UIT DE NATUUR. ONS EIGEN LAND. H.D. VERTELLINC Zigeuners. door WILLY VAN DER TAK. De hemel is boos en. heeft alle middelen dde haar ter ibescliikking stonden, te baat genomen om dat de menschen te laten merken. De wind is ijskoud, jaagt met Lang uitgerekte, onheilspellende kreten langs do wogen en schudt de boomen door elkaar, tot ze duizelig en half .bewusteloos van onmacht staan te zwaaien en te wankelen onder het geweid; hij zwiept, het vuile, donkergroene •water van de islooten op, tot het in koude golven tegen de wallekanten ui telbaar klotst en rammelt de muren van de huizen, tot ze .bij iedeTen rukwind schokken en trillen, en ihèt binnen klinkt, alsof er een reus met een geweldigen hamer staat te beuken op de veilige wanden. Binnen zitten de mensclien rillend van angst van den eenen vlaag op den anderen te wachten, in hun hart ervan overtuigd, dat op een zeker oogenJblik hun huis wel in zai storten, al heet het goed gebouwd en al had de aannemer den roep, de beste, den soliedst/en van alle aannemers te zijn. Met de wind mee komt de regen aangestormd, ijskoude, dikke, striemende stralen regen, al uren lang, die de wegen hebben gemaakt tot smerige modderpoelen, de weilanden tot on herbergzame moerassen, waarin de 'koeien gelaten met hun ruggen naar het geweld toegekeerd, met hangende, kwijlende koppen zich onderwerpen aan de natuur. De wereld is leeg. Onder den grijzen hemel zijn alleen nog maar de dieren overgebleven en de menschen zijn, laf, gevlucht, en kijken het aan van achter hun ramen en van bij hun warme kachels. Een zwarte kraai strijkt verschrikt kakelend neer op de zwiepende tak van een boom. waait eraf en zoekt meer veiligheid op den grond. Een groote .meeuw, wit en zilvergrijs worstelt, met langzaam en moe klappende vleugels schuin met den wind mee, en laat zich honderd meter verder uit geput in een weiland zinken, waar hij zoo klein mogelijk in elkaar duikt Heel ver op het modderige pad langs de trekvaart, waar de elzen willoos den wind zijn zin geven en zich laten zwiepen als dunnen twijgen, be weegt wat zwarts, dat nader komt De kraai kijkt op en krast verrast en een beetje ver ontwaardigd. Het zijn menschen. Drie zigeu ners Een man en twee vrouwen, die met gebogen hoofden, gedoken in hun doorweekte omslagdoeken, voortbaggeren door modder en plassen, zonder op- of omzien. De man is oud, de twee vrouwen zijn jong. Ze sjokken alle drie, als beesten, die moeten. Ze lijken onmetelijk klein, onder den gewel digen grijzen koepel van den boozen hemel, te midden van de oneindigen regen, die over al is, omringd door de reusachtige windvla gen, die hun rokken en broekspijpen met zware kletsen om hun be enen slaan, zoodat ze soms hun voeten niet meer kunnen verzet ten. Langs het gezicht van den man, rood en glimmend van kou en regen, druipen straal tjes en dikke, biggelende druppels zonder op houden; die van de twee vrouwen, maar half zichtbaar onder de twee omslagdoeken, zijn tot halverwege bekleefd met zwarte, klets natte haarpieken, die ze allang niet meer, wegvegen, hoewel ze hangen voor hun oogen en kriebelen op hun voorhoofden. Als even de wind een halve minuut lang vrijaf neemt, heft de man het gezicht op en kijkt om zich heen. De vrouwen staan stil. en de één schopt met een gebaar van intense walging de kletsnatte rokken, die aan haar beenen vastkleven, weg. Een eind verder, tien meter van den weg af, staat een eenzame, houten keet. Uit de schoorsteen komt een pluimpje grijze rook. dat door den wind onmiddellijk meegenomen en weggezwiept wordt. Ze zeg gen niet eens wat tegen mekaar. Loom zet ten ze zich weer in beweging, dwars door plassen en modtder, door het hooge, kletsnatte gras, dat naar de keet voert en kloppen aan. Als ze opengedaan worden en binnenschuiven, de vrouwen voorop, staan ze met zijn drieën dicht op elkaar onwennig als een paar hon den, die voor het eerst een hondenhok bin nenkomen. voor zich uit te kijken. Het vocht siaat in dikke stroomen van hun kleeren af. De vrouwen wrijven, de haarpieken uit hun gezicht en schurken zich behageiijk in de warmte, die langzaam tusschen hun natte kleeren door hun lichamen raakt. Daar binnen snort een potkachel, door de open kiep slaat een trillende xoode gloed naar buiten De muren hangen vol met schil derijen, af en niet af, schetsen, teekeningen, rommel; op den grond staat en ligt van alles, oude stoelen en blikken met penseelen en paletten, beklodderde lappen, een petroleum stel, een vuil bord, een onnoembare hoeveel heid potten en pannen en de schilder zelve. Ze kijken hem aan. weifelend en een beetje schuw, maar zijn blauwe oogen onder den bos krullend wit haar, en de warmte, die hen soezerig maakt, en de rust, daar binnen, waar het droog is, en geen wind en regen rneer om. hun ooren fluiten, versnellen de capitulatie. Binnen vijf minuten staan drie stoelen, beladen met stoomende kleeren, zorgvuldig om de kachel geposteerdde oude man zit. op &n stoel met zijn handen koeste rend en begeerïg om een kom, waaruit een fijn dampkolommetje omhoogkringelt, zijn oogen, dof en zwart in het vergeelde gezicht, kijken naar wat de donkere rechthoek van het. raam omlijst: de wazige weilanden, waar over de wind en de regen razen. De vrouwen zitten tegen den houten muur. onbekommerd in hun kapot en smerig ondergoed; de beenen van de eene, met voeten. <i:o nog rood en glimmend van kou en nattigheid zijn. steken gespierd en warmbruin van onder een roeden onderrok uit; de andere slaat met voorover gebogen hoofd haar haren door de lucht, zoodat de druppels erafvliegen en sissend tegen de kachel spetten. Uit de mouwen van naar grijzen mannen- borstrok steken een beetje vaal haar armen De schildert reddert wat, en zet zien eindelijk zwijgend neer te schilderen. De houten ke-s schudt bij iederen windvlaag, en de druppels biggelen aan de binnenkant van het raam: maar de kachel snort en de stü'.c maakt loom en tevreden De cide man. met den kom n steeds tusschen do vingers, is in slaap gpval- ieji: zijn hoofd valt voorover op zijn borst cn gaat mei een ruk omhooglangzaam met schokken, langs den rechterschouder valt het weer, en gaat weer omhoog. CV? vrouwen giebelen even. eikaar aanstootend: dan staat de ééne op en loopt met kletsende stapjes van haar bloots voeten, de muren langs. De vette pieken van haar halflange haren staan uit boven den grijzen borstrok; ze is mager en haar lichaam is armelijk en schraal en beweegt zich onhandig, alsof het voortdurend excuus vraagt, voor zijn tekortkomingen, maar ze kan nog niet. ouder dan achttien zijn en af cn tos rit in een houding lets van primitieve elegantie van een jong beert. De teekeningen wandelt ze achteloos voorbij een vrouweportret staart ze even uitdagend aan, alsof ze er de gansohe sexe, en minstens de heele welverzorgde categorie van vrouwen, die dien middag in makkelijke stoelen zat, terwijl zij voortsluerde door den regen, in ziet door haar toegeknepen, minachtende oogen. Voor een oude viool, naast zijn strijk stok opgehangen aan een kromme spijker in den muur. staat ze stil en haar mond gaat even open. alsof ze iets lekkers gaat proeven. Dan draait ze zich met een ruk om, en de twee, de vrouw en de schilder, kijken .plotseling op van haar stem, die, schril en opgewonden zegt: ,,'ne Geige!" Haar hand gaat naar haar hart, alsof ze daar iets be dwingen moet. De viool ligt aan haar kin, haar oogen kijken naar haar hand. die de strijkstok voert, en wat stijf, wat rheumalisch, wat onwennig, maar toch in een veerenden cadans, die pakt dansen de noten van de snaren af. Een melo dietje komt aanaingen door het losse getikkel van de eerste klanken heen; op het rhytme ervan staat ze haar bovenlijf te zwaaien boven de veerendg knieën en heupen. Als het wijsje een aanloopje neemt, naar een steeds hooger stijgende noot, krullen zich haar bloote brume teenen, tot haar hielen ver van de vloer zijn en rekt rich haar heele liciiaam als de tonen, vallen als waterdruppels in een donkeren put. gaat haar hoofd met-dichte oogen diep voorover. De schilder- luistert, de andere vrouw luistert met haar handen in haar bijna droge haren begraven; het hoofd van den man op den stoel heft zicfn op met een glimlach en valt weer. Onder de roode onderrok strekken zich de gespierde beenen verlangend, en, terwijl de armen plotseling met een zwaai uitvliegen, staat- ze en danst. De duivel is gevaren in haar Lichaam en in den rooden onderrok, die, wild slierend, haal bewegingen bijna niet bij kan houden; de duivel is gevaren in de andere zigeunerin, die hartstochtelijk staat te spelen, met op eengeklemde lippen en vlammende oogen. De schilder steekt een pijp op. en rookt zwijgend De oude man wordt wakker, laat de kop uit zijn handen vallen, die zonder te breken over den grond rolt en een eind verder blijft lig gen, kijkt een seconde toe en zegt iets. Bin nen een minuut zitten de vrouwen op den grond en trekken hun gedroogde kousen aan, nog hijgend en de viool hangt weer zwijgend aan den haak. Die in de grijze borstrok kijkt er begeerïg naar. Dan hijscht ze over haar hoofd haar oude, vuile trui en wikkelt zich in den omslagdoek, met een blik door het raam, waarachter de wand en de regen nog zwiepen. In het goudbruine hout van de viool valt een bleeke. sierlijk gebogen licht glans. Ze zuigt haar lippen in met een slur pend geluid en kijkt valsch naar den schil der, die nog zwijgend zijn pijp rookt en hun toebereidselen gadeslaat. Ze trekken weg door het noodweer, de man voorop, ae twee vrouwen, van achteren gezien vormlooze balen in hun omslagdoeken, stug stappend er achter aan. De wind slaat hun de rokken om de beenen en even as de roade onderrok zicht baar. Als weerlooze beesten gaan ze onder het geweld van den wind, klein op den weV kleiner in het vlakke land, oneindig klein onder den woedenden grijzen hemel. De schil der kijkt hem na, en trekt aan zijn pijp. En den volgenden ochtend is de kromme spijker aan den muur leeg. De viool met zijn goudglans en de strijkstok met zijn oude snaren zijn verdwenen. Onder een vuiien omslagdoek drukt een bruine hand ze verliefd en beschermend tegen een oude trui, waar onder een hart klopt met tevreden, warme slagen. De schilder kijkt naar de leege plek aan zijn muur en glimlacht. Een uur later prikt hij met een punaise een teekerring op het "bruine vlak Een zigeunerin, mager cn fel, speelt viool. Een andere danst in een roode onderrok, die in wilde wervels om haar heen kolkt. BORDEAUX. Eindelijk na heel lang wachten kondigt de zomer zich weer aan in ons land en tracht met. alle middelen het verbod „verboden te lachen dat langzamerhand een ieder op z'n gezicht gedrukt staat, weg te vagen. Zon der eenigen twijfel zal hij hier in slagen en weldra zal de meest verstokte cynicus voor zichtig een plannetje voor z'n zcmer-vacan- tie gaan opbouwen. Bereisd als ze zijn denken ze met een soori apathie aan Brussel, Berlijn, Noorwegen Frankrijk; o, Frankrijk, al zoo vaak geweest. Parijs, zoo gewoon al voor me! Ja: „la France, e'est Taris" is niet alleen een stopwoord voor den Franschman meer; de vreemdeling wordt, als vanzelf door Parijs ingepalmd en vereenzelvigt het oogenblik- kelijk met Frankrijk. Maar Frankrijk heeft meer, veel meer; te veel om in één keer den serieuzen bezoeker, liefhebber van natuur en architectonische, schoonheid, te kunnen verzadigen, In een heerlijk subtropisch klimaat is daar Bordeaux, de oude. grijze stad. die om zich heen langs de oevers van de Garonne een gebied bewaart, dat een bezoek ten zeerste verdient. De stad zelf, grijs van ouderdom, verbergt menig staaltje van Romcinsche bouwkunst; geen enkele moderne bouwtrant vertoont het het- rustige oude. Wel tracht een reeds an tieke tram u te doen beseffen, dat dc twin tigste eeuw ook hier zijn invloed doet gel den, maar zij bereikt slechts het tegenge stelde: zij overtuigt u, dat oud en nieuw niet kunnen samen gaan, pn dit geheel tert gunste van het oude. Maar wat- zeg ik toch! Ge kent toch Bor deaux, la villc par le vin ct pour lc vin; hoe vaak hebt ge den naam niet gelezen op een etiket; de combinatie Bordeaux en wijn is u geheel vertrouwd! O, was al die wijn zoo oud als de stad zelf! Zoover uw oog reikt, overal zonnige heu vels. beladen met den prachtigcn wijnslok. In duizend schakeeringen van brons koeste ren zij zich in de Augustus-zon om later den menschen gezondheid te verschaffen door hun edele opbrengst. Reeds sinds de vroege middeleeuwen ver rezen in deze streken de vorstelijke buiten verblijven van den Franschen adel. Waar ge ook gaat, overal ziet ge de kasteelen in hur. entourage van geheel in stijl gehouden tuinen. Van oudsher zijn deze Chateaux het mid delpunt van de wijncultuur Hoewel hoofd zakelijk de landeigenaars uit liefhebberij de wijn produceeren, heeft toch ook iedere kleine boer een Domaine, dat hij uitsluitend met den wijnstok beplant om voor eigen ge bruik en vaak ook nog voor den handel zijn wijn te kunnen bereiden En hij vooral is er trotsch op! Met hoeveel liefde voor zijn pro duct laat hij u den wijn proeven en van zelf volgt dan zijn interessant verhaal over z'n cultuur: welke variëteiten wijnstok hij plant, hoe hij strijdt tegen ziekten en schadelijk gedierte en welke de invloed van deze kan zijn op het bouquet en karakter van den wijn. En als vanzelf denkt ge dan aan de uit spraak van Eduarcl VII. den epicuristische koning van Engeland, „Non seulement on boit le vin, mais on le respire, on le regard?, on le goiite. on l'avale.... et on en parle!" En als wc dan bedenken, dat- in de 17e eeuw de geheele wijnhandel op Bordeaux in han den was van schippers uit Noord Holland, voelen we ons groeien! Hoe komt het toch, dat bij ons de waar deering van den wijn zoo :s afgenomen? Iedereen schreeuwt over hygiene'en gezond heid en de definitie van dén grooten man op dit gebied, den beroemden Pasteur: ,.L? vin, c'est la boisson la plus hygiènique du mon de" wordt miskend, misschien door onwetend heid, maar zeker ook door do groote afschuw- voor alcohol, den snoodaard, die verbannen moet worden. Hier geldt weer. dat de goeden met de slechten moeten lijden: de generalisa tie. die. de oppervlakkige mensch zoo ge makkelijk toepast. Geheel ten onrechte! Als u dan nog St. Emilion hebt bezocht met haar eeuwenoude grotten, ruines en catacomben en ge gaat uw indrukken over peinzen in Arcachon. de heerlijke badplaats aan de Golf van Biscaye, dan komt ge met mij tot de conclusie: Wat waren we toen dom om Parijs voor Frankrijk aan te zien; hoe voldaan zijn we door al het heerlijke, dat de Girondestreek ons bood. Wij komen terug! La France, c'est aussi Bordeaux que Paris. t. C. Voorzomer in de Geldersche vallei. 't Is half Utrecht, half Gelderland, hot lage land tusschen Amersfoort en Wagc- ningen. Aan den éênen kant liggen de Utrechtsche heuvels, waar een deel van Amersfoort, Soesterberg en Amerongen op liggen, aan den anderen kant de Vcluwsche heuvels met Stroe en Harskamp. Van beide zijden en vooral van den Vc- luwsclien kant. komt veel water naar dit lage land, met als gevolg veel beken, moe rassen, slecht land voor de boeren, maar een prachtige plantengroei voor de natuur liefhebbers. In da buurt van Amersfoort is al veel ont gonnen met behulp van grondbewerking en kunstmest. Maar hoe meer we naar het Zui den gaan, hqe minder er aan het land ge daan is. cn daar bij Wageningen vinden we uitgestrekte weiden met ijlen grasgroei. maar een rijke flora van Orchideeën. Gen tianen. Wollegras, en in de sloten Water- drieblad. Waterviolier en Waterranonkel. Op een stralenden zomerdag verlieten we de bewoonde wereld. Daar het- Zondag was waren de wegkanten tot Soest, tot het pa leis van de koningin-Moeder, bont van de uitgaanders, die overal de voorkeur schenen te geven aan benzine- en oliedamp boven de frissche lucht van gras, moeras en dennen, die even verder in te ademen was. Want voorbij Amersfoort werd het Ineens veel stiller en op het. mooiste gedeelte van onzen tocht, vlak bij Wageningen, zagen we niemand dan een enkelen eierzoeker en een controleur van den plantenziektenkundigen dienst, die het vogelproefveld bezocht, had. Nu is Wageningen nog niet naast de deur als je pas in Soest bent. maar er zijn toch ook wel terreinen dichter bij, waar je rustig van de natuur kunt genieten, want. we be klaagden de velen die uit onvoldoende ken nis of energie het niet verder hadden kun nen brengen dan den rand van den snel- verkeersweg van Laren naar Soesterberg. Barneveld is altijd écn van dc aardigste plaatsjes als je eenmaal in Gelderland bent. Er is een Veluwe-museum, een standbeeld van Jan van Schaffelaar en meer wat aan zijn persoon herinnert, een groote eiermarkt op Donderdag, zoodat het voor de streek bijna de beteekenis heeft van een stad. als Harderwijk of Kampen. Van hier uit kun je alle kanten uit, de Veluwe in vlakbij en evenzoo de Zuiderzee en de bosschen bij Ede. We reden eerst naar Wageningen om van daaruit weer het Noorden in te gaan. Vlak ten Noorden van Wageningen begint een smal water, gegraven voor afwatering, de Grebbe of Grift, en langs dit water liggen de velden of weiden met rijke flora. Vooral het aantal orchideeën is hier groot. Nergens in ons land groeien zooveel Muggen-ochLssen verder ook veel Gevlekte, Breedbladige cn Witte Welriekende. De ILirlekIjn-Orchis is hier andere jaren zeer talrijk, maar dit. jaar veel minder, waarschijnlijk door de droogte in den vorigen herfst en winter, want deze soort komt in het najaar al boven den grond na de eerste herfstregens, die in het vorige jaar vrijwel ontbraken. Waar verleden jaar duizend stuks stonden, stonden er nu twin tig. waaronder één prachtige witte. Dc mees te zijn flu weel-ach tig paars. De andere soor ten bloeiden nog niet, maar tallooze planten stonden er met knoppen, zoowel de Breed bladige en Gevlekte Orchis met gevlekte bladeren, de Witte Welriekende met twee bladen en de Muggen-Orchis met licht groene, effen bladeren. Ook de Klokje.s- Gcntiaan beloofde een rijken bloei, "t is dus zaak over een maand eens terug te komen. Zelden zag ik buiten de duinstreek zoo veel vogels als in dit terrein. De Grutto riep zijn naam en volgde ons onrustig. Opeens vliegt een vreemde vogel met opgezette nek- veeren van een nest met gespikkelde eieren: hij doet alsof hij niet vliegen kan. loopt, valt, loopt weer, het spelletje dat ieder kent. die vogels waargenomen heeft. 't Was een Kemphaan, een vogel die bij ons in de buurt van Spaarndam broedt. De bedoeling van dat vreemde gedrag is ons weg te lokken uit de buurt van het nest, maar sommige vogelkenners beweren dat het onopzettelijk moet zijn en een hooge graad van zenuwachtigheid verraadt van Rotterdam De stad maakt geen vroolijken, helderen indruk; oud stedenschoon is er niet te vin den. Wat er bij den snellen groei in de vo rige eeuw nog is blijven bestaan, woi'dt niet bepaald met piëteit behandeld. We treuren hier nog om onze afgebrande Adriaan; maar Rotterdam bezit bij de voor malige Oostpoort een pracht van een molen van het zelfde type als onze stadsmolen. In- tusschen is de romp zwart en groezelig aan geslagen als zoovele gebouwen in Rotterdam, van onder tot halverwege volgeklad met reclames. Stel u Droste's Cacao voor op onze Adriaan! En de marinierskazerne er vlak bij is vervallen en uitgewoond, terwijl het toch zoo'n mooi oud gebouw is. De Blaak is vanouds de plaats voor pan toffelparades. Er zijn mooie winkels cn een breed trottoir, maar de vischmarkt :s cr vlak naast en die zone van de Blaak is totaal onbegaanbaar voor niet-Rotterdammers door de vischlucht! Zoo is het mot de oude St. Laurens, die eruit ziet of er een zware brand op gewoed heeft. Zoo is het met. al de vervallen, vieze gevels In de oude binnenstad, waar viaduc ten dwars door de straten gaan en treinen alles vol smook en aanslag maken. Zoo is het ook met museum Booymans (er komt gelukkig een nieuw), en het totaal on voldoende gehuisveste Museum van Oudh:- den in de kelder van Booymans; stapels antiek liggen daar In kasten, op tafels cn in vitrines opgehoopt, bij onvoldoende licht en veel te weinig ruimte de Rotterdam- mors mogen dan goede kooplieden zijn, van behoud van het oude hebben ze niet te veel l verstand! Maar dan de Coolsingel, gedempt, ver breed, en licht en ruim als de mooiste boule vard in een wereldstad! De Bijenkorf, in- en uitwendig een praehtstukje van nieuwe za kelijkheid. en met dat heerlijke uitzicht over stad en havens van den daktuin af! Bij avond, wanneer alle caféterrassen bezet zijn, de Bijenkorf straalt van licht en ergens hoog in dc lucht een licht-krant ronddraait, doet. de Coolsingel sterk denken aan de Ant werpse he KeyzerleL Dat is modern Rotter dam, de Coolsingel, liet Unilever-gebouw, van Nelle. electricit-eltswerken met zijn wol kenkrabber. Wie gewend is aan Amsterdam, zal zich hier ergeren aan de verregaand vieze cn rommelige oude huizen, waarvan er maar zeer weinigen eenigszins de moeite waard zijn. Maar wat de havens betreft, ls Rotter dam wel heel bevoorrecht. Niets is heerlijker dan een tocht 's avonds, bij invallende schemer, over Maas en havens. Dan ligt alles stil. dc laadbruggen staan in rij en gelid voor de loodsen, ergens aan een kade is een schip verlicht, er komt wat rook uit de pijpen en aan de wal is wat bedrij vigheid gaande: die zal vanavond wel ver trekken. Een tjalk met een rood zeil kabbelt langzaam voorbij. Verder is het water leeg Maar iedere hoek geeft nieuwe vergezichten, nieuwe boot- en kraancomplexen tegen d- avondlucht. Overal liggen schepen, vreemde- namen. vreemde vlaggen. Er zijn er, die morgen weer zee zullen kiezen en anderen die zoorvcn binnen zijn geloopen. Midden in den stroom ligt een witte kustboot voor Zwe den. die van de West-Indische bananenboot lading moet overnemen. In dc halve schemer lijkt het een Jacht van een of ander mil- lionnair, fijn en rank met den mooien spit sen voorsteven. Maar er liggen ook tien- en honderdtal len booten ,die morgen niet zullen uitvaren, cn volgende week ook niet. Misschien vol gend jaar, misschien ook dan niet. Hun hoo ge rompen zijn verroest en uit de pijpen komt geen rook. Twee aan twee, in lange rijen liggen daar al de opgelegde schepen. Hollandsche en vreemde, al maanden en maanden te wachten. Nooit voel je de ma laise duidelijker dan bij zoo'n haventocht. Al de kantoren, die in Rotterdam leeg staan, de onnatuurlijke stilte overdag op de rivier, dat spreekt duidelijk. Maar méér zeggen die schepen, honderden en honderden, die lang zaamaan wegroesten. Want niets is fataler voor een schip en niets slechter voor de machines dan stilliggen. Wat. opzij liggen de Rijnaken, een onaf zienbaar veld van platte lage schuiten; en de sleepbooten, hun pijpen achterover gevou wen. En dan weer koopvaardijschepen, lange rijen. Het is stil in dc Boompjes, en stil ook op den Schiedamsehe Dlik. Als er geen geld le verteren valt. komen de matrozen immers niet. passagieren? Er komen trouwens veel minder vreemde schepen dan anders binnen. De Dijk ls rustig, uit alle cafés klinkt mu ziek, maar er gaat heel weinig om. En de Chineezenwijk op Katendrecht is vrijwel leeg geloopen Het is mooi cn rustig 's avonds op de Maas, met het stads-siihouet erlangs en de hcf- brug over de Koningshaven, die boven alles uitsteekt. Maar het is wel wat érg rustig aan de kaden van de groote stoomvaart lijnen. en ook in die bewegenloozc rijen "hepen in de havens komt overdag helaas men verandering. 't Is malaise In Rotterdam. L. 6. den bezorgden broedschen vogel. Even late* vliegt een Tureluur op uit een nest met eieren en maakt doaelfdc capriolen. Zoo'n Tureluur lijkt op een Grutto, is iets kleiner en roept, „tuut-tuut", zoodat deze in sommi ge streken van ons land Tuut genoemd wordt. 't Was een prachtige dag. zon rondom, de slootjes vol bioemen. paars van de water- violier. wit van dc Waterranonkel, hier en daar langs den sloot het wit van het. prach tige gefranjerde Waterdrieblad, verder geel van de Dotterbloemen, een lucht met eeni- ge wolken, zooalsdat in een Hollandsch landschap past en een concert van de ge luiden van alle mogelijke vogels. Tegen een uur of drie reden we weer naar Barneveld, waar een kennis was komen te wonen, wicn ik het meertje Gerrit flesch. midden op de Veluwe zou wijzen. Ik kende tenminste het fietspad er heen en hoopte nu maar dat de auto waarvan mijn Barne- veldsche kennis de gelukkige eigenaar is, er ook zou kunnen komen, 't Ging eerst over smalle grindwegen tot we aan den weg Stroe- Harskamp kwamen. Toen werden inlichtingen gevraagd aan enkele fietsers en jawel, dat viel mee. want de Zandweg langs het fietspad was voor den auto ook heel goed te berijden, 't Ging langs de schietbanen, op de antennen af van het radio-station en toen eenige minuten loopem 't Ligt er prachtig tusschen de zandstui- vingen en de heide. Groote jeneverbessen staan er omheen en over den grond kruipt een zeldzame sporenplan. de Cypres-Wolfs klauw. Zoo'n meer als Gerritflesch ligt ver boven A. P. en loopt toch niet. leeg. hoewel heidezand natuurlijk het water doorlaat. Maar in den loop der Jaren, der eeuwen mag ik wel zeggen, (want dit landschap is veel ouder dan onze duinenrij heeft zich een laag plantenresten gevormd met veel mos begroeid, wat het water vrijwel niet. door laat. Als men ook een kuil maakt tot het zand. aan den rand van het water, dan stroomt het water daardoor weg en zou men dit op vele plaatsen doen dan zou het weer leeg loopen. Het meertje Gerritflesch is Staats-Natuurmonument en mag alleen be zocht worden door hen die een speciale ver gunning hebben van het Staatsboschbedrijf. Tegen donker gingen we weer terug naar Barneveld en vandaar naar Amersfoort., het Gooi en Amsterdam, waar een file van autos en fietsen de siadsmenschen warm en ver brand naar de huizenmassa's terug bracht. De meesten hadden den dag doorgebracht in het Gooi en omgeving, waar het wel buiten gewoon vol geweest moet zijn. Bij Gerrit flcsch en bij Wageningen had den we vrijwel geen wandelaars gezien. Deze streken mogen nu nog geen beteekenis heb ben als recreatie-terrein voor de dicht be volkte gedeelten van ons land, in dc toe komst zullen ze dit zeker hebben. Gerrit flesch is Staatsnatuurmonument, maar de Orchideeën en Vogel-weide ten noorden van •Wageningen zijn nog niet veilig gesteld. Zal dit geschieden, voordat men door drai nage e. d. er „goed land" van gemaakt heeft, zooals we in ons land al te over hebben? Of zal men de waarde van dit terrein pas besef fen als het eenmaal veranderd ls. zooals met zooveel dergelijke terreinen het geval was? De natuurbeschermers van Wageningen mogen wel op hun hoede zijn. vooral in ver band met de plannen voor verbeterden wa terafvoer van de Geldersche Vallei. C. SIPKES DE VREEMDELING EN HET EI. Uit het station van een gehucht, waar de trein één keer per dag stil houdt, komt een man. „Wat komt die kerel hier doen? Wat moet die vent in het dorp?" vragen ze elkaar in de herberg af, die net tegenover het stationnetje ligt. Ze hopen, dat hij het locaal betreden zal. want dan zullen ze een grap uithalen, zoo oud als de herberg zelf en die ze al sinds jaren op vreemdelingen hebben toegepast. En., daar stapt hij naar binnen. „Morgen samen!" zegt de man en gaat aan een tafeltje zitten, bestelt wat brood en bier en zet zich aan den maaltijd. De bezoekers hebben de hoofden bij elkaar gestoken Dan zegt er een: „Ik geef een rondje", en voor den vreemdeling wordt, evenals voor de anderen een glas bier op tafel gezet. „Dank u wel", zegt dc vreemdeling en dan begint dc grap. Een van dc bezoekers, dezelfde die het rondje heeft besteld, neemt een el uit zijn zak, pelt het. steekt het. in den mond en hoepla.... slikt het in z'n geheel naar bin nen. De vreemdeling heeft er naar gekeken cn lacht. „Dat is geen kunststuk", zegt de vreemde ling. „Dat kan ik ook". „Wedden om 25 gulden, dat. je het. niet. kunt", zeggen de anderen. Vijf en twintig gulden betaal ik. als Jc 't hem lapt en vijf en twintig gulden betaalt u als u niet binnen vijf minuten een gekookt ei, zonder het te kauwen, inslikt". „Top!" zegt de vreemde. En dan roept hij: „Kastelein, een gekookt ei". „Asjeblieft", zegt de kastelein cn gaat de kouken in. De bezoekers stooten elkaar aan en knipoogen tegen mekaar. Dat duurt drie minuten, dan komt de kastelein terug. „Het spijt me, meneer", zegt. hij. „maar cr zijn geen eieren meer in het heele huis". „Je hebt de weddingschap verloren!" roept men den vreemdeling toe. „Waarom? De vijf minuten zijn, nog niet om!" Hij stopt de hand ln zijn zak, haalt er een ei uit, pelt het. en men ziet, dat het ei heel zacht gekookt is. Hij slokt het ineens in. De weddingschap heeft, hij gewonnen: de bezoekers leggen botje, bij botje en betalen de vijf en twintig gulden. De vreemdeling strijkt het geld op en zegt dan: „Tien jaar geleden was Ik ook hier. Toen heb ik de vijf cn twintig gulden ver loren en vandaag wou ik eens kijken, of ik je niet terug kon winnen. Het is me gekikte.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1932 | | pagina 13