m li, BABOE BIJVOEGSEL HAARLEM'S DAGBLAD Vrijdag 15 Juli '32 AAN ALLEN. Wim ten H. vraagt me: Zijn Chineezen zulke rare lui, dat je zoo dikwijls hoort zeg gen: Wat ben jij een rare Chinees! Wat ver staan we eigenlijk onder raar? Wil het in den regel niet zeggen: anders dan een ander is? Een beetje anders dan wij zijn is een Chinees zeer zeker. Om te beginnen hun spijzen. Een delicatesse is b.v. katten-, hon den- en rattenvleesch, ook spinnen. Een feestmaal bestaat wel uit 80 schotels, daarbij ontbreken niet gekruide rijst, soep, varkens- vleesch, macaronie, oesters, visch, gevogelte enz. Soep komt bij den maaltijd achteraan. Tijdens het diner drinkt men thee, bij groote festiviteiten wel wijn. Als men in een groot Chineesch restaurant, gaat dineeren gaat men alvorens de eetzaal te bereiken door de keu ken. Men kan zich nu overtuigen, hoe zin delijk en goed alles wordt bereid. Aan de braadspitten ziet men dan vaak zwaluwnest jes, eenden, ganzen, vogellever, visoh, hon den- en kabtenboutjes. Op de tafels staan schalen met noten, suikerklontjes, pralines, melvenpltten. gesneden peren, enz. Ook is een bijzondere lekkernij krabben op bran dewijn en gedroogde druiven. Er wordt ge geten met twee stokjes, wat voor een Euro peaan heel wat. handigheid vereischt. Ta fellakens en servetten worden niet gebruikt. Ieder vindt naast zijn bord een klein stukje papier. Een echte Chinees is dol op schapen- vleesch, vooral schapendarmen en schapen- oogen en daarbij een slaatje van bamboe in gelei, en geconfijte waterlelies. Voor men 't restaurant verlaat, wordt ieder een hand doek aangeboden, die in kokend water ge doopt is en dient om het gezicht af te was- schen. Een Chinees drinkt geen melk. Er is zelfs in China een melkverbod. Vroeger zag men plakkaten, waarop het volgende te lezen stond: De mensch heeft het recht niet den dieren het voedsel te onthouden. Degenen, die melk verkoopen, bezwaren hun geweten. Zij, die daarvan drinken, verdienen nog veel meer verachting. China wordt ook wel eens genoemd het land van de artsen. Als je wel eens een plaatje gezien hebt, waarop een Chineesche straat-1andarts is afgebeeld, die met een grove dikke 'tank als van een haardstel zijn patiënten de tanden en kiezen trekt dan krijg je zoo iets als kippevel. Wanneer een Chineesche dokter je den pols voelt, dan voelt dezen aan alle deelen van 't lichaam, aan handen, enkels, armen enzoovoorts. Iedereen mag in China de geneeskunst uit oefenen, uitgezonderd de lijfartsen van den keizer. Deze moeten gepromoveerd zijn. In den regel hebben Chineesche dokters bijnamen, naar de recepten, die ze geven b.v. Dr. Rhabarber, Dr. Zuiveringszout, Dr. Won derolie enz. Een Chinees wil een lang recept heWben. De meeste dwaze dingen (in onze oogen ten minste) staan daar op 'te lezen, b.v. gemalen tijgerbeenderen, ezelslijm, stekelvarken huidjes, schapen-lever enz. Er bestaat zelfs een algemeen erkend middel voor alle ziek ten, genaamd Ling Kao Ju Y Tau. Wanneer de Chineesche dokter eeen medicijn aanbe veelt, dat eigenlijk heel veel geld kost, dan wordt er familieraad gehouden. En wel in t bijzijn van den patient. De zieke beslist soms zelf, dat men zoo'n groote som maar 't geld liever moet bewaren voor een prach tige begrafenis of een dure grafzerk. Rare Chinees zeggen we wel eens tegen iemand, die wat wonderlijks beweert of doet. Dat een Chinees raar kan doen, weten we nu. W. B.Z. HARDE OF ZACHTE EIEREN? O- Als je gaat kampeeren of je bent eens een dagje buiten, dan gebeurt het wel, dat je even een ei moet koken, en daar de meeste jongens en meisjes in de edele kookkunst nog niet zoo erg bedreven zijn, is het niet altijd gemakkelijk, om vast te stellen, of een ei hard of zacht gekookt is. De meesten hou den niet van zacht gekookte eieren en dan, het is voor onderweg soms ook te lastig, met stooten en zoo. Toch kan je, door een klein trucje, vaststellen, in welken toestand het binnenste van het ei zich bevindt, zonder dat je het behoeft stuk te maken. Pak het ei aan als een tol en laat het met de vingers een snelle draaibeweging maken. Natuurlijk moet het op een glad voorwerp, een tafel of bord gebeuren, opdat het ei niet in zijn draaiende beweging wordt belemmerd. Is nu het ei hard gekookt, dan zal het een poosje blijven draaien. Maar is het zacht of nog heelemaal niet gekookt, dan zal het slechts een slinger beweging maken en direct daarop stil blijven liggen. Hoe harder het ei gekookt is, hoe beter het zal tollen en naar gelang de inhoud zachter is, zal het moeilijker in beweging zijn te krijgen. Ook als gekookte en ongekookte eieren per ongeluk door elkaar zijn geraakt, iets wat zoo licht kan gebeuren, is het een nooit fa lend middel, om ze weer te sorteeren. Hoe is nu dit schijnbare wonder te verkla ren? Geleerden hebben getracht op deze vraag een antwoord te geven en zij zijn tot de conclusie gekomen, dat een vloeibare ei-massa bij draaiende beweging haar zwaar tepunt verandert en daardoor de slingerende beweging van de schaal veroorzaakt. Een harde ei-massa gedraagt zich precies als een tol. met onveranderlijk zwaartepunt Maar hoe het ook zij. het is een eigenaar digheid, waarmede we ons voordeel kunnen doen. ST, MAZUR, Een kunstje met een zakdoek. Vlug maakt je twee knoopen in den zak doek, nog een en nog een (zie het teekeninge- tje). Laat iemand den zakdoek bij den rech ter punt aanpakken en aantrekken. De knoop zit dan goed vast. Men slaat er mee op tafel en alles schijnt dan in orde te zijn. Eén ruk aan de rechter punt en alle knoopen zijn weer los! De twee uiteinden van den zakdoek worden namelijk zoo geknoopt, dat het eene einde, dat extra lang wordt genomen, alle knoopen maakt, terwijl het andere einde glad blijft. Het gladde einde heeft de gooche laar in handen en hij doet, alsof hij het voortdurend nog aantrekt, maar in werkelijk heid zorgt hij alleen dat dit einde glad blijft Als men het handig en vlug doet, dan schijnt het voor den toeschouwer, alsof een niet te ontwarren knoop is ontstaan en het verrassende is, dat men met een ruk aan het gladde einde alle knoopen weer uithaalt. Het is als met alle goochelkunstjes, het succes hangt slechts af van de vingervlug heid waarmede we het kunstje uitvoeren en of het ons lukt de aandacht van den toe schouwer zoo mogelijk een beetje af te leiden. HOE DE OUDE CHINEEZEN SCHREVEN. Onze teekenaar ging onlangs een fiets tochtje maken en loen hij na enkele dagen terugkeerde beweerde hij, in China te zijn geweest en daar de teekeningetjes te heb ben gemaakt, die jullie hier zien. Ik denk wel dat hij een grap maakte, want de tegen woordige Chineezen schrijven niet meer zóó primitief. Toch, vele eeuwen geleden werd er wel op deze wijze geschreven. Voor alles, wat men elkaar schriftelijk had mede te dee len teekende men figuurtjes, inplaats dat men letters schreef. Het eerste figuurtje dat Jullie hier zien beteekent: „man en vrouw", het tweede „drager en draagstoel" en het derde ..aap en paard". Het was dus eigenlijk geen schrijf-, maar een teekentaai, waarvan de oude volken zich bedienden. En 't was ook een tamelijk omslachtige manier om elkaar een briefje te schrijven. Ook de oude Egyptenaren gebruikten een beeld- of teekentaai, die wij heden ten dage nog terugvinden op tempelwanden en obelis ken. En dank zij deze beeldtaal, die zij in steen beitelden, waardoor er veel van behou den bleef, zijn de geleerden er in geslaagd nog heel wat van de geschiedenis dier oude volken te weten te komen. Ook bij de Indianen is de beeldtaal in ge bruik. De teekenaar schijnt een echte grappen maker te zijn. Hij vertelde ook nog, dat de Chineesche Mandarijn het teeken van zijn waardigheid de Mandarijnenknoop. op z'n neus draagt, zooals je het hier ziet. Ik geloof er niets van. EEN AUTOMATISCHE DRIJFTOL 's Zomers spelen jullie veel buiten en dan is het toch wel leuk om, als je aan het water bent, ook eens iets anders te hebben dan een zeilscheepje, dat Je kunt laten varen. Een automatische drijftol, waarvan je lang ple zier zult hebben is heel gemakkelijk te maken. Snij een flink schijfje van een groote kurk af cn steek daar overlangs en kruiselings twee naalden door, zooals je dat op het teeke- ningetje kunt zien. Op de vier uiteinden van de naalden prik je weer een rechthoekig stukje kurk en bevestigt aan ieder einde, met wat lak, nog een stukje kamfer. In het mid delste schijfje wordt rechtop een naald ge stoken, waaraan een kleurig papiervlaggetje kan worden bevestigd. Daarmede is de drijf tol al gereed. Je ziet dus, dat het nogal een voudig is en er weinig handigheid toe be- noort. Om den tol op het water goed te laten draaien, moet je er wel aan denken, dat zoo wel het water als de tol, volkomen vrij van vet zijn. Daarom is he£ wenschelijk dat voor je den tol gaat maken, eerst secuur je handen wascht en goed oplet, dat de tol niet vet wordt tijdens de bewerking. Als je er niet zoo heel zeker van bent, of de tol wel goed schoon is, dan kan je hem, als hij zoover klaar is dat alleen het vlagge tje er nog behoeft te worden opgestoken, in wat lauw water en zeep afwasschen. BIJ VREEMDE VOLKEN. Het was de groote geleerde en ontdek kingsreiziger Sven Hedin, die ons, bij zijn terugkomst van een expeditie door Azië, veel bijzonderheden wist te vertellen van een reusachtig land, dat midden in Azië ligt. Het gebied, dat hij doortrok, ligt 4000 tot 6000 Meter boven den zeespiegel. Maar de bodem van dat land, dat wij Tibet noemen, is helaas zoo rotsachtig, dat 't voor produc tieven landbouw ongeschikt is. Op sommige plaatsen is het land zoo onvruchtbaar, dat de aarde er ln manden moet worden heen gebracht, om tenminste iets te kunnen plan ten. Voor onze begrippen is het volk, dat dit land bewoont, in menig opzicht merk waardig te noemen. Eigenlijk zijn de echte Tibetanen meer Nomaden, dat wil zeggen menschen, die geen vaste woonplaats het/ben. Het heele bezit van dit volk bestaat uit vee en is nu een landstreek door de kudde kaal gegeten, dan trekt zoo n heele volksstam met het vee verder, niet zelden wel duizend Kilometer, om nieuw weiland te vinden, waar het vee kan gazen. Het is een armelijk en zorgenvol bestaan dat de Tibetanen in het algemeen hebben. Een leven van reizen en trekken onder de meest moeilijke omstandigheden. En ondanks dat alles, is er wel geen volk op aarde, dat zoo opgewekt, zoo vol van levensvreugde is. Zingend beginnen zij hun zware dagtaak en met lachende gezichten drijven ze hun vee ln halven cirkelvorm naar de weide. Ze zijn namelijk ook zeer bijgeloovig en zijn van meening, dat op de rechte wegen de booze geesten loeren om hun vee af te kapen! Daarom brengen ze het vee langs een om weg naar de welde, dan worden zeggen zij de booze geesten het spoor bijster. Kleermakers kent dit volk niet en nog min der dat, wat wij mode noemen. Elk maakt zijn of haar eigen kleeren en daarvoor heb ben ze slechts óén stof, en wel runderhaar. Trouwens, die kleeding is hoogst eenvoudig en is ook zoo degelijk, dat ze een menschen- leven duurt! De Tibetaner draagt, van oe wieg tot dat hij een grijsaard is, steeds de zelfde kleedingstukken. „Maar hoe is dat dan mogelijk, hij groeit toch en de kleeren wor den hem dus te klein?", hoor ik jullie al vra gen. Maar ach, dat is voor die menschen geen moeilijkheid. De stof, die zij uit runder haar weven, is onverslijtbaar, is als het ware eeuwigdurend, ja, gaat niet zelden over van vader op zoon. Dus waarom zouden ze dan nieuwe kleeren maken? Als ze grooter worden zetten ze eenvoudig nieuwe stukken aan de oude kleeding. Dat is wel goed be dacht, hè? Ik denk dat moeder wat zou lachen, als het hier ook gebruikelijk was, dan had ze niet de steeds terugkeerende zorgen voor nieuwe schoollaerzen en -pakjes. Toch, de Tibetaansche volksstammen heb ben ook gewoonten, die de Hollandse he jon gens en meisjes stellig minder leuk zullen vinden. Ze wasschen zich niet met water, maar met olie of boter. Dat zou ook wel een erg vette boel worden, als we hier allemaal mét ibotergezlchten rondliepen! Maar ja, zij doen dat ook weer niet zonder reden. Op deze wijze beschermen ze tevens de huid te gen al te felle koude en tegen de soms ver zengende zonnestralen. Er zijn meer volken, die zoo doen. ook de negers hebben de ge woonte om zich met vet in tesmeren, ten einde de huid te beschermen tegen de Invloe den van weer en wind. Grappig is ook de manier, waarop, ze gas ten of vreemdelingen begroeten. Een hand geven, zooals wij doen, kennen ze niet. Ze steken hun tong uit en trekken tegelijk aan hun rechter oorlelletje, dat is de grootste eer, die gast of vreemdeling kan worden be wezen. Want ze willen daarmee zeggen: „Mijn oor en mijn tong, alles behoort. U." Toch zou ik jullie niet willen raden, deze wijze van begroeting ook toe te passen, ik denk niet dat men je dan erg beleefd zou vin den en de gast zou er zeker ook niet mee vereerd zijn. Zoo heeft elk volk weer zijn eigen gewoon ten en gebruiken en het is toch wel aardig, daarover zoo nu en dan eens iets te hooren. GUUS GEREE. DE KLUIZENAARSKREEFT. Toen ik nog in het oude Zuiderzeestadje woonde, hadden we een vasten leverancier van gekookte garnalen. Een groot deel van het jaar kwam Willem,, de oude vis- scher, eiken morgen met zijn karretje voor de deur rijden, belde aan en zijn scheef- lachende mond meldde de „varsche gra- nate!" welke voor oen cent per kopje uit den nog rookenden mand geschept werden. Hij was een even trouwe verschijning als de melkboer, bakker en groentenman. Zoo'n garnalenvlsscher, die met zijn grond- r.etten den zeebodem afsleept, vindt natuur lijk van allerlei gedierte bij zijn vangst en we hadden een afspraak samen gemaakt, dat hij iets bijzonders altijd voor me meebren gen zou. Een sigaartje was de belooning en voor dat prijsje heb ik in den loop der Jaren kennis kunnen maken met heel wat eigen aardige bewoners van het Zuidersopje, die ren en planten, belden. Op een goeden morgen kwam het met „een schulp die loopen kon", De schelp was de slakkedop van een kinkhoren of wulk, zoo'n mooi gedraaide slakkeschelp met een wijde opening. Maar de tijdelijke bewoner ervan had de pooten waarmee men zulk een be woonde schelp soms bij laag water over het strand kan zien voortkrabbelen enkel uit de schelopening hangen. Een groote schaar van een kreeft, of krab sloot die bijna af. 't Is een leege wulkedop" zei Willem „zeker om hun weeke achterste te bergen!" Nu, hij had het niet heel ver mis! Alleen was het geen krab, maar een kreeft. Krabben toch hebben maar een heel kort achterlijf, dat ze onder hun rugschild verborgen hou den. Kreeften je kunt het bij een garnaal zien hebben een met harde schilden be zetten, geleden staart, met iets als vlnlap- jes er aan, waarmee ze zwembewegingen uit voeren. Hét lekkere hapje aan garnaal of kreeft is de inhoud van hun gespierden staart. Dat was dan nu een der z.g. Klulze- n aarskreeften, een snijderkreeft je, zeker zoo geheeten, omdat een zijner vangscharen zooals je weet zijn de voorste borstpooten der kreeften daarmee toegerust, zoo ge weldig groot is, dat hij daarmede gewapend, aan een kleermaker of snijder doet den ken. Waarom echter kruipt deze kreeft in een leege schelp? Deze kreeftensoort heeft wer kelijk 'n heel zwak beschermd achterlijf.Veel zachtere schilplaatsjes dan die van andere kreeften stellen het dier bloot aan letsel of gevaar. Daarom zoekt het een steviger om hulsel en kruipt achterwaarts in een leege kinkhoren. De achterste ledematen blijven daardoor minder ontwikkeld en doen geen an deren dienst dan om zich vast te houden bin nen het slakkenhuis. Op de scharen na kan het snljderkreeftje zich terugtrekken ln dat veilige holletje en halverwege eruit gekomen wandelt het met zijn, kromme kriekelpoo ten over den zeebodem en vangt daar heel wat voedsel, want het is een echte veelvraat. Wordt de woning wat te klein voor zijn groeiend lichaam, dan zoekt de kluizenaars kreeft een wat grootere schelp om het veege lijf in te bergen en verhuist eenvoudig naar zijn nieuwe kluis. Zulk een met wieren bezet slakkenhuis ln een weinig opvallende wo ning. Soms zetten zich er nog zeepokkon, an dere lagere kreeftdieren op vast of hecht zich er een zee-anemoon op. welke dan nog weer als neteldier een aparte bliksemafleider tegen gevaar voor den kluizenaar oplevert. Misschien vertel lk je later nog wel eens meer vondsten uit de dieren- en plantenwe reld van den zeebodem, welke onze garnalen vlsscher me aanbracht. G. DE GR. EEN DAGJE NAAR BUITEN. De uitvinder van den lncifer. Dat was de Engelschman John Walker die in 1781 to Stockton a. d. Tees werd geboren. John Walker, was echter geen zakenman en had er geen begrip van. hoe hij zijn uitvinding voor hem zelf productief kon koopen. Dat had wel Samuel Johns, die er een wereld artikel van maakte- In het. dagboek van John Walker vinden we nog vermeld, dat hij in 1827 een doosje met 150 luciferhoutjes verkocht voor één shilling, dat is 60 cents. Een dure pet. De pet van den indertijd verongelukten oceaanvllegcr Nungesser bracht ln een publieke verknoping de kapi tale som van honderdvijftigduizend francs op H:er is de legplaat van de vorige week. Hebben jullie haar óók zoo? Ik denk van wel. want natuurlijk hebben jullie nu al handig- h. kregen in het uitzoeken, knippen en plakken van legplaten. *t Is een aardig werkje hè? door W. B.Z. 6) Een kwartier later stond GIJs met zijn beide vrienden voor de witte villa Er was afgesproken, dat Gijs zou bellen cn dat Henk en Jan. zijn beide vrienden, de geschenken zouden overhandigen. Gtjs zou dan een klein speechje afsteken, zoo iets als: „Wilt U dit aan Sarina geven van de jongens ui* de hoogste klas? We hopen dat ze gauw beter zal zijn en 't spijt ons, dat het zoo geloo- pen is." T Ging alles heel anders dan Gijs en zijn vrienden hadden gedacht. Pas was de bel overgegaan, of de deur werd in hoogst eigen persoon door den schoolopziener geopend. „Zoo Jongens, dat is aardig. Ja, ik herken jullie nog wel. Komt binnen'" „We brachten wat voor Sarina." mompelde Gijs. De schoolopziener had het toch verstaan, want hij vervolgde: „Daar zal Sarina van opkijken. Ze heeft op een dag nog nooit zooveel bezoek gehad Doe de jassen maar uit, want we hebben de verwarming binnen aan. Wij. tropenlui houden van de warmte." Als drie brave jongens gehoorzaamden ze oogeniblikkelijk. Heel broeder 1 ij kui in gen weldra de drie jassen plus de drie mutsen naast elkaar aan den grooten, breeden kap stok. Henk had, terwijl hij zich van zijn Jas ontdeed, even de azalea neergezet en nu zag hij Gijs vragend aan, hopende dat die zich nu over de plant zou ontfermen. Maar Gijs dacht aan geen plant. HIJ zag slechts den schoolopziener, die zoo echt Ingenomen scheen met hun bezoek. „Ziezoo volgen jullie me maar. Laatste deur links. Je zult er nog een goede kennis ontmoeten, zei de schoolopziener, die nu voor de kamerdeur stond cn die lachend voor het drietal opende. Gijs wachtte even. De anderen, die de ca- deaux droegen moesten toch zeker voorgaan. Maar de andere twee wachtten nu ook. Gijs was immers eenmaal hun aanvoerder. Gijs werd er warm van. Hij sloeg oen blik in de kamer en moest nu wel naar binnen gaan. Op een divan lag Sarina en naast haar zat Marietje. En Sarina èn Marlctje keken heel verbaasd op, toe de drie Jongens binnen traden. In de oogen van Sarina was Iets als angst te lezen. Die groote Jongen, daar voorop herkende ze maar al te goed. Gelukkig maar dat haar meester er bij was.Dan voelde ze zich altijd veilig. Gijs stond nu voor de rustbank en stotte rend en stamelend prevelde hij iets van ver geving en spijt hebben cn nooit weer doen. Jan en Henk waren maar wat blij. dat naast den divan een rond tafeltje stond, waarop ze hun geschenken neer konden zotten. Als meneer nu wat zeggen wou, dachten de jongens. Maar meneer zweeg in alle talen cn keek lachend van Sarina naar de Jongens- De eerste die sprak was Marietje. „Nu ga ik maar weer," zei Marietje. Ze voelde, dat 't voor de Jongens gemakkelijker zou zijn. als zij er niet bij was. Ze gaf Sarina de hand tot afscheid. Toen liet de schoolopziener haar uit. De Jongens voelden zich nu nog beklem der worden. Wat duurt het eindeloos lang, voor meneer weer terug keerde. „Dit is voor U," begon Henk te zeggen cn hij wees op de plant on het pakje in vloei. Verlegen lachend keek Sarina ze een voor een aan. Ten einde raad nam Gijs de doos chocolade en legde die voor Sarina neer. „Dank, dank," stamelde zo Nu wikkelde ze het vloeipapier af. Toen ze met stralende oogen de ronde doos in haar handen hield, kwam juist haar meester weer binnen Nu sprak hij met Sarina ln 't Maleisch en zij- antwoordde terug en toen strekte ze de hand uit naar de jongens. „Ik vergeef jul lie," zei ze in gebroken Hollandsch. Gijs kreeg er de kriebel van ln zijn keel. Henk wreef met zijn zakdoek over zijn voorhoofd, als hij 't buitengewoon warm had. Jan drukt de smalle bruine hand van de baboe en zei flink: „Nooit zullen wc je meer plagen." „Flink zoo," zei de schoolopziener. „Nu moeten Julie me eens allemaal vertellen, hoe jullie heeten en dan zal ik Jullie eenige mooie Indische dingen laten zien.Toen de voorstel ling had plaats gehad, leidde meneer zc door het heele huis. Mooie dierenhuiden, eeld- zame schelpen en kostbare metalen waren er in menigte. De tijd ging er veel te vlug voor bij. Ten slotte namen ze nog eens hartelijk afscheid van Sarina. Bij 't afscheid nemen zei de schoolopzie ner: „Vergeet Je belofte aan Sarina nooit, jongens. Er zijn veel Sarina's In de wereld en velen van haar zijn heldinnen, zooals de mijne-" Sarina koek intusschen met stralende oogen naar de mooie plant met de vele bloe men en ze dacht aan 't warme land, waar ze altijd gezorgd had voor haar kleine Boy, die nu een groot en knap man was geworden. Cok hij was eenmaal ondoordacht geweest als deze jongens. Nu was alles mooi en goed. Wanneer straks haar voet genezen wa\ be hoefde ze niet meer bang te zijn voor de schooljongens. Zoo geschiedde het ook. Niem"»*"' scho!d meer van Baboe. Ieder noemde haar voortaan Sarina,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1932 | | pagina 15