OP SLOTENBURC
FEUILLETON
door
TIIéRèSE VAN ARENDSBERG.
„Kom, kom klein ding, houdt nu eens op",
Zegt de baron., ais wij nu ook den heelen dag
eens zeiden: Ellen, wat heb jij ons toch een
geheel ander en prcbtger leven bezorgd, dan
we de laatste jaren hadden; wat heb jij door
je kalme opgewektheid ons ook veel te vrede-
ner gemaakt, dan werd het hier een „combat
de générosité! Jij bent tevreden, wij zijn het.
ook, en als nu die mijnheer de gymnasiast
maar niet tegen ons eenzaam buitenleven op
ziet, dan zal het best marcheeren. Gewoon
lijk zijn Jongens van dien leeftijd prettige
logés, ze amuseeren zichzelf in de vrije lucht
en komen met opgewekte gezichten en ge
zonde eetlust tegen de maaltijden tehuis".
Per omgaande post. kwam er een opgeto
gen brief van Edmond .dat hij bijna dol was
door 't vooruitzicht om veertien dagen bij
Ellen te zijn, en dan op zoo'n heerlijk buiten
Den dag van zijn komst was het weder
guur en regenachtig, zoodat Ellen het plan
om hem te voet af te halen moest opgeven
Daar mevrouw echter beweerde, dat het voor
haar toch te koud was om uit rijden te gaan.
bood de baron Ellen aan, om met het rijtuig
raar het station te gaan.
„Mag ik Meta onderweg afhalen en mede-
nemen?" vroeg onze jonge vriendin, ,,'t zal
voor haar met het slechte weder, nog eens
wat. afleiding geven".
„Gaarne", antwoordde mevrouw Van Slo
ten, „wij vinden het allen juist zoo prettig,
als jij Je veel met haar bezig houdt; het ar
me kind heeft toch zoo'n treurige jeugd".
Precies op tijd kwam de trein aangestoomd
en Ellen zag, hoe Edmond haar van uit de
verte al toewuifde. Toen hij was uitgestapt,
omhelsden broeder en zuster elkander, alsof
ze jaren in plaats van weken waren geschei
den geweest.
Kleine Meta stond erg verlegen toe te zien,
totdat Ellen eindelijk zeide:
„Meta, dit is nu Missies broer, zeg je nu
niets?"
„Dag oom Edmond", prevelde het kleine
ding met een erg benauw stemmetje.
De jonge Howard barstte hierop in een
vroolijk lachen uit:
„Oom Edmond", zeide hij, „nu ik gevoel me
zeer vereerd, lieve jonge dame. met dien titel
en wat moet ik nu zeggen?"
„Natuurlijk „Meta"," zeide ze iets moediger
nu; „maar Missie had me gevraagd geen
mijnheer te zeggen, en ik kan een volwassen
heer toch niet bij zijn naam noemen".
Edmond was opgetogen van bewondering
over het landschap, dat zij doorreden, en
dat inderdaad eenig mooi is in vergelijking
met hun polderland. En daar nu juist het
eerste groen begon te ontluiken, en de fruit-
boomen hier en daar al in bloei stonden,
welke bloesem zoo vroolijk afstak bij het
sombere groen der dennen en larlxboomen.
vertoonde Aalheim zich thans op zijn voor
deelt gst.
Toen zij Meta thuis hadden afgezet en
Ellen een meer vertrouwelijk gesprek wilde
beginnen, zeide Edmond, onophoudelijk:
„Praai nu niet tegen me, ik moet rondkij
ken".
Vooral toen ze de slotpoort Inreden, kende
zijn verrukking geen grenzen.
„Ellen" zeide hij, „je woont hier als een
prinses; iedereen in Beverloo beklaagt je
zoo, dat je in betrekking moest gaan, maar
ik zal hun zeggen, dat ze gerust hunne deel
neming voor een ander mogen bewaren".
„Ja", antwoordde zijn zuster, „je hebt ge
lijk, ik ben in 't geheel niet te beklagen; al
len zijn allerliefst voor me, zooals je zelf zult
zien. O, Edmond. wat hebben wij toch nog
een voorrecht bij al ons verdriet, wat zou
Papa gelukkig zijn, als hij kon zien, hoe goed
men voor zijne kinderen is".
Toen Ellen haar broer aan de oudelul Van
Sloten voorstelde, was het met een gevoel
van trots; Edmond was een flinke, knappe
Jongen, die zich daarenboven aangenaam wist
voor te doen, en zij zag dan ook dadelijk, dat
zijn gulle uitroep: „Mijnheer en mevrouw
Van Sloten, wat hebt u mij gelukkig ge
maakt met uw heerlijk voorstel, ik dacht, dat
ik gewoon dol werd, toen het telegram kwam"
in goede aarde viel, want beiden gaven hem
een hartelijken handruk en de baron zeide
op zijn eigen vertrouwelijke wijze:
„Edmond, ik hoop, dat Slotenburg je even
goed zal bevallen als het onze beste Ellen
doet; wij zijn eenvoudige buitenlui, mijn
jongen, maar we meenen het goed met onze
vrienden, en hoe beter je jezelf amuseert hoe
liever. Maar je zult je eigen fortuin moeten
zoeken, want makkers van jou leeftijd, heb
ben we helaas niet".
De Paaschdagen gingen gezellig voorbij;
Zondagmorgen ging de geheele familie naar
de kerk, wat vooral 's winters zelden gebeur
de. Ellen had dan ook nog nooit het kleine
kerkje bezocht, ofschoon ze er menigmaal
het plan toe had opgevat. Telkens wanneer
ze den predikant op Slotenburg ontmoet had.
gevoelde zij spijt, dat zij nog nimmer onder
zijn gehoor was geweest, maar daar de oude
lul haar vooral in de morgenuren noode
misten, zoo was zij nog niet in de gelegen
heid geweest haar wensch te bevredigen.
Het trof haar, hoe oneindig indrukwekken
der een kerkgang op het platteland is dan in
de stad. Onder plechtig klokgelui zag ze allen
opgaan anar het bedehuls, met eene uitdruk
king van hoopvol vertrouwen en biddend ge
loof. 't Scheen haar toe, dat al die eenvou
dige landlieden overtuigd bleken te zijn, dat
zij in deze ure vrede voor hun gemoed en
kracht voor hun verderen levensweg zouden
ontvangen.
De rede van den Jeugdigen leeraar was
mooi. Ds. Everts beschikte over een krachtig
en melodieus stemgeluid, en het diep gevoel
waarmede hij zijne talentvolle toespraak
voordroeg, maakte op alle aanwezigen een
diepen indruk.
't Was voor de beide Howards een moeilijk
oogenblik om zich goed te houden; immers
van zelf herdachten ze thans den vader, die
hen zoo kort geleden ontvallen was, en de
moeder, die ze nauwelijks hadden gekend.
Maar toen Ellen daarop hare blikken liet
gaan naar die twee dierbare oudjes, die nu
niet alleen haar, maar ook haar broeder
zoo'n heerlijk tehuis schonken, toen gevoelde
ze, dat zij reden te over had om God te dan
ken voor Zijne oneindige goedheid.
Bij het verlaten van het kerkgebouw kwam
de predikant nog even den heer en mevrouw
Van Sloten goeden dag zeggen; ook Ellen
gaf hij een vriendelijken groet, waarna deze
op Edmond wijzende zeide:
„Mijn broer, dominee, die ook onder het
gastvrije dak van Slotenburg vertoeft om er
zijn vacantie door te brengen".
„Dat is voorzeker recht aangenaam voor
u beiden, juffrouw Howard", voegde Ds.
Everts haar toe. en met een paar beleefde
woorden nog tot mevrouw Van Sloten, be
geleidde hij de familie naar het rijtuig.
Men hield even stil bij de Van Ravens om
te vragen of Meta mede wilde rijden naar
buiten, daar haar vader dien dag naar Den
Haag was. Het meisje was natuurlijk dade
lijk bereid en genoot dien dag met volle teu
gen van hare lieve Missie en haar nieuwen
vriend, want Ellen en Edmond namen haar
mede op eene groote wandeling, en speelden
onderweg krijgertje met haar, alsof zij zelf
ook nog kinderen waren.
„Ik wilde, dat oom Edmond altijd hier was"
zeide ze 's middags aan tafel, toen deze haar
beloofde, dat hij haar 's avonds thuis zou
brengen. „Komt u zeker dezen zomer terug,
oom, als u weer vacantie hebt?"
Edmond zag eenigszins verlegen voor zicht
bij die vraag maar de baron hielp er hem
dadelijk doorheen, door in zijn plaats te
antwoorden:
„Oom Edmond zal eerst eens zien, hoe
hem deze veertien dagen bevalt, Meta", en
dan zich tot zijn jeugdigen gast wendend,
vervolgde hij:
„Wat ons betreft, mijn Jongen, kunt ge
voortaan al uwe vacanties gerust hier komen,
en ge zult zien, in den zomer is 't hier ook
dadelijk veel vroolijker".
..Dacht u. dat ik zweeg, omdat ik niet gaar
ne terug wilde komen", barstte Edmond in
lachen uit, ,.o, mijnheer, twijfel daar toch
nooit aan; wat is Beverloo voor mij verge
leken bij het heerlijke Slotenburg. Maar u
begrijpt toch zelf wel. dat ik niet aan Meta
durfde zeggen, dat ik dezen zomer gaarne
terugkwam, wij mogen toch van uwe en me-
vrouws goedheid niet al te veel vergen".
„Kom, kom geen bezwaren", antwoordde
de baron, denk je niet. dat het voor ons een
genot is. wat jong leven rond ons te hebben?
Kom maar gerust altijd terug, mijn Jongen,
en zeg aan burgemeester Van Havelt, dat
hier je tweede tehuis is".
„Dus je komt?" gilde Meta luide. „O, Mis
sie, waarom hebt u niet meer broers, dan
konden we er altijd een hier hebben!"
(Wordt vervolgd).
OOK IN DE PROVINCIE ZEELAND staan thans de verschillende boomgaarden In vollen bloei. Een aardig doorkijkje tusschen dea
appelbloesem op het zeer fraaie torentje van het stadhuis te Veere.
IN VERBAND MET HET DICHTEN VAN HET LAATSTE SLUITGAT BIJ DE
VLIETER, Is Vrijdag een persexcursic gehouden naar de Zuiderzeewerken. Het
vervoer van de geweldige betonnen heipalen, welke bij het werk gebruikt worden.
WAT ZAI. VERDWIJNEN. Met het oog op de splitsing van het reizigers- en het goederen
vervoer en de daaraan gepaard gaande reorganisatie zal het Beursstation te Rotterdam
verdwijnen.
DE ZOON VAN LOYD GEORGE, die ln de residentie vertoeft,
heeft een bezoek gebracht aan de parlementaire gebouwen
op het Binnenhof te den Haag. De Engelsche gast verlaat
het gebouw der Tweede Kamer, waar Prof v. d. Bilt hem
rondleidde.
DENKT U ER
'TRAKS OM, DE
KLOK ÉEN IIUR
VOORUIT TE
ZETTEN, want het
is morgen zomertijd
Wel te rusten 1
SUZUKI, de Japanschc minister van
Binnenlandsche Zaken tijdens de regee
ring Inukai, die waarschijnlijk benoemd
zal worden tot nieuwe minister-president
van Japan.
DE WINDKORENMOLEN TE RHEN'EN is door de Ver. voor
Vreemdelingenverkeer „Kunera" te Rhenen aangekocht. Da
molen zal worden ingericht als belvedère en theeschenkerij.
De restauratie is in vollen gang.