VAN VREEMDE SMETTEN VRIJ?
VOOR DE FORENSEN.
DE HAARLEMSCHE STRATEN EN HUN
OORSPRONG.
HAARLEM'S DAGBLAD
DONDERDAG 6 OCTOBER 1932
De arbeid der taalzuiveraars.
Elk vak heeft zijn moeilijkheden en hierop
maakt dat van den man die voor het pu
bliek schrijft, geen uitzondering. Op een van
die moeilijkheden mag ik misschien hier de
aandacht vestigen, omdat het tevens de
moeilijkheid is van de duizenden, die. of
schoon niet van het vak, toch wel eens een
stukje in de krant insturen of als secretaris
voor hun vereeniging een verslag moeten
opmaken, en voor de tienduizenden die een
brief hebben te schrijven of een opstel moe
ten inleveren voor school.
De laatsten mogen nog wel een fout be
gaan, maar de mensehen van 't vak dienen
hun taal te verstaan. Charivarius staat hun
de vrijheden niet toe, welke hij Tante Betje
veroorlooft.
Charivarius, onze beminnelijke stadgenoot,
de goedheid in persoon voor elk die hem
kent, is de nachtmerrie voor ieder die pu
bliceert. Met elk woord, dat onze schrijvers
uit de pen laten vloeien, zien ze zijn scher
pen blik op hun blad gericht. Zouden ze zich
niet meer schuldig hebben gemaakt aan
overtreding van de geboden van taal en
stijl?
Charivarius is niet de eenige wachter over
de Nederlandsche taal. Er zijn er meer. Ik
noem slechts dr. Ch. J. Haje. die dezer da
gen een boekje heeft uitgegeven') met den
titel: „Taalschut", onder de leuze: Schrijf
weer Nederlandsch! Ik noem dr. Henri Polak,
die in „De Journalist", het orgaan van den
Ned. Journalistenkring, een woordenlijst van
gebruikelijke, maar ongeoorloofde woorden
en uitdrukkingen heeft aangelegd. Ik noem
dr. Van Weel, die met de overige leden dei-
Taalcommissie een dergelijk woordenboekje
heeft samengesteld in opdracht van het Al
gemeen Nederlandsch Verbond. Ik wijs op
het bestaan van dergelijke lijstjes, door de
redactie van sommige bladen ten gerieve van
hun medewerkers en correspondenten ge
drukt.
Wij, publicisten, mogen deze taalzuiveraars
erkentelijk zijn. Want het woord is ons ma
teriaal en het materiaal moet goed wezen,
onverschillig of het een krantenartikel dan
wel een huis betreft. Wie met slechte steen
of ondeugdelijke kalk metselt, verknoeit zijn
werk. Daarom is toezicht op het materiaal
noodig en dienen eischen gesteld ook aan
het woord.
Wij doen dus ons best om zuiver te schrij
ven. Maar hiermee raken wij niet uit de moei
lijkheid, wij komen er juist in! Want wij
hebben nog een anderen plicht- dan die je
gens de Nederlandsche taal: den plicht jegens
het lezend publiek. Dat moet ons verstaan
en het woord dient ons tot middel om een
gevoel, een gedachte, of een geestigheid weer
te geven. De kunst van schrijven bestaat m
de keuze van het juiste woord. En hiertoe is
een fijn onderscheidingsvermogen noodig.
Twee woorden lijken soms sprekend op el
kaar en toch zal het eene een heel andere
uitwerking op den lezer oefenen dan het an
dere.
Nu is het verdrietige voor ons, dat wij,
naarmate wij ons best doen om zuiver te
schrijven, het contact met den lezer verlie
zen. Want de lezer leeft in de werkelijkheid
en niet in de zuivere Nederlandsche taal.
De werkelijkheid is nu eenmaal niet zui
ver: in haar liggen slijk en goudkorrels door-
eengemengd. Zuiver is alleen het laborato
rium, waar men door scheikundige instru
menten de onzuivere werkelijkheid distil
leert. Zuiver is de taal van de school en van
de studeerkamer. Zuiver sprak de ouderwet-
sche schoolmeester en de ouderwetsche pro
fessor. Maar als hij op straat tot een boer
sprak, gaapte deze hem aan en zei, verbluft
van zooveel geleerdheid: „Wablief?!" Zuiver
schreven de ouderwetsche geleerden, maar
zij schreven Latijn.
Allengs heeft zich een verbroedering vol
trokken tusschen den schrijver en zijn pu
bliek. Het aureool van geleerdheid is van
hem afgevallen, hij beweegt zich als mensch
tusschen de overige menschen. Het schrijven
is een kunst, in de kloosters geleerd, maar
toegepast in de samenleving. De hedendaag-
sche auteur vervult een maatschappelijke
taak.
Maar nu dreigt het gevaar, dat deze so
ciale functie belemmerd zal worden door de
taalzuiveraars, die den schrijver van maat
schappelijk wezen weer tot monnik en school
vos hervormen. En zoo staat dan de schrij
ver voor een moeilijk geval. Hij heeft te kie
zen tusschen twee kwaden. Zal hij zijn vat
op den lezer, zijn populariteit, opofferen ter-
wille van de zuiverheid van Nederland's taal.
of zal hij die taalzuiverheid opofferen ter
wille van het contact met het publiek?
Ik ben tot de overtuiging gekomen, dat
het laatste kwaad minder erg is dan het
eerste. Want vóór alles ga de sociale functie
van den auteur. Het woord is materiaal,
maar als zoodanig slechts middel. En soms
kan een onzuiver woord beter dienst doen
om het doel, de juiste weergave en het in
nige contact, te bereiken dan het zuivere
woord.
Toen ik onlangs met Ludwig Hardt, den
bekenden Duitschen voordrachtkunstenaar,
hier bij Brlnkmann wat zat te praten, ver
telde hij, dat hij liever stukken van echte
volksschijvers voordroeg dan stukken uit
Goethe, die, hoe zuiver hij schreef, den volks
toon toch nimmer heeft kunnen opvangen
en weergeven. Ook voor den schrijver is de
leerschoolhet leven!
Ik erken, dat wij, publicisten, uiterst zorg
vuldig hebben te zijn op ons materiaal. Maar
deze zorgvuldigheid brengt ook mee. dat
wij ons niet mogen laten binden door leer
stellig gezag. Zelfs tegenover onze deskun
digen moeten wij critisch blijven staan en
wij mogen hun voorlichting alleen onder
voorbehoud aanvaarden.
Wie maakt uit, of een woord zuiver-Neder-
landsch is of niet? De argumenten van de
deskundigen lijken niet altijd even overtui
gend. En moeten wij ons desondanks neer
leggen bij de clichés, welke men ons in naam
van de zuiverheid opdringt? Indien het ge
vaar bestaat, dat men de taal verarmt, door
klakkeloos de slordigheden, verhaspelingen
en verbasteringen van den man van de
straat over te nemen, dan bestaat het gevaar
voor dergelijke verarming toch evenzeer,
wanneer "men zich in zijn woordkeuze klak
keloos de beperking van de studeerkamer
oplegt. De ernstige auteur zal in dezelfde
critlsche houding naar weerszijden kijken.
De taalzuiveraars met hun lijsten doen
mij denken aan verfhandelaars met hun sta-
lenboek. In het stalenboek staan de kleuren
keurig en onvermengd elk in haar hokje.
Maar op het palet van den schilder loopen
ze onbehoorlijk dooreen. Een schilderspalet
is eigenlijk een vies en onordelijk ding. Maar
ook het schilderij zelf wijkt af van de rege
len welke het stalenboek stelt.
De auteur moet de vrijheid houden, om
te mengen en te schakeeren naar welgeval
len. Het laat hem koud of de ééne verf uit
Frankrijk komt en de andere is „made in
Germany", of hij hier een locaal kleurtje
gebruikt, dat men aan de wereldmarkt niet
kent, daar een vergeten oude tint aan
brengt en ginds een tafreel opvroolijkt met
een gloednieuwe, gewaagde schakeering. die
de verfhandel nog niet in zijn stalenboek
heeft.
Het nieuwe boek van dr. Haje, dat mij tot
deze beschouwing verlokt heeft, bevat voor
beelden te over om te illustreeren wat ik be
doel. Lukraak kies ik er een paar.
Zoo maakt ook deze taalzuiveraar bezwaar
tegen het misbruik van het woord „verhou
ding", dat hij als een „diep doorgedrongen
germanisme" veroordeelt. Persoonlijk heb ik
onder invloed van de taalzuiveraars dit woord
reeds sinds eenige jaren uit mijn woorden
boek geschrapt en het vervangen door de
zuiver-Nederlandsche equivalenten: toestand,
gesteldheid, verstandhouding, betrekking.
Maar vaak heeft mij dit een misverstand
met den lezer gekost.
Zoo eens in een novelle, waarin de volgen
de passage voorkwam:
De gast merkte, hoe zenuwachtig Irene
was. Zoodra zij het huis had verlaten en
het geronk van haar vertrekkende auto
niet langer een beletsel was voor het her
vatten van het gesprek, vroeg hij zijn
vriend: „Wat heeft Irene toch. dat haar
zoo van streek schijnt te maken?"
De vriend glimlachte geheimzinnig en
zei: „Kom, ben jij dan de eenige, die niet
weet dat zij een betrekking heeft?-'
„O, is het dat!" zei hoofdschuddend de
gast: „Och-och, zij óók al!"
Na de verschijning van deze novelle vertel
de een lezeres, dat zij deze passage niet had
begrepen. Is het dan iets om schichtig en
zenuwachtig van te zijn, als je een betrek
king hebt?
„Nee", lichtte ik toe, „ze had natuurlijk
een verhouding, maar dat mag je wel zéggen,
maar schrijven niet. Je schrijft: betrekking,
maar spreekt uit: verhouding, zooals de Oud
testamentische Joden schreven Jahve maar
uitspraken Elohim".
Waarom is een woord ontoelaatbaar, om
dat het aan het Duitsch is ontleend? Is heel
onze taal niet ontleend? Waarom wél tafel,
ofschoon uit het Latijnsche tabula en niet
verhouding, wijl uit het Duitsche Verhaltnis?
Aanvoelen is hetzelfde als voelen' zegt dr.
Haye. Maar hier hebben we nu een van de
vele schakeeringen, waarop de schrijver is
aangewezen. Men kan wel degelijk een stem
ming of een pijn aanvoelen zonder ze te
voelen. Als men een equivalent van aanvoelen
wil, moet men niet voelen gebruiken maar
dan liever nog: zich verplaatsen in. Ik kan
mij in jouw stemming verplaatsen, ik kan
me voorstellen, dat je dit voelt, maar ik voel
het niet.
Het bezwaar tegen de door de taalzui
veraars aanbevolen verbeteringen is vaak.
dat ze te lang en te omslachtig zijn voor het
tempo van onzen tijd. Veélal zijn het eer
omschrijvingen dan woorden. En daarbij:
vormt niet elke tijd zijn eigen woordenmate
riaal naar de behoeften van het oogenblik?
Het Nederlandsch behoort toch tot de leven
de talen en leven is groei, voortdurende
vormverandering.
Wij, menschen van 1932, zijn op het tech
nisch bargoensch, op het sport-jargon, op de
initialen-humbug aangewezen en door het
intense internationale verkeer ontstaat er
een natuurlijk Esperanto, waarin alle leven
de talen verhaspeld zijn.
Aangewezen zijn opis ook ontoelaat
baar. Maar de equivalenten, welke dr. Haje
voor dezen „taalverarmer, uit het Duitsch in
geslopen", opgeeft, drukken toch alle iets
anders uit. Wanneer Bruning op zeker mo
ment aangewezen is op Hitier, heeft hij hem
weliswaar noodig, is hij van hem afhanke
lijk, moet hij zich met hem behelpen, maai
bij al die uitdrukkingen valt het accent toch
niet juist daai', waar het behoort. En de
schilder is blij, dat hij ook dit ongeoorloofde
tintje op zijn palet heeft!
Derhalve: onze erkentelijkheid voor den
eerbiedwaardigen arbeid van de taalzui
veraars is groot en wij maken van hun voor
lichting ijverig gebruik. Maar wij leveren
ons niet aan hen over!
H. G. CANNEGIETER.
bij de Ned. Uitgevers Mij. Leiden 1932
INGEZONDEN" MEDEDEELINGEN
a 60 ets. per regel.
Waf een genot!
Wat een gemak!
Die kolen van Hoenderdos,
In een papieren zak!
Voor den Politierechter.
OPGEWARMDE KOST.
't Was kliekendag bij den politierechter;
dat komt in de beste huishoudens voor. Je
hebt menschen, die dol zijn op een opge
warmd hapje, maar je moet met etensres
ten voorzicht ig zijn en niet aan te velen is 't
in ieder geval, om het versche eten niet te
gebruiken en het met opzet in een later sta
dium te nemen. Velen is dit niet goed beko
men en ik las deze week nog, dat ergens in
België een aantal menschen ziek was ge
worden van overgebleven vleesch, wat- ze
daar eenigszins typisch viande avariée noe
men.
En zoo zijn er menschen, die niet bij den
politierechter verschijnen, als ze worden
uitgenoodigd, ze willen de kat uit den boom
kijken-; nou die komt er uit en als ze 't
beestje zien, schrikken ze zich een aap, om
dan gauw naar de Jansstraat te loopen om
verzet aan te teekenen. Ze krijgen dan weel
een uitnoodiglng en zijn al een half uur
voor den tijd present-, maar treffen een wei
nig vriendelijken rechter aan, indien deze
bemerkt, dat de verdachte den eersten keer
had kunnen komen, zoodat de gerecht-sma-
ehine nu voor de tweede maal voor hem
moet draaien. Veelal bekomt de opgewarmde
kost hem dan slecht en gaat hij met pijn in
zijn buik naar huis.
Maar blijkt, dat ziekte of andere narig
heid de ooi-zaak was van het niet verschijnen
aan den disch. dan wordt nog wel eens wat
meer aandacht aam het kliekje geschon
ken, zoodat het den consument beter bekomt
dan de versche kost.
't Gebeurt natuurlijk ook. dat de con
sument geen schuld heeft aan het- over
schot, doch dat een der gasten is weggebleven
of weggeloopen.
Zoo gebeurde het in Juni dit jaar, dat een
paar lieden- waren voorgeroepen, die tijdens
de huurdersstaking op de deur van een
leege woning met verf gezet zouden heb
ben „niet huren".
Een juffrouw had het goed gezien, maar
een andere getuige draaide er zoo'n beetje
omheen en schoon hem op het gewicht en
de beteekenis van den door hem afgelegden
eed gewezen werd, hield hij vol. dat hij
die schilder par tij niet goed gezien had. 't Ge-
cvolg was dat de politierechter de zaak
schorste en de klanten naar huis stuurde be
halve dien eenen, want die moest het trapje
af en zou in arrest gezet worden als ver
dacht van meineed. Maar in het sousterrain
aangeland deed de koelte daar zijn hersens
weldadig aan. zoodat hij op eens een veel
beter herinneringsvermogen kreeg.
De zaak was echter geschorst en de klan
ten naar huis, maar omdat hij nog al gauw
op den rechten weg terug was gekomen, was
de justitie genadig en trok de vervolging
voor meineed in.
De zaak van de nachtelijke schilderpartij
kwam opnieuw voor we hebben daar in
dertijd- al over geschreven de verklarin
gen van de getuigen harmonieerden als een
septime accoord, waar de oplossing direct op
volgde van drie weken gevangendsstx-af voor
ieder der beide schilders.
De volgende klant, dien we al eerder ge
zien hadden, was een mannetje, dat door
een juffrouw, die naar 't gasthuis moest,
zoo'n beetje als procuratiehouder was aan
gesteld; hij kreeg den sleutel en kon zoo 't
een en ander in huis doen. De juffrouw had
een fiets en ze had tegen den man gezegd,
dat hij tijdens haar verblijf in 't gasthuis die
fiets wel gebruiken mocht Dat deed hij ook.
maar hij dreef dat gebruik wat ver, want hij
verkocht het voertuig.
Indertijd was deze zaak niet afgehandeld,
omdat de juffi'ouw nog ziek was, meen ik en
de man wou nu beweren tegenover de geluk
kig weer herstelde juffrouw, dat zij hem de
fiets in eigendom had afgestaan, wat natuur
lijk onzinnig was, want de juffi-ouw was
volstrekt niet van plaxx het tijdelijke met het
eeuwige te vei"wisselen, zoodat er voor haar
geen aanleiding bestond haar nalatenschap
te verdeelen.
Dat praatje vond dus bij den rechter geen
geloof en de officier vond het van den man,
die al meer op zijn kerfstok had. een ge-
meene streek om zoo misbruik van de goed
heid der toen zieke juffrouw te maken
en omdat een officier van justitie zijn ver
ontwaardiging altijd uitdenkt in het aantal
maanden, bleek, dat die verontwaai'diging
WAGENWEG.
Eindelijk is het wegdek op den Wagen
weg tusschen de Hazepaterslaan en den
Koninginneweg, waar de rails en het
groote wisselstuk van de vroegere Cein
tuurbaan gelegen hebben en waar sinds
dien tal van wielrijders geslipt zijn, ver
beterd. Het plaveisel is daar nu weer goed
aaneengesloten.
Als nu ook nog een andere verbetering
op den Wagenweg wordt aangebracht, dan
z-ullcn de duizenden personen, die daar
dagelijks passeeren. dankbaar en voldaan
zijn Op het gedeelte tusschen den Ko
ninginneweg en de Iordensstraat is de
rijweg het smalst. Herhaaldelijk hebben
daar verkeersstoornissen plaats, namelijk
op de oogenbiikken als aan den huizen
kant auto's geparkeerd staan en var-
beide kanten auto's en andere wagens
elkaar soms zonder ophouden passeeren.
De wielrijders, die van be;de kanten even
eens in groot aantal van dien weg ge
bruik maken, moeten dan maar een goed
heenkomen zien te zoeken.
Het is alleen aan het toeval te danken,
dat daar geen ernstige ongelukken ge
beuren. Toch zullen die op den duur niet
kunnen uitblijven.
Die behoeven echter heelemaal nieti te
gebeuren, als ook daar nog een ikleine
verbetering aangebracht wordt. Langs
het groote gx-asgazon lig een gehard voet
pad (zie afbeelding hiei-boven), dat door
bijna niemand gebruikt wordt. Ongeveer
alle voetgangers loopen over het tirottoir
aan den Westkant, dat dan ook breed ge
noeg is voor het verkeer van belde rich
tingen. Dit is oorzaak, dat- ook het
trottoir aan de Oostzijde van den Wa
genweg tusschen Plein en Florapark en
dal in het verlengde van het geharde
voetpad ligt, zoo goed ais niet gebruikt
wordt.
Aan den Oostkant zou dus heel ge
makkelijk een Verhoogd rijwielpad ge
maakt kunnen worden, zooals o.a. ook op
het bekende breede wandelpad aan de
Dreef gebeurd is cn da: daar in een be
hoefte voorziet.
Het verkeer op den Wagenweg z~u daar
door tot genoegen van alle weggebruikers
aanmerkelijk ontlast worden. Er. het na
tuurschoon zou er geen schade van lijden.
Gaarne bevelen we dit ter overweging
aan de betrokken autoriteiten aan.
De Wagenweg is al eeuwen oud. HU is
een gedeelte van den ouden heirweg van
HaarlemDen Haag. Er waren in vroe
ger tijden twee verschillende weeen van
Haarlem naar Heemstede, n.ï. één voor
voertuigen en één voor voetgangers. Die
voor voertuigen, de Wagenweg, liep van
het Plein tot over de Emauslaan naar den
Heemsteedschen weg. Hij liep dus buiten
den Hout om. want daarin mocht, tenzij
door bevoorrechten, niet met wagens of
fietsen gereden worden. Voor de voetgan
gers lag de weg door den Hout tot het.
Blauwe Bruggetje.
zeer groot was, want de man kreeg er zes
het maximum. De rechter ging ermee ac
coord
DESSERT.
Ten slotte nog wat versche kost om er niet
heelemaal kliekendag van te maken.
Ik weet niet of schillenboer een vak Is,
waarvoor een bijzondere intelligentie ver-
eischt wordt; 't lijkt me toe van niet, want
ware het niet zoo, clan zou de man, die zich
voor dierenmishandeling had te verantwoor
den, al een heel slecht schillenboer zUn ge
weest. Hij wist namelijk niet of hy 't zelf was
of zijn broer en terwijl hij eerst beweerde,
dat hij op 24 Juli, 's morgens om kwart voor
negen niet op de brug over de Ringvaart was
geweest, maar zUn broer, omdat- zijn vrouw
ziek was, zei hy later, dat hij er misschien
wel geweest was en voegde er aan toe: ik
praat me gauw voorbij. Nou, dat kon ik niet
vinden.
Er waren twee dames uit de buurt van de
ringvaart, typen van Hollandsch welvaren en
rij kregen een pluimpje van den officier
niet omdat ze er zoo frisch en gezond uitza
gen. schoon ze 't ook daarvoor verdienden
maar omdat ze de doortastendheid hadden
gehad om naar de politie te loopen om te
vertellen, dat de schillenboer op gezegden
dag zijn paardje onnoodig had afgeranseld,
wat hij meer deed.
Zij waren het er over eens. dat de schillen
boer niet zijn broer was. maar hij zelf en dat
hij het arme dier had afgebeuld.
Tegen die vrouwelijke welsprekendheid en
overtuiging moesten de schillenboer en zijn
broer het afleggen. De officier eischte tien
dagen; de rechter was nog clement en
maakte er voorwaardelyk van.
KLEIN GOED.
Tegen lintbebouwing.
Onder lintbebouwing wordt verstaan het
bouwen van huizen langs de wegeli zonder
dat achter de huizen woonwijken ontstaan.
Dat komt dus veelal voor aan ryks- en pro
vinciale wegen, die de verschillende steden en
dorpen met- elkaar verbinden. Het zijn veelal
liefhebbers van het buiten wonen, dus voor
een belangrijk percentage forensen, die aan
zulke huizen de voorkeur geven.
Maar er zijn nadeelen aan vei'bonden voor
de gemeenschap. Daarom worden er maatre-
geien tegen genomen.
Ged. Staten van Noord-Holland hebben
eenigen tijd geleden bij circulaire aan de ge
meentebesturen in dit gewest medegedeeld,
dat de regeering. in afwachting van de tot
standkoming van maatregelen tegen het euvel
van de lintbebouwing langs de rijkswegen, de
hulp van de gemeentebesturen inriep. Met
name werd verzocht, de betrokken Waterstaat
directies steeds tijdig op de hoogte te stellen
van de gemeenelijke uitbreidingsplannen, voor
zoover deze met de rijkswegen verband hou
den en voorts van bij de gemeentebesturen
ingediende aanvragen om bouwvergunning
langs deze wegen.
In het jaarverslag van den dienst voor Pu
blieke Werken te Amsterdam wordt thans ge
zegd:
Blijkbaar acht de Regeering den tijd aan-
1 gebroken, om afdoende maatregelen te nemen
tegen de lintbebouwing, die inderdaad een dei-
ergste zonden is, welke ten aanzien van de
goede stedebouwkundige ontwikkeling van
stad en gewest en ten aanzien van het na
tuurschoon worden bedreven en waartegen
wettelijke bevoegdheden om afdoende in te
grijpen vooralsnog ontbreken. Het is te hopen
dat de Regeermg spoedig met maatiegelen zal
komen en dat deze zullen getuigen van den
wil, om de lintbebouwing doelbewust te weren.
De desbetreffende bepalingen van de nieuwe
Woningwet brengen te dien aanzien geen af
doende oplossing: immers daarin wordt slechts
gelegenheid geboden, toekomsige bebouwing
langs bestaande wegen te regelen wat den on-
derlingen afstand en den afstand tot den weg
betreft, doch niet om deze bebouwing geheel
te verbieden.
Tot zoover dit verslag.
Ook op den ryksweg Haarlem—Amsterdam
is op enkele plaatsen al lintbebouwing toege
past, maar het is nu wel te verwachten, dat
daaraan geen uitbreiding zal worden gegeven.
Aan den anderen kant blijkt evenwei, dat de
bebouwing van Haarlem en Amsterdam zich
steeds verder langs de vaart uitstrekt. Tegen
deze uitzetting der stadsbebouwing is natuur
lijk weinig te doen. Hoe lang zal het nog du
ren eer de bebouwing van deze beide steden
het buffer-dorp Halfweg genadei-d is?
Het waken, tegen lintbebouwing is evenwel
van veel belang wat de nog onbebouwde stuk
ken van den rijksweg HaarlemVelsen en
VelsenAlkmaar betreft.
De weg Haarlem— Leiden is voor een groot
deel al volgebouwd, zoodat daar niet veel meer
te doen is op dit gebied. De bebouwde kom
men der doi*pen naderen elkaar al zeer stei-k.
Heemstede is bijna aan Bennebroek aange
bouwd (enkele buitenplaatsen uitgezonderd)
en Hillcgom weer aan Bennebroek. Ook tus
schen Hillegom en Li&se is niet veel open ter
rein meer.
Dc weg Vclsen-Amstcrdam.
Deze nieuwe rijksweg is voor de foiensen in
Velsen van veel belang. Althans als die een
maal klaar is.
De aanleg van den weg AmsterdamVelsen.
voor zoover betreft het gedeelte tusschen Vel
sen en Zijkanaal C onder Spaarndam, werd
in 1931 voltooid. Ten aanzien van het gedeel
te tusschen Zijkanaal C en Halfweg kwam het
■mondwerk gereed, terwyl de bruggen over de
Zijkanalen C en F in uitvoering kwamen. Met
den Rijkswaterstaat werd door de gemeente
Amsterdam een regeling in voorbereiding ge
nomen voor de aansluiting van den weg Am
sterdamVelsen aan het Amsterdamsche
stadswegennet. Dooidat door den aanleg van
het eerste gedeelte van de Westhaven de recht
streeksche aansluiting van den rijksweg aan
tien Hemweg onmogelijk is geworden, wordt
een aansluiting van den rijksweg aan het ge
meentelijke siratennet te Amsterdam ter hoog
te van Sloterdijk overwogen.
Dit is nu een nieuwe rijksweg waar men met
*ucces zal kunnen optreden tegen lintbebou
wing.
Evenzoo wat den nieuwen rijksweg betreft
die van Amsterdam-Zuid aangelegd wordt
door den Haariemmermeerpolder naar LLsse.
Voor den Kantonrechter.
Onder den invloed.
Voor den zooveelsten keer stond iemand te
recht omdat hij onder den invloed van alcohol
ach lor het stuurrad van een auto heeft ge
zeten. Het heeft in het onderhavige geval niet
geleid tot ernstige' ongelukken, doch het feit
blijft zeer ernstig. Een chauffeur, die meer al
cohol gebruikt dan een chauffeur betaamt,
verliest het. waarnemingsvermogen en het ver
antwoordelijkheidsgevoel dat zoo brood noodig
is op den weg met het drukke verkeer.
Op 16 Augustus des avonds te 8 uur reed
een auto op den Ryksstraatweg. Een 19-jarig
wïelrijdster wilde den weg oversteken en gaf
daartoe tijdig het tecken door de linkerhand
uit te steken. De chauffeur van de auto zag
dit niet. hij gaf geen signalen en reed de fiets
aan. Het meisje kreeg geen letsel en de flets
werd niet zwaar beschadigd. Een agent van
oolitie. die terstond ter plaatse was. nam den
automobilist mee' naar de politiepost, daar hij
zoodanig gebruik van alcoholhoudenden drank
gemaakt had. dat de agent en een aanwezig
hoofdagent er eerst nog over dachten hem
wegens dronkenschap in te sluiten. Zij lieten
hem echter gaan onder de hoede van een
chauffeur. Pertinent verklaarden beiden, dat
de man absoluut onbekwaam was om te stu
ren.
De automobilist, die zich voor deze feiten te
verantwoorden had. zeide slechts één biertje
gebruikt te hebben Een caféhouder, als dé
charge optredend, verklaarde hem 1 glas bier
'e hebben geschonken en niet gemerkt te
hebben, .dat. verdachte onder den Invloed was.
Anders zou hij niet hebben toegestaan, dat
een 9-jarig ventje, dat naar Beverwijk moest,
met verdachte mee zou rijden.
Verdachte zei nog ..een hekel er aan te heb
ben menschen aan te rUden".
De Ambtenaar van het O. M. achtte de fei
ten bewezen en een ernstige straf op zijn
olaats. Daar het hier een samenloop van
Mvee feiten betreft eischt hij een straf van 7
dagen hechtenis met ontzegging van de be
voegdheid om motorrijtuigen tc besturen voor
den tijd van 1 jaar.
De kantonrechter sprak twee straffen; uit,
een boete van f 25 voor de aanrijding en een
straf van 5 dagen hechtenis voor het sturen
onder den invloed. Het rijbewijs wordt voor 3
maanden ingetrokken.
Een princinieele kwestie.
Is de chauffeur van een stilstaande auto.
die zich in beweging gaat zetten, verplicht
signalen te geven?
Deze vraag beantwoordde mr. Semeyns de
Vries van Doesburgh, ambtenaar van het O.M.
bevestigend. In Wijk aan Zee en Duin stond
een auto aan de rechterzijde van den weg.
Een wielrijder kwam aanrijden, nasseerde de
auto. die zich Juist op dat oogenblik Sn bewe
ging zette, werd geraakt door het voorwiel,
viel en zou onder een andere auto eekomen
zUn. als de chauffeur daarvan niet sterk ge
remd had.
De Ambtenaar achtte den chauffeur van
de eerste auto In overtreding. Deze had tee-
kens moeten geven. Hij beschouwt dit feit als
een principieele kwestie en eischt daarom een
zij het ook kleine straf van l 5 boete.
Mr. Bijil de Vroe verlaagde deze boete tot
f 3, daarmede de chauffeurs van stilstaar.de
wagens den raad gevend, voor het wegrijden
•eekens te geven
PERSONALIA.
Te Amsterdam :s bevorderd tot arts de
he«r J. M. Hilbrands. geboren te Bloe-
mendaal.