OP SLOTENBURC
KERRL-PEINE, de nationaal-
■orialistische afgevaardigde,
die tot president van den
Pruissischcn Landdag benoemd
DE AANBIEDING van het door Corn. Zwaan geschilderd portret van Mr. Harmen
Sraeenge, bij gelegenheid van diens SOsten verjaardag, had Woensdagavond te
Amsterdam plaats.
HET PLAATSJE BUNSCHOTEN AAN DE ZUIDERZEE, hetwelk bekend is om zijn helderheid et> zindelijkheid en thans nog tot
de levendige gemeenten behoort. Men moet afwachten hoe het wordt na de drooglegging van de Zuiderzee.
FEUILLETON
THéRèSE VAN ARENDSBERG.
10)
Ellen stond als aan den grond genageld,
en was zoo geheel in de war, dat zij er niet
toe komen kon. dezen woordenvloed te stui
ten. Nimmer was het in haar opgekomen,
dat de stuurschheid en de verbittering van
den heer Van Raven het gevolg was van zijn,
volgens zijn opvatting, onbeantwoorde liefde
Nooit had ze hem anders beschouwd dan als
een hoogst achtenswaardig, degelijk man.
den vader van Meta, den schoonzoon van
hare lieve oudjes; aan een nadere betrekking
had ze nimmer gedacht. Alles te zamen over
weldigde haar zoo. dat ze in tranen uit
barstte
Van Raven stond op en naar haar toegaan
de legde hij zijn rechterhand op haar schou-
der:
.Ellen", zeide hij zacht, ..laat mij voor eens
u althans zóó noemen. Komt mijn uitbar
sting u zoo geheel onverwacht, was het dan
geen afkeer van mij. die u mijn huis deed
ontvlieden, is er voor mij nog eenige hoop?
Mag ik mijn zaak bij Je bepleiten? O, zeg
geen neen. denk althans nog eens na, eer ge
mijn laatste kans op geluk vernietigt. Zeven
Jaren lang heb ik het voortgesleept, dat een
tonig bestaan, zonder smart of vreugde heb
ik mijn kind zien opgroeien zonder moeder
liefde O Ellen 't is niet van zelf. dat ik die
sombere man ben geworden, dien gij in mij
leerdet kennen, ik heb zooveel geleden".
En dan terwijl hij haar diep in de oogen
Wikt:
„wat iü u Diooen mag, aenk kalm na; en
zoo het kan, verstoot mij niet, verhoor mijn
bede, al ware het alleen om Meta's wille.
Doodstil, met gebogen hoofd had Ellen ge
luisterd naar die woorden; tranen droppelden
nu en dan uit hare brandende oogen, en heel
haar lichaam trilde van ingehouden aandoe
ning.
„Ik zal nooit „ja" zeggen alleen om Meta's
wille", zegt ze daarop eenvoudig, „daartoe
acht en waardeer ik u te zeer. Ik heb nim
mer aan de mogelijkheid gedacht, dat u mij,
de arme eenvoudige gezelschapsjuffrouw
uwer schoonmoeder, tot uwe vrouw zoudt wil
len verheffen, maar ik heb ontzettend gele
den, toen ik dacht, dat u mij vijandig gezind
waart. Ik wil dus gaarne over uw vereerend
aanzoek nadenken, en dit weet ik nu al ze
ker, dat ik u hoog acht en waardeer, zoo
als ik tot nu toe nog niemand deed. Maar
volgens mij eischt in deze treurige dagen,
onze lieve zieke, ln de eerste plaats al onze
gedachten en onze zorg. Woorden kunnen
echter nooit uitdrukken, welk een last u he
denavond mij van de ziel hebt gewenteld".
Daarna staat ze haastig op om zich naar
de zieke te begeven, doch reikt in 't voorbij
gaan Van Raven de hand met een blik van
oprechte vriendschap en trouw. Tóen deze
haar evenwel daarop in de armen wil slui
ten om den verlovingskus te geVen, prevelt
Ellen zacht;
„Nog niet, eerst nadenken, en dan, ge weet
het, ik heb mijn voogd! Was het daarom, dat
ge die betrekking liever aan een ander wildet
opdragen, had ik dat qiaar begrepen, hoeveel
verdriet zou het mij hebben bespaard".
De oude vrouw is rustiger geworden, en
toen Ellen aan haar bed komt, ziet ze, dat
ze is ingeslapen. De ademhaling is kalmer
en een heerlijk klam gevoel op haar voor
hoofd doet Ellen vermoeden, dat de koorts
minder ls. Zachtkens, om haar niet te wek
ken, keert ze naar het venster terug, en ter
wijl zf) weder naast Van Raven plaats neemt
tracht deze opnieuw haar nu reeds de be
lofte af te persen om zijn vrouw te worden,
en spoedig een einde te maken aan zijn een
zaam bestaan Ellen vindt, dat zij ln geen
geval de oudelui vooreerst mag verlaten, na
zooveel van hen genoten te hebben, en be
weert tevens, dat Van Raven eene veel defti
ger, statiger matrone als burgemeesteresse
moet kunnen presenteeren dan zoo'n nietig
Jong persoontje.
Aan dien gekscherenden toon bemerkt Van
Raven tot zijn oneindig geluk, dat het hart
van het Jonge meisje niet ongevoelig blijkt
voor zijne trouwe liefde, en dat wanneer de
lieve kranke herstellen mag en hare bede
aan de zijne paart, de overwinning niet zoo
heel moeilijk zal zijn Zalige toekomst, die
dan den eenzamen man en zijn moederloos
meisje tegemoet zal treden!
't Is vier uur, nog altijd slaapt de zieke
rustig door, 't wordt half vijf vijf uur, nog
steeds geen verandering.
Eindelijk om half zes, gaat heel zachtjes
de deur open en zuster Dora, die de beide
wakers rustig ln gesprek vindt, en de zieke
ln kalme sluimering verzonken, zegt ten
hoogste verbaasd;
.Jk vergis me toch niet. 't ls immers half
zes. Waarom hebt u me niet geroepen? Juf
frouw Howard, dat is nu weer veel te veel van
uwe gezondheid gevergd".
Ellen vliegt verschrikt overeind, ook van
Raven ls eenigszlns verward, doch zich spoe
dig herstellend, zegt hij:
„Mama was zoo rustig Ingeslapen, Zuster,
en toen, zijn juffrouw Howard en ik aan t
praten geraakt en waren werkelijk den tijd
vergeten".
Zuster Dora opent nu behoedzaam de lui
ken en bij het licht van den aanbrekenden
dag. dat nu helder naar binnen stroomt, zien
allen hoe kalm de zieke is, hoe haar slapen
geen vermoeienis of uitputting aanduidt,
maar heerlijke, herstellende rust,
Zuster Dora staart eenige oogenbïtkken
met ernstig gelaat op de zich ontspannende
Lekken, en zegt dan bijna met een Juich
kreet:
„De crisis, goddank, en zl Jis behouden!
„Goddank!" prevelen ook die belden, als zij
bedenken, welk een zegen, die uren van rust
ook hun bracht.
't ls dan eenige oogenblikken doodstil in
't ziekenvertrek, men hoort niets dan de rus
tige ademnaling van de zieke, terwijl Ellens
hart bijna hoorbaar klopt
„Zou ik niet even den baron de blijde tij
ding brengen. Zuster?" zegt ze eindelijk,
„goed nieuws hoort men toch nimmer te
vroeg".
„Ja", antwoordt, zuster Dora, „ga den ouden
heer wekken, op zijn leeftijd heeft men zoo
veel slaap niet meer noodig, en u mijnheer
Van Raven, wilt u als u naar Aalheim terug
keert even bij den dokter aanrijden en hem
zeggen, welk een gunstige verandering hier
heeft plaats gehad.
Voorzichtig betreedt Ellen de kamer, welke
de baron thans ln gebruik heeft, en Edmond
op zijn verzoek met hem deelt. Zachtkens na
dert ze zijn bed, en zegt met een stem zoo
vrcolijk, dat hij geen oogenblik aan slechte
tijding denken kan:
.Mevrouw ls behouden, de crisis Is Inge
treden. en zij slaapt rustig".
En dan op de knieën nederzfinkend, barst
ze in snikken uit:
„God is goed voor n, voor haar. voor ons
allen O mijn beste voogd, hoe gelukkig ge
voel lk me nu!"
Ook Edmond, door het heerlijke nieuws ge
wekt. haast zich om den ouden heer geluk te
wenschen, en beiden vermanen Ellen, om nu
rust te gaan nemen: maar als deze nog even
bij mevrouw aangaat, ontmoet ze op de gang
den heer Van Raven, die haar opwacht om
te vragen, wanneer hij met haar voogd mag
spreken, waarop Ellen antwoordt: „nog niet,
eerst moet. ik alles nog eens kalm overden
ken". Dan ln de ziekenkamer komend, schijnt
al deze overspanning haar zooeeer te hebben
aangegrepen, dat ze bijna bewusteloos op
een stoel nederzinkt, en zuster Dora alle
moeite heeft om haar weder tot zich zelve
te brengen, zoodat de baron, toen hij een
oogenblik later binnentreedt om van het
heerlijke schouwspel zijner thans geredde
gade te genieten, met zorg zijne blikken over
zijn lief pleegkind liet gaan.
„Arm kind", zegt hij, de hand zegenend op
haar hoofd leggend, ,,'t was te veel voor u op
eens".
En Ellen gewekt door die vaderlijke stem,
voegt er bij:
„Ja te veel op eens".
Maar dat te veel was niet hetzelfde als wat
haar voogd bedoelde, 't Was niet de overspan
ning van zooveel dagen en nachten, die haar
het bewustzijn deed verliezen, maar het za
lige gevoel van bemind te worden, door een
ernstig, rechtschapen man. een tehuis te
krijgen voor heel haar volgend leven, een
veilige haven, waarin zij voor altljk kan lan
den.
Eindelijk liet zij zich overhalen om wat te
gaan liggen: slapen, dat wist ze. ging toch
niet. en toen om acht uur de dokter kwam,
om mede van zijn overwinning te genieten,
was de eerste, die hem tegemoet trad Eüen.
met doodsbleeke wangen, wel is waar. maar
met een uitdrukking zoo zalig, zoo Innig ge
lukkig. dat zelfs die grijze geneesheer er door
getroffen was en tot zuster Dora zelde:
„Ik geloof, dat Juffrouw Howard wel heel
den dag zou willen jubelen van geluk. Nu t
arme kind mag 't ook wel waardeeren. zoo'n
gelukkig tehuis als zij hier gevonden heeft".
De baronesse, die thans ls ontwaakt, ge
voelt zich wel moede, maar overigens zoo op
gewekt en geheel vrij van pijn. dat zij liefst
al hare dierbaren bij zich wil zien. Haar echt
genoot zit bij haar bed. en zij houdt zijn
hand In de hare en zegt telkens cn telkens
weer:
(Wordt vrrvoigdi