HET ZWEMSEIZOEN GEOPEND! BLOEI. WIJ ZWEMMER WEER VERHEUGENDE WATERPOLO ZOMERSPORTEN SPORTZWEMMEN ZWEMT! HOE DRUK GEZWOMMEN WORDT HET WATER EN NOC IETS. Het is geen zeld zaamheid in deze aan vankelijk koude Mei maand menschen aan ta treffen, die in den huiselijken kring ge zeten met intense minachting kunnen zeggen: „En dan heb je van die menschen, die bij dit weer en bij deze temperatuur 't fijn meenen te moeten vinden, in het water rond te ploete ren. Het is goed om je een ziekte op den hals te haten!" Gelukkig heeft de Redactie van Haarlem's Dagblad het anders en beter ingezien en is zij bereid gevonden, een aanzienlijke plaats ruimte beschikbaar te stellen voor de pro paganda van de gezonde zwemsport. Ja, daar is al wat gemopperd over het zwemmen. Als Jongens van een jaar of tien was het ▼oor ons een heerlijk genot, ons ergens op een stille wel uit te kleeden en, nadat er een aangewezen was, die op de kleeren passen moest, ons pardoes In het water van een or andere sloot of vaart J. J. Aufdcrhcydc. Wasschen GOED! te gooien. De meesten van ons konden geen slag zwemmen een enkete matador deed het ,.op z'n hond jes". Dit hinderde echter volstrekt niet integendeel, het maakte het zwemmen tot een sensationeele genieting. Als wij dan. na eenigen tijd te hebben rondgeploeterd, ons „bassin" verlieten, zagen wij heerlijk bruin van de modder en kon moeder er zich den komenden Zaterdag over verwonderen, hoe we ons goeie onder- goedje toch zoo vuil hadden weten te krij- gen. 'n Heerlijke tijd was dat, een avontuurlijke tijd. Spannende races tusschen boeren en ons gevolgd door smeekbeden om onze klee ren, die in beslag waren genomen, terug te mogen ontvangen. Maar die tUd is lang voorbij. Geen stille plaats meer om heimelijk te gaan zwemmen; geen moeder die klaagt over snel vervuilend linnen; ook geen woedende boe ren en wilde renpartijen. Dit oertijdperk van het zwemmen ligt achter ons. 't Is aardig om er nog eens over te praten, maar niemand wenscht het terug. De zwemsport is niet meer verboden; zij wordt, van vele zijden aanbevolen. Is dat misschien Juist de reden dat tal van men schen, terugschrikkend voor een dergelijk „ernstige" sport, nog niet tot haar beoefe naren gerekend kunnen worden? Tot hen zouden wij willen zeggen: „pro beert het toch maar eens. Ge behoeft daar om nog niet direct lid te worden van een zwemclub Doch maakt gebruik van het gra tis onderricht dat aan al onze zweminrich tingen gegeven wordt. Gaandeweg zal het zwemmen U zoodanig te pakken krijgen, dat gij zeker tot de geregelde beoefenaars zult gaan behooren, waarmede wij dan ons doel hebben bereikt," J. J. AUFDERHEYDE, Secretaris Propaganda-Commlssie Haarl. Zwembond. IEDER HAARLEMMER C. VELD1IOFF Het niet te misken nen verschijnsel, dat laarlijks in ons kleine waterlandje een groot aantal personen den dood vindt door ver drinking, doet al aan stonds de noodzake lijkheid der zwembe- aefening duidelijk naar voren komen. Het eenvoudige zwem men is een middel tot zelfverdediging bij uit nemendheid. Alleen reeds op grond van deze overweging verdient het zwemmen in de rij der noodzakelijke lichaamsoefeningen een eerste, ja een eereplaats in te nemen, al moge zijn beteekenis ook overigens niet worden onderschat. Behalve deze jpractLsche waarde zijn er immers nog meer, groote voordeelen aan de beoefening van het zwemmen verbonden! De bevordering der reinheid toch, welke niet alleen dient beperkt te worden tot de zorg voor het huisraad en niet enkel een hygiënische, doch bovenal een beduidende maatschappelijke beteekenis bezit,, wordt door regelmatig zwemmen gunstig beïnvloed. Voorts werkt het zwemmen gunstig op de huidfunctie. Als alzijdige spieroefening vindt de zwembeweging haar gelijke niet. terwijl het met de andere sporten gemeen heeft de groote psychische waarden, als genot en on bevangen vreugde, die het gevolg zijn van het verblijf op en in het water. Ook in paedagogischen zin kan voor zwem- beocfenlng worden gepleit; immers, eigen schappen als zelfvertrouwen en wilskracht, worden in siterke mate aangekweekt- He t behoeft geen verwondering te wekken dat op grond van bovenstaande eigenschap pen het zwommen door tal van vereenig in een sterk wordt gepropageerd. Iedeir kind moet in staat zijn, vóór het verlaten der lagere school, door het kennen der eenvoudige zwemkunst zich tegen verdrin kingsgevaar te behoeden. Hieraan krachtdadig mede te werken is een der leuzen van den Haairlemschen Zwembond en daarom, lezers en lezeressen, hetzij jong of oud, zoo gij nog niet zwemmen kunt. leert het dan nog dezen zomer en zoo gij de zwem kunst reeds machtig zijt, steunt dan ons doel. door lid of donateur to worden van een der in Haarlem bestaande Zwem vereenig In gen. Met den onmisbaren steun van autoritei ten en lichamen, werkzaam op hygiënisch, peadagoglsch en algemeen maatschappelijk gebied, zal het ongetwijfeld mogelijk zijn. dat mettertijd van Haarlem gezegd kan worden: „Ieder Haarlemmer zwemmer". J, C. VELDHOFFr Nu het heerlijke zwemseizoen weer ge opend is en de belangstelling daar voor toeneemt, heeft de Propaganda- commissie van den Haarl. Zwembond aan eenige bekende personen in de Haarlem- sche Zwemwereld gevraagd, een propagan distisch artikel voor ons blad te schrijven, waaraan ze allen voldaan hebben. Het zijn de heeren: J. J. Aufderheyde, secretaris der Pro- paganda-Commissie Haarl. Zwembond; Dr. W. E. Merens, de grootste propagandist der zwemsport te Haarlem; H. L. Warnier, in specteur van den Dienst der Lichamelijke Op voeding; A. J. Meijerink, de man van het zwemmend redden; Dr. M. J. Huizinga, voor zitter H. Z. B.; A. J. Braam, bekend polospeler en scheidsrechter; J. C. Veldhoff, trainer en schoonspringer. Hieronder volgen hun bijdra gen. (Enkele artikelen moesten we wegens de beperkte plaatsruimte inkorten). Als in het grijs verleden (dit wil in de zwemwereld zeggen: voor een jaar of dertig) de ouwe heer Sprenger midden Septem ber zijn zweminrichting ging sluiten en de geregeld genoteerde getal len van hel dagbezoek optel de, dan was hij al best tevreden, wanneer de uitkomst de 14000 flink over schreed Er be stond danks een veel grooter gebruik van het water voor sport en ontspanning is het jaarlijksch aantal verdrinklngsgevallen in Nederland zéér gemakkelijk gedaald. Nog in menig ander opzicht levertzwem- men direct of indirect voordeel op. doch wil ik de zwemkunst nog EEN DER MOOISTE EN SPANNENDSTE A. J. Braam Nu het seizoen voor de winterspelen weer tot het verleden be- hooi't, vragen de zo mersporten opnieuw onze aandacht en al heeft waterpolo lang niet de populariteit van het voetbalspel bereikt, toch is het ze ker dat de echte lief hebbers van dit mooie balspel, dat in ver schillende opzichten veel overeenstemming met het voetbalspel heeft, verlangend uit zien naar het begin van de competitie; niet alleen de spelers maar ook de enthousiaste toeschouwers. Waterpolo is een der vermoeiendste balspelen, vooral omdat men gedurende het spel geen vasten grond onder de voeten heeft en men steeds den invloed van den druk van het water op het lichaam voelt, men kent hierbij dus geen oogenblikken van volkomen rust zooals bij de meeste andere spelen. Geduchte oefening is derhalve noodig. In de eerste plaats is het om dat spel te kunnen beoefenen, noodzakelijk een goed zwemmer te zijn, die, behalve den schoolslag, ook den z.g. overarmslag goed machtig is. Denk echter niet dat een goed zwemmer di rect maar een goed polospeler is; het is grappig te zien hoe zelfs een geoefend zwem mer zich in den beginne moet inspannen om een bal in het water op te nemen en weg te werpen. Slechts met groote inspanning gelukt hem dit na vele mislukte pogingen. Overtredingen zijn in het polospel evenals in andere spelen onvermijdelijk, vooral ook omdat men geen vasten grond onder de voe ten heeft: aan den scheidsrechter is het dit te straffen, gelet op de spelregels. Het waterpolospel is hoofdzakelijk een spel van snelheid, waardoor de meest verrassende situaties ontstaan, vooral ook omdat een aan val heel dikwijls uitgaat van een der achter hoedespelers, die er snel met den bal tus- schenuit trekt naar voren toe. Kan zijn te genstander hem nu niet direct volgen dan maakt hij een goede kans een doelpunt te kunnen makén. Wel tracht vaak een achter hoedespelers der tegenpartij hem den bal af handig te maken, maar daardoor komt een voorhoedespcler zijner partij vrij, die, wan neer de opzwemmende achterhoedespeler hem den bal overspeelt, een goede scorings kans heeft; mislukt echter de aanval, het overgeven van den bal of het schot, dan ont staat een zeer gevaarlijk moment voor het andere doel. doordat zich daar een voorhoe despeler ongedekt bevindt, immers de achter hoedespeler is niet direct in de verdediging terug, zoo eindigt dus een opgezette aanval in een doelpunt voor de tegenpartij. Juist dit maakt het spel zoo spannend. Hebt ge wel eens een waterpolowedstrijd gezien? Gaat u eens op een middag of avond kijken: gij zult daar zeker geen spijt van hebben, mogelijk zullen wy u zelfs spoedig onder de geregelde bezoekers aantreffen. Het spreekwoord zegt: „Onbekend maakt onbe mind". maar eenmaal er mede bekend zal het ongetwijfeld boeien. A Jv BRAAM. in dien tijd ook nog wel een kleine en vrij on- frissche koste/ooze zwemschool in het Noor der Spaarne, maar het be zoek daaraan was zóó matig, dat zooeven genoemde getal vrij nauwkeurig weergeeft, wat er in Haarlem en omstreken (en deze laatste zéér ruim ge nomen!) aan zwemmen werd gedaan. En thans? In elke plaats van eenige be teekenis in den omtrek (Hiltegom, Halfweg, Haarlemmermeer) zweminrichtingen waarvan een paar (de Groene ndaalsche zwemvijvers en Stoops Bad) ook Haarlem mers bij honderden tot zich trekken; een gebruik van de zee als bad- en zwemgelegenheid. zóó veelvuldig, dat ik het niet zou wagen de grootte ervan te schatten; en dan daar nevens in onze weinige en vrij kleine ge meentelijke inrichtingen een aantal bezoe kers, dat in de laatste jaren de 300.000 be gint te naderen! Lieten de tijdsomstandig heden slechts toe de reeds in het uitzicht ge stelde Inrichting aan de Zomervaart te bou wen en ook, hetzij door uitbreiding van de inrichting aan de Kleverlaan. hetzij door stichting van een nieuwe te voorzien in de groote behoefte aan een gelegenheid voor goedkoope en kostelooze baden in Haarlem- Noord. dit groote getal zou nog belangrijk stijgen. Daar nu een dergelijke vooruitgang te boekstaven en een nog grootere te verwach ten valt, moeten wij ons echter ook eens af vragen; „Zien wij daarvan nu werkelijK nut?". Hierop meen ik wel volmondig „Ja"! te mogen zeggen. Denken we allereerst eens aan de volks gezondheid en het in de laatste tientallen jaren zoo enorm gedaalde sterftecijfer dn het bijzonder aan dat van tuberculose). Na tuurlijk is het een onmogelijkheid, dit pre cies in cijfers uit te drukken, doch, wanneer wij dezen vooruitgang voornamelijk zien ver klaren uit de veel verbeterde hygiënische toe standen. dan is het toch niet twijfelachtig, of hiertoe heeft de groote verbreiding van het zwemmen in hooge mate bijgedragen. Betere huidverzorging, grootere zorg voor reinheid, ook in den winter (zie het drukke bezoek aan onze douche-badhuizen!), meer zindelijkheid in kleeding en woning, minder angst voor ventilatie, de gunstige invloed bij menigeen op Iichaamsoncvikkeling, zenuw gestel, vatbaarheid, spijsvertering, eetlust, slaap, enz. uitgeoefend, dit alles valt r.iet te loochenen. Daarbij komt dan nog de opval lende en wel direct uit cijfers afleesbare in vloed. dien het zwemmen op zijn grootsten vijand, het verdrinken, heeft, gehad: ondanks een belangrijken aanwas der bevolkingi on slechts noemen als de toegangs poort tot alle an dere takken van watersport, het roeien het zeilen, en niet in het minst de kanosport, die zich tot mijn vreugde in de laatste jaren zoo krachtig gaat ontwikkelen Want ook het nut van al deze sport uitingen is weer zeer veelzijdig en houdt vol strekt niet op met het goede, dat zij voor 's menschen body opleveren. Wat de watersportbeoefenaar wint aan durf en energie, aan levenslust en levensge not, het valt niet te becijferen; wat hij daarbij rijker wordt door het leeren kennen en waardeeren van „de groote schoonheid van ons kleine land" (zooals Henri Polak zijn mooie boek terecht doopte), het is niet onder woorden te brengen.en zoo is er nog wel meer. Maar uit de weinige, doch zoo verschillen de punten, welke ik hier aanstipte, blijkt toch wel duidelijk, dat wij alle reden hebben ons oprecht te verheugen in den grooten opbloei van het zwemmen en hartgrondig te hopen, dat in het nieuwe seizoen duizenden nieuwelingen ertoe zullen besluiten, ook eens in de „kille nattigheid" af te dalen. Het zal hun niet berouwen! Mei 1932. DR. MERENS. Dr. M. J. Huizinga Wanneer op den dag van het diplo ma-zwemmen de candidaat voor het „diepe" het trapje weer bestijgt na de vereischte ronden te hebben afgelegd onder de goedkeu rende blikken van den zwemmeester, die in een reeks ■v m hengellessen z.j i spartelende l/'dcmaten aan de orde en tucht van een juiste beweging zijn zwemopleiding heeft gewend, dan beschouwt de ge slaagde in den regel als te zijn voltooid. Kano-, roei- en zeilsport staan voor hem open, bij het morgenbad op zijn kampeertochten behoeft de diepte niet meer angstvallig te worden gepeild, aan een drenkeling kan de behulpzame hand worden geboden. Terwijl een enkele het zwemmen als zijn speciale sport verder zal gaan beoefenen, zullen de meesten daarentegen hun zwem kunst niet verder ontwikkelen en tevreden zijn met hetgeen reeds is bereikt. Daarom liikt het mij noodig ook hen, die geen speciale wedstrijd neigingen hebben, te wijzen op de vele genoegens en de groote voldoening die een verdere ontwikkeling van hun zwemkunst zal bieden. Behalve de vervolmaking van den school slag en de beoefening van 't schoonspringen en eventueel waterpolo, opent de studie van moderne zwemslagen nieuwe perspectieven. Deze zwemwijzen worden nog te veel be schouwd als uitsluitend te zijn weggelegd voor toekomstige wedstrijdzwemmers, zij wor den nog te weinig gezien als een middel om zich prettig in het water voort te bewegen op een wijze die het gevoel geeft dat men er volkomen in thuis is. De behoefte om dat gene wat men doet, ook zoo goed mogelijk te doen, leeft in iederen mensch, vandaar dat de ontdekking, dat men na zijn dagelijksch bad telkens weer iets heeft aangeleerd een steeds terugkeerende voldoening geeft. Daar om zou ik ieder die de beginselen van het zwemmen heeft geleerd, willen aanraden deze mooie en veelzijdige lichaamsoefening ook verder te verbeteren. De goede gelegenheid daartoe bieden onze zwemvereenigingen, waar de beginneling de kunst van anderen kan afzien en waar hij wordt onderwezen en voortgeholpen. Ieder die zijn zwemproef heeft afgelegd zou derhalve, al was het slechts voor één jaar. het lidmaatschap van een onzer zwemveree nigingen daaraan moeten toevoegen, ten einde iets meer te leeren van de hoogere zwemkunst, waarvan de beoefening het ware zwemmen is. M. J. HUIZINGA, Voorzitter H. Z. B. Ha, de jongens en de meisjes Ploeteren weer vroolijk rond, In een uitgelaten vreugde, Met een juichkreet op den mond, Want het zwemmen is plezierig En 't is tevens oergezond. Kan uw dochtertje al zwemmen Lezer, als ik vragen mag? Klieft uw zoontje al het water Met den school- of trudgeonslag? Kan uw kroost zichzelf al redden Als het ooit in 't water lag? Laat ze spelen, laat ze leeren, Onder toezicht, in het nat; Laat ze ferm en stevig worden In het koel verfrisschend bad; Weinig dingen zijn zoo prettig En zoo nuttig ook, als dat. Ieder raakt wel in zijn leven Van den wal eens in de sloot, Ieder In ons waterlandje Staat aan vaargevaren bloot, Zevenduizend in tien Jaren Vonden in het nat den dood. Kunt gij zelf wel zwemmen, ouders, Ook voor u heeft het zijn nut. 't Geeft u weer nieuw zelfvertrouwen, Nieuwe levensvreugd en fut, Demp niet pas.(neen, dat past minder. Maar u weet wel, van die put). Laat ze zwemmen, gaat zelf zwemmen, 't Is soms 't eenig zelfbehoud, Baadt en baat zijn hier hetzelfde, Zwemmen maakt u minder oud, Komt u 't water tot de lippen, Weet, hoe gij 't eronder houdt. P. GASUS. H. L. Warnier. IN HAARLEM Men zou het werke lijk kunnen beschou wen als „uilen dragen naar Athene", wan neer nu nog gepleit wordt voor de groote beteekenis en den bij- zonderen invloed van het zwemmen. Het moge zijn nut hebben hier en daar op het platte land, maar om in Haarlem en om geving nog propagan da te maken voor zwemmen door uit voerig uiteen te zetten de praktische waarde en de hygiënische voordeelen er van, mag waarlijk als overbodig worden beschouwd. Laat ons liever eens nagaan, hoezeer de liefhebberij voor deze watersport bij uit nemendheid zich in een tijdvak van tien jaren heeft uitgebreid. In gevallen als deze spreken de cijfers toch zeker wel het best. Welnu dan, wij kiezen het tijdvak 19201930 en constateeren, dat in 1920. d.w.z. in het zomerzwemseizoen, 89.000 zwembaden zijn genomen. In een vrij regelmatige stijging zien wij dit getal groeien tot 288.000 in 1930. Dit beteekent dus. dat gemiddeld per jaar het aantal verstrekte zwembaden toenam met plm. 20.000. Toen dan ook in het seizoen 1930 het aan zienlijke aantal van 288.000 was bereikt en overschreden, mocht op grond van de er varing in een tienjarig tijdvak verwacht worden, dat in 1931 300 000 zwembaden Qf meer zouden worden genomen. Als gevolg van den wel zeer ongunstigen zomer is deze verwachting niet in vervulling gegaan, zoo dat in 1931 de curve van het totaal aantal baden in de drie Haarlemsche open inrich tingen, die een lange reeks van jaren steil omhoog is gegaan, voor het eerst een stukje is gedaald. Wanneer de zomer ons dit jaar niet weer in den steek laat, zullen wij stellig meer dan 300.000 zwembaden moeten verstrekken. Wat dit zeggen wil, kan men het best be grijpen, wanneer men zich rekenschap geeft van het feit, dat het zwemseizoen slechts 20 weken omvat, dit jaar uit bezuinigings- overwegingen misschien maar 18. Het meest aantrekkelijk blijft altijd het zwemmen in de open lucht; men mag dit met recht „gezondheid met lepels" noemen. Toch zouden wij de overdekte inrichtingen in ons wisselvallig klimaat niet kunnen missen. Een groote moeilijk heid is voor de bui tenbaden altijd gele gen in de verzorging van het water. De ge meentelijke inrichtin gen staan onder ge regelde controle van 't Gem. Laboratorium voor Patho/ogische Bacteriologie. Het bac terie-gehalte is vrij gemakkelijk bin nen de vereischte grenzen te houden, gemakkelijker dan in overdekte inrichtingen; de helderheid van het water is echter moeil- lijker te verzorgen. Het is te hopen, dat de wetenschap ons daarvoor nog eens een af doende methode aan de hand doet. Algen- groei moge dan absoluut onschuldig zijn, men duikt nu eenmaal met meer plezier in een helderen plas. dan in ondoorschijnend water. Het spreekt vanzelf, dat in de open baden alles in het werk wordt gesteld om de helderheid van het water zooveel mogelijk te bevorderen. In de oude inrichting aan de Houtvaart zullen de dames haar afdeeling. die belang rijk verbeterd en vergroot is, niet meer her kennen. Zwemmen is het BEST! H. L. WARNIER. (Voor het artikel van den heer A. J. Meijerink verwijzen wij naar de derde pagina in JSport en Spel"jj»

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1932 | | pagina 12