VOOR WARME DAGEN. WAT IK OP REIS ZAG. AUGUSTUS. OM ZELF TE MAKEN. HAARLEM'S DAGBLAD DONDERDAG 28 JULI 1932 Eenvoudig en toch charmant, zijn de luch tige zomerkleedjes, die we hiernaast op de figuurtjes zien. De mode komt ons dezen zomer wel tegemoet, eerstens omdat de blou se weer zoo'n voorname plaats inneemt en dan, omdat al die kleurige, lichte stoffen zooals cretonne e. d., die eigenlijk reeds door onze grootmoeders werden gedragen, plotse ling modern zijn gewonden. Ook de model letjes met de kokette pofmouwtjes wijzen ontegenzeggelijk in die richting. Van het soms bijna jongensachtige naar het vrou welijke, of eigenlijk meer een teruggrijpen naar drachten uit lang vervlogen tijden, dat is het evenement van dit mode-jaar geweest. Al naar onzen smaak, zal de een dit voor uitgang en de ander weer achteruitgang noemen. Niet te ontkennen is, dat de nieu we mode met deze oude middelen de vrou welijke charme meer tot haar recht doet komen. Nummer 1 op de teekening is een namid dagjurkje voor de zomerdagen. Het is van gebloemde kunstzijde en het heeft een klok- pelerientje, dat van voren open blijft. De taille is nauwsluitend, terwijl- het klokrokje met punten is aangezet. 2 Is een namiddag jurkje uit genopte crêpe de Chine met pof mouwtjes en een geplisseerd volantschootje. Om de halsopenings is een dubbele, geplis- seerde volant aangbracht, terwijl een strik van zwarte taftzijde op de heup, als garnee ring dient. 3. Is een eenvoudig ochtend jurkje, uit donkere crêpe marocaim of crêpe- romain. Een kort pelerientje, waaronder lange mouwen uit lichte stof. Het rokje heeft twee voorplooien. 4. Is een ochtend jurkje, bestaande uit het thans zoo moderne over- gooiertje, waaronder een gebloemde blouse met pofmouwtjes wordt gedragen KNIPSEL VAN HANS ANDERSEN. 1870. Onlangs, in (het tijdschrift „Leven en Werken", werd door mevrouw Nijland de kwestie van heit vertalen van Andersen's sprookjes aangeroerd en met dat artikel van haar deed ze van alles bij mij: ze nam me de woorden uit mijn mond, ze maakte slapende honden bij me wakker, ze klom op één van mijn dierbaarste stokpaardjes en reed erop weg, met een even verontwaar digd en ontzet gezicht, als ik het zelif gedaan zou hebben. Andersen! Andersen's sprookjes! De mooiste, teerste, verrukkelijkste dingen, die er ter wereld bestaan! Iedereen mag mij desnoods van alles doen maar van Ander sen's sprookjes moet de heele wereld met zijn handen afblijven, als die handen ten minste niet evenzeer van eerbied en liefde vol w.jn als de mijne. Nog geen drie dagen voordat mevrouw Nijland's artikel in Leven en Werken ver scheen, was mij een Duitsche vertaling van Andersen's sprookjes in handen gekomen en een heelen middag en een avond en nog een groot deel van een nacht lanig heb ik toen niét die twee dikke dselen sprookjes op mijn schoot gezeten en heb ze gelezen en herlezen en me vervolgens verbaasd en verontwaardigd Dit waren eigenlijk pas Andersen's eigen sprookjes! Hier was Andersen zelf, die aan het woord was, die in een hoek van de 'kamer met zijn handen op zijn knieën en zijn bovenlijf voorover gebogen met een tevre den stem van de wonderlijkste dingen zat te vertellen. Waarom was Andersen nooit zoo in het NederTandsdh vertaald? Waarom had den ze hem altijd mooier willen maken dan hij was, de Hollandsche vertalers en ver taalsters, die dachten, dat ze het beter wis ten dan Andersen zelf? Van wie was deze vertaling? Geen naam stond vermeld onder de korte mededeeling, dat dit boek, dat deze twee dikke deelen, de sprookjes bevat ten van den grootsten dichter, met de schoonste, kinderlijks te, volmaaktste ziel onder alle sprookjesvertellers, die cr door de eeuwen heen geweest zijn. Navraag bracht ook aan het licht, dat deze kostelijke, vertaling, gemaakt met een zoo volkomen begrip van de manier waaróp An dersen's lieve, naïeve sprookjes vertaald snoeten worden, van Mathilde Mann was. Mevrouw Nijland vergeleek in haar artikel deze vertaling speciaal -met die van Martha van Eedenvan Vloten, en waar zij mijn inderdaad de woorden uit den mond nam, volgt hier het kernachtigste deel van wat zij eeide: „Andersenij schreef stuntelig, onbeholpen, vol taalfouten, nooit los, noodt vlot, altijd moeilijk, uiterst gewetensvol in zijn woorden keus en in een zeer speciaal rhytme, dat, natuurlijk ontstond door die stunteligheid. Nu leent de Deensche taal zich tot nagenoeg woordelijk vertalen in het Hollandsch, na tuurlijk op enkele uitzonderingen na. De zinsbouw echter kan rustig b'lijven zoo als hij is, ik heb dus geen komma of punt hoeven te verplaatsen, geen zin hoeven te breken. Wanneer hij drie, vier maal kort achtereen, plomp weg, hetzelfde woord ge bruikt, deed ik het natuurlijk ook, waarom niet, dat is immers Andersen! Als u Deensch kende, zou ik u vragen de mooie boeken van Rubow en Brix te lezen over Andensen's rhytme en taal. Als Anderscen nu bijv. „Het leelijike jonge eendje" zoo begint: „Het was zoo heerlijk op het land; het was zomer!", dan i-s voor mij hierin een innig heid, die uitbundigheid wordt bij mevrouw van EedenVan Vloten, wanneer zij schrijft: .„Wat was het heerlijk buiten; het was zo mer!" of als hij zegt: „Er was eens een prins; hij wilde een prinses helbben waarom dan te vertalen: ,,Er was eens een prins en die wou een prinses hébben Andersen, die zijn sprookjes ontelbare malen overmaakte, sommige tot zevenmaal toe, kan heusch in het Deensch. wel zeggen „en die" als hij dat zoo wil. Waarom, zeg ik maar, hem telkens en telikens losser maken, als hij dat absoluut niet is. Laat de menschen er maar goed van doordrongen zijn, dat ze een vertaling lezen, een betrouwbare vertaling met al haar noodzakelijke tekorten, dat ze muziek hooren, die niet geschreven is voor het instrument, dat bespeeld wordt, maar die geloof ik altijd Deensoher aan zal doen dan een z.g. Hollandsche Andersen; dat kan im mers niet. Andersen is Denemarken en Dene marken is Andersen, alles wat Deensch is weerspiegelt in zijn werk. Daarom moeten nu zijn ingehouden, moeilijke, dikwijls stugge, lange zinnen gebroken en „los" gemaakt wor den? Dat is immers mevrouw van Eeden, die u leest, de mevrouw van Eeden, die zoo goed en zoo mooi schrijft, gehuld in een verhaal van Andersen. Ik heb haar sprookjes altijd zoo mooi gevonden en zoo graag aan de kinderen voor geleaen, totdat ik opeens de vertaling van Mathilde Mann in de Insel- uitgaven las, en opeens begreep: dit is de eenige betrouwbare, daar vindt u dat onzeg bare terug, dat sobere en indringende, ab soluut niet vlotte. Ik heb over deze wijze van vertalen veel nagedacht., maar ik wordt steeds vaster overtuigd van: of 't één, of 't ander. Of een gewetensvol, betrouwbaar vol gen van zoo'n heel groote, als dat mogelijk is door de te vertalen .taal, of een herschep pen, zooals een kunstenaar dat mag doen, zooals Leopold dat zoo prachtig deed. Niets er tusschen in, het lijkt me een schennen van het kunstwerk, of iets beteuterigs, want als je eenmaal „en" durft zetten, waar het niet staat, van „vrijen" bijv. „trouwen"' maakt, of van een „prinses' een konings dochter, terwijl Andersen beide woorden tot zijn beschikking had, ga je al eigenmachtig worden, en zeker in zulk muzikaal proza als van hem En zoo is het. Wie er houdt van Andersen, wie er al gehouden heeft van Andersen, toen hij hem nog maar kende uit de Hollandsche vertalingen die er van zijn sprookjes ge maakt zijn, die tracteere zichzelf eens op de kostelijke, heel simpele en makkelijk lees bare Duitsche vertaling van Mathilde Mann (Insel-werlas, Leipzig). WILLY VAN DER TAK. We moeten O, het is zoo vervelend om het weer te zeggen, om het altijd maar weer te herha len en te hooren verkondigen. Ja, we weten het nu wel: we moeten zuinig zijn. We moe ten onze uitgaven beperken tot de aller noodzakelijkste; het is geen tijd van luxe. En toch, hoe vaak we het ook gehoord hebben, toch zijn er nog sommigen onder ons, die het altijd weer schijnen te vergeten, tegen wie het werkelijk steeds herhaald moet wor den. En dat herhalen gebeurt dan niet altijd op even aangenamen toon. Er zijn vrouwen die niet schijnen te be grijpen, dat je van weinig geld ook weinig koopen kunt. Ik ontmoette er laatst zoo eentje en ze was de wanhoop nabij. Ze be weerde niet meer of minder dan dat haar man een egoïst was en dat ze zeker sterven zou van verveling. „En vroeger was hij zoo anders", zucht te ze, „zoo royaal. Toen had ik iets aan mijn leven". „Je man heeft immers salaris-verlaging 'gehad". „Och, dat beetje minder...." „Zoo'n beetje is dat niet. En hij heeft kans dat het nog meer naar beneden gaat". ..Maar hij moet toch begrijpen, dat ik me niet dood kan kniezen!" „Dat moet je ook niet doen en dat zal je ook niet, jij, met al je kennissen". „Wat heb je aan kennissen als je geen kleeren hebt". „Jij, geen kleeren?" En ik dacht aan al haar leuke, elegante junken die toch zeker niet ineens allemaal op zouden zijn. Maar ja, mevrouwtje had veel en veler lei noodig. „Je kunt niet gaan zeilen in avondtoilet en niet gaan bridgen in een termisjunk", zei ze mistroostig. „Misschien kun Je zeilen in de tennisjurk, en bridgen in het avondtoilet, met een jasje er over", bedacht ik. „Je wilt het nu zoo on mogelijk zien als het maar kan". Maar ze bleef er bijvoor elk genoegen heb je aparte kleeren noodig. Kun je die kleeren niet koopen, wèg het genoegen, je 'kan aan niets mee doen. Je 'kan niet zeilen, niet bridgen, niet naar buiten gaan, Want de juiste kleeding ontbreekt. Dat haar man niet met haar meevoelt wie zal het hem kwalijk nemen? Wij vrouwen kunnen nog iets van haar argumen ten begrijpen, wij weten wel hoe safe je je voelt als je er precies zoo uit ziet als het 'hoort, als er niets aan je schouwburg-, je sport-, je strandtoilet ontbreekt. Maar als er iets moet ontbreken, zullen we ons daarom opsluiten en als slachtoffer van de malaise poseeren? Nee zoo overdreven, zoodom zullen wij niet zijn! In deze tijden hebben we meer dan ooit een verzetje, een pleziertje noodig. Wordt het ons geboden, dan moeten we het met beide handen accepteeren en ons niet druk maken over een jurk, die nu niet zoo heel modern is, over schoentjes, die nu niet zoo heel nieuw meer zijn. Een garderobe die tip-top in orde is, van alles voorzien, eischt enorm veel geld. En veel geld, dat hebben we niet. We weten dat ook wel van elkaar, de tijden dat minder -bedeeld-zijn een soort schande was. liggen achter ons. Er is bijna niemand onder ons die niet weet mee te praten over tegenslagen, salaris^vermmdering, zorgen. En zooals er ook nog wel een goede kant aan alles is, is dat hier ook het ge val. Een zekere vertrouwelijkheid, een be grijpen van eikaars moeilijkheden is het ge volg. En dat bevordert den goeden omgang meer dan het dragen van de meest schitteren de toiletten, die dikwijls alleen gedragen wer den om er elkaar de oogen mee uit te ste ken. Het is erg genoeg als de tijdsomstandig heden ons alle pleziertjes en uitgangetjes ontnomen hebben. We moeten dankbaar zijn als we nog in de gelegenheid zijn uit te gaan en ons dan niet laten weerhouden door het specifiek vrouwelijke argument: „ik heb niets om aan te trekken!" BEP OTTEN. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN. a 60 Cts. per regel. ,ZIJ" Crème In bosch en duin, Op hei en strand: De huid wel bruin, Miar niet verbrand! Een koffiepotje, met een gootje, om afloo- pende druppels op te vangen, onder de tuit. Het dekseltje is meteen een schaaltje voor de suikerklontjes en valt bij het schenken niet van de koffiepot af. TAFELDEKKEN, MAAR...; MET SMAAK. De gedekte tafel zegt ons meer over den smaak en de persoonlijkheid van de huis vrouw, dan een kwartiertje conversatie met haar. Zooals alles in dezen tijd, heeft ook de wijze van tafeldekken belangrijke wijzi gingen ondergaan. Het traditioneele damast tafellaken is niet meer onontbeerlijk, inte gendeel, men heeft middelen gevonden om het op smaakvolle manier te vervangen. Ook het bestek en porcelein hebben andere vor men en kleuren gekregen. De meeste van deze nieuwe vormen mogen tevens practische verbeteringen worden ge noemd, een reden te meer dus, om er een en ander over te zeggen. Natuurlijk zal op een feestdisch, gedekt met oud familie-zilver, en oud, echt porcelein, het damast tafelkleed of kanten kleed het altijd nog het best doen, maar dat zijn dan toch slechts de uitzonde ringen. In het gewone leven en ook bij een voudige gelegenheden heeft men veelal af stand gedaan van het witte tafelkleed. Het heeft tegen, dat het hoogstens het eerste half uur smetteloos blijft. Aan een familie tafel, vooral als er ook kinderen aanzitten, zijn vlekken nu eenmaal niet te vermijden en een vlekkig tafelkleed is nooit een sma kelijk gezicht. Anderzijds kan men toch ook niet van de huisvrouw verlangen, dat zij iederen dag weer een schoon tafellaken neemt. Voor het gewone gebruik is het mo dern gebloemde, gekleurde tafelkleed heel wat practischer. Het is minder besmettelijk en zal er niet zoo gauw smoezelig en onoogelijk uitzien. Het vooroordeel, dat zoo'n bont ta fellaken „burgerlijk" staat, hebben we reeds lang overwonnen. Het past uitstekend in het moderne intérieur met de sobere wanden en de eenvoudige meubelen. Het doet een beetje aan het landhuisje denken, het is vriendelijk en vroolijk, vooral als de kleuren van het kleed harmonieeren met de omgeving. Iets nieuws is, om het tafellaken geheel weg te laten en borden, schalen en glazen op strooien onderleggers te plaatsen. Een mooi, gewreven tafelblad op deze wijze met wit porcelein en eenvoudige glazen gedekt, doet het bijzonder goed, al moet men er even aan wennen. Bij feestelijke gelegenheden worden de strooien, afwaschbare onderleggers ver vangen door kleine, kanten kleedjes. Op zoo'n tafel plaatst men dan, rondom de bloemenschaal glazen kandelaars, waarin kleurige kaarsen staan, die 's avonds worden aangestoken. In de maand Juni is een huismoeder maar van één enkelen vijand vervuld: de mot Maar in Augustus, als het motten-onheil eenmaal is geschied, bekommert zij zich alleen om an deren belager van haar rustige oogenblikken: het bederf Niet alleen op warme dagen behoeft zij zich daarmee in te laten, hoewel dan het pro ces natuurlijk wel sneller plaats vindt, ook met koel, onzomersch weer is alles voel eer der aan bederf onderhevig dan in een enkele andere periode van het jaar. Bovendien verleent de schoolvacantie aan de maand Augustus nog een heel apart cachet, en daarom volgen hieronder eenige opmerkingen om den vijand het bederf met succes te bestrijden en enkele voor de vacan- tleweken. Ie. Lucht uw huis veel. want de atmosfeer is vochtig en daardoor wordt het in huis spoe dig bedompt. 2e, Laat de zon zooveel mogelijk binnenko men, liefst door open ramen: zoolang het niet smoor warm Is, zal het niemand hinderen, en hoewel de meubels er misschien wel wat eer der door zullen verkleuren, is dat toch altijd nog minder onaangenaam dan een vochtig huis. waar de schoenen en kleedingstukkcn in de kasten met schimmel bedekt zijn. 3e. Als u de stad uitgaat, laat dan liefst bovenlichtjes en ventilatoren open, dan kan er tenminste frissche lucht binnenkomen. 4e. Bewaar alle levensmiddelen zoo koel mogelijk, liefst in een kelder natuurlijk, an ders in een koele kast, waarin geventileerd wordt, of, als die ook niet aanwezig ls, in een bak met water, dat vaak ververscht wordt. Dit laatste geldt natuurlijk alleen voor vloeistoffen in kannen of flesschcn. Voor alle levensmiddelen ls het. van belang, dat zij zoo spoedig mogelijk worden opgebruikt, dus dat de hoeveelheden niet te ruim genomen worden. 5e. Controleur de etensresten die er nog zijn, dagelijks en gebruik ze zoo spoedig mogelijk op. Twijfelt ge aan de verschheid van het een of ander, ruim het dan liever op; een be dorven maag is veel erger dan een restje dat moet worden weggegooid. 6e. Zie dagelijks uw inmaak na: probeer of de flesschen dicht zijn gebleven, en haal ze er dadelijk tusschenuit, wat openstaat al licht is het- dan nog heel goed te gebruiken, terwijl een dag langer wachten het totaal kan doen bederven. 7e. Kook de melk dadelijk, zoodra ze geno men is en zet ze weg op een koele plaats of in koud water. Als met den Zondag de melk langer dan vier en twintig uur heeft ge staan, voeg ze dan niet bij versche, omdat de kans van schiften erg groot is. Wilt ge ze voor de koffie gebruiken, kook ze dan apart en vlug op. 8e. Denk er ook aan, het eten en drinken van uw huisdieren dagelijks te ververschen en de bakjes of schoteltjes schoon te maken: dieren verdragen bedorven eten net zoo min als menschen. 9e. Behandel kleine wondjes of blaren met veel zorg en denk ook vooral aan uw voeten, die frisch en droog moeten zijn. Wrijf na het zwemmen ook tusschen de teenen zorgvuldig droog: door vocht en broeiing kunnen hin derlijke wondjes ontstaan. 10e, Het weer ls In Augustus heel vaak drukkend, en daardoor afmattend, maar loop er niet steeds over te klagen en te zuchten: iedereen heeft er last van, maar dat veran dert er toch ni'ets aan. 11e. Bedenk vooruit eens welke spelletjes er gedaan kunnen worden binnenshuis op een regendag, want die zijn er nogal eens ln Augustus. 12o. Geniet van den zomer zoolang het Au gustus is: als September eenmaal is gearri veerd, is het vroeg genoeg om aan den herfst te gaan denken. E. E. J.P. Als we confectie-jurkjes koopen, hoe dik wijls constateeren we dan niet dat het mo delletje wel aardig is, de kleur met zorg ge kozen, maar dat het garnituurtje waarmede het jurkje is „versierd" het geheel hopeloos bederft. Voor de handige vrouw behoeft dat echter geen beletsel te zijn om het jurkje toch te koopen. Thuis gekomen Ls zoo'n. mis lukte garneering er gauw genoeg afgetornd en we wijzigen haar naar onze eigen smaak. De keuze in materiaal en kleuren is zoo enorm, dat we werkelijk niet verlegen be hoeven te zitten om het geschikte te vinden. Djngskens, zooals we hier op de teeke- ningetjes zien, kan iedere vrouw gemakke lijk zelf maken. Een kraagje van genopte kunstzijde met ruches en bijpassende man chetjes, een recht vestje van crêpe de Chine, het zijn kleinigheden die zoo'n confectie- jurkje tot Iets apart maken. En we behoe ven dan niet meer te vreezen er een paar dozijn van te ontmoeten, als we gaan wan delen. Ook een uit. gekleurde katoen gemaakt vestje, met geborduurden rand en bijpas sende ceintuur, zooals we dat op het tweede teekeningetje zien. zullen van het jurkje iets veel aardigers maken.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1932 | | pagina 11