V. J DE SPERWER. Het is niet zoo gemakkelijk om een sper wer. die op jacht is en dicht langs den bodem strijk;, direct te herkennen. De vogel zoo groot als een flinke duif. schiet als een blik semstraal uit helderen hemel naar de aarde en slechts een deel van een seconde zien we zijn lichten onderkant oplichten, als hij zich op zijn buit werpt. Een paar haastige vleugelslagen en de vogel is weer in de lucht.het visioen is voorbij. Minder moeilijk is het, om den sperwer aan zijn vliegtechniek te herkennen voorname lijk aan zijn stijgen in wijde kringen. Om vlugger te kunnen stijgen en voorwaarts te komen, wisselt Jiij zijn zweefvlucht zoo nu en dan af met een paar krachtige vleugel slagen die hij echter nooit lang volhoudt, zoodat men zou kunnen meenen met een to renvalk te doen te hebben, die buit heeft ge zien. In de meeste gevallen probeert de sperwer zijn buit bij verrassing te nemen. Van elke hoogte af stort hij naar beneden, als het slachtoffer zoo onvoorzichtig was in zijn ge zichtsveld te komen. Met buitengewone be hendigheid volgt hij alle wanhopige bewe gingen van zijn slachtoffer, werpt zich in de vlucht van de eene zijde op de andere, tot dat het pijlsnel toepakken, de spannende jacht beëindigt. Vogels ter grootte van een duif durft hij nog wel aan en weet ze weg te voeren, maar ook muizen verslindt hij wel. Daarom is het nog altijd twijfelachtig of de sperwer een schadelijke dan wel een nut tige vogel moet worden genoemd. JOH. T. HELDEN DER LUCHT. Het is nog niet zoo heel lang geleden, dat het vliegen een bezienswaardigheid was. of eigenlijk meer een publieke vermakelijkheid. Vader of moeder zullen het zich nog wel herinneren, hoe in het begin van deze eeuw X. /.OOPWG en zelfs nog tot kort voor den grooten oor log de opstijging van een vliegtuig een ge beurtenis was die iedereen wilde zien en waarvoor dan ook entreeprijzen werden ge heven. Maar al was men binnen de omhein de ruimte waar de opstijging zou plaats hebben en al was men in het bezit van een geldig plaatsbewijs, dan wilde dit nog vol strekt niet zeggen dat men ook zou zien vlie gen. Dat hing van den wind en van nog vele andere zaken af en als er al werd gevlogen, als alles meeliep, dan had dit in den begin ne toch niet veel te beteekenen. Ja, jullie lachen er nu misschien om en denken dat ik overdrijf, maar de vliegtechniek stond toen nog in de kinderschoenen en men was toen niet zoo verwend als nu, Kwam in dien be gintijd een vliegtuig enkele huizen hoog en hield het zich een poosje in de lucht, dan werd dat voor een wereldwonder aangezien. En tegenwoordig kijken we zelfs nauwelijks meer op als we onze koene vliegeniers „loo ping" of „rollings" zien maken, hoog in de wolken. Het is het z.g. kunstvliegen der pi loten, dat door velen die buiten de vliegerij, ten onrechte voor waaghalzerij of opschep perij wordt aangezien. Dit kunstvliegen is even noodzakelijk als het gewone vliegen, omdat alleen op deze wijze de kwaliteit en de betrouwbaarheid van een vliegtuig kunnen worden onderzocht. De piloot wil en moet ook weten, wat hij van zijn machine mag en kan vergen, en wat hij in oogenblikken van het grootste gevaar met zijn machine kan doen. alsook welke reddingsmogelijkheden er bij ongelukken bestaan. TZOLL/J^is M ,**Tf Daarom is de kunst vliegerij of zooals som migen zeggen, de vliegacrobatiek, het aller eerste middel en ook het beste, om de vlieg kunst nog volkomener te maken, zooals ook de automobielwedstrijden veel hebben bij gedragen tot de snelle ontwikkeling en ver betering van het automobielwezen. Natuur lijk wordt van een piloot, die wil kunst\ lie gen. den grootsten moed en onverschrokken heid vereischt. Er bestaan dertig verschillen de figuren en kunstvluchten die zeer op el kaar gelijken en eigenlijk allemaal zijn ont staan uit de 2 voornaamste bewegingen, namelijk de „rolling" en de ..looping". Bij de looping voert de piloot een achterwaartschen salto uit, waarvoor hij zijn machine van rechtuit-voorwaarts, langzaam in een boog achterwaarts naar boven stuurt (de vak- menschen noemen dat „trekken") tot dat de kop van de machine naar beneden gericht is. Na weinige seconden zal het vliegtuig zijn normalen stand weer innemen en ho rizontaal verder vliegen. Onder „rolling" verstaat de vlieger een zijdelings overslaan van het vliegtuig en wel om zijn eigen lengte-as in vliegrichting., zooals we dat, op het tweede teekeningetie kunnen zien. De piloot zit daarbij dus af wisselend met het hoofd naar'beneden en naar boven en zoo wordt hij danig rondge told. Om deze evoluties uit te voeren, moet de piloot over groote tegenwoordigheid vai: geest beschikken. JOH. T. SEPTEMBERWEDSTRIJD. Nu het zulk mooi zomerweer is, wil ik nog een paar weken wachten met 't uitschrij- 1 ven van den Sint-Nicolaaswedstrijd. Beter geen begin dan een half begin. Daarom zet ik jullie nog maar eens aan een eenvoudigen weinig tijd vragenden Aardrijkskundewed- strijd. Stel je eens voor dat een onderwijzer een j lijstje heeft gemaakt van 24 namen van eilanden om aan de leerlingen van zijn klas I te laten leeren. Hij laat deze namen drukken, doch een onervaren letterzetter gooit de lettergrepen door elkaar en nu komt het volgende lijstje van de pers. 1. Ierracao. 2. TonLand. 3. BanBilli. 4. LenCu. 5. Ka—Antil. 6. Su—Ba. 7. Cu Matra. 8. IJsMa. 9. DagasLand. 10. Kol- goeKar. 11. BorJew. 12. Ame—Neo. 13. Kraka—Land 14. Cele—Tau. 15. HonBes. 16. Do—Cy. 17. Ja—Pres. 18. Va—Groen. 19. Sard;Land. 20. Nieuw—Nië. 21. GotZee land, 22 LandSici. 23. BornLië. 24. Schok Holmland. Probeeren jullie nu eens 24 goede namen te voorschijn te brengen. Onder de goede op- lossers loof ik 3 boeken in prachtband uit. Voor de kleintjes, dat wil zeggen zij. die jonger zijn dan 10 jaar heb ik ook een derge- lijken wedstrijd. Nu zijn het 12 dierennamen en 12 plantennamen. Maar de lettergrepen van dieren en planten staan door elkaar. Hier zijn ze: 1. Pape—Slaap. 2. Nijl—Mutsje. 3. Gaai- Paard. 4. Kabel—Klap. 5. Mei—Ri. 6. Kever- Roos. 7. Gouds—Wik. 8. Ke—Se. 9. Ring—Le 10. Lie—Gera. 11. Mei—Vogel. 12. Doorn— Nium. 13. Bloem—Kers. 14. Bes—Lu. 15. vi—Pine. 16. Ooi—Ger. 17. O—Tij. 18. Vorsch—Lifant. 19. Kik—Leeuw. 20. Ka—Gi. 21. Son—Borstje. 22. In- Meel 23. Bi—Rood. 24. Affe—Jauw. Onder de goede oplossers loof ik 3 boeken in prachtband uit. Alle inzendingen moeten 1 October in mijn bezit zijn, voorzien van naam en leeftijd. NA DE VACANTIE... Als de vacantie voorbij is. gaan wc alle maal weer naar huis. Er is een tijd van spe len en pret maken, maar óók een van lee ren en werken. Als jullie de volksverhuizing van het vac antiever blijf naar stad of dorp terug, wilt zien. dan moet Je de lawine hier op 'net plaatje, weer netjes plakken. Vol gende week komt de oplossing en kan je ver gelijken. DE WONDEREN DER NATUUR. Ze zijn alom om ons heen. 't Eigenaardige is, dat het grootste wonder vaak is in de kleinste dingen. De mensch Is zelf al een wonder, zooals hij zich voedt en voortbe weegt. zooals hij ademt en groeit. Maar ook t kleinste diertje be2tt ademhahngs- en vocdingsorgancn, ja ondergaat soms nog een gedaanteverwisseling, word* rups. pop. vlin der. Legt eitjes en begint den kringloop op nieuw. Neem nu een waterdroppel. 250 jaar ge leden ontdekte een Delftenaar. Antonie van Leeuwenhoek, een wereld van kleine diertjes van verschillenden vorm in één droppel wa ter. Hij zag dit door een microscoop en thans zijn de lenzen der microscoop zoo verscherpt, dat we werelden van diertjes in een water droppel ontdekken. Hoe helderder en moer gezuiverd water, hoe minder diertjes. We kunnen gerust, aannemen, dat. in ons duin water zoo goed als geen diertjes voorkomen. In een droppel slootwater komen wol 10 duizend diertjes voor. Door den microscoop bekeken, zien we. dat dit diertjes zijn van zeer verschillenden vorm. Sommige gelijken net vleeschetonde planten. Met dè trllhaar- tjes van de bloemdekbladen zuigen ze hun voedsel op en sluiten zich dan weer. Wat een verscheidenheid van kleur Blauwe, groene, zwarte, bruine, zoowel diertjes als dier lijke plantjes. Alles beweegt zich in een voortdurende warreling. De eenvoudigste vorm hebben de zoogenaamde moneres. Het zijn net slijmerige klompjes met korreltjes bezet. Af en toe zien we er grUparmpjes uit te voorschijn komen. Die armpjes schijnen te dienen voor voortbeweging, voeding en voortplanting. Maar telkens worden ze weer verzwolgen door grootere dieren. Er zijn diertjes bij. die wanneer ze hun wasdom bereikt hebben, zich gaan verdoe len in een aantal kleine diertjes. Er zijn er ook. die op hun lichaam knopjes krijgen. Deze knopjes krijgen tenslotte den vorm van het jonge dier. Zoodra cr een mond gevormd is. valt het knopje af: er is een nieuw dier tje gevormd. Er zijn dierlijke plantjes, die op boomen gelijken, met vele takken en knoppen en bloesems. Zoodra de bloesems zich ontplooien vallen ze af en gaan een eigen bestaan lijden Ze gelijken dan net bengelende klokjes, van waar men ze ook den naam van klokdtertjes gegeven heeft. Er is een sterke voortplanting in dit wondere wereldje, maar er Ls ook een sterke vernietiging. De groote voeden zich met de kleine Ook een heel belangrijk diertje is het, ra derdiertje. Op zijn kop is een soort rad. dat voortdurend in "t. rond draait. Alle kleine diertjes, die zich in zijn omgeving wagen, worden door die draaiende bewoging in den steeds geopenden bek geloodst. Deze rader diertjes hebben een taal leven. Al droogt de waterdroppel op. het. raderdiertje blijft le ven. Dit is op zich zelf al een wonder in deze kleine-groote wonderwereld. w. B—Z. EEN ZONNESTRAAL ALS POLSSLACTELLER. Die zijn polsslag wil tellen .kan zich van deze methode bedienen, die wel wat «m- slachtlg ls. maar daarvoor ook weer veel in teressanter dan de gewone manier. Op een moo.en zomerdag. als de zon zoo lekker schijnt, maken we voor een oogenblik ons kamertje stikdonker door alle plaatsen, waar licht binnen vait. secuur af te dekken. Alleen we moeten het doen. als de zon juist op het raam staat. Ook dit raam hebben we natuur lijk dichtgemaakt, slechts door een kicine opening laten we een zonnestraal binnen vallen. De enkele zonnestraal die daar bin nen glipt, vangen we in een schoteltje met water op, dat op een tafeije staat. Het schoteltje wordt zoo geplaatst, dat de zon nestraal die ln het water schijnt, togen het plafond van de kamer weerkaatst. Dat klinkt wel een beetje ingewikkeld, maar het is toch hoogst eenvoudig en wie het niet be grijpt. kan op het teekeningetje zien, hoe het gedaan moet worden. Zijn we zoo ver met, onze voorbereidingen klaar, dan drukken we onzen pols togen de met water gevulde schaal. De zwakke tril lingen van den polsslag zullen zich ook aan de schaal en aan het water meedeelcn. dat zichr daarin bevindt. En zoo zullen we heel duidelijk den polsslag geregistreerd vinden door de lichttrillingen op het plafond. Op deze manier kunnen we dus heel gemakkelijk on zen polsslag tellen. BELEEFD. Dame vraagt in de papierafdeeling van een warenhuis om een postzegel van een cent. ..Wenscht U hem direct mee te nemen of zal ik hem met onzen expro.-vedienst thuis laten bezorgen?" vroeg de juffrouw terug. Verschillende Rubriekertjes zijn in deze zomervacantie naar Duitschland geweest en hebben de prachtige rivier de Rijn zien stroomen tusschen het Duitsche Bergland. En natuurlijk hebben ze ook de druiven zien groeien tegen de bergruggen. Een Ru- briekertje schrijft me: „Zulke fijne druiven zie je bij ons niet." Daar vat ik vlam op. Weet ze wel, dat al die heerlijke blauwe en witte druiven, die voor de winkelruiten liggen echt Hollandsche druiven zijn? Laat ze de kaart van Zuid- Holland eens voor zich nemen en zoeken, waar Westland ligt. Westland, het land van worteltjes, spinazie, boontjes tomaten, perzi ken, appels en peren, maar vooral van drui ven. 10 millioen kilo druiven per jaar wor den daar verhandeld. Wie houdt niet van druiven? Een ernstige zieke, wie veel verboden is, mag altijd nog wel druiven eten, al zijn het misschien uit geperste. In de druiven zit Immers de zuivere 'zoo versterkende wijn, die niemand het bloed naar 't hoofd zal jagen. De buitenlanders zijn verzot op onze Hol landsche druiven. Omdat de koopkracht ge ring is, blijven ze voor een groot deel in ons land en de prijs blijft nu laag. Een druif heeft dit voor bij andere vruch ten: ze verfrischt, maar is niet afkoelend en we behoeven niet bang te zijn in rups of wormpje te happen. Een blozende appel of goudgele peer kan ons, wat de inhoud betreft teleurstellen, een tros druiven is, wat ze I schijnt. Zijn ze rijp, dus donkerblauw of geel van kleur, dan zijn ze zoet. Zure druiven zijn klein en hebben nog niet de donkere tint 't Is nog een heel werk om goede, gave I druiven te teelen. Het eerste jaar komen kleine stekjes in de druivenkas, die nog geen vrucht dragen. In den winter moet de druivenboom rust- hebben. Hij wordt dan geheel afgesnoeid. Be- I gint hij uit te loopen dan neemt de kwee- I ker dadelijk weg wat hem overtollig toelijkt. De overblijvende twijgjes worden heel pre cies verder geleid. Een volgend jaar komen de bloempjes. Ze gelijken veel op de bloempjes van onzen wilden wingerd, die eigenlijk ook een wilde druif is. De bloesem is even groen als de bladen, vandaar dat zij weinig opvalt. Als er vruchten komen, is al weer de kweeker bezig om de heel kleine vruchtjes weg te snijden. Te veel en te dicht geeft geen volle trossen. In een druivenkas wordt in de voorjaarsmaanden flink gestookt om een zomertemperatuur te verkrijgen. Mid den Mei zijn dan de druiven al rijp. I Straks, als de tijd van snijden gekomen is, I vereischt de verpakking ook nog heel wat zorg. Een druif is een teere vrucht die licht kneust. Octobermaand is Wijnmaand. Zoo is 't in Duitschland ook. In de vacantie mocht je misschien vrij tusschen de wijngaarden doorloopen. Maar nu niet meer. Zoodra de druiven rij pen, worden de wegen afgesloten. Niemand mag meer de wijngaarden bezoeken. Zelfs de eigenaars mogen niet. meer in hun tuinen komen. Druiven kunnen veel last hebben van I druifluizen. Deze zitten op de wortels en I treffen zoo het hart van den boom. Dit is I voor den kweeker een zorg op zichzelf. Ook I het regelen van de ventilatie in de kas is I lang niet gemakkelijk. Ik heb eens een bui- I tenplaats bezocht, waar mooie kassen met I druiven waren. De nieuwe eigenaar dacht, I dat het een werkje van niets was om de I druiven te verzorgen. Was er zon dan gingen I de raampjes open. Verdween de zon, dan gin- I gen ze dicht. Hij dunde de vruchten, keek naar de luis, maar van zijn vruchten kwam I letterlijk niets terecht, 't Scheen toch niet I zoo eenvoudig te zijn, als hij gedacht had. In de kassen van 't Westland rijpen de I druiven, de echte Hollandsche druiven en ik hoop, dat jullie er allen van smullen zullen. W. B.—Z. AAN ALLEN. DE RING VAN SATURNUS. HOE DE KORAALRIFFEN ONTSTAAN. De Iets grooteren onder jullie zullen wel eens wat hebben gehoord van Saturnus, de planeet, die na Jupiter de grootste van ons zonnestelsel is En zeker is het een van de merkwaardigste planeten, die we aan den sterrenhemel kunnen waarnemen. Saturnus en zijn ring, een raadsel waarvoor de menschheid ongeveer driehonderd jaar heeft noodig gehad om het op te lossen. Zelfs met de sterkste en beste verrekijkers kunnen we van de oppervlakte van Saturnus niets zien. Een geweldige, ondoordringbare atmosfeer van stoom en damp omhult deze reuzenpla- neet. die zevenhonderd maal zoo groot, als onze aarde is. Het geheel ziet er uit. zooals onze aardbol er misschien voor milliarden van jaren moet hebben uitgezien. En om dezen planeetkogel draait weer een reusachtige, vrij zwevende ring of '^Uitband Het was Galilei, die in het. jaar 1610 Saturnus ontdekte, maar tot aan zijn dood heeft hij het raadsel van den lichtring om Saturnus niet kunnen op lossen. Even weinig succes had de beroemde sterrenkundige Hevelius en ook de natuur- vorscher Roberval kon geen aannemelijke verklaring voor het zeldzame verschijnsel vinden. Het was onze groote Huygens, de uit vinder van het slinger-uurwerk, die ook het geheim van den ring van Saturnus oploste. Het is niet één ring, maar het zijn talrijke ringen, als het ware in elkaar liggend, tel kens door een t-usschenruimte van elkaar ge scheiden. De doorsnee van den ring bedraagt 278.000 K.M., de breedte is 65.000 K.M. en de dikte ongeveer 80 K.M. De onderzoekingen van Maxwel en later van Hirn. twee geleer den, die op de bereikte resultaten van Huy gens voortbouwden, hebben bewezen, dat de ringen van deze machtige planeet weer met verschillende snelheid draaien en ze daarom moeten zijn samengesteld uit stofmassa's of kleine lichaampjes. Buiten dezen lichtband bewegen zich nog tien manen om Saturnus. Met een beetje fantasie kunnen we ons ge makkelijk voorstellen, hoe deze gigantische planeet er. van boven bekeken, moet uitzien. Als een regenboog van ongehoorde afmetin gen stijgt de ring boven den horizon uit waar tien manen in verschillende standen zich voortdurend om Saturnus bewegen en waar we de zon als een onbeduidend schijfje héél ver weg in het heelal, zien staan. JOH. T. De grijsaardcactus. Deze cactus, die men in vroeger jaren, in zijn vaderland. Amerika als lastig onkruid beschouwde, is bijna uitgeroeid en om geheel uitsterven te voorkomen, heeft nu de Amerikaansche re geering sedert enkele jaren het uitvoeren van deze planten of van zijn zaden ver boden. De koraalriffen, die gewoonlijk evenwijdig met de kust loopen en zeer gevaarlijk voor de scheepvaart kunnen zijn, bestaan uit milliarden héél kleine koraaldiertjes, polie pen genaamd, of althans uit de skeletten van al die diertjes. Het prachtige, roode edel- koraal, dat veel gebruikt wordt voor de ver vaardiging van sieraden, ls dus niets anders dan het skelet van kolonievormende polie pen. Het koraal wordt het veelvuldlgst ge vonden in de Middellandsche zee en in de zeeën in de nabijheid van Japan, op diep ten van 50 tot 200 Meter, indien de zeebo dem rotsachtig is. Ln de Indische zeeën komt bijna geen koraal voor. Terwijl het edelko- raai uit een betrekkelijk klein aantal koraal poliepen bestaat, werken milliarden van deze kleine, levende wezentjes aan den opbouw van het z.g. koraalrif, dat soms een verba zingwekkende hoogte en uitgebreidheid kan bereiken. Niet zeiden bedekken ze den zee bodem mijlen ver, verbinden kolonie met kolonie en op deze wijze ontstaan tenslotte heele eilanden, zooals ze in den Indischen Oceaan bestaan, in de Roode Zee en in den Noordelijken Archipel. Het merkwaardige aan deze eilanden zijn de kringvormige rif- ringen, die naar buiten hoog en steil zijn en naar binnen lager gelegen, zoodat ze als het ware een meer, of z.g. lakune vormen. De vorming van een koraalrif gaat vrij eenvou dig. Milliarden en milliarden kor aal pol iepen waarvan er weer honderden soorten zijn, zet ten zich op elkaar, sterven dan en vormen met hun kalkachtige skeletten het fonda ment, waarop geslacht op geslacht van deze diertjes voortbouwen, tot eindelijk de opper vlakte van de zee is bereikt. De wind waait er enkele verdwaalde zaden heen en zoo kan het gebeuren, dat we na enkele jaren reeds, op zoo'n plek palmen en struikgewas vinden, plantenleven dus op een plaats, waar kort te voren nog de golven der zee zich krulden. Een oneindig rijk dier loven ook vinden wc bij en op die koraalriffen. Heel wat dier soorten zijn hier vertegenwoordigd! Zwam men poliepen, zeesterren, zee-egels, mosse len, slakken en groote ep kleine visschen. En in al die dierkolonies speelt de kreeft zoo'n beetje den gezondheidsdienst. Met be wonderenswaardige vlugheid en accuratesse verslindt hij de weeke dee len van de gestor ven mosselen en slakken en wat hij nog meer op zijn weg ontmoet. Uit de overgebleven slakkenhuisjes en schelpen vormt zich dan weer een nieuwe laag. Hoe het komt, dat er kringvormige koraal riffen ontstaan, is tot nu toe nog niet op gehelderd. Ook voor de natuurvorschers is dit nog een raadsel. Darwin meende te we ten, dat een inzinking van den zeebodem de oorzaak er van was, maar andere geleerden weer bestreden deze mecning en geloofden dat bepaalde chemische en biologische pro cessen in al die gevallen een belangrijke rol spelen. Met dit al is het raadsel echter nog niet opgelost. GUUS GERBE.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1932 | | pagina 19