. Dit houten geld roept de her
innering weer wakker aan andere zeldzame
geldsoorten, zooals het ijzeren geld. dat ge-
durenden den oorlog in Italië en Oostenrijk
in omloop was. Eenige Saksische steden gaven
toentertijd porceleinen geld uit, -ander geld
van zink. Het eigenaardigste echter was wel
het „noodgeld" van een koopman, die bij ge
brek aan kleingeld bouillonblokjes als tegen
waarde daarvan uitgaf.
SLIMME POLITIEHONDEN.
Er zijn ons een paar krasse staaltjes ter
oore gekomen van het speurderstalent van
de zestig politiehonden, die de Zuid-Afn-
kaansche Unie bezit.
Het is voorgekomen, dat een spoor over
meer dan 15 K.M. afstand werd gevolgd, ja,
zelfs heeft een hond eens kans gezien oen
misdadiger op te sporen, wiens spoor al meer
dan vier dagen oud was. Dit laatste geval
speelde zich af bij een eenzame hofstede,
waar twee personen hadden ingebroken. Bij
het venster, waardoor zij naar binnen waren
geklauterd, had men een paar voetsporen in
het gras gevonden; dat was alles! Eerst vier
dagen later trachtte men met behulp van
een politiehond dc dieven te achtervolgen,
welke poging dank zij den fijnen neus van
den hond. inderdaad is geslaagd.
Een even kras staaltje was de opsporing
van een zwarten bediende, die tijdens de af
wezigheid van zijn baas probeerde een on
derzoek in te stellen naar den inhoud van
diens brandkast- Toen hij de safe niet kon
open krijgen, nam hij uit pure nijdigheid
een ijzeren pot, een keteltje cn een zijden
hoed mee. Drie dagen later volgde een po
litiehond zijn spoor tot een dorp, 25 K.M.
verwijderd van de plaats, waar de inbraak
was gepleegd. Hier vonden men inderdaad
den man, die met zijn gestolen „hoogen zij
den" trotsch door het ne^erdorp kuierde.
Vaak echter ontbreekt vrijwel elk spoor.
Dan is het al voldoende als men een voor
werp vindt, dat de dieven in handen hebben
gehad, zooals een beitel of een ander Inbre
kerswerktuig. Zoo slaagde een hond er het
vorige jaar in, na aan een achtergelaten bei
tel tc hebben gesnuffeld, niet- alleen den
dief te vinden, die er zich van bediend had.
maar tevens de plek waar hij zijn buit had
begraven.
Zooals het daar nu is.
Frederik Willem I. koning van Pruisen,
had een groote voorliefde voor de krijgs
kunde, en alles wat daarmede samenhing.
Zijn wensch was, een leger van groote, liefst
buitengewoon groote soldaten te hebben en
die natuurlijk „model" te drillen. Reeds als
kroonprins trachtte hij voor zijn eigen in-
fanterie-regiment te Wüsterhausen overal
reuzen te werven, om als vleugelmannen
dienst te doen in de garde-compagnie van
het regiment. En later leidde deze liefhebbe
rij tot het invoeren van de bekende „reuzen-
garde".
Ook het gewone leger bestond zooveel mo
gelijk uit groote soldaten. De wervers, die
overal in binnen- en buitenland op zoek
waren naar lange menschen. gebruikten
ieder middel om hun doel te bereiken. Of
iemand wilde of niet, daar werd niet naar
gevraagd! Ook gingen deze werf-officieren
vaak lijnrecht tegen vroeger gedane ko
ninklijke beloften in, wetend dat Frederik
alles goedkeurde, als het maar leidde tot het
winnen van nieuwe, lange recruten. Zoo
stoorden de wervers zich b.v. niet aan de ko
ninklijke uitvaardiging, dat studenten,
vreemdelingen en kunstenaars niet aange
worven zouden worden. Een student in de
theologie te Halle werd opgelicht en zeer
tegen zijn zin bij het leger ingedeeld. Alle
protesten hielpen niets: de jongeman had
het ongeluk, lang en goedgebouwd te zijn en
maakte een goed figuur in het leger van den
koning.
Ook een It-aliaansch geestelijke, die even
eens het ongeluk had, buitengewoon lang te
zijn, werd eenvoudig „geschaakt" en bij de
grenadiers ingedeeld! Alle pogingen om hem
te bevrijden hielpen niets, en zelfs wist de
koning op handige wijze een tweeden gees
telijke uit Italië bij zijn grenadiers in te
lijven.
Waren dus de soldaten van het Pruisische
leger in die dagen al allen „flink van stuk",
de lijfgarde van den koning bestond uit
ware reuzen. Het is te begrijpen, dat zulke
groote soldaten niet allen in Dultschland ge
vonden waren, en dat- de koninklijke wervers
heel Europa doorzwierven om geschikte reu
zen te vinden.
Op zichzelf hadden de „reuzen" het niet
kwaad. Ten eerste hoefden zij niet veel an
ders te doen dan exerceeren, onder bevel van
den koning zelf, die als kolonel aan het hoofd
van zijn garde stond. Daar er tijdens de re
geering van Frederik Willem I weinig oorlog
gevoerd is, diende de lijfgarde meer als lief
hebberij voor den koning, dan als een nood
zakelijk onderdeel van een strijdvaardig
leger. Daarbij was de koning, tyranniek en
willekeurig zelfs als het zijn eigen kinderen
betrof, tegenover zijn ..reuzen" steeds van
een verwonderlijke lankmoedigheid. Een sol
daat van de garde zoo niet spoedig ter dood
veroordeeld worden het had immers te
veel geld en moeite gekost om zoo'n reus te
vinden! Natuurlijk mochten de soldaten niet
tegen den krijgstucht zondigen, maar voor
het overige zag Frederik veel door de vingers.
Bekend is het geval van een van de langste
vleugelmannen van het leger, die wegens
diefstal van 6000 thaler (voor die dagen een
groot bedrag) ter dood veroordeeld was, bui
ten weten van den koning. Toen Frederik dit
vernam, ranselde hij eigenhandig de rechters
af, en begenadigde den langen soldaat.
De uniform van de lijfgardp was hemels
blauw met roode opslagen; vesten en broe
ken geel. slobkousen wit. Als trommelslagers
en pijpers deden Mooren dienst. De garde
soldaten deden niet veel anders dan exercee
ren, en daarbij verdienden de best-bezoldig
den een inkomen van 16 tot 20 thaler per
maand, wat voor die dagen een hooge soldij
te noemen Is. De „aanschaffing" van een
reus kostte gewoonlijk 1000 ttialer; een nog
langere natuurlijk veel meer. Daar nu het
Potsdammer regiment bestond uit 3 batail-
lons, elk van 800 man, en het eerste batail-
lon uitsluitend bestond uit manschappen
van minstens zes voet hoog, laat het zich
denken, dat er millioenen besteed werden
aan het werven van soldaten voor de „reu-
zengarde".
Het geheele Pruisische leger bestond aan
het einde der regeering van Frederik Willem
I uit 89.000 man, een heel getal voor die
dagen. Echter had de kwaliteit wel wat ge
leden onder de lengte: korte, gedrongen sol
daten. die beter geschikt zouden zijn geweest
voor de krijgsverrichtingen, kwamen in het
leger niet voor. Maar tenslotte diende het ook
niet in de eerste plaats voor oorlogvoeren.
De koning inspecteerde zijn leger vaak zelf
en was dan onbarmhartig streng, wanneer
de slobkousen, knoopen en tressen van zijn
soldaten niet precies volgens voorschrift
waren. Tenslotte eindigde deze zorg voor het
uiterlijk in een overdreven „slobkousen-
dienst,". Daarbij konden de soldaten prach
tig paradeeren, maar waren voor werkelijk
oorlogvoeren volkomen ongeschikt. Ook de
ruiterij bestond uit groote mannen op groote
paarden, ware kolossen. Zij konden echter
goed manoeuvreeren noch vechten, en dien
den meer om „Indruk te maken". Overigens
had de cavalerie niet zoozeer Frederik'.s lief
de. en bemoeide hij zich liever met het voet
volk.
Na den dood van Frederik Willem I werd
de reuzengarde spoedig ontbonden; de reu
zen werden gedeeltelijk bij andere regimen
ten ingelijfd, gedeeltelijk ook voor bedienden
gebruikt. Zoo eindigde de reuzengarde van
Frederik Willem I. eenmaal de schrik van
alle lange mannen in Europa, haar bestaan.
L. S.
PER VLIEGTUIG NAAR
KANTOOR.
DE „LUCHTAUTO".
De tijd nadert, waarin de zakenman-
forens naar zijn stadskantoor vliegt en zijn
familie voor het week-end per vliegtuig naar
buiten voert. Den laatsten tijd zijn zooveel
uitvindingen gedaan en verbeteringen aan
het bestaande aangebracht, dat dit heusch
geen luchtkasteelen meer zijn.
Er is een vliegmachine geconstrueerd, die
in een gewone garage kan worden onder
gebracht, doordat de vleugels opklapbaar
zijn. Zelfs zijn al proeven genomen met toe
stellen zonder vleugels, een toepassing van
de autogiro van de Cierva, waarover som
mige deskundigen al spreken als van de
lucht-auto. Vermoedelijk komt een zoodanig
vervoermiddel al over een paar jaren op
de markt.
De vliegmachine, waarmee de Hon. Victor
en mevr. Bruce het duurrecord verbeteren
willen, bezit een zit-slaapkamer en een
keuken.
En nu is er een Franschman, mons. Sau-
vant, die een „onbreekbare" machine heeft
uitgevonden. Een model hiervan stortte neer
van een hoogte van 750 voet mex een mandje
eieren, die na den val nog geheel gaaf
waren. Toen de uitvinder in een machine
van normale grootte zelf neer wilde stortten
verbood de politie de demonstratie.
In het geheim bracht hij zijn toestel naar
een ander vliegveld, maar ook hier kwam de
politie tusschenbeide. die de motor wegnam,
zoodat hij niet kon stijgen. Hij Het zijn
vrouw en twee vrienden het toestel toen
over den rand van een 500 voet hooge rots
duwen. Het duikelde langs den rotswand en
bereikte tenslotte den grond met zulk een
smak, dat iedereen verwachtte, dat de avia-
teur verpletterd moest zijn. Hij kroop er
echter ongedeerd en glimlachend uit. Het
inwendige van het vliegtuig was geheel
onbeschadigd.
WAAROM WENKBRAUWEN?
Waarom hebben we wenkbrauwen? De na
tuur richtte het zóó in. dat de op het voor
hoofd parelende zweetdruppels niet. in het
nop zouden komen, doordat de wenkbrauwen
hen opvingen.
Waarom bevinden zich haartjes in onze
neusgaten? Om de onzuivere bestanddeelen
als stofjes enz. tegen te houden, die bi]
ademhaling mee zouden komen.
Waarom groeit aan den binnenkant van de
hand en vingers geen haar? Omdat we daar
mee voelen cn tasten. Het kleinste haartje
zou de gevoeligheid de vingers schaden.
De Bosjesmannen der woestijn Kalahari
kunnen zóó snel loopen, dat ze een antilope
kunnen Inhalen.
'n Kunst! Die dieren zijn immers anti
lo(o)pen.
Voor dieven.
In een Weensch blad vinden wij een be
schrijving van een alarminrichting, werken
de met een versterker, ten gebruike in de
kluizen en bij de safe-loketten van b.v. bank
instellingen. Als de deur van de safe wordt
geopend, begint ergens een luidspreker luid
te brullen: „Help, help, help....".
De rijke „arme".
In New-York werd een venter gearresteerd
omdat hij trachtte op straat potlooden te
verkoopen, waarvoor hij van de politie geen
vergunning had. Toen men hem visiteerde,
vond men in zijn zakken een vermogen van
niet minder dan 28.800 dollar aan bankoapier.
De „koopman" beweerde, dat dit het resul
taat van twintig jaar sparen was.
Zoo ziet ge, hoe men van potlooden tot
„lood"potten kan komen.
De „vliegtuigzwaluwen''.
zoo noemt men de scharen van zwaluwen
die men verleden jaar September wegens do
plotseling ingevallen koude uit Beieren en
Oostenrijk met vliegtuigen naar Afrika
transporteerde zijn thans grootendeels
weder naar hunne oude „standplaatsen" te
ruggekeerd. Men kon dit vaststellen omdat
men hen destijds bijzondere herkenningsrin
getjes aangedaan had.
Onderwijzer: „Als Columbus nu nog leefde,
zou men hem dan nog voor een buitengewoon
mensch houden?"
Leerling: „Ja, zeker!"
Onderwijzer: „En waarom dan?"
Leerling: „Dan zou hij meer dan 400 jaar
oud zijn".
Bij de Eskimo's is <te huwelijksverbintenis
sen weinig formceie aangelegenheid die al
leen daarin bestaat, dat de bruid een olie-
1 lamp naar de hut van den bruidegom brengt,