m
li,
BABOE
BIJVOEGSEL
HAARLEM'S
DAGBLAD
Vrijdag 15 Juli '32
AAN ALLEN.
Wim ten H. vraagt me: Zijn Chineezen
zulke rare lui, dat je zoo dikwijls hoort zeg
gen: Wat ben jij een rare Chinees! Wat ver
staan we eigenlijk onder raar? Wil het in
den regel niet zeggen: anders dan een ander
is? Een beetje anders dan wij zijn is een
Chinees zeer zeker. Om te beginnen hun
spijzen. Een delicatesse is b.v. katten-, hon
den- en rattenvleesch, ook spinnen. Een
feestmaal bestaat wel uit 80 schotels, daarbij
ontbreken niet gekruide rijst, soep, varkens-
vleesch, macaronie, oesters, visch, gevogelte
enz. Soep komt bij den maaltijd achteraan.
Tijdens het diner drinkt men thee, bij groote
festiviteiten wel wijn. Als men in een groot
Chineesch restaurant, gaat dineeren gaat men
alvorens de eetzaal te bereiken door de keu
ken. Men kan zich nu overtuigen, hoe zin
delijk en goed alles wordt bereid. Aan de
braadspitten ziet men dan vaak zwaluwnest
jes, eenden, ganzen, vogellever, visoh, hon
den- en kabtenboutjes. Op de tafels staan
schalen met noten, suikerklontjes, pralines,
melvenpltten. gesneden peren, enz. Ook is
een bijzondere lekkernij krabben op bran
dewijn en gedroogde druiven. Er wordt ge
geten met twee stokjes, wat voor een Euro
peaan heel wat. handigheid vereischt. Ta
fellakens en servetten worden niet gebruikt.
Ieder vindt naast zijn bord een klein stukje
papier. Een echte Chinees is dol op schapen-
vleesch, vooral schapendarmen en schapen-
oogen en daarbij een slaatje van bamboe in
gelei, en geconfijte waterlelies. Voor men 't
restaurant verlaat, wordt ieder een hand
doek aangeboden, die in kokend water ge
doopt is en dient om het gezicht af te was-
schen.
Een Chinees drinkt geen melk. Er is zelfs
in China een melkverbod. Vroeger zag men
plakkaten, waarop het volgende te lezen
stond: De mensch heeft het recht niet den
dieren het voedsel te onthouden. Degenen,
die melk verkoopen, bezwaren hun geweten.
Zij, die daarvan drinken, verdienen nog veel
meer verachting.
China wordt ook wel eens genoemd het
land van de artsen. Als je wel eens een
plaatje gezien hebt, waarop een Chineesche
straat-1andarts is afgebeeld, die met een
grove dikke 'tank als van een haardstel zijn
patiënten de tanden en kiezen trekt dan
krijg je zoo iets als kippevel.
Wanneer een Chineesche dokter je den
pols voelt, dan voelt dezen aan alle deelen
van 't lichaam, aan handen, enkels, armen
enzoovoorts.
Iedereen mag in China de geneeskunst uit
oefenen, uitgezonderd de lijfartsen van den
keizer. Deze moeten gepromoveerd zijn.
In den regel hebben Chineesche dokters
bijnamen, naar de recepten, die ze geven b.v.
Dr. Rhabarber, Dr. Zuiveringszout, Dr. Won
derolie enz.
Een Chinees wil een lang recept heWben.
De meeste dwaze dingen (in onze oogen ten
minste) staan daar op 'te lezen, b.v. gemalen
tijgerbeenderen, ezelslijm, stekelvarken
huidjes, schapen-lever enz. Er bestaat zelfs
een algemeen erkend middel voor alle ziek
ten, genaamd Ling Kao Ju Y Tau. Wanneer
de Chineesche dokter eeen medicijn aanbe
veelt, dat eigenlijk heel veel geld kost, dan
wordt er familieraad gehouden. En wel in t
bijzijn van den patient. De zieke beslist
soms zelf, dat men zoo'n groote som maar
't geld liever moet bewaren voor een prach
tige begrafenis of een dure grafzerk.
Rare Chinees zeggen we wel eens tegen
iemand, die wat wonderlijks beweert of doet.
Dat een Chinees raar kan doen, weten
we nu. W. B.Z.
HARDE OF ZACHTE EIEREN?
O-
Als je gaat kampeeren of je bent eens een
dagje buiten, dan gebeurt het wel, dat je
even een ei moet koken, en daar de meeste
jongens en meisjes in de edele kookkunst
nog niet zoo erg bedreven zijn, is het niet
altijd gemakkelijk, om vast te stellen, of een
ei hard of zacht gekookt is. De meesten hou
den niet van zacht gekookte eieren en dan,
het is voor onderweg soms ook te lastig, met
stooten en zoo. Toch kan je, door een klein
trucje, vaststellen, in welken toestand het
binnenste van het ei zich bevindt, zonder dat
je het behoeft stuk te maken. Pak het ei aan
als een tol en laat het met de vingers een
snelle draaibeweging maken. Natuurlijk moet
het op een glad voorwerp, een tafel of bord
gebeuren, opdat het ei niet in zijn draaiende
beweging wordt belemmerd. Is nu het ei hard
gekookt, dan zal het een poosje blijven
draaien. Maar is het zacht of nog heelemaal
niet gekookt, dan zal het slechts een slinger
beweging maken en direct daarop stil blijven
liggen.
Hoe harder het ei gekookt is, hoe beter het
zal tollen en naar gelang de inhoud zachter
is, zal het moeilijker in beweging zijn te
krijgen.
Ook als gekookte en ongekookte eieren per
ongeluk door elkaar zijn geraakt, iets wat
zoo licht kan gebeuren, is het een nooit fa
lend middel, om ze weer te sorteeren.
Hoe is nu dit schijnbare wonder te verkla
ren? Geleerden hebben getracht op deze
vraag een antwoord te geven en zij zijn tot
de conclusie gekomen, dat een vloeibare
ei-massa bij draaiende beweging haar zwaar
tepunt verandert en daardoor de slingerende
beweging van de schaal veroorzaakt. Een
harde ei-massa gedraagt zich precies als een
tol. met onveranderlijk zwaartepunt
Maar hoe het ook zij. het is een eigenaar
digheid, waarmede we ons voordeel kunnen
doen.
ST, MAZUR,
Een kunstje met een zakdoek.
Vlug maakt je twee knoopen in den zak
doek, nog een en nog een (zie het teekeninge-
tje). Laat iemand den zakdoek bij den rech
ter punt aanpakken en aantrekken. De knoop
zit dan goed vast. Men slaat er mee op tafel
en alles schijnt dan in orde te zijn. Eén ruk
aan de rechter punt en alle knoopen zijn
weer los! De twee uiteinden van den zakdoek
worden namelijk zoo geknoopt, dat het eene
einde, dat extra lang wordt genomen, alle
knoopen maakt, terwijl het andere einde
glad blijft. Het gladde einde heeft de gooche
laar in handen en hij doet, alsof hij het
voortdurend nog aantrekt, maar in werkelijk
heid zorgt hij alleen dat dit einde glad blijft
Als men het handig en vlug doet, dan
schijnt het voor den toeschouwer, alsof een
niet te ontwarren knoop is ontstaan en het
verrassende is, dat men met een ruk aan
het gladde einde alle knoopen weer uithaalt.
Het is als met alle goochelkunstjes, het
succes hangt slechts af van de vingervlug
heid waarmede we het kunstje uitvoeren en
of het ons lukt de aandacht van den toe
schouwer zoo mogelijk een beetje af te leiden.
HOE DE OUDE CHINEEZEN
SCHREVEN.
Onze teekenaar ging onlangs een fiets
tochtje maken en loen hij na enkele dagen
terugkeerde beweerde hij, in China te zijn
geweest en daar de teekeningetjes te heb
ben gemaakt, die jullie hier zien. Ik denk
wel dat hij een grap maakte, want de tegen
woordige Chineezen schrijven niet meer zóó
primitief. Toch, vele eeuwen geleden werd
er wel op deze wijze geschreven. Voor alles,
wat men elkaar schriftelijk had mede te dee
len teekende men figuurtjes, inplaats dat
men letters schreef. Het eerste figuurtje dat
Jullie hier zien beteekent: „man en vrouw",
het tweede „drager en draagstoel" en het
derde ..aap en paard". Het was dus eigenlijk
geen schrijf-, maar een teekentaai, waarvan
de oude volken zich bedienden. En 't was ook
een tamelijk omslachtige manier om elkaar
een briefje te schrijven.
Ook de oude Egyptenaren gebruikten een
beeld- of teekentaai, die wij heden ten dage
nog terugvinden op tempelwanden en obelis
ken. En dank zij deze beeldtaal, die zij in
steen beitelden, waardoor er veel van behou
den bleef, zijn de geleerden er in geslaagd
nog heel wat van de geschiedenis dier oude
volken te weten te komen.
Ook bij de Indianen is de beeldtaal in ge
bruik.
De teekenaar schijnt een echte grappen
maker te zijn. Hij vertelde ook nog, dat de
Chineesche Mandarijn het teeken van zijn
waardigheid de Mandarijnenknoop. op z'n
neus draagt, zooals je het hier ziet. Ik geloof
er niets van.
EEN AUTOMATISCHE DRIJFTOL
's Zomers spelen jullie veel buiten en dan
is het toch wel leuk om, als je aan het water
bent, ook eens iets anders te hebben dan
een zeilscheepje, dat Je kunt laten varen. Een
automatische drijftol, waarvan je lang ple
zier zult hebben is heel gemakkelijk te
maken.
Snij een flink schijfje van een groote kurk
af cn steek daar overlangs en kruiselings twee
naalden door, zooals je dat op het teeke-
ningetje kunt zien. Op de vier uiteinden van
de naalden prik je weer een rechthoekig
stukje kurk en bevestigt aan ieder einde, met
wat lak, nog een stukje kamfer. In het mid
delste schijfje wordt rechtop een naald ge
stoken, waaraan een kleurig papiervlaggetje
kan worden bevestigd. Daarmede is de drijf
tol al gereed. Je ziet dus, dat het nogal een
voudig is en er weinig handigheid toe be-
noort.
Om den tol op het water goed te laten
draaien, moet je er wel aan denken, dat zoo
wel het water als de tol, volkomen vrij van
vet zijn. Daarom is he£ wenschelijk dat
voor je den tol gaat maken, eerst secuur je
handen wascht en goed oplet, dat de tol niet
vet wordt tijdens de bewerking.
Als je er niet zoo heel zeker van bent, of
de tol wel goed schoon is, dan kan je hem,
als hij zoover klaar is dat alleen het vlagge
tje er nog behoeft te worden opgestoken, in
wat lauw water en zeep afwasschen.
BIJ VREEMDE VOLKEN.
Het was de groote geleerde en ontdek
kingsreiziger Sven Hedin, die ons, bij zijn
terugkomst van een expeditie door Azië, veel
bijzonderheden wist te vertellen van een
reusachtig land, dat midden in Azië ligt.
Het gebied, dat hij doortrok, ligt 4000 tot
6000 Meter boven den zeespiegel. Maar de
bodem van dat land, dat wij Tibet noemen,
is helaas zoo rotsachtig, dat 't voor produc
tieven landbouw ongeschikt is. Op sommige
plaatsen is het land zoo onvruchtbaar, dat
de aarde er ln manden moet worden heen
gebracht, om tenminste iets te kunnen plan
ten. Voor onze begrippen is het volk, dat
dit land bewoont, in menig opzicht merk
waardig te noemen. Eigenlijk zijn de echte
Tibetanen meer Nomaden, dat wil zeggen
menschen, die geen vaste woonplaats het/ben.
Het heele bezit van dit volk bestaat uit vee
en is nu een landstreek door de kudde kaal
gegeten, dan trekt zoo n heele volksstam
met het vee verder, niet zelden wel duizend
Kilometer, om nieuw weiland te vinden,
waar het vee kan gazen.
Het is een armelijk en zorgenvol bestaan
dat de Tibetanen in het algemeen hebben.
Een leven van reizen en trekken onder de
meest moeilijke omstandigheden. En ondanks
dat alles, is er wel geen volk op aarde, dat
zoo opgewekt, zoo vol van levensvreugde is.
Zingend beginnen zij hun zware dagtaak en
met lachende gezichten drijven ze hun vee ln
halven cirkelvorm naar de weide. Ze zijn
namelijk ook zeer bijgeloovig en zijn van
meening, dat op de rechte wegen de booze
geesten loeren om hun vee af te kapen!
Daarom brengen ze het vee langs een om
weg naar de welde, dan worden zeggen
zij de booze geesten het spoor bijster.
Kleermakers kent dit volk niet en nog min
der dat, wat wij mode noemen. Elk maakt
zijn of haar eigen kleeren en daarvoor heb
ben ze slechts óén stof, en wel runderhaar.
Trouwens, die kleeding is hoogst eenvoudig
en is ook zoo degelijk, dat ze een menschen-
leven duurt! De Tibetaner draagt, van oe
wieg tot dat hij een grijsaard is, steeds de
zelfde kleedingstukken. „Maar hoe is dat dan
mogelijk, hij groeit toch en de kleeren wor
den hem dus te klein?", hoor ik jullie al vra
gen. Maar ach, dat is voor die menschen
geen moeilijkheid. De stof, die zij uit runder
haar weven, is onverslijtbaar, is als het
ware eeuwigdurend, ja, gaat niet zelden over
van vader op zoon. Dus waarom zouden ze
dan nieuwe kleeren maken? Als ze grooter
worden zetten ze eenvoudig nieuwe stukken
aan de oude kleeding. Dat is wel goed be
dacht, hè? Ik denk dat moeder wat zou
lachen, als het hier ook gebruikelijk was, dan
had ze niet de steeds terugkeerende zorgen
voor nieuwe schoollaerzen en -pakjes.
Toch, de Tibetaansche volksstammen heb
ben ook gewoonten, die de Hollandse he jon
gens en meisjes stellig minder leuk zullen
vinden. Ze wasschen zich niet met water,
maar met olie of boter. Dat zou ook wel een
erg vette boel worden, als we hier allemaal
mét ibotergezlchten rondliepen! Maar ja,
zij doen dat ook weer niet zonder reden. Op
deze wijze beschermen ze tevens de huid te
gen al te felle koude en tegen de soms ver
zengende zonnestralen. Er zijn meer volken,
die zoo doen. ook de negers hebben de ge
woonte om zich met vet in tesmeren, ten
einde de huid te beschermen tegen de Invloe
den van weer en wind.
Grappig is ook de manier, waarop, ze gas
ten of vreemdelingen begroeten. Een hand
geven, zooals wij doen, kennen ze niet. Ze
steken hun tong uit en trekken tegelijk aan
hun rechter oorlelletje, dat is de grootste
eer, die gast of vreemdeling kan worden be
wezen. Want ze willen daarmee zeggen:
„Mijn oor en mijn tong, alles behoort. U."
Toch zou ik jullie niet willen raden, deze
wijze van begroeting ook toe te passen, ik
denk niet dat men je dan erg beleefd zou vin
den en de gast zou er zeker ook niet mee
vereerd zijn.
Zoo heeft elk volk weer zijn eigen gewoon
ten en gebruiken en het is toch wel aardig,
daarover zoo nu en dan eens iets te hooren.
GUUS GEREE.
DE KLUIZENAARSKREEFT.
Toen ik nog in het oude Zuiderzeestadje
woonde, hadden we een vasten leverancier
van gekookte garnalen. Een groot deel van
het jaar kwam Willem,, de oude vis-
scher, eiken morgen met zijn karretje voor
de deur rijden, belde aan en zijn scheef-
lachende mond meldde de „varsche gra-
nate!" welke voor oen cent per kopje uit den
nog rookenden mand geschept werden.
Hij was een even trouwe verschijning als
de melkboer, bakker en groentenman.
Zoo'n garnalenvlsscher, die met zijn grond-
r.etten den zeebodem afsleept, vindt natuur
lijk van allerlei gedierte bij zijn vangst en we
hadden een afspraak samen gemaakt, dat
hij iets bijzonders altijd voor me meebren
gen zou. Een sigaartje was de belooning en
voor dat prijsje heb ik in den loop der Jaren
kennis kunnen maken met heel wat eigen
aardige bewoners van het Zuidersopje, die
ren en planten, belden.
Op een goeden morgen kwam het met „een
schulp die loopen kon", De schelp was de
slakkedop van een kinkhoren of wulk, zoo'n
mooi gedraaide slakkeschelp met een wijde
opening. Maar de tijdelijke bewoner ervan
had de pooten waarmee men zulk een be
woonde schelp soms bij laag water over het
strand kan zien voortkrabbelen enkel uit
de schelopening hangen. Een groote schaar
van een kreeft, of krab sloot die bijna af.
't Is een leege wulkedop" zei Willem
„zeker om hun weeke achterste te bergen!"
Nu, hij had het niet heel ver mis! Alleen
was het geen krab, maar een kreeft. Krabben
toch hebben maar een heel kort achterlijf,
dat ze onder hun rugschild verborgen hou
den. Kreeften je kunt het bij een garnaal
zien hebben een met harde schilden be
zetten, geleden staart, met iets als vlnlap-
jes er aan, waarmee ze zwembewegingen uit
voeren. Hét lekkere hapje aan garnaal of
kreeft is de inhoud van hun gespierden
staart. Dat was dan nu een der z.g. Klulze-
n aarskreeften, een snijderkreeft je, zeker zoo
geheeten, omdat een zijner vangscharen
zooals je weet zijn de voorste borstpooten
der kreeften daarmee toegerust, zoo ge
weldig groot is, dat hij daarmede gewapend,
aan een kleermaker of snijder doet den
ken. Waarom echter kruipt deze kreeft in een
leege schelp? Deze kreeftensoort heeft wer
kelijk 'n heel zwak beschermd achterlijf.Veel
zachtere schilplaatsjes dan die van andere
kreeften stellen het dier bloot aan letsel of
gevaar. Daarom zoekt het een steviger om
hulsel en kruipt achterwaarts in een leege
kinkhoren. De achterste ledematen blijven
daardoor minder ontwikkeld en doen geen an
deren dienst dan om zich vast te houden bin
nen het slakkenhuis. Op de scharen na kan
het snljderkreeftje zich terugtrekken ln dat
veilige holletje en halverwege eruit gekomen
wandelt het met zijn, kromme kriekelpoo
ten over den zeebodem en vangt daar heel
wat voedsel, want het is een echte veelvraat.
Wordt de woning wat te klein voor zijn
groeiend lichaam, dan zoekt de kluizenaars
kreeft een wat grootere schelp om het veege
lijf in te bergen en verhuist eenvoudig naar
zijn nieuwe kluis. Zulk een met wieren bezet
slakkenhuis ln een weinig opvallende wo
ning. Soms zetten zich er nog zeepokkon, an
dere lagere kreeftdieren op vast of hecht
zich er een zee-anemoon op. welke dan nog
weer als neteldier een aparte bliksemafleider
tegen gevaar voor den kluizenaar oplevert.
Misschien vertel lk je later nog wel eens
meer vondsten uit de dieren- en plantenwe
reld van den zeebodem, welke onze garnalen
vlsscher me aanbracht.
G. DE GR.
EEN DAGJE NAAR BUITEN.
De uitvinder van den lncifer. Dat was
de Engelschman John Walker die in 1781 to
Stockton a. d. Tees werd geboren. John
Walker, was echter geen zakenman en had
er geen begrip van. hoe hij zijn uitvinding
voor hem zelf productief kon koopen. Dat
had wel Samuel Johns, die er een wereld
artikel van maakte- In het. dagboek van
John Walker vinden we nog vermeld, dat hij
in 1827 een doosje met 150 luciferhoutjes
verkocht voor één shilling, dat is 60 cents.
Een dure pet. De pet van den indertijd
verongelukten oceaanvllegcr Nungesser
bracht ln een publieke verknoping de kapi
tale som van honderdvijftigduizend francs op
H:er is de legplaat van de vorige week.
Hebben jullie haar óók zoo? Ik denk van wel.
want natuurlijk hebben jullie nu al handig-
h. kregen in het uitzoeken, knippen en
plakken van legplaten. *t Is een aardig
werkje hè?
door W. B.Z.
6)
Een kwartier later stond GIJs met zijn
beide vrienden voor de witte villa Er was
afgesproken, dat Gijs zou bellen cn dat Henk
en Jan. zijn beide vrienden, de geschenken
zouden overhandigen. Gtjs zou dan een klein
speechje afsteken, zoo iets als: „Wilt U dit
aan Sarina geven van de jongens ui* de
hoogste klas? We hopen dat ze gauw beter
zal zijn en 't spijt ons, dat het zoo geloo-
pen is."
T Ging alles heel anders dan Gijs en zijn
vrienden hadden gedacht. Pas was de bel
overgegaan, of de deur werd in hoogst eigen
persoon door den schoolopziener geopend.
„Zoo Jongens, dat is aardig. Ja, ik herken
jullie nog wel. Komt binnen'"
„We brachten wat voor Sarina." mompelde
Gijs.
De schoolopziener had het toch verstaan,
want hij vervolgde: „Daar zal Sarina van
opkijken. Ze heeft op een dag nog nooit
zooveel bezoek gehad Doe de jassen maar
uit, want we hebben de verwarming binnen
aan. Wij. tropenlui houden van de warmte."
Als drie brave jongens gehoorzaamden ze
oogeniblikkelijk. Heel broeder 1 ij kui in gen
weldra de drie jassen plus de drie mutsen
naast elkaar aan den grooten, breeden kap
stok.
Henk had, terwijl hij zich van zijn Jas
ontdeed, even de azalea neergezet en nu zag
hij Gijs vragend aan, hopende dat die zich
nu over de plant zou ontfermen. Maar Gijs
dacht aan geen plant. HIJ zag slechts den
schoolopziener, die zoo echt Ingenomen
scheen met hun bezoek.
„Ziezoo volgen jullie me maar. Laatste
deur links. Je zult er nog een goede kennis
ontmoeten, zei de schoolopziener, die nu
voor de kamerdeur stond cn die lachend voor
het drietal opende.
Gijs wachtte even. De anderen, die de ca-
deaux droegen moesten toch zeker voorgaan.
Maar de andere twee wachtten nu ook. Gijs
was immers eenmaal hun aanvoerder.
Gijs werd er warm van. Hij sloeg oen blik
in de kamer en moest nu wel naar binnen
gaan. Op een divan lag Sarina en naast haar
zat Marietje. En Sarina èn Marlctje keken
heel verbaasd op, toe de drie Jongens binnen
traden. In de oogen van Sarina was Iets als
angst te lezen. Die groote Jongen, daar voorop
herkende ze maar al te goed. Gelukkig maar
dat haar meester er bij was.Dan voelde ze
zich altijd veilig.
Gijs stond nu voor de rustbank en stotte
rend en stamelend prevelde hij iets van ver
geving en spijt hebben cn nooit weer doen.
Jan en Henk waren maar wat blij. dat naast
den divan een rond tafeltje stond, waarop
ze hun geschenken neer konden zotten.
Als meneer nu wat zeggen wou, dachten
de jongens.
Maar meneer zweeg in alle talen cn keek
lachend van Sarina naar de Jongens- De
eerste die sprak was Marietje.
„Nu ga ik maar weer," zei Marietje. Ze
voelde, dat 't voor de Jongens gemakkelijker
zou zijn. als zij er niet bij was.
Ze gaf Sarina de hand tot afscheid. Toen
liet de schoolopziener haar uit.
De Jongens voelden zich nu nog beklem
der worden. Wat duurt het eindeloos lang,
voor meneer weer terug keerde.
„Dit is voor U," begon Henk te zeggen cn
hij wees op de plant on het pakje in vloei.
Verlegen lachend keek Sarina ze een voor
een aan. Ten einde raad nam Gijs de doos
chocolade en legde die voor Sarina neer.
„Dank, dank," stamelde zo Nu wikkelde ze
het vloeipapier af. Toen ze met stralende
oogen de ronde doos in haar handen hield,
kwam juist haar meester weer binnen
Nu sprak hij met Sarina ln 't Maleisch en
zij- antwoordde terug en toen strekte ze de
hand uit naar de jongens. „Ik vergeef jul
lie," zei ze in gebroken Hollandsch. Gijs
kreeg er de kriebel van ln zijn keel. Henk
wreef met zijn zakdoek over zijn voorhoofd,
als hij 't buitengewoon warm had. Jan
drukt de smalle bruine hand van de baboe en
zei flink: „Nooit zullen wc je meer plagen."
„Flink zoo," zei de schoolopziener. „Nu
moeten Julie me eens allemaal vertellen, hoe
jullie heeten en dan zal ik Jullie eenige mooie
Indische dingen laten zien.Toen de voorstel
ling had plaats gehad, leidde meneer zc door
het heele huis. Mooie dierenhuiden, eeld-
zame schelpen en kostbare metalen waren er
in menigte. De tijd ging er veel te vlug voor
bij. Ten slotte namen ze nog eens hartelijk
afscheid van Sarina.
Bij 't afscheid nemen zei de schoolopzie
ner: „Vergeet Je belofte aan Sarina nooit,
jongens. Er zijn veel Sarina's In de wereld en
velen van haar zijn heldinnen, zooals de
mijne-"
Sarina koek intusschen met stralende
oogen naar de mooie plant met de vele bloe
men en ze dacht aan 't warme land, waar ze
altijd gezorgd had voor haar kleine Boy, die
nu een groot en knap man was geworden. Cok
hij was eenmaal ondoordacht geweest als
deze jongens. Nu was alles mooi en goed.
Wanneer straks haar voet genezen wa\ be
hoefde ze niet meer bang te zijn voor de
schooljongens.
Zoo geschiedde het ook. Niem"»*"' scho!d
meer van Baboe. Ieder noemde haar voortaan
Sarina,