#1§r%
c
HAARLEM'S DAGBLAD
DONDERDAG 4 AUGUSTUS 1932
ONS WEKELIJKSCH
KNIPPATROON.
7177
Tri) den winter, als de dagen kort en donker
zijn, zullen we allicht minder voor huis-
jurkjes besteden dan in den zomer. In de
zomermaanden, als buiten alles zonnig en
vriendelijk is, dan zal zelfs de meest zuinige
huisvrouw het verlangen hebben om weer
eens een frisch, modern jurkje er bij te heb
ben, al was het maar voor reserve. Ons knip
patroon van deze week laat ons zoo'n een
voudig en toch beschaafd jurkje zien. 1-Iet kam
zoowel van gebloemde of effen zephir, als van
mousseline worden gemaakt.
Het knippatroon kost f 0.75 per stuk en
is verkrijgbaar in de maten 88. 96, en 104
c.M, bovenwijdte, bij de „Afd. Knippatronen"
Uitgeversmaatschappij „De Mijlpaal", Post
box 175, Amsterdam. Betaling kan geschie
den per giro (nr. 41632) dan wel per postwis
sel of in postzegels.
De lezeressen worden verzocht bij bestel
ling vooral niet te verzuimen naast de ver
langde maat, ook het nummer van dit pa
troon 7177 op te geven. Onnoodige vertraging
in de toezending zal daardoor worden voor
komen.
HANS ANDERSEN EN ZIJN
SPROOKJES.
II.
Maar eigenlijk, wie was die Andersen wel,
over wiens sprookjes zooveel jaar na zijn
dood nog zoo'n verschrikkelijke drukte ge
maakt wordt? Hoeveel jaar na zijn dood?
Wanneer is Andersen geboren, heeft hij ge
leefd, is hij gestorven? Dat was de vraag, die
bij mij opkwam, nadat mevrouw Nijland mij
de woorden van verontwaardiging over dè
Hollandsche Andersen vertalingen zoo maar
voor den neus weg'gesnoept had, en mij dus
de kans benam om, tenminste in deze ééne
richting, weg te rijden op mijn eigen, parti
culier, dierbaar hobbelpaard. En ik moest
mijzelven toekennen, dat ik het niet wist. Ik,
die Andersen's sprookjes zoo verschrikkelijk
mooi vind, dat ik ze over en over en over
lees, die de schrijver van die sprookjes,
Hans Christiaan Andersen, geboren getogen
en gestorven in Denemarken, maar waar?
wanneer? hoe? mijn heele leven vereerd heb
als iemand, die me één van de mooiste ge
schenken van mijn jonge en oude jaren ge
schonken heeft ik kwam tot de conclusie,
dat ik eigenlijk niets van Hans Christiaan
Andersen af wist. Hij had, behalve zijn ge
wone sprookjes, ook nog een „Sprookje van
mijn leven" geschreven, dat wist ik. Een
wonderlijke neiging om het te negeeren had
gemaakt, dat Ik het dan ook niet één keer
gelezen had. Wat voor een mensch was An
dersen? Hoe heeft hij geleefd?
„Mijn leven", zegt Andersen in de eerste
zin van zijn „Sprookje van mijn leven", „is
een mooi sprookje, zoo rijk en gelukkig". Hij
zei het, toen hij ouder was, en het zeggen
kon; er zijn ook tijden geweest, dat hij het
bijna niet zeggen kon, al was er altijd wel
iets in hem in zijn armste, slechtste, wan
hopigste tijden, dat hem iets deed vinden,
waarom hij kon zeggen: „Mijn leven is een
mooi sprookje, zoo rijk en gelukkig...." De
vogels, en de bloemen dan? De blauwe lucht,
en de wolken? Vooruit Hans Christiaan An
dersen, burger van Odense, waarvan eens
eenmaal een oud vrouwtje heeft gezegd, dat
je een groot man zou worden, en dat Odense
nog eens ter eere van jou geïllumineerd zou
worden: lach en wees gelukkig; het leven is
mooi!"
Hans Andersen's vader was schoenmaker,
en zoo arm als de ratten, die in zijn kelder
rondspookten. Een arme schoenmaker in het
stadje Odensé op het eiland Fimen, wien op
een goeden en wat voor goeden dag voor
de heele wereld! op den tweeden April
1805 een zoon geboren werd, die hij Hans
Christiaan noemde, dat is zijn vader; zijn
moeder is ouder dan zijn vader, dom en on
ontwikkeld, afgestompt door veel narigheid;
en zijn grootvader van vaderszijde, die een
maal een man van aanzien is geweest, is nu
kindsch, en de straatjongens in Odense
jouwen hem na, maar zijn kleinzoon is bang
yoor hem. De vader stierf, de moeder her
trouwde, en het eenige, dat hij bij deze ver
andering in zijn leven won, was een nieuw
huis met een tuin een tuin! Hij wordt
ouder, en hij moet aan het werk. Zijn moeder
wilde, dat hij kleermaker werd: hij speelde
toch immers altijd met poppen, en naaide
er de mooiste kleeren voor? Zijn grootmoeder
was nog eerzuchtiger: klerk zou hij worden!
Wat wilde hij zelf? Hij zelf zei, dat hij be
roemd wilde worden eerst maakte men
dan een heele hoop narigheid mee, en daar
na werd men beroemd! En zoo reisde hij
naar Kopenhagen, de stad, waar alle be
roemde menschen beroemd waren geworden,
en bood er zich aan bij het koninklijke
theater; de intendant besloot echter, dat hij
te mager was voor het tooneel, en hoewel
Hans opmerkte, dat hij wel dik zou worden,
als hij maar eerst zijn honderd Taler gage
had, het hielp hem niet. Weg theater! Bij
het conservatorium slaagt hij beter: de
componist Meyse ziet wat in hem en zorgt
voor hem, twintig jaar oud komt hij als
volleerd van het conservatorium af. Hij
vindt, dat hij een tooneelstuk moet schrijven,
en doet het; het wordt geweigerd, maar hij
krijgt een beurs, en kan het gymnasium af-
loopen. Niet voor niets zei Hans Andersen,
dat zijn leven een mooi sprookje was! Als
hij dat achter den rug heeft komen zijn
eerste romans voor den dag: „De improvi
sator", „Maar een speelman", „De twee ba
ronessen". Ze brengen hem succes, geld
waardeering. De roem, de werkelijke roem
hebben pas zijn sprookjes hem gebracht, d.
verschenen, het ééne na het andere, allemaal
even fijn, even simpel, even geniaal. Hij
reist, hij ontmoet Dickens en Alexandre
Dumas, Heine en Jenny Lind, Chamisso en
de gebroeders Grimm. In Holland logeert hij
bij Van Lennep en Ten Kate. Thorwaldsen
vroeg hem als een klein kind om een nieuw
sprookje en hij verzamelde op het buitengoed
van zijn beste vrienden, de Melchiors, dat
„Rolighed" heette, heele kringen om zich,
waaraan hij stralend van geluk om zijn gave
en steeds onuitputtelijk altijd maar weer
nieuwe sprookjes vertelde.
I-Iij illustreerde zijn eigen verhalen met
zijn veel te weinig bekende papieruitknipsels,
waarvan het meerendeel verzameld is in het
Andersen museum in Odense, dat gesticht
is in zijn eigen, klein armoedig geboorte
huisje, en de voorspelling van het oude
vrouwtje werd bewaarheid: Op zijn 62sten
verjaardag illumineerde Odense voor zijn
beroemdsten burger. „Ik ben er verlegen
mee", schreef hij aan zijn vriendin, me
vrouw Melchior, „en ik kan me niet anders
dan klein voelen bij zooveel eer". En na zijn
dood, op 4 Augustus 1875, werd er een laat
ste gedichtje van hem gevonden, waarin hij,
de eeuwige bescheidene, zei: „Weinig heb ik
gedaan ik heb niet anders gedaan dan
zingen, zooals de vogels in de boomen".
Dat was Hans Christiaan Andersen," zijn
simpel leven, zijn roem. In 1935 zal het zes
tig jaar geleden zijn, dat hij gestorven is, al
leeft hij tot op den huidigen dag nog, zonder
ook maar iets veranderd te zijn, voort in zijn
heerlijke sprookjes. Eén, die de gave Gods
gekregen had, en die hem waard was.
Wat zou de wereld zijn zonder de sprook
jes van Andersen?
WILLY VAN DER TAK.
IN LUCHT EN ZON.
Daar hebben we allereerst practisch en
toch smaakvolle kleed in g voor noodig. Het
badcostuum is natuurlijk nog altijd het een
voudigste. Zo worden dezen zomer hoofdza
kelijk eenkleurig, maar dan in felle levendige
kleuren gedragen. Een enkele maal zien we
ook wel een bescheiden patroontje in de stof.
Een lichtkleurig bovengedeelte gecombineerd
met een donker broekje, met dwarsstrepen
doorweven, is een samenstelling die alleen
door heel slanke menschen kan worden ge
dragen. Buitengewoon aardig staat het, als
de kleur van de badmuts harmonieert met
die van het badcostuum.
De costuums voor zonnebaden zijn veelal
uit lichtechte, eenkleurige stoffen vervaar
digd en bestaan uit een korte blouse, met of
zonder mouwtjes en een a-anknoopbaar
broekje. Voor en na het zwemmen, bij het
spel op het strand' of in het gras, zijn ze heel
practisch en aangenaam. Ondanks de luch
tige dracht heeft men niet het gevoel, in een
badcostuum rond te loopen. Lucht en zon....
twee van de weinige dingen in deze wereld,
die niets kosten en die zelfs buiten het be
reik van den fiscus bleven. Laten we er van
geroken, '"wiang en zooveel als we kunnen.
YVONNE.
We hebben een poes een vogeltje zien grij
pen en opeten. Het was een ellendig gezicht.
Maar niet meer aan denken.
Even later ben ik het ook werkelijk ver
geten, zijn mijn gedachten bij iets anders.
Maar een van de huisgenooten blijft maar
steeds doorjammeren. „Och, dat arane vo
geltje, zooals het piepte. O, wat vreeselijk
was hetEn ze kan maar niet begrij
pen, dat wij weer „gewoon" zijn, het verge
ten schijnen. Ongevoelig vindt ze ons.
Je denkt daar dan eens even over na.
Ben je werkelijk ongevoelig? Miaar als je ge
voeliger was, hoe zou je dan ooit tijd vinden
voor rustig werken, voor prettige ontspan
ning? Want er wordt altijd Wel een vogeltje
door een kat opgegeten, al zi? je het ook
niet altijd. Er is zooveel wreedheid in de
natuur, we toegrijpen, niet waarom het zoo
is, we zijn er altijd opnieuw weer ontsteld
over. Maar het is overgevoelig, sentimen
teel om over dat één vogeltje zoo lang te
blijven weeklagen.
We moeten zelf ook wel eens wreed zijn.
In deze warme dagen begaan we vele „moor
den" op muggen. Ook de rondvliegende mot
ten worden achternagezet en tusschen
twee patsende handen verbrijzeld. We voelen
dat niet eens als wreed. Toch zijn er veel
kinderen, die dat dooden „erg" vinden.
Guus je huilt als de rozenstruik met zeep
sop begoten wordt. Want: „nou gaan die arme
luisjes dood". We zijn geneigd te lachen.
Wie heeft er nu medelijden met een blad
luis. Maarwaarom eigenlijk niet? De
kleinste insect lééft even goed als een mensch.
En het is het dooden van leven wat Guusje
met ontzetting vervult.
De mug loopt, vliegt, fladdert. Pats. Ze
loopt, vliegt en fladdert niet meer. Ze is
niets meer, weg. O, o, die arme mug. Voor
kinderen is het niet-zijn de groote ver
schrikking.
Het is een toewijs van fijngevoeligheid,
maar we moeten zorgen dat het geen over
gevoeligheid wordt. We moeten onze kinderen
klaar maken voor het leven en in het
leven kun je geen dagen treuren om ver
dronken bladluizen of een opgegeten vo
geltje.
Het is moeilijk de kinderen vertrouwd te
maken met de wreedheid van de natuur. We
weten immers zelf het waarom niet. Wat
kunnen we hun zeggen?
Ik weet, dat Guusje's moeder hem troost
met de idee van de ziels-verhuizing. Het
zieltje van de mug zweeft onzichtbaar voor
onze oogen door het luchtruim; vandaag of
morgen zal de mug terugkomen als een
mooie vlinder. Dood gaat er niets. Guusje
vindt dat mooi, het klinkt als een sprookje.
Maar niet iedereen kan deze uitlegging met
zijn overtuiging overéén brengen.
Is het dan niet het beste maar eens „van
mensch tot mensch" met het kind te spre
ken? Het te vertellen hoe noodzakelijk onze
wreedheid is, hoe niet te stuiten de wreed
heid onder de dieren?
„Maar waarom is het zoo?" vraagt het
kind. .Wanneer zul je me vertellen waarom
het zoo is?" Want het kind is gewend aan
den dooddoener: dat zul je later wel toegrij
pen, als je grooter bent. Maar dan toeken je
eerlijk, dat je dit nooit vertellen kunt, omdat
de groote menschen het ook niet weten. Mis
schien kunnen we nog iets zeggen over een
grooten strijd die er op aarde gestreden
wordt, een strijd die evolutie heet en die
langs allerlei onbegrepen wegen naar een
eindelijke harmonie en liefde leidt. Als dat
niet te moeilijk is en als we het Zelf ge-
looven.
Maar in ieder geval moeten we het kind
leeren naar het geheel te kijken, dan zal het
niet telkens schrikken van een geval op zich
zelf en dan zal het geen mensch worden, die
een dag van streek is als poes een vogeltje
heeft opgegeten.
BffiP OTTEN.
RECEPT.
COEDKOOPE GROENTESOEP.
Uit rauwe groênteresten, zooals peulschil
len, bloemkoolstronkjes, asperge-eindjes en
dergelijke kunnen we nog een smakelijke
soep bereiden. Daartoe is noodig, dat we alles
goed en secuur wasschen en dan met koud
water op het vuur zetten. Men laat het nu
koken tot. het gaar is. Uit gesmolten boter,
wat vleeschnat en meel hebben we inmiddels
een mengsel gemaakt waarbij nu door een
zeef de groentesoep wordt gevoegd. Ver
volgens de soep nog even op laten koken.
Er wordt desgewenscht ook een ei doorge
roerd en we hebben dan een prachtige zo
mersoep, die ons zoo goed. als niets kost.
MADAME MODE ZEGT.
Het prlnsessekleedje staat vooral de heel
slanke vrouw bijzonder flatteus, daar het de
lichaamslijn rekt en dus nog slanker laat
schijnen. En door de breede schouders maakt
het geheel toch den Indruk van een gezonde,
sportieve figuur.
Steeds meer gaat men er toe over om een
jurkje zoo te maken, dat het bij verschillende
gelegenheden kan worden gedragen. Men
bedenkt daarbij soms de grappigste combi
naties. De mouwtjes bijv. worden afknoop-
baar gemaakt, zoodat zoowel pofmouwtjes als
lange mouwen aan het jurkje kunnen wor
den gedragen, en naar verkiezing kunnen de
mouwen er geheel worden afgenomen.
Ook op het reis japonnetje zal dezen- zomer
de cape veel worden gedragen. Schotsch ge
ruite wolstof, een breede, lederen ceintuur,
een eenvoudige batist blousje en we hebben
een ideaal geheel voor de reis.
Uit lichtende wolstoffen maken we de ko
kette, kleine vestjes, die nauw om het boven
lichaam te mogen sluiten. Blouses met een
anderskleurigen, aangeknoopten omslag, zijn
nu zeer modern. Gewoonlijk wordt een sjaal
door de opening getrokken, die dan smaak
vol wordt geknoopt. Ook het jonge meisje is
er nu toe overgegaan het practische over-
gooiertje te dragen.
Linnen- en neteldoekjurkjes zijn gauw ge
maakt en daarbij zijn ze de aangewezen
dracht voor warme dagen-. De smalle taille,
het aardige pofmouwtje, de slanke heuplijn
en het beneden uitspringende klokrokje, ze
onderstrepen de jeugd van de draagster.
Daarbij een- breedgerand, herderöhoed, ge
garneerd met een fluweelen bandje en een
paar veldbloemen en we hebben den zomer in
levende lijve voor ons.
Dezer dagen maakte ik voor mezelven een
waschzak hetgeen niets bijzonders is.
Onze grootmoeders en overgrootmoeders al
Qradden hun wascbzakken, groote witte zak
ken, met een rood monogram of een blauwe
bloemen tak met paarse rozen er op gebor
duurd, en geen mensch zal kunnen ontken
nen, dat het praktische, hoewel leelijke
dingen waren. Na de wasc'hzakkcn kwamen
de waschmanden, groote en kleine in de
mode. en ook dat waren praktische, en hoe
wel niet mooie, toch iets minder leelijke
dingen. De waschzak verdween bij de mees
ten. en slechts enkele hielden hem in eere.
Hij was zoo praktisch, hoewel leelijk!
En nu maakte ik dezer dagen voor mezelf,
ook omdat ik het zoo praktisch vond, en
zoo makkelijk en frisch speciaal voor op
reis, een waschzak, en ledereen, aan wie ik
hem liet zien, keek me lief en uitnoodigend.
aan, en zei onderdanig tegen me: „Hè?"
„Ja?" zei ik iederen keer minder vriendelijk,
voelende wat er komende was. „Zou je er
voor mij ook niet een willen maken?"
Ik heb er nu vier gemaakt, en bij dezen
wilde ik het recept maar liever openbaar
maken, om verdere aanvragen te voorkomen.
Gij allen die misschien nog op reis gaat, en
voor wie een dergelijke waschzak a raison
van ongeveer dertig cent, misschien nog net
het eenige is, dat aan de reisuitrusting ont
breekt, gij anderen, die niet op reis gaat, of
die er al van terug zijt, maar die ik hier
mee misschien op een praktisch en fleurig
idee kan brengen, zet u hoogstens een half
uurtje aan het naaien, en vermeerder uw
bezittingen met een waschzak van een
vroolijk geblokt tooerenbontje, blauw-wit,
oranje-wit, rood-wit, of wat ge maar wilt!.
INTERMEZZO.
Onze kat heeft een ingekankerde afkeéf
van alles wat hond is.
Nu treft zij het overigens niet in crozë
buurt: bijna alle -bewoners -bezitten een
hond, een regel waarop wij vrijwel de
eenige uitzondering zijn. Bij tijd en wijlen
bezorgen zij ons huisdier een doodschrik
wat zich dan uit in een staart als een pluim,
een borstelige reep haar over rug en een
venijnig geblaas.
Haar ergste vijand is een groote herder,
die met veel misbaar en luid geblaf op haar
afstuift, in zijn opwinding altijd verder door
glijdt dan de boom, waarin de kat het veege
lijf heeft gered, en die haar, tien minuten
nadat hij vertrokken is, eindelijk doet be
sluiten, omzichtig naar beneden te zakken.
Het gekke van het geval is echter, dat deze
hond een muilkorf draagt, en dat al die
drukte dus totaal nutteloos is.
Dan is er verder nog een heel oude ras
hond, die zelf nauwelijks meer uit de voe
ten kan komen, laat staan dus een kat
achterna zitten. Maar toch maakt ons huis
dier er zich altijd nog druk over.
Een echt fijn dameshondje 'bezorgt haar
niet anders dan een hooghartige minach
ting, en als dit diertje luid keffend onder
aan het hek heen en weer loopt, waarop de
poes zich heeft geposteerd, kijkt ze uit de
hoogte op haar neer en maakt zich niet
druk.
Alleen wanneer zij van het hek af wil
komen, doet ze toch wel erg voorzichtig, en
zorgt ervoor niet te dicht in de buurt van
het blaffende hondje te -komen.
Nu hoorden we laatst ons buurmeisje ju
belen: ik krijg een 'hondje, fijn.
Komaan, overlegde ik, nog meer emotie
voor de kat, nog meer toooge ruggen en
pluimstaarten, nog meer overhaaste vluch
ten in de diebtsbijzijnde tooomen.
Totdat het hondje arriveerde ,een jong
dartel dier met slappe pooten, al aardig
groot en natuurlijk erg speelsch.
En ziet, om een of andere totaal onver
klaarbare reden heeft onzen kat vriend
schap met hem gesloten. In den touurtuin
liggen ze op het gras tegenover elkaar, de
hond dartelt zoo nu en dan om de 'kat heen,
en deze laatste wordt er warempel zelf
weer jong en speelsch door. Toch is zij we
reldwijs genoeg om doorloopend op haar
hoede te zijn, en zij verliest de hond geen
moment uit het oog, zoodat wij moeten
denken aan een gewapende vrede van haar
kant: ieder oogenblik kan een grauw en
een snauw torengen. Maar voorloo-pig is het
alles nog pais en vree,
I-k meen hieruit te moeten concludeeren,
dat de domme kat eindelijk wijzer is ge
worden, en inziet dat de meeste honden het
toch tegen haar moeten afleggen, dus dat
ze zich niet zoo druk hoeft te maken.
Maar vanmorgen scharrelde moeizaam
de loude hond-van-een-:paar-huizen-verder
voorbij daar waren de pluimstaart, de
hooge rug en de veilige plaats in de boom
alweer.
En ik begrijp er niets meer van.
E. E. J.—P.
VOOR BRUINVERBRANDE
VROUWEN.
Een strandpyama van losse witte wollen
stof, met een roode leeren ceintuur.