UIT DE NATUUR.
ONS EIGEN LAND.
H.D. VERTELLINC
Zigeuners.
door WILLY VAN DER TAK.
De hemel is boos en. heeft alle middelen
dde haar ter ibescliikking stonden, te baat
genomen om dat de menschen te laten
merken. De wind is ijskoud, jaagt met Lang
uitgerekte, onheilspellende kreten langs do
wogen en schudt de boomen door elkaar, tot
ze duizelig en half .bewusteloos van onmacht
staan te zwaaien en te wankelen onder het
geweid; hij zwiept, het vuile, donkergroene
•water van de islooten op, tot het in koude
golven tegen de wallekanten ui telbaar klotst
en rammelt de muren van de huizen, tot ze
.bij iedeTen rukwind schokken en trillen, en
ihèt binnen klinkt, alsof er een reus met
een geweldigen hamer staat te beuken op de
veilige wanden.
Binnen zitten de mensclien rillend van
angst van den eenen vlaag op den anderen
te wachten, in hun hart ervan overtuigd, dat
op een zeker oogenJblik hun huis wel in zai
storten, al heet het goed gebouwd en al
had de aannemer den roep, de beste, den
soliedst/en van alle aannemers te zijn. Met
de wind mee komt de regen aangestormd,
ijskoude, dikke, striemende stralen regen, al
uren lang, die de wegen hebben gemaakt tot
smerige modderpoelen, de weilanden tot on
herbergzame moerassen, waarin de 'koeien
gelaten met hun ruggen naar het geweld
toegekeerd, met hangende, kwijlende koppen
zich onderwerpen aan de natuur.
De wereld is leeg. Onder den grijzen hemel
zijn alleen nog maar de dieren overgebleven
en de menschen zijn, laf, gevlucht, en kijken
het aan van achter hun ramen en van bij hun
warme kachels. Een zwarte kraai strijkt
verschrikt kakelend neer op de zwiepende
tak van een boom. waait eraf en zoekt meer
veiligheid op den grond. Een groote .meeuw,
wit en zilvergrijs worstelt, met langzaam en
moe klappende vleugels schuin met den wind
mee, en laat zich honderd meter verder uit
geput in een weiland zinken, waar hij zoo
klein mogelijk in elkaar duikt Heel ver op
het modderige pad langs de trekvaart, waar
de elzen willoos den wind zijn zin geven en
zich laten zwiepen als dunnen twijgen, be
weegt wat zwarts, dat nader komt De kraai
kijkt op en krast verrast en een beetje ver
ontwaardigd. Het zijn menschen. Drie zigeu
ners Een man en twee vrouwen, die met
gebogen hoofden, gedoken in hun doorweekte
omslagdoeken, voortbaggeren door modder en
plassen, zonder op- of omzien.
De man is oud, de twee vrouwen zijn jong.
Ze sjokken alle drie, als beesten, die moeten.
Ze lijken onmetelijk klein, onder den gewel
digen grijzen koepel van den boozen hemel,
te midden van de oneindigen regen, die over
al is, omringd door de reusachtige windvla
gen, die hun rokken en broekspijpen met
zware kletsen om hun be enen slaan, zoodat ze
soms hun voeten niet meer kunnen verzet
ten. Langs het gezicht van den man, rood en
glimmend van kou en regen, druipen straal
tjes en dikke, biggelende druppels zonder op
houden; die van de twee vrouwen, maar half
zichtbaar onder de twee omslagdoeken, zijn
tot halverwege bekleefd met zwarte, klets
natte haarpieken, die ze allang niet meer,
wegvegen, hoewel ze hangen voor hun oogen
en kriebelen op hun voorhoofden. Als even de
wind een halve minuut lang vrijaf neemt,
heft de man het gezicht op en kijkt om
zich heen. De vrouwen staan stil. en de één
schopt met een gebaar van intense walging
de kletsnatte rokken, die aan haar beenen
vastkleven, weg. Een eind verder, tien meter
van den weg af, staat een eenzame, houten
keet. Uit de schoorsteen komt een pluimpje
grijze rook. dat door den wind onmiddellijk
meegenomen en weggezwiept wordt. Ze zeg
gen niet eens wat tegen mekaar. Loom zet
ten ze zich weer in beweging, dwars door
plassen en modtder, door het hooge, kletsnatte
gras, dat naar de keet voert en kloppen aan.
Als ze opengedaan worden en binnenschuiven,
de vrouwen voorop, staan ze met zijn drieën
dicht op elkaar onwennig als een paar hon
den, die voor het eerst een hondenhok bin
nenkomen. voor zich uit te kijken. Het vocht
siaat in dikke stroomen van hun kleeren
af. De vrouwen wrijven, de haarpieken uit
hun gezicht en schurken zich behageiijk in de
warmte, die langzaam tusschen hun natte
kleeren door hun lichamen raakt.
Daar binnen snort een potkachel, door de
open kiep slaat een trillende xoode gloed
naar buiten De muren hangen vol met schil
derijen, af en niet af, schetsen, teekeningen,
rommel; op den grond staat en ligt van alles,
oude stoelen en blikken met penseelen en
paletten, beklodderde lappen, een petroleum
stel, een vuil bord, een onnoembare hoeveel
heid potten en pannen en de schilder zelve.
Ze kijken hem aan. weifelend en een beetje
schuw, maar zijn blauwe oogen onder den
bos krullend wit haar, en de warmte, die
hen soezerig maakt, en de rust, daar binnen,
waar het droog is, en geen wind en regen
rneer om. hun ooren fluiten, versnellen de
capitulatie. Binnen vijf minuten staan drie
stoelen, beladen met stoomende kleeren,
zorgvuldig om de kachel geposteerdde oude
man zit. op &n stoel met zijn handen koeste
rend en begeerïg om een kom, waaruit een
fijn dampkolommetje omhoogkringelt, zijn
oogen, dof en zwart in het vergeelde gezicht,
kijken naar wat de donkere rechthoek van
het. raam omlijst: de wazige weilanden, waar
over de wind en de regen razen. De vrouwen
zitten tegen den houten muur. onbekommerd
in hun kapot en smerig ondergoed; de beenen
van de eene, met voeten. <i:o nog rood en
glimmend van kou en nattigheid zijn. steken
gespierd en warmbruin van onder een roeden
onderrok uit; de andere slaat met voorover
gebogen hoofd haar haren door de lucht,
zoodat de druppels erafvliegen en sissend
tegen de kachel spetten.
Uit de mouwen van naar grijzen mannen-
borstrok steken een beetje vaal haar armen
De schildert reddert wat, en zet zien eindelijk
zwijgend neer te schilderen. De houten ke-s
schudt bij iederen windvlaag, en de druppels
biggelen aan de binnenkant van het raam:
maar de kachel snort en de stü'.c maakt loom
en tevreden De cide man. met den kom n
steeds tusschen do vingers, is in slaap gpval-
ieji: zijn hoofd valt voorover op zijn borst cn
gaat mei een ruk omhooglangzaam met
schokken, langs den rechterschouder valt het
weer, en gaat weer omhoog. CV? vrouwen
giebelen even. eikaar aanstootend: dan staat
de ééne op en loopt met kletsende stapjes
van haar bloots voeten, de muren langs. De
vette pieken van haar halflange haren staan
uit boven den grijzen borstrok; ze is mager
en haar lichaam is armelijk en schraal en
beweegt zich onhandig, alsof het voortdurend
excuus vraagt, voor zijn tekortkomingen,
maar ze kan nog niet. ouder dan achttien
zijn en af cn tos rit in een houding lets van
primitieve elegantie van een jong beert. De
teekeningen wandelt ze achteloos voorbij
een vrouweportret staart ze even uitdagend
aan, alsof ze er de gansohe sexe, en minstens
de heele welverzorgde categorie van vrouwen,
die dien middag in makkelijke stoelen zat,
terwijl zij voortsluerde door den regen, in
ziet door haar toegeknepen, minachtende
oogen. Voor een oude viool, naast zijn strijk
stok opgehangen aan een kromme spijker
in den muur. staat ze stil en haar mond
gaat even open. alsof ze iets lekkers gaat
proeven. Dan draait ze zich met een ruk om,
en de twee, de vrouw en de schilder, kijken
.plotseling op van haar stem, die, schril
en opgewonden zegt: ,,'ne Geige!" Haar hand
gaat naar haar hart, alsof ze daar iets be
dwingen moet.
De viool ligt aan haar kin, haar oogen
kijken naar haar hand. die de strijkstok voert,
en wat stijf, wat rheumalisch, wat onwennig,
maar toch in een veerenden cadans, die pakt
dansen de noten van de snaren af. Een melo
dietje komt aanaingen door het losse getikkel
van de eerste klanken heen; op het rhytme
ervan staat ze haar bovenlijf te zwaaien
boven de veerendg knieën en heupen. Als het
wijsje een aanloopje neemt, naar een steeds
hooger stijgende noot, krullen zich haar
bloote brume teenen, tot haar hielen ver van
de vloer zijn en rekt rich haar heele liciiaam
als de tonen, vallen als waterdruppels in
een donkeren put. gaat haar hoofd met-dichte
oogen diep voorover. De schilder- luistert, de
andere vrouw luistert met haar handen in
haar bijna droge haren begraven; het hoofd
van den man op den stoel heft zicfn op met
een glimlach en valt weer. Onder de roode
onderrok strekken zich de gespierde beenen
verlangend, en, terwijl de armen plotseling
met een zwaai uitvliegen, staat- ze en danst.
De duivel is gevaren in haar Lichaam en in
den rooden onderrok, die, wild slierend, haal
bewegingen bijna niet bij kan houden; de
duivel is gevaren in de andere zigeunerin,
die hartstochtelijk staat te spelen, met op
eengeklemde lippen en vlammende oogen. De
schilder steekt een pijp op. en rookt zwijgend
De oude man wordt wakker, laat de kop uit
zijn handen vallen, die zonder te breken over
den grond rolt en een eind verder blijft lig
gen, kijkt een seconde toe en zegt iets. Bin
nen een minuut zitten de vrouwen op den
grond en trekken hun gedroogde kousen aan,
nog hijgend en de viool hangt weer zwijgend
aan den haak. Die in de grijze borstrok
kijkt er begeerïg naar. Dan hijscht ze over
haar hoofd haar oude, vuile trui en wikkelt
zich in den omslagdoek, met een blik door
het raam, waarachter de wand en de regen
nog zwiepen. In het goudbruine hout van de
viool valt een bleeke. sierlijk gebogen licht
glans. Ze zuigt haar lippen in met een slur
pend geluid en kijkt valsch naar den schil
der, die nog zwijgend zijn pijp rookt en hun
toebereidselen gadeslaat. Ze trekken weg
door het noodweer, de man voorop, ae twee
vrouwen, van achteren gezien vormlooze
balen in hun omslagdoeken, stug stappend er
achter aan. De wind slaat hun de rokken om
de beenen en even as de roade onderrok zicht
baar. Als weerlooze beesten gaan ze onder het
geweld van den wind, klein op den weV
kleiner in het vlakke land, oneindig klein
onder den woedenden grijzen hemel. De schil
der kijkt hem na, en trekt aan zijn pijp.
En den volgenden ochtend is de kromme
spijker aan den muur leeg. De viool met
zijn goudglans en de strijkstok met zijn oude
snaren zijn verdwenen. Onder een vuiien
omslagdoek drukt een bruine hand ze verliefd
en beschermend tegen een oude trui, waar
onder een hart klopt met tevreden, warme
slagen.
De schilder kijkt naar de leege plek aan
zijn muur en glimlacht. Een uur later prikt
hij met een punaise een teekerring op het
"bruine vlak Een zigeunerin, mager cn fel,
speelt viool. Een andere danst in een roode
onderrok, die in wilde wervels om haar heen
kolkt.
BORDEAUX.
Eindelijk na heel lang wachten kondigt de
zomer zich weer aan in ons land en tracht
met. alle middelen het verbod „verboden te
lachen dat langzamerhand een ieder op
z'n gezicht gedrukt staat, weg te vagen. Zon
der eenigen twijfel zal hij hier in slagen en
weldra zal de meest verstokte cynicus voor
zichtig een plannetje voor z'n zcmer-vacan-
tie gaan opbouwen.
Bereisd als ze zijn denken ze met een soori
apathie aan Brussel, Berlijn, Noorwegen
Frankrijk; o, Frankrijk, al zoo vaak geweest.
Parijs, zoo gewoon al voor me!
Ja: „la France, e'est Taris" is niet alleen
een stopwoord voor den Franschman meer;
de vreemdeling wordt, als vanzelf door Parijs
ingepalmd en vereenzelvigt het oogenblik-
kelijk met Frankrijk.
Maar Frankrijk heeft meer, veel meer; te
veel om in één keer den serieuzen bezoeker,
liefhebber van natuur en architectonische,
schoonheid, te kunnen verzadigen,
In een heerlijk subtropisch klimaat is daar
Bordeaux, de oude. grijze stad. die om zich
heen langs de oevers van de Garonne een
gebied bewaart, dat een bezoek ten zeerste
verdient.
De stad zelf, grijs van ouderdom, verbergt
menig staaltje van Romcinsche bouwkunst;
geen enkele moderne bouwtrant vertoont het
het- rustige oude. Wel tracht een reeds an
tieke tram u te doen beseffen, dat dc twin
tigste eeuw ook hier zijn invloed doet gel
den, maar zij bereikt slechts het tegenge
stelde: zij overtuigt u, dat oud en nieuw niet
kunnen samen gaan, pn dit geheel tert
gunste van het oude.
Maar wat- zeg ik toch! Ge kent toch Bor
deaux, la villc par le vin ct pour lc vin; hoe
vaak hebt ge den naam niet gelezen op een
etiket; de combinatie Bordeaux en wijn is u
geheel vertrouwd!
O, was al die wijn zoo oud als de stad zelf!
Zoover uw oog reikt, overal zonnige heu
vels. beladen met den prachtigcn wijnslok.
In duizend schakeeringen van brons koeste
ren zij zich in de Augustus-zon om later den
menschen gezondheid te verschaffen door hun
edele opbrengst.
Reeds sinds de vroege middeleeuwen ver
rezen in deze streken de vorstelijke buiten
verblijven van den Franschen adel. Waar ge
ook gaat, overal ziet ge de kasteelen in hur.
entourage van geheel in stijl gehouden
tuinen.
Van oudsher zijn deze Chateaux het mid
delpunt van de wijncultuur Hoewel hoofd
zakelijk de landeigenaars uit liefhebberij de
wijn produceeren, heeft toch ook iedere
kleine boer een Domaine, dat hij uitsluitend
met den wijnstok beplant om voor eigen ge
bruik en vaak ook nog voor den handel zijn
wijn te kunnen bereiden En hij vooral is er
trotsch op! Met hoeveel liefde voor zijn pro
duct laat hij u den wijn proeven en van zelf
volgt dan zijn interessant verhaal over z'n
cultuur: welke variëteiten wijnstok hij plant,
hoe hij strijdt tegen ziekten en schadelijk
gedierte en welke de invloed van deze kan
zijn op het bouquet en karakter van den
wijn.
En als vanzelf denkt ge dan aan de uit
spraak van Eduarcl VII. den epicuristische
koning van Engeland, „Non seulement on
boit le vin, mais on le respire, on le regard?,
on le goiite. on l'avale.... et on en parle!"
En als wc dan bedenken, dat- in de 17e eeuw
de geheele wijnhandel op Bordeaux in han
den was van schippers uit Noord Holland,
voelen we ons groeien!
Hoe komt het toch, dat bij ons de waar
deering van den wijn zoo :s afgenomen?
Iedereen schreeuwt over hygiene'en gezond
heid en de definitie van dén grooten man op
dit gebied, den beroemden Pasteur: ,.L? vin,
c'est la boisson la plus hygiènique du mon
de" wordt miskend, misschien door onwetend
heid, maar zeker ook door do groote afschuw-
voor alcohol, den snoodaard, die verbannen
moet worden. Hier geldt weer. dat de goeden
met de slechten moeten lijden: de generalisa
tie. die. de oppervlakkige mensch zoo ge
makkelijk toepast. Geheel ten onrechte!
Als u dan nog St. Emilion hebt bezocht
met haar eeuwenoude grotten, ruines en
catacomben en ge gaat uw indrukken over
peinzen in Arcachon. de heerlijke badplaats
aan de Golf van Biscaye, dan komt ge met
mij tot de conclusie: Wat waren we toen
dom om Parijs voor Frankrijk aan te zien;
hoe voldaan zijn we door al het heerlijke,
dat de Girondestreek ons bood. Wij komen
terug!
La France, c'est aussi Bordeaux que Paris.
t. C.
Voorzomer in de Geldersche vallei.
't Is half Utrecht, half Gelderland, hot
lage land tusschen Amersfoort en Wagc-
ningen. Aan den éênen kant liggen de
Utrechtsche heuvels, waar een deel van
Amersfoort, Soesterberg en Amerongen op
liggen, aan den anderen kant de Vcluwsche
heuvels met Stroe en Harskamp.
Van beide zijden en vooral van den Vc-
luwsclien kant. komt veel water naar dit
lage land, met als gevolg veel beken, moe
rassen, slecht land voor de boeren, maar
een prachtige plantengroei voor de natuur
liefhebbers.
In da buurt van Amersfoort is al veel ont
gonnen met behulp van grondbewerking en
kunstmest. Maar hoe meer we naar het Zui
den gaan, hqe minder er aan het land ge
daan is. cn daar bij Wageningen vinden we
uitgestrekte weiden met ijlen grasgroei.
maar een rijke flora van Orchideeën. Gen
tianen. Wollegras, en in de sloten Water-
drieblad. Waterviolier en Waterranonkel.
Op een stralenden zomerdag verlieten we
de bewoonde wereld. Daar het- Zondag was
waren de wegkanten tot Soest, tot het pa
leis van de koningin-Moeder, bont van de
uitgaanders, die overal de voorkeur schenen
te geven aan benzine- en oliedamp boven de
frissche lucht van gras, moeras en dennen,
die even verder in te ademen was.
Want voorbij Amersfoort werd het Ineens
veel stiller en op het. mooiste gedeelte van
onzen tocht, vlak bij Wageningen, zagen we
niemand dan een enkelen eierzoeker en een
controleur van den plantenziektenkundigen
dienst, die het vogelproefveld bezocht, had.
Nu is Wageningen nog niet naast de deur
als je pas in Soest bent. maar er zijn toch
ook wel terreinen dichter bij, waar je rustig
van de natuur kunt genieten, want. we be
klaagden de velen die uit onvoldoende ken
nis of energie het niet verder hadden kun
nen brengen dan den rand van den snel-
verkeersweg van Laren naar Soesterberg.
Barneveld is altijd écn van dc aardigste
plaatsjes als je eenmaal in Gelderland bent.
Er is een Veluwe-museum, een standbeeld
van Jan van Schaffelaar en meer wat aan
zijn persoon herinnert, een groote eiermarkt
op Donderdag, zoodat het voor de streek
bijna de beteekenis heeft van een stad. als
Harderwijk of Kampen. Van hier uit kun je
alle kanten uit, de Veluwe in vlakbij en
evenzoo de Zuiderzee en de bosschen bij
Ede.
We reden eerst naar Wageningen om van
daaruit weer het Noorden in te gaan. Vlak
ten Noorden van Wageningen begint een
smal water, gegraven voor afwatering, de
Grebbe of Grift, en langs dit water liggen
de velden of weiden met rijke flora. Vooral
het aantal orchideeën is hier groot. Nergens
in ons land groeien zooveel Muggen-ochLssen
verder ook veel Gevlekte, Breedbladige cn
Witte Welriekende. De ILirlekIjn-Orchis is
hier andere jaren zeer talrijk, maar dit. jaar
veel minder, waarschijnlijk door de droogte
in den vorigen herfst en winter, want deze
soort komt in het najaar al boven den grond
na de eerste herfstregens, die in het vorige
jaar vrijwel ontbraken. Waar verleden jaar
duizend stuks stonden, stonden er nu twin
tig. waaronder één prachtige witte. Dc mees
te zijn flu weel-ach tig paars. De andere soor
ten bloeiden nog niet, maar tallooze planten
stonden er met knoppen, zoowel de Breed
bladige en Gevlekte Orchis met gevlekte
bladeren, de Witte Welriekende met twee
bladen en de Muggen-Orchis met licht
groene, effen bladeren. Ook de Klokje.s-
Gcntiaan beloofde een rijken bloei, "t is dus
zaak over een maand eens terug te komen.
Zelden zag ik buiten de duinstreek zoo
veel vogels als in dit terrein. De Grutto riep
zijn naam en volgde ons onrustig. Opeens
vliegt een vreemde vogel met opgezette nek-
veeren van een nest met gespikkelde eieren:
hij doet alsof hij niet vliegen kan. loopt,
valt, loopt weer, het spelletje dat ieder kent.
die vogels waargenomen heeft.
't Was een Kemphaan, een vogel die bij
ons in de buurt van Spaarndam broedt. De
bedoeling van dat vreemde gedrag is ons
weg te lokken uit de buurt van het nest,
maar sommige vogelkenners beweren dat
het onopzettelijk moet zijn en een hooge
graad van zenuwachtigheid verraadt van
Rotterdam
De stad maakt geen vroolijken, helderen
indruk; oud stedenschoon is er niet te vin
den. Wat er bij den snellen groei in de vo
rige eeuw nog is blijven bestaan, woi'dt niet
bepaald met piëteit behandeld.
We treuren hier nog om onze afgebrande
Adriaan; maar Rotterdam bezit bij de voor
malige Oostpoort een pracht van een molen
van het zelfde type als onze stadsmolen. In-
tusschen is de romp zwart en groezelig aan
geslagen als zoovele gebouwen in Rotterdam,
van onder tot halverwege volgeklad met
reclames. Stel u Droste's Cacao voor op onze
Adriaan! En de marinierskazerne er vlak bij
is vervallen en uitgewoond, terwijl het toch
zoo'n mooi oud gebouw is.
De Blaak is vanouds de plaats voor pan
toffelparades. Er zijn mooie winkels cn een
breed trottoir, maar de vischmarkt :s cr vlak
naast en die zone van de Blaak is totaal
onbegaanbaar voor niet-Rotterdammers
door de vischlucht!
Zoo is het mot de oude St. Laurens, die
eruit ziet of er een zware brand op gewoed
heeft. Zoo is het met. al de vervallen, vieze
gevels In de oude binnenstad, waar viaduc
ten dwars door de straten gaan en treinen
alles vol smook en aanslag maken.
Zoo is het ook met museum Booymans (er
komt gelukkig een nieuw), en het totaal on
voldoende gehuisveste Museum van Oudh:-
den in de kelder van Booymans; stapels
antiek liggen daar In kasten, op tafels cn
in vitrines opgehoopt, bij onvoldoende licht
en veel te weinig ruimte de Rotterdam-
mors mogen dan goede kooplieden zijn, van
behoud van het oude hebben ze niet te veel
l verstand!
Maar dan de Coolsingel, gedempt, ver
breed, en licht en ruim als de mooiste boule
vard in een wereldstad! De Bijenkorf, in- en
uitwendig een praehtstukje van nieuwe za
kelijkheid. en met dat heerlijke uitzicht over
stad en havens van den daktuin af! Bij
avond, wanneer alle caféterrassen bezet
zijn, de Bijenkorf straalt van licht en ergens
hoog in dc lucht een licht-krant ronddraait,
doet. de Coolsingel sterk denken aan de Ant
werpse he KeyzerleL Dat is modern Rotter
dam, de Coolsingel, liet Unilever-gebouw,
van Nelle. electricit-eltswerken met zijn wol
kenkrabber.
Wie gewend is aan Amsterdam, zal zich
hier ergeren aan de verregaand vieze cn
rommelige oude huizen, waarvan er maar
zeer weinigen eenigszins de moeite waard
zijn. Maar wat de havens betreft, ls Rotter
dam wel heel bevoorrecht.
Niets is heerlijker dan een tocht 's avonds,
bij invallende schemer, over Maas en havens.
Dan ligt alles stil. dc laadbruggen staan in
rij en gelid voor de loodsen, ergens aan een
kade is een schip verlicht, er komt wat rook
uit de pijpen en aan de wal is wat bedrij
vigheid gaande: die zal vanavond wel ver
trekken. Een tjalk met een rood zeil kabbelt
langzaam voorbij. Verder is het water leeg
Maar iedere hoek geeft nieuwe vergezichten,
nieuwe boot- en kraancomplexen tegen d-
avondlucht. Overal liggen schepen, vreemde-
namen. vreemde vlaggen. Er zijn er, die
morgen weer zee zullen kiezen en anderen
die zoorvcn binnen zijn geloopen. Midden in
den stroom ligt een witte kustboot voor Zwe
den. die van de West-Indische bananenboot
lading moet overnemen. In dc halve schemer
lijkt het een Jacht van een of ander mil-
lionnair, fijn en rank met den mooien spit
sen voorsteven.
Maar er liggen ook tien- en honderdtal
len booten ,die morgen niet zullen uitvaren,
cn volgende week ook niet. Misschien vol
gend jaar, misschien ook dan niet. Hun hoo
ge rompen zijn verroest en uit de pijpen
komt geen rook. Twee aan twee, in lange
rijen liggen daar al de opgelegde schepen.
Hollandsche en vreemde, al maanden en
maanden te wachten. Nooit voel je de ma
laise duidelijker dan bij zoo'n haventocht. Al
de kantoren, die in Rotterdam leeg staan,
de onnatuurlijke stilte overdag op de rivier,
dat spreekt duidelijk. Maar méér zeggen die
schepen, honderden en honderden, die lang
zaamaan wegroesten. Want niets is fataler
voor een schip en niets slechter voor de
machines dan stilliggen.
Wat. opzij liggen de Rijnaken, een onaf
zienbaar veld van platte lage schuiten; en de
sleepbooten, hun pijpen achterover gevou
wen. En dan weer koopvaardijschepen, lange
rijen.
Het is stil in dc Boompjes, en stil ook op
den Schiedamsehe Dlik. Als er geen geld le
verteren valt. komen de matrozen immers
niet. passagieren? Er komen trouwens veel
minder vreemde schepen dan anders binnen.
De Dijk ls rustig, uit alle cafés klinkt mu
ziek, maar er gaat heel weinig om. En de
Chineezenwijk op Katendrecht is vrijwel leeg
geloopen
Het is mooi cn rustig 's avonds op de Maas,
met het stads-siihouet erlangs en de hcf-
brug over de Koningshaven, die boven alles
uitsteekt. Maar het is wel wat érg rustig
aan de kaden van de groote stoomvaart
lijnen. en ook in die bewegenloozc rijen
"hepen in de havens komt overdag helaas
men verandering.
't Is malaise In Rotterdam.
L. 6.
den bezorgden broedschen vogel. Even late*
vliegt een Tureluur op uit een nest met
eieren en maakt doaelfdc capriolen. Zoo'n
Tureluur lijkt op een Grutto, is iets kleiner
en roept, „tuut-tuut", zoodat deze in sommi
ge streken van ons land Tuut genoemd
wordt.
't Was een prachtige dag. zon rondom, de
slootjes vol bioemen. paars van de water-
violier. wit van dc Waterranonkel, hier en
daar langs den sloot het wit van het. prach
tige gefranjerde Waterdrieblad, verder geel
van de Dotterbloemen, een lucht met eeni-
ge wolken, zooalsdat in een Hollandsch
landschap past en een concert van de ge
luiden van alle mogelijke vogels.
Tegen een uur of drie reden we weer naar
Barneveld, waar een kennis was komen te
wonen, wicn ik het meertje Gerrit flesch.
midden op de Veluwe zou wijzen. Ik kende
tenminste het fietspad er heen en hoopte
nu maar dat de auto waarvan mijn Barne-
veldsche kennis de gelukkige eigenaar is, er
ook zou kunnen komen, 't Ging eerst over
smalle grindwegen tot we aan den weg Stroe-
Harskamp kwamen.
Toen werden inlichtingen gevraagd aan
enkele fietsers en jawel, dat viel mee. want
de Zandweg langs het fietspad was voor den
auto ook heel goed te berijden, 't Ging langs
de schietbanen, op de antennen af van het
radio-station en toen eenige minuten loopem
't Ligt er prachtig tusschen de zandstui-
vingen en de heide. Groote jeneverbessen
staan er omheen en over den grond kruipt
een zeldzame sporenplan. de Cypres-Wolfs
klauw. Zoo'n meer als Gerritflesch ligt ver
boven A. P. en loopt toch niet. leeg. hoewel
heidezand natuurlijk het water doorlaat.
Maar in den loop der Jaren, der eeuwen mag
ik wel zeggen, (want dit landschap is veel
ouder dan onze duinenrij heeft zich een
laag plantenresten gevormd met veel mos
begroeid, wat het water vrijwel niet. door
laat. Als men ook een kuil maakt tot het
zand. aan den rand van het water, dan
stroomt het water daardoor weg en zou men
dit op vele plaatsen doen dan zou het weer
leeg loopen. Het meertje Gerritflesch is
Staats-Natuurmonument en mag alleen be
zocht worden door hen die een speciale ver
gunning hebben van het Staatsboschbedrijf.
Tegen donker gingen we weer terug naar
Barneveld en vandaar naar Amersfoort., het
Gooi en Amsterdam, waar een file van autos
en fietsen de siadsmenschen warm en ver
brand naar de huizenmassa's terug bracht.
De meesten hadden den dag doorgebracht in
het Gooi en omgeving, waar het wel buiten
gewoon vol geweest moet zijn.
Bij Gerrit flcsch en bij Wageningen had
den we vrijwel geen wandelaars gezien. Deze
streken mogen nu nog geen beteekenis heb
ben als recreatie-terrein voor de dicht be
volkte gedeelten van ons land, in dc toe
komst zullen ze dit zeker hebben. Gerrit
flesch is Staatsnatuurmonument, maar de
Orchideeën en Vogel-weide ten noorden van
•Wageningen zijn nog niet veilig gesteld.
Zal dit geschieden, voordat men door drai
nage e. d. er „goed land" van gemaakt heeft,
zooals we in ons land al te over hebben? Of
zal men de waarde van dit terrein pas besef
fen als het eenmaal veranderd ls. zooals met
zooveel dergelijke terreinen het geval was?
De natuurbeschermers van Wageningen
mogen wel op hun hoede zijn. vooral in ver
band met de plannen voor verbeterden wa
terafvoer van de Geldersche Vallei.
C. SIPKES
DE VREEMDELING EN HET EI.
Uit het station van een gehucht, waar de
trein één keer per dag stil houdt, komt een
man. „Wat komt die kerel hier doen? Wat
moet die vent in het dorp?" vragen ze elkaar
in de herberg af, die net tegenover het
stationnetje ligt.
Ze hopen, dat hij het locaal betreden zal.
want dan zullen ze een grap uithalen, zoo
oud als de herberg zelf en die ze al sinds
jaren op vreemdelingen hebben toegepast.
En., daar stapt hij naar binnen.
„Morgen samen!" zegt de man en gaat aan
een tafeltje zitten, bestelt wat brood en bier
en zet zich aan den maaltijd. De bezoekers
hebben de hoofden bij elkaar gestoken
Dan zegt er een: „Ik geef een rondje", en
voor den vreemdeling wordt, evenals voor de
anderen een glas bier op tafel gezet.
„Dank u wel", zegt dc vreemdeling en dan
begint dc grap.
Een van dc bezoekers, dezelfde die het
rondje heeft besteld, neemt een el uit zijn
zak, pelt het. steekt het. in den mond en
hoepla.... slikt het in z'n geheel naar bin
nen. De vreemdeling heeft er naar gekeken
cn lacht.
„Dat is geen kunststuk", zegt de vreemde
ling.
„Dat kan ik ook".
„Wedden om 25 gulden, dat. je het. niet.
kunt", zeggen de anderen. Vijf en twintig
gulden betaal ik. als Jc 't hem lapt en vijf
en twintig gulden betaalt u als u niet binnen
vijf minuten een gekookt ei, zonder het te
kauwen, inslikt".
„Top!" zegt de vreemde. En dan roept hij:
„Kastelein, een gekookt ei".
„Asjeblieft", zegt de kastelein cn gaat de
kouken in. De bezoekers stooten elkaar aan
en knipoogen tegen mekaar. Dat duurt drie
minuten, dan komt de kastelein terug.
„Het spijt me, meneer", zegt. hij. „maar cr
zijn geen eieren meer in het heele huis".
„Je hebt de weddingschap verloren!" roept
men den vreemdeling toe.
„Waarom? De vijf minuten zijn, nog niet
om!" Hij stopt de hand ln zijn zak, haalt er
een ei uit, pelt het. en men ziet, dat het ei
heel zacht gekookt is. Hij slokt het ineens in.
De weddingschap heeft, hij gewonnen: de
bezoekers leggen botje, bij botje en betalen
de vijf en twintig gulden.
De vreemdeling strijkt het geld op en zegt
dan: „Tien jaar geleden was Ik ook hier.
Toen heb ik de vijf cn twintig gulden ver
loren en vandaag wou ik eens kijken, of ik
je niet terug kon winnen. Het is me gekikte.