DE VEEDIEVEN DINSDAG was het 25 jaar geleden, dat prof. dr. L. Bonman als liooglecraar In de psychiatrie aan de Universiteit te Utrecht optrad. In dit verband werd hij in de collegezaal van het Neurologisch laboratorium te Utrecht gehuldigd. NA DE RELLETJES IN DE RESIDENTIE. Te Den Haag, heeft Dinsdag de begrafenis met corps-eer plaats gehad van den agent van politie H. Baas, die de vorige week bij de relletjes op de Heerengracht in de residentie door een messteek werd verwond en tengevolge daarvan overleed. De stoet op den Kranerburgerweg. DE 160-TONS LAADBRUG, door Figée te Haarlem geconstrueerd voor de N.V. Havenbedrijf ,J)e Rietlanden" te Amsterdam, is Dinsdag op de plaats van bestemming gebracht. Dr. ir. J. H. PLANTEN'GA, directeur van de academie v. beeldende kunsten te Den Haag, die Donderdag a.s. 250 jaar zal bestaan. TE DEVENTER is Dinsdag de bekende najaarsmilitary begonnen met dres- suurproeven en een springcoucours. Een der deelnemers in actie. HET ENGELSCHE STOOMSCHIP „BELLUCIA" ligt momenteel in droogdok S. bij de Rotterdamschc Droogdok Mij. tc Amsterdam, om een reparatie te ondergaan. DE GORDON-BENNETT BALLONWEDSTRIJDEN. - Een overzicht van het startterrcin te Basel, even voor het vertrek der deelnemers. Een grootc menigte was van de start getuige. FEUILLETON. (TOM MIX SERIE.) door CHARLES ALDEN SELTZER. 145 HOOFDSTUK TX. Een „karakter". De zon was nog steeds een glinsterende witte vlek aan den grooten hemelboog, toen Ferguson om den hoek van het huisje in Bear Flat reed. zijn pony stilhield en rustig in het zadel bleef zitten voor de deur. Zijn vlugge oogen hadden de corral, de schuurtjes en den stal reeds opgenomen. Wanneer de ruiter, dien hij over de heuvelrij had zien rijden, Radford geweest was. dan zou het nog wel een poosje duren eer hij hier was Ondertusschen zou hij van juffrouw Radford te weten zien te komen, welke richting de jongeman genomen had toen hij het huis verliet. Ferguson begon smaak te krijgen in het spel. Aanvankelijk was hij bereid om zijn contract na te komen. Volgens zijn zedeleer was het. geen misdaad om een veedief dood ie schieten. De ondervinding had hem geleerd, dat gerechtigheid alleen te verkrijgen was door een ingrijpende handeling. In de mis dadigers-categorie van het Westen nam de veedief een plaats in naast den paardendief en den mand. die iemand rn den rug schoot. Maar vóór hij handelend optrad, moest Ferguson overtuigd zijn van de schuld van den man, dien hij vervolgde en tot nog toe was er niets voorgevallen, wat zijn verden king op Radford deed vallen. Hij dacht er niet over na. wat hij doen zou, wanneer de omstandigheden zouden uitmaken, dat Rad- ford de dief was. Zou het feit. dat hij Marv Radford's broeder was, invloed hebben op zijn besluit? Hij gaf er de voorkeur aan. om die vraag te beantwoorden, wanneer de tijd daar voor kwam als die tenminste ooit kwam Eén ding was zeker; hij schoot niemand dood. wanneer hij er niet toe gedwongen werd Opzettelijk met luide stem riep hij: „Hola. Mustard'' tegen zijn pony. maar het was niet met opzet, dat zijn oogen schitterden van verwachting, toen zij het halfduister binnen in de woning trachtten te doordringen, om een spoor van Miss Radford te ontdekken. Onmiddellijk hoorde hij bewegingen en zij stond aan de deur naar hem te kijken, haar handen in haar schort gerold, terwijl haar oogen zich verwijdden van pleizier. ..Wel. ik had niet gedacht je weer te zier.!'' riep zij uit. Zij kwam naar buiten en stond bij'den rand der veranda, terwijl zij zich in spande om haar opwinding te verbergen, die rich openbaarde in een paar heldere oogen en een diepen blos op haar wangen. ..Dan dacht je zeker, dat ik dood was of uit deze streek gevlucht?" vroeg bij lachend. „Ik zei je toch, dat ik terug zou komen". Maar de eerste verrassing was voorbij en heel handig wist zij zich weer te verschuilen achter een zedig-beleefde terughouding. „Zoo. deed je dat.", was haar antwoord. ..Je zei mij. dat je mijn broer zoudt komen be zoeken. Maar hij is nu niet thuis". Wanneer hij minder verstandig geweest was. dan zou hij er aan herinnerd hebben, dat zij gezegd had. dat hij haar broer kon komen bezoeken. Maar dit zou haar teleurge steld en mogelijk een scherp antwoord uitge lokt hebber.. Hij twijfelde er geen oogenblik aan, of sommige van de Two Diamond mannen hadden een dergelijke vergissing begaan, maar hij niet. Hij lachte hartelijk. „Misschien", zei hij, „soms spring ik wel eens wat zorgeloos om met de waarheid. Misschien dacht ik toen wel, dat ik je broer wilde be zoeken. Maar onze gedachten zijn niet altijd dezelfde. Je zegt, dat je broer nu niet thuis Is?" „Hij ging vanmorgen al vroeg uit, de rivier af", lichtte zij hem in. „Hij zei, dat hij voor den avond terug zou zijn." Zijn oogen werden merkbaar dichtgekne pen De rivier „af", beteekende. dat Rad- fords weg over het algemeen, leidde in de richting der plek. waar hij den vluchtenden ruiter en de doode Two Diamond koe. met haar verweesd kalf. ontdekt had. Toch be wees dit nog niets. Radford had best. mijlen ver weg kunnen zijn. toen de daad geschied de. Voor het oogenblik kon hij niets doen. enkel wachten tot Radford terugkwam, om conclusies te trekken uit het uiterlijk van den jongeman, warmeer hij een knecht van de Two Diamond in zijn huis vond. Maar het verlangen om den broeder te zien. was niet de eenige reden, waarom hij zou wach ten. Hij nam zijn hoed af en zat deze aandach tig te bekijken. Juffrouw Rad ford lachte be grijpend. „Ik geloof, dat ik niet erg beleefd ben ge weest". zei ze. „Wil je niet afstijgen?" „O ja." antwoordde hij en gehoorzaamde onmiddellijk; „ik vermoed, dat Mustard zich al lang afgevraagd heeft waarom Ik niet eer afsteeg". Wanneer het zijn bedoeling was. om haar er op te wijzen, dat haar uitnoodiging wel wat laat kwam, dan had hij doel getroffen, ü'ant juffrouw Radford beet zich op de lip pen. om een glimlach te bedwingen. De hei melijke beteekonis van dit lachje betrof niet alleen zijn deftige woorden, want zij werden gesproken op een toon. die rijk was aan ver onderstellingen, alsof de spreker, hoewel be wust van het geringe bevattingsvermogen van den pony, toch half geloofde, dat het dier juffrouw Radford's gebrek aan gastvrij heid had uitgewerkt. „Ik geloof, dat je mij weer uitlacht," zei hij, toen hij naar den rand van de veranda kwam en lachend naar haar opkeek. „Vind je, dat ik lach?" vroeg zij en moest zich weer op de lippen bijten. „Nee-en. Ik kan niet zeggen, dat je lippen lachen niet echt lachen. Maar inwendig lach je en je moet je best doen om het in te houden." „Lach jij wel eens inwendig?" vroeg zij. Hij lachte hartelijk. „Ik geloof, dat ik het bij tijden wel eens doe." „Maar je hebt het den laatsten tijd niet gedaan?" „Neen, ik geloor het niet." „Ook niet, toen je dacht dat je paard ge merkt had, dat ik vergat om je te vragen, om af te stijgen?" „Dacht ik dat?" vroeg hij. „Natuurlijk deed je dat." „Och kom", zei hij lijzig. „Je stelde dus zoo veel belang in mijn gedachten! Ik geloof dat menschen, die schrijven, veel weten." Haar gelaat verried groote verwondering. „Wat, wie heeft je verteld, dat ik schreef?" vroeg zij. Toevallig hoorde ik iemand tegen een an deren man vertellen, dat je gedreigd had, dat je hem zoudt nemen als karakter ir. een boek dat je aan het schrijven bent Haar gelaat werd plotseling levendig. ..Ik geloof dat ik weet, wien je bedoelt", zei ze. „Een jonge cowboy van de Two Diamond placht mij een beetje te vervelen, tot ik hem op zekeren dag den moed benam". Hij lachte hartelijk bij dit antwoord. Maar onmiddellijk werd hij weer ernstig. „Ik geloof niet. dat er in dit land veel is, om over te schrijven juffrouw, ze', hij. ..Dunkt je? Kom, ik geloof dat je mij wilt ontmoedigen!" „Ik geloof dat je toch niet naar mij zoudt luisteren, wanneer ie wilt schrijven. Ik neb gehoord, dat iemand, die schrijft, een bij zonder soort mensch is en dat hij er niets aan doen kan, dat hij schrijft evenmin als ik er iets aan doem kan dat ik h:erneen gekomen ben om je broer te bezoeker... Zie je ze doen het te graag". Zij lachten allebei, zij om de handige ma nier, waarop hij het gesprek in zijn voor deel had wetem tc koeren; hU van puur ple zier. Maar zij was van plan om hem bij het onderwerp te bepalen, waarover hij was be gonnen, daarom nam zij handig den draad weer op. waar hij hem afgebroken had. om hun overeenkomst aan te toonen. „Er is iets van waar", antwoordde zij, ter wijl zij hem aankeek; „voornamelijk, dat de schrijver zijn werk liefheeft. Maar ik geloof niet, dat men een bijzonder soort mensch behoeft te zijn. Men moet alleen een goed opmerker zijn." Hij schudde twijfelachtig het hoofd. „He zie alles, wat om mij heen gebeurtant woordde hij. „Meestal kan ik tamelijk goed zeggen, wat voor soort man iemand ;s wanneer ik zijn gezicht zie en kijk, hoe hij zich beweegt. Maar ik geloof niet. dat ik ooit een schrijver zal worden Soms wanneer ik dit land bekijk bijvoorbeeld bij een mooien zonsondergang, of bedenk, wat een groote oppervlakte dit land heeft. heb ik het gevoel, alsof ik er iets over zou willen zeggen; iets In mijn binnenste geeft mij een gevoel van ademloosheid lijkt mij angst aan te jagen. Maar ik zou 'net niet kunnen beschrijven." Zij had dit gevoel ook gekend en meer dan eens met een potlood In haar hand gezeten om haar gedachten neer te schrijven. Zij dacht dat het niet bepaald angst was, maar meer eer. overweldigend gevoel van eigen nietigheid; een soort terugdeinzen der ziel voor de groote uitgestrektheid der wereld; een groeiend bewustzijn van de onbegrensde grootheid der dingen; een blik op de onein dige macht van God het verlangen tier ziel. om de geheimen des levens te doorgron den. (Wordt vervolgd*.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1932 | | pagina 13