Radiomuziek der week.
EEN VOORBESPREKING
Lord Cecil richt zich weder tot de volken.
BIOSCOOP.
Nieuwe Uitgaven
HET TOONEEL
HET AFGELOOPEN
TOONEELSEIZOEN.
L
DE TOONEELCRISIS.
f niet minder dan een ramp voor ons nationaal
tooneel. Het eenige, dat wij van de toekomst
nog kunnen hopen is, dat langzamerhand de
bij elkander behoorende krachten elkaar, weer
zullen vinden en er nog eens een sterk, ho
mogeen gezelschap onder een waarlijk supe
rieur leider uit geboren moge worden. Maar
mijn vertrouwen daarop is voorloopig niet
groot.
J. B. SCHUIL.
In een in De Tooneelspiegel gepubliceerd
Interview, heeft Jan Musch onlangs gezegd:
„Het is volkomen onjuist om over een too
neel crisis te spreken. Er was een crisis bij
de Kon. Vereeniging en daar heeft men in
de pers maar meteen een tooneelcrlsls van
gemaakt".
Is deze uitspraak wel juist? Is de val van
de Koninklijke Vereeniging Het Nederlansch
Tooneel niet een gebeurtenis, die niet alleen
het tooneel te Amsterdam, maar wel dege
lijk heel Nederland treft. Wanneer Jan
Musch werkelijk meent, dat het slechts een
plaatselijke crisis is, zal hij als een der
directeuren van Het Schouwtooneel in het
volgende seizoen wel ondervinden, wat de
ontbinding van dit groote Amsterdamsche
gezelschap in enkele kleine troepen voor de
concurrentie in de provincie ook voor
Het Schouwtooneel beteekent.
De opvatting om de tegenwoordige tooneel
crisis enkel als een Amsterdamsche crisis te
beschouwen, komt mij zacht gesproken
wel een weinig eenzijdig voor. Het tooneel in
Nederland werd nadat het eens zoo roem
rijke Rotterdamsche gezelschap was opge
heven bijna uitsluitend door Amsterdam
en Den Haag beheerscht. Deze twee steden
waren de centra voor ons tooneel en de pro
vincie was dan ook voor een zeer groot deel
ja, bijna geheel van Amsterdam en
Den Haag afhankelijk. Behalve de gezel
schappen uit de hoofdstad en de residentie
kwam eigenlijk alleen nog maar Het Schouw
tooneel in aanmerking, doch niemand zal
zeker wel durven beweren, dat in de laatste
jaren de stuwing voor ons nationaal tooneel
van Adriaan van der Horst en Jan Musch is
uitgegaan. Ik bedoel hiermede allerminst iets
onvriendelijks te zeggen over de artistieke
leiding van Het Schouwtooneel. Dit gezel
schap, dat het meest op de provincie ls
aangewezen, kan zich vooral in een tijd
als deze de luxe van kostbare experi
menten onmogelijk veroorloven en het zou
misschien voor het heil van ons tooneel zoo
slecht nog niet zijn geweest, wanneer de
Amsterdamsche directies in hun financieel
beleid meer een voorbeeld aan den voor-
zichtigen en consclëntieusen Adriaan v. d.
Horst hadden genomen, inplaats van zoo
zeer „boven hun stand" te leven.
Maar dat neemt niet weg, dat op tooneel-
gebied Amsterdam en Den Haag geheel de
leiding hadden en dan Amsterdam nog het
meest. In de Koninklijke Vereeniging Het
Nederlandsch Toneel en Het Amsterdamsch
Tooneel hadden zich vóór de debacle van
Verkade ongeveer alle acteurs en actrices
van beteeken is, die niet aan Het Hofstad
Tooneel en Het Schouwtooneel of aan de
kleinere gezelschappen van Cor Ruys en
Louis de Bree verbonden waren, geconcen
treerd en na de afscheiding van de ge
trouwen van Verkade in het begin van dit
seizoen bleef bij Het Nederlandsch Tooneel
toch altijd nog een respectabel getal van
krachtige spelers ik noem hier alleen maar
Elsa Mauhs, Magda Janssens, Vera Bondam,
Jacqueline Royaards-Sandberg, Willy Haak,
Georgette Hagedoorn, Saalborn, Van Dalsum,
Tourniaire, Cees Laseur, Cruys Voorbergh.
Johan de Meester, Henri Eerens, Jules Ver-
straete. Willem Hunsche, Dirk Verbeek en
Van Praag die voor ons nationaal 'tooneel
zeer veel beteekenen het zij dankbaar
erkend dit seizoen ook veel belangrijks
hebben gegeven. Ferdy's Bekeering, Misda
digers, De Kapitein van Köpenick, De Jood
Siiss en vooral Faust, waren voorstellingen,
welke wij ons later nog als „tooneelgebeurte-
nissen" zullen herinneren.
En nu is dit alles voorbij, bezit Amsterdam
feitelijk niet meer een eigen tooneel. Er zul
len kleinere tooneelgezelschappen komen
onder directie van Saalborn en Van Dalsum
misschien nog wel meer maar een kern
van Amsterdamsche tooneelspelers in den
Stadsschouwburg, zooals onze hoofdstad sinds
tientallen jaren heeft bezeten ook reeds
lang vóór de gemeente zich officieel met
het tooneel ging bemoeien zullen wij moe
ten missen. Natuurlijk, ook tooneelspelers
moeten leven en ex zal dus worden komedie-
gespeeld, zoolang er schouwburgen beschik
baar zijn, maar wat is er voor de toekomst
te verwachten? Als het met een groote ge
meentelijke subsidie en belangrijke parti
culiere financieel® hulp al niet ging, hoe zal
het dan zonder dat in een tijd nog wel
van een hevige economische crisis moeten
gaan? Heeft Verkade die dit jaar ondanks
hard en artistiek succesvol werken al weer
leergeld heeft moeten betalen, niet uitdruk
kelijk verklaard, dat hij weigert opnieuw
de zakelijke leiding van een gezelschap op
zich te nemen? Zoo iets spreekt boekdeelen.
Hoe droevig het ook moge zijn om het te
moeten oonstateeren, maar 't is 'n feit dat het
met 't Amsterdamsche tooneel voorloopig ge
daan is. Inplaats van 'n groot en vast Amster-
damsch gezelschap, krijgen wij voorloopig
enkel maar reizende troepen, die afwisselend
ook nu en dan wel eens den Stadsschouwburg
op het Leidsche Plein zullen -mogen bespelen.
Van zulke reizende troepen kunnen wij geen
wonderen verwachten. Van experimenteeren
en hervormingen zal dan ook geen sprake
zijn. Wij zullen ons hoogstens kunnen verblij
den. wanneer er een kan blijven bestaan en
er niet een nog grootere ontbinding ten
voordeele van de bioscoop zal volgen.
Men zie slechts, wat er van het eens zoo
sterke Rotterdamsche tooneelgezelschap
vroeger de trots van de Maasstad ls over
gebleven. Neen werkelijk, het ziet er met de
toekomst van het tooneel te Amsterdam wel
heel droevig uit. En wanneer men bedenkt,
dat wat thans in scherven ligt, feitelijk de
overblijfselen zijn van hetgeen eens Verkade
en Royaards in langen, moeizamen arbeid
hebben opgebouwd, dan klinkt het eigenlijk
onbegrijpelijk, hoe een kunstenaar als Jan
Musch kan zeggen, dat er alleen van een
tooneelcrisis te Amsterdam en niet van een
algemeene tooneelcrisis gesproken mag wor
den. Dc tooneelcrisis in Amsterdam gaat ver
buiten de hoofdstad uit on beteekent vooral
nu in dezen tijd van de sprekende film niet
alleen in Nederland het jonge geslacht al
ineer en meer van het tooneel vervreemdt,
dooi KAREL DE JONG.
Wanneer we de programma's van den Ne-
derlandschen omroep ditmaal het eerst in
oogenschouw nemen, kunnen we beginnen
met te wijzen op het Zondagprogramma van
Hilversum. Het Helmann-kwartet werkt
daaraan mede, en het is voorwaar geen lich
te muzikale kost, die dit ensemble den luis
teraars biedt Brah-m's strijkkwartet moge
den uitvoerenden aanzienlijke moeilijkhe
den te overwinnen geven: het vereischt van
den toehoorder ook onverzwakte opmerk
zaamheid:, wil deze den draad niet verlie
zen en de meesterlijke, doch gecompliceer
de structuur volgen. Het wer.k begint een
voudig genoeg: een eenvoudig 6/8 motief, in
gelijke Ssten door de vier instrumenten ge
speeld. Maar dan volgen de complicaties,
eerst door syncopen, verderop door maat-
wijziging en polyrythmiek. In het hoofdmo
tief kunnen de accenten op lichte maat-
deelen i.e. op de derde en zesde achtste het
maatgevoel van den hoorder gemakkelijk in
de war brengen. Het And-ante toont den in
vloed van Schumann. Een breed uitge
sponnen hoofdmelodie, gevolgd door een
harder en scherper-rythmisch tusschenspel,
waarna de eerste melodie, nu in zijn ele
menten verdeeld:, terugkeert. Zeer eigen
aardig is het derde hoofddeel, het Agitato.
De alt treedt hier als heerscheres op, als
eenige die zonder sourdine speelt, met een
hartstochtelijk en toch weemoedig thema.
Menigvuldig worden de rollen verwisseld.
Tegenover het b reed -uitgesponnen thema
van het hoofddeel wordt een beknopt volks-
lied-achtag thema gevarieerd, na eenige va
riaties komt, in het IrDoppio morimento"
het hoofdmotief van het eerste Allegro weer
op het tooneel, dat zich nu in den variatie-
vorm aansluit en verder een overwegende
beteekenis krijgt, zoodat het geheele werk
cyclisch afgesloten wordt.
De eerste uitvoering van dit kwartet had
in 1876 te Berlijn door het Joachim-ensem
ble plaats. Brahms had hem kort te voren
schertsend geschreven: „Grüsze deine Frau
bes tens; ein Lied für sle ist besser ge raten
als das neue Quartett, vor dem ich ernstlich
war.ne!" Dat de componist in ernst zoo
weinig met zijn derde kwartet ingenomen
was, mogen we betwijfelen; maar een feiit is
het dat bij na dit op. 67 geen strijkkwar
tetten meer schreef, maar als op. 68 zijn
eerste symphonic deed verschijnen. Voor
strijkensemble schreef hij nog de kwintet
ten op. 88 en 110. Zoo is zijn oeuvre op het
uitverkoren gebied van het strijkkwartet
niet groot, maar in elk geval nemen Brahms
drie kwartetten, een eervolle plaats in on
der die welke na Beethoven gecomponeerd
zijn. Zij zijn echte strijkkwartetten: detail-
kunst in klank, zetwijze en vorm.
Het concertgebouwprogramma van Zon
dag brengt niets dat zich al vaak door de
radio is verbreid en noopt dus niet tot na
dere bespreking. Daarentegen vergt het Hil
versumsche ochtendprogramma even onze
aandacht. De naam van Joh. Rosenmüller
(1620—'84) komt zelden meer op de pro
gramma's voor en zal voor de meesben wel
een vreemde zijn; toch wordt hij als een der
meest beteekenende instrumentaal-com po-
nisten van zijn tijd beschouwd. Hij was o.a.
een tijdlang plaatsvervangend cantor aan
de Thomas-kerk te Leipzig, waar hij vroeger,
ln 1640 als student was ingeschreven. Later
bracht hij verscheidene jaren to Hamburg
on in Italië door: vandaar werd hij in 1674
als hof kapelmeester naar Wolffenbüttel be
roepen, waar hij in 1684 overleden is. Zijn
„Studentenmusik" dateert van 1654.
De „Suite miniature" van Cui bestaat uit
een zestal eenvoudige stukjes in lied- of
dansvorm, herinnerend aan Schumanns
„Kinderxènen" en Bizets ,Jeux d'Enfants".
Hun Russische afkomst verraden zij niet; zij
zijn nakomelingen der Fransche school, in
zooverre ook, dat zij wat betreft het colo-
riet van Berlioz uitgaan.
Op het Iiuizer-programma van Maandag
komen een paar minder-algemeen bekende
werken voor: de „Michel-Angelo" Ouver
ture van Gade en de Serenade van den Ita-
liaanschen componist Wolf-Terrari, waarop
ik de aandacht wil vestigen. Ik behoef er
wel niet op te wijzen dat Beethovens Kreut-
zer Sonate (Daventry, Ma.) niet verwant is
met de Drie-Groschen-Oper en evenmin
van Tolstoi afkomstig is. Beethoven droeg
haar aan den beroemden violist Rodolphe
Kreutzer (1766—1831) op en gaf aan de
viool een partij, die rijk aan vlrtuooze fi
guren is. Kreutzer schijnt echter de sonate
niet naar waarde geschat te hebben; mis
schien was het omdat ze oorspronkelijk
voor een anderen vlolist, den Mulat Bridge-
tower geschreven was. Hoe 't ook zij. de
Kreutzersonate wordt nu wel beschouwd als
een volmaakt geslaagde vereeniging van
rijken, diepen inhoud met virtuoze elemen
ten, evenals we dat van de Appasslonata
kunnen zeggen, die aan de virtuositeit ook
een respectabele plaats inruimt.
Voor Schumanns klavierconcert (Hilver
sum, Dinsdag) lijkt me Egon Petri wegens
zijn a-romantische natuur niet de aange
wezen vertolker, al zal hij het er technisch
wel onberispelijk afbrengen.
Het Brusselsche programma van dien dag
brengt een zoölogische verrassing door van
„lnsekten en dieren" te spreken. Blijkbaar
behooren volgens de Brusselsche indeeling
de lnsekten tot het plantenrijk. Nu we toch
op het terrein der natuurwetenschappen
aangeland zijn, kunnen we er tevens aan
herinneren, dat „Elektra" van Rich. Strauss
niets met. onze moderne lichtvoorziening te
maken heeft: de tekst van H. v. Hofmann-
sthal behandelt een episode uit de Grieksche
mythologie. Elektra, dochter van Agamem
non en Klytemnestra. zuster van Iphige-
nla en Orestes, verbitterd over den sluip
moord. die Klytemnestra door haar minnaar
Aigistos op Agamemnon had laten verrich
ten. besloot dien te wreken. Zij verwijderdo
haar nog jongen broeder uit het paleis te
Mykene, om hem toen hij volwassen was,
terug te roepen. Orestes, door haar in haar
plan Ingewijd, volvoerde het en doodde belde
misdadigers. Daarna huwde Elektra met
Orestes' vriend Pylades. De episode der sa
menzwering en wraak is door Strauss met
groote kunst en huiveringwekkend realisme
uitgebeeld. De tegenstelling met de over-
heerschende sombere kleuren vormt tie mu
zikale karakteristiek van Electras zuster
Chrysothemis, Symbool van naieve en onbe
zorgde jeugd.
Aanvalswapenen en Militaire Deskundigen.
REMBRANDT THEATER.
„Een uurtje met jou" met Jeanette
Mac Donald en Maurice Chevalier
in de hoofdrollen.
Jeanette Mac Donald en Maurice Cheva
lier, twee filmsterren, die elkaar ln popula
riteit niet veel toegeven. Niet te verwonderen
dus, dat als die twee namen op het. program
ma prijken, dat de zaal dan vol loopt. In deze
film weer een paar alleraardigste vondsten,
waarvan die aan het slot wel het verras
sendst is. Er komen een paar aardige songs
in voor, die van „Colette en Mitzi", gezongen
door Chevalier, is, vooral door de voordracht
van Chevalier onverbeterlijk en onnavolg
baar. Zou er één chansonnier zijn, die het
zóó tot het publiek zou kunnen brengen als
Maurice? We gelooven het niet!
Colette, Jeanette Mac Donald, is sedert
drie jaar getrouwd met Dr. André Bertler,
Maurice Chevalier. De jongelui houden ge
weldig veel van elkaar en zijn nog even ge
lukkig en verliefd als in de wittebroods
weken. Colette's vriendin, Mitzi, zal komen
lunchen en Colette is verlangend haar vrien
din en André aan elkaar voor te stellen.
Mitzi, die met Prof. Olivier is getrouwd is
niet bepaald gelukkig met haar professor, ze
vindt er een zekere sport in andere mannen
op haar verliefd te doen worden. Ze denkt in
André ook een gemakkelijk slachtoffer te
vinden, maar André heeft Colette en die is
voor hem zijn heele wereld; op de attenties
van Mitzi is hij heelemaal niet gesteld.
Colette en André geven een diner. Tot de
gasten behoort natuurlijk ook Colette's lieve
vriendin Mitzi. André. die vreest, dat Colette
Mitzi als zijn tafeldame heeft bestemd, sluipt
de eetzaal binnen en ruilt het naamkaartje
van Mitzi, die Inderdaad zijn tafeldame zou
zijn, met het kaartje van Mile Martel. Met
een tevreden vergenoegd gezicht slaat hij
zijn werk gade, als hij plots schrikt, doordat
hij ziet, dat zijn vrouw in de portïères staat.
Colette, die geen idee heeft van de ware toe
dracht, denkt dat haar man een bijzondere
voorkeur voor Mile Martel heeft. Ze is dood
ongelukkig, wil zijn verklaring niet hooren
en verruilt weer de kaartjes. Zoodra haar
hartvriendin Mitzi verschijnt, vertelt ze haar
dat André haar ontrouw is en doet het ver
haal van de kaai*tjes. Om Colette in dat wan
trouwen te versterken weet Mitzi weer onge
merkt de kaartjes te verwisselen, zoodat
André toch tot tafeldame Mile Martel krijgt.
Colette wanhopig, André dom-verbaasd en
Mitzi geniet. Mitzi weet haar strikken nog
verder te spannen, het toeval helpt een
handje mee, en ziedaar de situatie voor een
hevig melodrama. Het verdere verloop en do
ontknooping, aan den lezer om dit zelf te
gaan zien, dat is 10interessanter d-#i een
en ander uit de krant te lezen.
Op het tooneel een danspaar, dat zeer veel
succes mocht oogsten, hetgeen volkomen
verdiend is.
Een geluidsteekenfilm van Max Fleischef
„Crazy Town" draagt evenals de journals
het zijne bij om tot een welgeslaagden avond
te komen.
CINEMA-PALACE.
Brigitte Helm en Gustav Frohlich
in „Gloria".
In Cinema deze week een hoofdnummer
dat groote spanning bij de bezoekers teweeg
brengt. Immers men kan weer de roekeloos
heid van de vliegers bewonderen. Ditmaal is
het geen oorlogsfilm, maar is met behulp
van de Deutsche Lufthansa het burgerlijke
vliegen naar voren gebracht. Ook dit brengt
sensatie en wel als we het kunstvliegen aan
schouwen, maar meer nog als we de beide
roekelooze vliegers boven den Oceaan zien,
waar ze tot de ontdekking komen dat de
olielelding gesprongen is. Een der beide man
nen moet dan naar buiten om dat te her
stellen en als dit niet luikt, moet de tweede
hetzelfde werk gaan doen, nu met beter re
sultaat. Onderweg is de bestuurder tot de
wetenschap gekomen dat zijn vrouw hem
niet bedroog, 'dus doet hij nu zijn be>st om
goed in Amerika te landen, hetgeen dan ook
gelukt. Onderwijl zit de vrouw (Brigitte
Helm) in angstige spanning thuis, want zij
heeft door de radio vernomen dat haar man
geheel onvoorbereid de vlucht is be
gonnen.
We zien ook het ingespannen werk in de
radiostations. De vlucht wordt goed vol
bracht en als de vlieger weer thuiskomt,
weet hij ook dat hij zijn vrouw weer zijn ver
trouwen kan schenken. De moeten ook nog
even wijzen op dem kleinen jongen, dde aller
aardigste opmerkingen maakt. De film is
technisch volmaakt.
Op het tooneel: Tibor Comp, Spaansche
acrobaten, die veel succes hebben.
Het voorprogramma is goed verzorgd.
Vooral de Max Fleischer-teekenfilm is uit
stekend.
LUXOR SOUND THEATER
Schip in nood!
Alles voor een man.
Edmund Lowe is een van de weinige film
sterren die zich na jaren nog steeds op het
eerste plan hebben weten te handhaven.
Deze krachtige, slanke figuur zien we helaas
te weinig, maar misschien is dat de reden
dat we hem nog steeds waardeeren. Want
wanneer een filmspeler te dikwijls voor ons
^isxschljnt, verliezen we de interesse in hem
(of haar), gaat. om het eens populair te zeg
gen. de aardigheid er gauw af. Er zijn voor
beelden to over, vooral onder de Duitschers.
Lowe, de sympathieke kapitein uit What
Price Glory, en Kemphanen der Liefde, waar
in hij met Victor McLaglen speelde, is in
Schip in nood de man, die door vermeende
ontrouw van "Zijn meisje, aan lager wal komt
en ziin mach'.nlstenbaan kwijt raakt. Door
een kapitein van de kustwacht van onder
gang gered, wo-dt hij een der beste leden
van die wacht. Van zijn meisje wil hij niets
meer weten Totdat hij haar uit het water
redt. Dan komt na eenige sensatloneele we
derwaardigheden (brand op een schip) ten
slotte alles in orde.
Deze spannende film, die fotografisch uit
stekend is verzorgd, heeft daarbij nog andere
Het onder Nederlandsche leiding door een
aantal Volkenbonds-journallsten van ver
schillende landen geredigeerde en alhier ver
schijnende tijdschrift .Désarmement" brengt
iedere veertien dagen een humoristische op
de Ontwapeningconferentie betrekking heb
bende plaat van de bekende teekenaars
Derso en Kelen. Een der jongste teekeningen
was door het nieuws geïnspireerd, dat Lord
Cecil, de groote kampioen voor de ontwape
ningsgedachte, weder een paar weken te
Genève zou verschijnen. De prent had tot
titel „De oude soldaat spreekt!" cn beeldde
Cecil in soldatenuniform af, in de kantine
zich met de vooraanstaande leden der zoo
genaamde technische commissies voor leger
vloot en luchtvaart onderhoudend, als de
ervaren strijder den heeren Buero, Colban
en de Madariaga (voorzitters dier Commis
sies) en hun medeleden als jonge broekjes
nuttige raadgevingen toedeelend, hoe zij zich
zouden moeten gedragen, om in den strijd
ten gunste van de ontwapening de overwin
ning te behalen.
Lord Robert Cecil.
„De oude soldaat" ls inderdaad hier veer
tien dagen geweest. Niet natuurlijk als ge
delegeerde ter Ontwapeningsconferentie.
Want men weet, dat Cecil geweigerd heeft
Engeland te vertegenwoordigen, omdat de
tegenwoordige Britsche regeering hem niet
genoeg vrijheid wilde laten, om voor een
zoo belangrijk mogelijke bewapeningsver
mindering te pleiten. Cecil was hier als
voorzitter van de commissie uit den Vol-
kenbondsraad. die de negerrepubliek Liberie
tracht te reorganiseeren en daarbij aan alle
resten van slavenhandel en gedwongen ar
beid der inboorlingen aldaar een einde te
maken. Doch „in de kantine" heeft Cecil
aan zijn vele persoonlijke vrienden, die hij
onder de gedelegeerden ter Ontwapenings
conferentie heeft, ongetwijfeld zijn goede
raadgevingen niet onthouden en aldus
Derso- en Kelen's visie toch nog tot werke
lijkheid gebracht. De oude soldaat heeft
echter, zooals van hem niet anders te ver
wachten was, nog méér gedaan. Hij is niet
in de soldaten-kantine gebleven, doch heeft
zich gisteren tot het groote publiek en in de
eerste plaats tot. de journalisten gewend, ons
allen aandachtig makend op het groote ge
vaar, dat voor de ontwapeningsgedachte uit
het feit voortvloeit, dat de regeeringen bij
de beraadslagingen over de vraag, welke
wapenen als „aanvalswapenen" te beschou
wen zijn, zich blijkbaar te zeer door het
advies hunner militaire deskundigen laten
leiden.
.Volken, let op Uw zaak!", was de aan
maning, die Cecil tot de openbare meening
richtte: „laat niet door al te technische be
schouwingen van militairen het begrip aan-
valwapencn vertroebelen en de groote ge
dachte, die zegevierend uit de algemeene
beschouwingen van Februari te voorschijn
was gekomen, de daarna door de Algemeene
Commissie goedgekeurde gedachte dat de
aanvalswapenen hetzij geheel verboden, het
zij althans geïnternationaliseerd moeten
worden, tot een karikatuur worden!"
,De oude soldaat" heeft dus weder eens
gesproken en het Is zeer te wcnschen, dat
de wereld aan zijn kritiek tegen de beraad
slagingen in de technische commissies de
aandacht schenkt, die zij verdient. Cecil
verklaarde steeds overtuigd te zijn geweest,
dat de Ontwapeningsconferentie onmogelijk
een succes zal kunnen worden, indien
regeeringen aan hun militaire deskundigen
te zeer de vrije hand laten. Militairen heb-
bïjzondere kwaliteiten. En dan denken wc
aan do gelukkige combinatie van woord en
muziek.
Bij Engelsch-sprekeiidc films stuiten wc
steeds op het bezwaar, dat men de woorden
moeilijk kan volgen. Welnu, in deze film
accentueert de begeleidende muziek hot ge
sproken woord, zoodat men begrijpt, wat er
gezegd wordt. En anders helpt de goede tekst
een handje. Een frlssche, romantische film.
Het tweede hoofdnummer heet Alles voor
een man. Hierin heeft de charmante Jean-
nette MacDonald gelegenheid haar fraai stem
geluid te doen boo:en als opera-zangeres.
Het gegeven is niet a'.ledaagschals prima
donna wordt zij geëerd, om haar stem, niet
om, haar persoon. En als dan op een nacht
een genDlemsn-;nbres.cï (echter meer inbre
ker dan gentleman) bij haar binnen komt,
een man die van hu ar houden wil. als ze
haar carrière opgeeft, dan verlieft ze zich in
hem en trouwt hem.
Doch de stem van de opera ls sterk. Zij
kan het zingen niet opgeven en de heer-ge
maal trekt zich terug. Zij treedt weer op,
wordt, van alle kanten gehuldigd doch er
ontbreekt iets aan ha&i geluk: zij mist haar
inbreker. En op een goeden nacht sluipt
iemand in haar kamer en zij belooft hem
ditmaal voor goed haar carrière op te geven.
We hoeven eigenlijk niets anders van deze
film te zeggen, dan dat Jeannette MacDonald
er. Reginald Denny de hoofdrollen vervullen.
Hun namen waarborgen een amusante film.
Het programma wordt aangevuld met een
belangwekkende ntellectfilm (evenals dc
beide hoofdfilms een Fox-product) over De
nemarken. Tenslotte wijzen we op het Luxor-
nieuws van Orion Profilti, dat ook dezen
keer „elck wat wils" biedt. Speciaal noemen
we de bijzonder fraaie opnemingen van het
IJ bij het groote motorschip Lafayette. Van
j dergelijke artistieke fotografie schijnt Orion
l het monopolie te bezitten.
Het ls een programma, dat wij gaarne aan'
bevelen.
ben voortdurend het oog gericht op de mo
gelijkheid van oorlog: meer dan dat, zij
denken steeds aan dc noodzakelijkheici van
een overweging, althans de militairen van de
groote mogendheden: zij kunnen in hun
gedachten geen afstand doen van de wape
nen. die hun het behalen eener overwinning
kunnen vergemakkelijken. Vandaar hun
streven, om alle thans te hunner beschikking
staande wapenen, ook voor de toekomst te
behouden, door het aanvalskarakter dier
wapenen te ontkennen. Zoo heeft de wereld
het schouwspel gekregen, dat zelfs de groot
ste „zeemonsters", de slagschepen, voor
„defensief worden verklaard, evenals de
moederschepen-voor-vliegtuigen, de onder
zeebooten, de zware kanoncn, de tanks en
zelfs dc bombardementsvliegtuigen!
Lord Cecil verklaarde het volkomen te le-
grijpen. dat. wannoer eenmaal een oorlog
is uitgebroken, deze wapenen onder bij
zondere omstandigheden verdedigingsdoel
einden kunnen vervullen. Het is heel goed
mogelijk, dat. als de ééne staat met bom
bardeeren uit de lucht begonnen is, een tegen
bombardement het beste verdedigingsmiddel
is. Het is evenzeer begrijpelijk, dat als slag
schepen de kust van een land bedreigen,
onderzecbooten als verdediglngmlddcl daar
tegen voortreffelijk zijn. Doch de conclusie
van dit alles behoort niet te worden: behoud
van bombardementsvliegtuigen en onderzee
booten als verdedigingswapen, doch afschaf
fing van alle bombardementsvliegtuigen en
van de slagschepen, opdat deze geen aan
vallen meer kunnen verrichten!
De militaire deskundigen zijn bij hun be
sprekingen van de vraag, wat de meest ty
pische aanvalswapenen zijn. voortdurend
van de gedachte aan een uitgebroken oorlog
uitgegaan. Dit uitgangspunt is echter, naar
Cecil aantoonde, volkomen onjuist. Wij moe
ten ons dc vraag stellen: welke wapenen
behooren te verdwijnen, opdat de kans be
langrijk zal verminderd worden, dat een staat
tot den overval van een ander land besluiten
zal. Ontneemt den staten de mogelijkheid
van een plotselingen, overweldigenden aan
val! dit is het beste middel tot verhooging
der veiligheid. Het doel van de afschaffing
der aanvalswapenen moet zijn .den staat,
die den vrede zou willen verstoren, te ont
moedigen. door hem die wapenen te ont
nemen. die het uitbreken van een oorlog zou
den vergemakkelijken, doordat zij een staat
de hoop geven van een snel en gemakkelijk
succes". Warineer wij dit doel ons voor oogen
houden, zien wij duidelijk, hoe men in de
technische commissies op den verkeerden
weg is geraakt. Het scheen menigmaal, als
of men zich niet de vraag stelde, welke
wapenen verdwijnen moeten, om een succes-
vollen aanval te verhoeden, doch integen
deel, welke wapenen moeten behouden blij
ven, om een succesvollen aanval mogelijk te
doen blijven!
Cecil herinnerde eraan, hoe Sir John
Simon bij de verdediging van zijn motie
over de afschaffing of althans internatlona-
liseei'ing der aanvalswapenen reeds bij voor
baat hen bestreden had, die het bezwaar
zouden opperen, dat het niet gemakkelijk ls
een juiste definitie van het begrip „aanvals
wapenen" te geven. Sir John Simon had toen
erop gewezen, dat een eenvoudige „man in
the street" eens geantwoord had. toen iemand
hem vroeg, of hij een definitie van een oli
fant kon geven: „Een definitie van een
olifant geven, kan ik niet. doch als lk een
olifant zie, weet lk wel, dat het een olifant
ls!" De militaire deskundigen, zelde Cecil,
zoeken nog steeds naar een definitie, zonder
het erover eens te kunnen worden. Het is nu
tijd, dat de openbare mecning hun aan het
verstand zal brengen, dat de „man ln the
street" het antwoord op hun zoeken naar ccn
definitie niet behoeft af te wachten, om to
weten, wat .aanvalswapenen" zijn. Het vre
desverdrag van Versailles heeft deze vraag
reeds beantwoord, toen het, om een Duit-
schen aanvalsoorlog in de toekomst te ver
hinderen. Duitschland het bezit verbood van
.oorlogsschepen boven de 10.000 ton, onder
zeebooten, tanks, kanonnen met een kaliber
van meer dan 106 m.M., militaire vliegtui
gen". Dit moge misschien niet een volmaakt
wetenschappelijke definitie van aanvals
wapenen zijn, zelde Cecil, doch niemand
behalve de hoogste deskundigen zal in twij
fel trekken, dat het aanvalsgevaar zeer be
langrijk zou verminderd zijn. als de wereld
van al deze wapenen zou zijn bevrijd!
Zeer warme toejuichingen toonden Cecil,
hoe de openbare meening althans hier te
Genève geheel het oordeel van dezen groo
t-en .ouden soldaat" uit het ontwapenlngs-
leger onderschrijft!
B. DE JONG VAN BEEK EN DONK.
Een huis vol Menschen.
In de Wereldbibliotheek to Amsterdam is
verschenen de 16do druk 20ste duizendtal
van Een Huis vol Menschen, een verhaal uit
het Parijsche leven door C. en M. Scharton—
Antink.
De Idioot.
Van De Idioot door Dostojefsky roman in
vier doelen uit het Russisch vertaald door J.
Jac. Thomson ls de tweede druk versche
nen bij Van Loghum Sla torus NV. te Arn
hem, een goedkoopc dundruk-editie.
Folder voor Zandvoort.
„Zandvoort aan Zee" is het opschrift,
waaronder zich een foldertje aankondigt, dat
reclame voor de badplaats dient te maken.
Met een opsomming van alles, waarvan men
zich in Zandvoort kan bedienen en wat het
leven er veraangenaamt, geïllustreerd door
acht foto's ln koperdiepdruk geeft het wel
een goed overzicht van wat men in Zand
voort vindt. Maar wij zouden toch wel de
vraag wijlen stollen: waarom laat men zulk
een reclamegeschriftje. dat toch in de aller
eerste plaats moet spreken tot dengeen voor
wien het bestemd is, dat toch moet concur-
reeren met wat andere plaatsen bieden,
waarom laat men dit niet eens verzorgen
door een reclamekunstenaar van naam, die
er iets artistiekers, icLs vakkundlgers kortom
iets minder doodgewoons van kan maken
dan het nu geworden ls? Wanneer men acht
goede prentbriefkaarten bijeenvoegt., bereikt
men hetzelfde effect als hier bereikt ls. Had
een moderne gemeente haar visitekaartje nu
niet wat moderner kunnen laten uitvoeren?,