AAN ALLEN. De zusjes G. hebben op een kermis in Friesland een man gezien, die zoo maar op zijn bloote voeten over een plank met spij kers liep, die met de punten naar boven stonden. Toen ze naar zijn voeten keken, zagen ze toch geen enkele wond. „Begrijpt U. hoe dat kan?", vragen ze me. Ik heb ook wel eens iets dergelijks gezien. De Indische fakirs geven zelfs wel eens wonder lijker dingen te aanschouwen. Misschien hebben jullie er wel van gehoord, hoe som mige menschen zich levend laten begraven en dan na een bepaalden tijd weer spring levend v<Ar den dag komen. Het p'Jr. ge voel van fakix-s schijnt een soort instinct te zijn. Het is (wat het eigenlijk al tijd is) een waarschuwing tegen gevaar. Ik heb wel gezien, hoe ze hoedenpennen tot diep in hun vleesch lieten dringen, zonder dat je uiterlijk bemerken kon, dat 't hun pijn deed. Nu zegt men wel, dat de pijn dikwijls la ter optreedt. Dat is bij ons ook vaak 't ge val. Wie een splinter heeft, voelt bij 't in dringen daarvan in de huid weinig of niets. Later komt de pijn. De Indische toovenarij bestaat vaak uit verschillende trucjes. In ons land is wel eens het volgende vertoond. Een fakir nam een zaadje, plantte dat in een bak met aarde, legde er een vochtige doek over en sprak dan wondere tooverspreuken daarover uit, meest op zingenden toon. Dan neemt hij een tip van den doek weg en we zien een klein plantje boven den grond komen. Dit her haalt hij telkens en gaandeweg zien we t plantje groeien, wel tot een Meter hoogte. Wat is de truc? De goochelaar heeft vel schillende takken en verschillende doeken, lederen keer. dat hij den doek oplicht, ver bergt hij in de plooien een grooteren tak. Bij 't neerleggen van een anderen doek, haalt hij den kleineren tak weg. Alles moet razend vlug gaan en met v^el bombarie, maar vlug heid is eerste vereischte voor iederen goo chelaar. Misschien heb je ook wel eens gehoord, dat zoo'n fakir een touw in de lucht werpt en daar zelf in klimt. Een Duitsch professor, die werkelijk paf stond van dit kunstje, toog op onderzoek uit. In 't huis van den fakir ver borg hij iemand, die spoedig achter het tracje kwam. De fakir maakte n.L voor de toeschouwers de zaak nog ingewikkelder door het eene eind van het touw in brand te steken. Dan wierp hij ongemerkt nog wat poeder in de vlam om veel rook te verkrijgen Door een helper werd er dan een zeer dunne lijn van boven neergelaten en blik semsnel aan 't andere eind van 't touw ge hecht. Toen deze plotseling het touw in de lucht slingerde, werd de lijn opgetrokken en 't dikke touw scheen alleen in de lucht te hangen. Terwijl dan de fakir met allerlei manoeuvres en tooverspreuken 't publiek tracht af te leiden en de rookzuil steeds dik ker wordt, weet hij door een behendigen armzwaai een nieuw touw aan de dunne lijn te verbinden, waar langs hij naar boven klimt. Je snapt wel, dat 't lang niet zoo eenvoudig is, als ik het vertel. Zoo'n fakir heeft de kunst misschien honderdmaal her haald, voor ze gelukte. En wij nuchtere Wes terlingen moeten ze misschien eens zoo lang herhalen. Behalve vlugheid en behendigheid moet hij ook de menschen kunnen hypnoti- seeren. Zij moeten het zinsbedrog voor wer kelijkheid aanzien. Nu schijnt dit alweer veel gemakkelijker te gaan bij den Oosterling dan bij "de Europeaan. In den regel heeft de Fakir zijn lichaam ook ingewreven met een witte kleisoort voor hij op zoo'n spijkerbed of speldenbed gaat liggen. Toch blijft 't natuurlijk een won der. want dat laagje klei is toch maar zoo dun. dat de omstanders het niet merken. Laatst was hier op de markt ook een vuur eter. Hij stopte een brandenden lucifer om gekeerd in den mond en slikte dien door. Je begrijpt wel. dat dergelijke grapjes nooit bevorderlijk zijn voor onze gezondheid. Ik zou ze daarom maar niet trachten na te doen. Goochelen en tooveren is een mooie kunst. Je kunt er je huisgenooten en kennissen mee amuseeren, maar haal geen malle duigen uit. die je lichaam kunnen schaden. De tijd is gelukkig ook voorbij, dat we ons amuseeren met menschen en dieren, die de gekste din gen met hun lichaam uithalen. W. B.—Z. EEN LEELIJK DUIVELTJE door W. B.—Z. Ik ken een leelijk duiveltje, Het kijkt steeds kwaad en boos Het zucht en bromt En plaagt en vit Ja huilt soms voor een poos Het wil niet dit, het wil niet dat. Het zit maar in een hoek. Het kijft en vecht. Het geeuwt en gaapt Altijd is er wat zoek. Het mooiste speelgoed is toch naar. Het mooiste boek is saai Het versche brood Het is toch oud De lekkre koek smaakt taai. Zeg, als je je soms erg verveelt Dan tikt het aan je raam Het vraagt belet Het wil erin Verveling is zijn naam. Maar stoor je niet aan zijn geklop Kom, pak maar flink wat aan. Neem op je werk Zing blij je lied En laat verveling staan. EEN BELANGWEKKEND VOLK. OLIFANTEN ALS WERKLIEDEN Weet je wel. dat de zoogenaamde onbe schaafde Eskimo's een zeer belangwekkend volk zijn? Met de allereenvoudigste hulpmid delen kunnen ze zich redden en met heel wei nig voelen ze zich rijk en gelukkig. Wie veel visch gevangen heeft, deelt van 't zijne met wie weinig of geen visch gevangen heeft. Wie zoo gelukkig is een zeehond te vangen, deelt daarvan mee aan allen, die bij hem en om hem wonen. Het zeehondenbloed wordt dam pend warm gedronken uit één grooten scho tel. Daarna volgt de lever. Ieder neemt om beurten een schijfje. Natuurlijk wordt hij rauw genuttigd. De Eskimo houdt van rauw kost. Als aandenken neemt iedere gast een paar ribben mee naar huis en krijgt den vol genden dag nog wat vet en vleesch thuis ge stuurd. Eskimo's kauwen vleesch, dat Hollan ders onmogelijk zouden kunnen kauwen, b.v walvisschenvet. Dit ziet er uit als gom elastiek en is 1 c.M. dik. Evenzoo het tand- vleesch van den walvisch, waarin de baleinen vastzitten. Dit ziet er uit als cocosnoten- vleesch en smaakt als onrijpe kastanjes. Een Eskimo zuigt graag en zou zeker dol zijn op ons kauwgum. Ik zou voor oen Eskimo-diner niet veel voelen. Jullie wel? W. B.—Z. ONZE SEPTEMBERCAST. In de dorpen en ten plattelande ontbreekt rioleering nog vaak, en daar moet het goot steen- of schrobwater in putten worden op gevangen, na eerst te zijn bezonken in een zinkputje met waterafsluiting, zoodat we daar van kwalijk riekende luchtjes ver schoond blijven kunnen bij wat oppassen en zindelijkheid. Staat bij jullie de theebladerenpot in den gootsteen, bij ons om den hoek der keuken deur op het putjesdeksel en daar gaan ook de overschietende kruimpjes uit de dek schalen in. Eens per dag wordt die bak schoongemaakt en intusschen beleven we daar nog wel eens plezier van. Want de vogels uit de buurt, de musschen vooral, kennen dat plekje, waar nog wel eens wat te bikken valt Mijn vrouw verzekert dat het steeds dezelfde vogels zijn, vaste klanten dus en enkele zijn zoo tam dat ze vlak voor haar voeten blijven zitten en na onze vaste etensuren in den winter al op een rijtje bo ven op den muur zitten te wachten op haar komst. In den loop van den zomer komen ze zelfs met hun nog pas halfvlugge jongen achter zich aan gehuppeld en meermalen zit ten die jonge huismusschen op den rand van onzen theebladerenpot en laten zich door moedertje den wijdopen geelgeranden bek volstoppen met aardappelkruimels. Zooiets gebeurt hier buiten vlak voor onze voeten je zou de vogels haast kunnen oppakken. Ook spreeuwen en lijsters komen daar wel eens neuzen in den winterdag en ik heb 's morgens vroeg ook wel eens een veld muisje de vlucht zien nemen uit dien hoek bij het putje. Die bleef niet rustig zitten, hoor! Misschien sluipen en snuffelen in den nacht daar ook wel eens ratten om, want de schuurtjes of kippenhokken der buurt tui nen krijgen die ook wel eens op bezoek. Daarom blijven de katten des nachts wel eens graag buiten, die vertellen je ook niet wat ze dan ondernomen hebben den volgen den morgen hoor! We leven hier zoo'n beetje met de vogels en alle gedierte uit de buurt mee. Vorig jaar wilde ik in den laten herfst het putje, waardoor het kelderraam zijn licht en lucht binnenlaat eens vrijmaken van het daarin gestoven dorre blad en harkte het naar boven toe. Maar onderin ontdekte ik een egel. Meende die op dat stille plekje een vorstvrij leger te hebben gevonden om er zijn winterslaap door te brengen? Of was hij er in gevallen bij ongeluk en kon hij niet tegen de wanden van het ondiepe keldergat om hoogkomen? Voor alle veiligheid, om hem de gelegenheid te laten om in een mogelijk zachten winter nog eens op wat voedsel te kunnen uitgaan, want klimmersbazen zijn het heusch niet heb ik het keldergat toch maar opgeruimd en den egel zijn heil laten zoeken elders in het tuinengebied om onze woning. Doch vorig jaar. achter in September, ont dekten we weer een egel. nu echter jammer lijk verdronken in het door een lossen deksel halfbedekte putje bij de gootsteenloozing. Wat had dien herfstgast nu daarheen ge voerd? Was hij hongerig in den vriezenden Septembernacht bij den theebladenpot ko men snuffelen en daar bij ongeluk te water getuimeld? Of had hij het voornemen om zich weer eens in zoo'n keldergat met bijeen- gewaaide dorre bladeren te laten rollen en daar den tijd van voedselschaarschte te gaan verdroomen? Dan had hij zich een paar meters vergist, de stakker! G. DE GR. Op de groote timmerwerven in Engelsch- Indié in Rangoon, worden nog olifanten als werklui gebruikt, trouwe en goed afgerichte werkers, die stipt hun plicht vervullen. Wie daar een bezoek brengen kon, zou wonder lijk staan te kijken. Ronodm zagen de zaag molens, wielen snorren, planken vallen klet terend omlaag, kettingen rammelen, ramoer en lawaai overal, en over de werf be wegen zich rustig tientallen olifanten, doen er kalm hun plichtjes. Ginds sleept een groep van die grauwe woudreuzen stukken boomstam naar de molens, een breed harnas voor de borst, waaraan kettingen bengelen. Het dier plaats ze daar op de slede zonder eind, welke ze voor de zagen voert. Daar ziet men olifan ten de gezaagde balken en planken met den slurf opnemen, in balans op hun slagtanden schikken, vervoeren en netjes ergens naer- laten. Een oppasser zit op den nek van eiken olifant en beduid hem wat gebeuren moet, waaraan het zacht geknor wordt gehoor zaamd, als hij soms eens een te kleine vracht opnemen wilde. Daar staat weer een andere reus gereed om die balken tot een keurig gerangschikten houtstapel te vlijen. Knielend pakt hij een balk op, weet als een ervaren werkman die kalm en zorzaam te bren gen, precies waar hij wezen moet. Is een balk te zwaar, dan wordt een tweede olifant te hulp geroepen en samen nemen ze elk een uiteinde voor hun rekening en het werk gaat vlot van de hand. Van 6—11 en van 3 tot schemertijd werken ze daar rustig en vlijtig. Leuk dat ze, als de stoomfluit schaft tijd meldt, alles pardoes neervallen laten en rechtsomkeert maken naar hun rusthoek. Daar wacht de maaltijd en in him vrijen tijd zijn ze tot geen enkelen dienst bereid, zeggen de oppassers. Goedkoope kostgangers zijn het niet, want een volwassen olifant, die hard werken moet, kun je gerust 600 pond gras of suikerriet per dag geven, waarmee hij slordig omgaat onder zijn logge pooten, maar het gaat naar binnen. In de laatste jaren kwamen op de houtwerven allengs stoomkranen en moderne vervoermachines in gebruik, doch het aantal olifanten, dat noodig is in de oerwouden voor het vervoer van gevelde boomstammen naar de rivier oevers en om die te water te laten, waar de stroom ze verder vervoert, neemt steeds toe. Met hun gebogen slurf of voorhoofd ix>llen ze de zwaarste vrachten voort, heele boomen sleepen ze aan kettingen voort en ook daar toonen deze dieren heel goed te be grijpen wat hun taak is. Raken er drijvende balken vast in de rivier, een olifant ziet de fouten trekt juist de balk, welke de opstop ping veroorzaakt in de goede richting, waar door de zaak weer vlot komt. Voor een op den oever in het slijk getranden boomstam wordt een olifant gezet, die zijn voorhoofd tegen een uiteinde plaatst en het gevaarte als een slede voor zich uitduwend, weer in diep water weet te brengen. G. D EG. Wist jc dat? Een van de sterren, die het dichtst bij onze aarde staat, n.l. de ster Al pha, uit het sterrenbeeld de Centaur staat toch nog 42 billioen K.M. van ons verwijderd Dc kleinste staat van dc wereld. Dit is de Vaticaansche staat. Ze telt nog geen 1000 inwoners. Ruim een tiende deel dezer inwo ners zijn soldaten nl. de Zwitsersche garde. Onder de overige inwoners zijn 2 Nederlan ders, 8 Duitschei-s. eveneens 8 Franschen, 4 Spanjaarden. Verder zijn er nog 1 Oosten rijker, 1 Belg, 1 Tsjecho-Slowaak, 1 Noor, 1 Pool en 1 Amerikaan. MECHANISCHE MENSCHEN. Is het mogelijk om mechanische menschen te vervaardigen! Een op het eerste gezicht wonderlijke vraag, maar <iie toch al heel wat geleerden heeft beziggehouden. We wil len het nu niet hebben over z.g. „Homun- kulus" den langs chemischen weg verkregen mensch, die wel altijd een fantoom zal blij ven. maar meer over den menschelijken automaat, of beter gezegd den op een mensch gelijkenden automaat. Door alle eeuwen heen heeft men getracht dit te bereiken, want dc beroemde Grieksche mathematicus Hero, die ongeveer 200 jaar voor Chr. leef de. schreef reeds boeken over automaten en probeerde, om kunstmenschen te maken. Te genwoordig zouden we hem een genialen automatenbouwer noemen. Dan volgt een heele rij van andere kunstenaars uit de Grieksche en Romeinsche beschavingspe rioden, die hetzelfde als Hero hebben gepro beerd. zij het dan ook zonder eenig succes van bcteekenis. De menschelijke automaat, of zooals de alchimisten het noemen, de ,.An- droide" is sedert die eerste pogingen niet meer van de wereld verdwenen. Het nieuw ste op dit gebied is wel de automaat, die on langs door een Engelschman werd vervaar digd. een automaat in de gedaante van een mensch, die zelfstandig deuren kon openen schoenen poetsen, eten opdienen, inlichtin gen geven en telefoneeren. De „Homunku- lus", de mensch. door menschcnhand ver vaardigd, zal wel zooals reeds gezegd, een hersenschim blijven en niemand gelooft ook meer aan de mogelijkheid er van. De tijd dat de mensch zich verbeeldde boven alle dingen in de natuur te staan, is voorbij. We beseffen weer. dat de werkelijke machten goddelijk zijn en niet aan dc willekeur van den mensch onderhevig. Tot welke dwaas heden men kon komen in een tijd. dat. men er nog anders over dacht, bewijst wel de le vensloop van den Franschman Baucanson. Hij was een knap automatenbouwer. maar ook zijn droom was. om nog eens een kunst- mensch te vervaardigen. Met eindelooze moeite en geduld en mislukkingen, slaagde hij er tenslotte in iets te vervaardigen dat. tenminste uiterlijk, op een mensch geleek. Hij had zelfs den bloedsomloop nauwkeurig na gebootst. Vervolgens maakte hij een naar zijn bewering eeuwiggaande veerinrichting die het hart in beweging moest brengen en houden. Gelukkig verhinderde de dood van den uitvinder in 1782. dat hij de totale mis lukking van zijn maaksel nog meemaakte. En zoo mogen we weer zoggen, dat de natuur wijzer en barmhartiger was dan de uitvin der, want door zijn dood bleef hem veel ver driet over de onuitvoerbaarheid van zijn denkbeelden bespaard. Het geheim van de Schepping is niet in onze hand en het zal voor ons ook eeuwig een geheim blijven. En dat is ook maar goed zoo. W. MAZUR. Jan tegen zijn moeder: „In Amerika ls een man er in geslaagd .twee uur op zijn tee- nen te staan. Moeder: ,.Dat Is in ieder geval beter dan de jongen, die op de voetbalmatch twee uur op mijn teenen stond." CEWEIDRAGENDE HERKAUWERS. In de oude en de nieuwe wereld kennen we twee en twintig hertensoorten. Heel vroeger waren er nog wel meer, o.a. het reu- zenhert. dat inmiddels is uitgestorven. Met uitzondering an de rendieren, waar zoo wel het wijfje als het mannetje een gewei draagt, is dit bij alle andere hertensoorten een voorrecht, dat slechts het mannetje ff niet. Dc hinde moet zonder hoofdtooi door het leven gaan. Het eigenaardige hierbij is. dat het hert zijn gewei weer verliest, ais het eenmaal volwassen, dus uitgegroeid is. Maar het gewei komt dan ook weer grooter en sterker terug en dat is een proces, dat zich elk jaar weer herhaal*. UIT DE NATUUR. Enkele planten, die veel voorkomen langs wegen, op ruige plaatsen of inbebouwde ter reinen zijn: Klein Kaasjeskruid «Malva neglecta) Zie fig l, fam. Malvcachtigen (Malvacoecn). Uit den penwortel komen eenige liggende- of opstijgende stengels. De langgesteolde bla deren zijn rond met min of meer hartvor mige voet. Ze zijn min of meer duidelijk 5-7 lobbig. De steunblaadjes zijn klein, lang werpig. De bloemen staan in hoopjes in de oksels der bladeren cn hebben bloemsteeltjes die korter zijn dan de bladeren cn na den bloei naar beneden gericht zijn De kelkbla den staan dan rechtop Do bloempjes zijn vrij klein, rose of wil met vrij diepe rand- insnijding. De plant komt algemeen voor langs wegen en op open cn bebouwden zandgrond. Bloeitijd JuniOctober Perzikkruid (Polygonum Persicaria) Zie fig. 2 fam. Veelknoopigen Polygonacccèn). Deze plant heeft een opstijgenden stengel die rond. glad en vaak rood Ls. Op droge plaat sen is do plant behaard, op vochtige kaal. De bladeren zijn meest lancctvormlg. stomp- achtig of spits, meest zwart gevlekt, van on deren groen of witachtig viltig. De bloem pjes staan ln aren, die langwerpig rolrond zijn: m zijn meest ro.-e, zeldzamer wit. De plant komt op akkers, in moestuinen en ook aan slootkanten algemeen voor. Bloeitijd JuliOctober. In sommige streken van ons land wordt ze Christuskruid of Jezusgras genoemd. Kleine klis of klit (Lappa minor) zie fig. 3 Op dijken, langs wegen en voorat op onbe bouwde plaatsen als opslagplaatsen komt deze plant vrij algemeen voor. De meeste jon gens zullen deze plant wel kennen; de klit- Jcs blijven zoo fijn aan Je kleeren hangen, 't Zijn krachtig, rechtopstaande planten met een vertakten stengel. Ze hebben groote. eironde of hartvormige bladeren. De om- wlndselblaadjes der bloemhoofdjes zijn haak vormig omgebogen, terwijl de bloemen purperkleurig zijn. Bloeitud Juk-September.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1932 | | pagina 11