VAN VREEMDE SMETTEN VRIJ? VOOR DE FORENSEN. DE HAARLEMSCHE STRATEN EN HUN OORSPRONG. HAARLEM'S DAGBLAD DONDERDAG 6 OCTOBER 1932 De arbeid der taalzuiveraars. Elk vak heeft zijn moeilijkheden en hierop maakt dat van den man die voor het pu bliek schrijft, geen uitzondering. Op een van die moeilijkheden mag ik misschien hier de aandacht vestigen, omdat het tevens de moeilijkheid is van de duizenden, die. of schoon niet van het vak, toch wel eens een stukje in de krant insturen of als secretaris voor hun vereeniging een verslag moeten opmaken, en voor de tienduizenden die een brief hebben te schrijven of een opstel moe ten inleveren voor school. De laatsten mogen nog wel een fout be gaan, maar de mensehen van 't vak dienen hun taal te verstaan. Charivarius staat hun de vrijheden niet toe, welke hij Tante Betje veroorlooft. Charivarius, onze beminnelijke stadgenoot, de goedheid in persoon voor elk die hem kent, is de nachtmerrie voor ieder die pu bliceert. Met elk woord, dat onze schrijvers uit de pen laten vloeien, zien ze zijn scher pen blik op hun blad gericht. Zouden ze zich niet meer schuldig hebben gemaakt aan overtreding van de geboden van taal en stijl? Charivarius is niet de eenige wachter over de Nederlandsche taal. Er zijn er meer. Ik noem slechts dr. Ch. J. Haje. die dezer da gen een boekje heeft uitgegeven') met den titel: „Taalschut", onder de leuze: Schrijf weer Nederlandsch! Ik noem dr. Henri Polak, die in „De Journalist", het orgaan van den Ned. Journalistenkring, een woordenlijst van gebruikelijke, maar ongeoorloofde woorden en uitdrukkingen heeft aangelegd. Ik noem dr. Van Weel, die met de overige leden dei- Taalcommissie een dergelijk woordenboekje heeft samengesteld in opdracht van het Al gemeen Nederlandsch Verbond. Ik wijs op het bestaan van dergelijke lijstjes, door de redactie van sommige bladen ten gerieve van hun medewerkers en correspondenten ge drukt. Wij, publicisten, mogen deze taalzuiveraars erkentelijk zijn. Want het woord is ons ma teriaal en het materiaal moet goed wezen, onverschillig of het een krantenartikel dan wel een huis betreft. Wie met slechte steen of ondeugdelijke kalk metselt, verknoeit zijn werk. Daarom is toezicht op het materiaal noodig en dienen eischen gesteld ook aan het woord. Wij doen dus ons best om zuiver te schrij ven. Maar hiermee raken wij niet uit de moei lijkheid, wij komen er juist in! Want wij hebben nog een anderen plicht- dan die je gens de Nederlandsche taal: den plicht jegens het lezend publiek. Dat moet ons verstaan en het woord dient ons tot middel om een gevoel, een gedachte, of een geestigheid weer te geven. De kunst van schrijven bestaat m de keuze van het juiste woord. En hiertoe is een fijn onderscheidingsvermogen noodig. Twee woorden lijken soms sprekend op el kaar en toch zal het eene een heel andere uitwerking op den lezer oefenen dan het an dere. Nu is het verdrietige voor ons, dat wij, naarmate wij ons best doen om zuiver te schrijven, het contact met den lezer verlie zen. Want de lezer leeft in de werkelijkheid en niet in de zuivere Nederlandsche taal. De werkelijkheid is nu eenmaal niet zui ver: in haar liggen slijk en goudkorrels door- eengemengd. Zuiver is alleen het laborato rium, waar men door scheikundige instru menten de onzuivere werkelijkheid distil leert. Zuiver is de taal van de school en van de studeerkamer. Zuiver sprak de ouderwet- sche schoolmeester en de ouderwetsche pro fessor. Maar als hij op straat tot een boer sprak, gaapte deze hem aan en zei, verbluft van zooveel geleerdheid: „Wablief?!" Zuiver schreven de ouderwetsche geleerden, maar zij schreven Latijn. Allengs heeft zich een verbroedering vol trokken tusschen den schrijver en zijn pu bliek. Het aureool van geleerdheid is van hem afgevallen, hij beweegt zich als mensch tusschen de overige menschen. Het schrijven is een kunst, in de kloosters geleerd, maar toegepast in de samenleving. De hedendaag- sche auteur vervult een maatschappelijke taak. Maar nu dreigt het gevaar, dat deze so ciale functie belemmerd zal worden door de taalzuiveraars, die den schrijver van maat schappelijk wezen weer tot monnik en school vos hervormen. En zoo staat dan de schrij ver voor een moeilijk geval. Hij heeft te kie zen tusschen twee kwaden. Zal hij zijn vat op den lezer, zijn populariteit, opofferen ter- wille van de zuiverheid van Nederland's taal. of zal hij die taalzuiverheid opofferen ter wille van het contact met het publiek? Ik ben tot de overtuiging gekomen, dat het laatste kwaad minder erg is dan het eerste. Want vóór alles ga de sociale functie van den auteur. Het woord is materiaal, maar als zoodanig slechts middel. En soms kan een onzuiver woord beter dienst doen om het doel, de juiste weergave en het in nige contact, te bereiken dan het zuivere woord. Toen ik onlangs met Ludwig Hardt, den bekenden Duitschen voordrachtkunstenaar, hier bij Brlnkmann wat zat te praten, ver telde hij, dat hij liever stukken van echte volksschijvers voordroeg dan stukken uit Goethe, die, hoe zuiver hij schreef, den volks toon toch nimmer heeft kunnen opvangen en weergeven. Ook voor den schrijver is de leerschoolhet leven! Ik erken, dat wij, publicisten, uiterst zorg vuldig hebben te zijn op ons materiaal. Maar deze zorgvuldigheid brengt ook mee. dat wij ons niet mogen laten binden door leer stellig gezag. Zelfs tegenover onze deskun digen moeten wij critisch blijven staan en wij mogen hun voorlichting alleen onder voorbehoud aanvaarden. Wie maakt uit, of een woord zuiver-Neder- landsch is of niet? De argumenten van de deskundigen lijken niet altijd even overtui gend. En moeten wij ons desondanks neer leggen bij de clichés, welke men ons in naam van de zuiverheid opdringt? Indien het ge vaar bestaat, dat men de taal verarmt, door klakkeloos de slordigheden, verhaspelingen en verbasteringen van den man van de straat over te nemen, dan bestaat het gevaar voor dergelijke verarming toch evenzeer, wanneer "men zich in zijn woordkeuze klak keloos de beperking van de studeerkamer oplegt. De ernstige auteur zal in dezelfde critlsche houding naar weerszijden kijken. De taalzuiveraars met hun lijsten doen mij denken aan verfhandelaars met hun sta- lenboek. In het stalenboek staan de kleuren keurig en onvermengd elk in haar hokje. Maar op het palet van den schilder loopen ze onbehoorlijk dooreen. Een schilderspalet is eigenlijk een vies en onordelijk ding. Maar ook het schilderij zelf wijkt af van de rege len welke het stalenboek stelt. De auteur moet de vrijheid houden, om te mengen en te schakeeren naar welgeval len. Het laat hem koud of de ééne verf uit Frankrijk komt en de andere is „made in Germany", of hij hier een locaal kleurtje gebruikt, dat men aan de wereldmarkt niet kent, daar een vergeten oude tint aan brengt en ginds een tafreel opvroolijkt met een gloednieuwe, gewaagde schakeering. die de verfhandel nog niet in zijn stalenboek heeft. Het nieuwe boek van dr. Haje, dat mij tot deze beschouwing verlokt heeft, bevat voor beelden te over om te illustreeren wat ik be doel. Lukraak kies ik er een paar. Zoo maakt ook deze taalzuiveraar bezwaar tegen het misbruik van het woord „verhou ding", dat hij als een „diep doorgedrongen germanisme" veroordeelt. Persoonlijk heb ik onder invloed van de taalzuiveraars dit woord reeds sinds eenige jaren uit mijn woorden boek geschrapt en het vervangen door de zuiver-Nederlandsche equivalenten: toestand, gesteldheid, verstandhouding, betrekking. Maar vaak heeft mij dit een misverstand met den lezer gekost. Zoo eens in een novelle, waarin de volgen de passage voorkwam: De gast merkte, hoe zenuwachtig Irene was. Zoodra zij het huis had verlaten en het geronk van haar vertrekkende auto niet langer een beletsel was voor het her vatten van het gesprek, vroeg hij zijn vriend: „Wat heeft Irene toch. dat haar zoo van streek schijnt te maken?" De vriend glimlachte geheimzinnig en zei: „Kom, ben jij dan de eenige, die niet weet dat zij een betrekking heeft?-' „O, is het dat!" zei hoofdschuddend de gast: „Och-och, zij óók al!" Na de verschijning van deze novelle vertel de een lezeres, dat zij deze passage niet had begrepen. Is het dan iets om schichtig en zenuwachtig van te zijn, als je een betrek king hebt? „Nee", lichtte ik toe, „ze had natuurlijk een verhouding, maar dat mag je wel zéggen, maar schrijven niet. Je schrijft: betrekking, maar spreekt uit: verhouding, zooals de Oud testamentische Joden schreven Jahve maar uitspraken Elohim". Waarom is een woord ontoelaatbaar, om dat het aan het Duitsch is ontleend? Is heel onze taal niet ontleend? Waarom wél tafel, ofschoon uit het Latijnsche tabula en niet verhouding, wijl uit het Duitsche Verhaltnis? Aanvoelen is hetzelfde als voelen' zegt dr. Haye. Maar hier hebben we nu een van de vele schakeeringen, waarop de schrijver is aangewezen. Men kan wel degelijk een stem ming of een pijn aanvoelen zonder ze te voelen. Als men een equivalent van aanvoelen wil, moet men niet voelen gebruiken maar dan liever nog: zich verplaatsen in. Ik kan mij in jouw stemming verplaatsen, ik kan me voorstellen, dat je dit voelt, maar ik voel het niet. Het bezwaar tegen de door de taalzui veraars aanbevolen verbeteringen is vaak. dat ze te lang en te omslachtig zijn voor het tempo van onzen tijd. Veélal zijn het eer omschrijvingen dan woorden. En daarbij: vormt niet elke tijd zijn eigen woordenmate riaal naar de behoeften van het oogenblik? Het Nederlandsch behoort toch tot de leven de talen en leven is groei, voortdurende vormverandering. Wij, menschen van 1932, zijn op het tech nisch bargoensch, op het sport-jargon, op de initialen-humbug aangewezen en door het intense internationale verkeer ontstaat er een natuurlijk Esperanto, waarin alle leven de talen verhaspeld zijn. Aangewezen zijn opis ook ontoelaat baar. Maar de equivalenten, welke dr. Haje voor dezen „taalverarmer, uit het Duitsch in geslopen", opgeeft, drukken toch alle iets anders uit. Wanneer Bruning op zeker mo ment aangewezen is op Hitier, heeft hij hem weliswaar noodig, is hij van hem afhanke lijk, moet hij zich met hem behelpen, maai bij al die uitdrukkingen valt het accent toch niet juist daai', waar het behoort. En de schilder is blij, dat hij ook dit ongeoorloofde tintje op zijn palet heeft! Derhalve: onze erkentelijkheid voor den eerbiedwaardigen arbeid van de taalzui veraars is groot en wij maken van hun voor lichting ijverig gebruik. Maar wij leveren ons niet aan hen over! H. G. CANNEGIETER. bij de Ned. Uitgevers Mij. Leiden 1932 INGEZONDEN" MEDEDEELINGEN a 60 ets. per regel. Waf een genot! Wat een gemak! Die kolen van Hoenderdos, In een papieren zak! Voor den Politierechter. OPGEWARMDE KOST. 't Was kliekendag bij den politierechter; dat komt in de beste huishoudens voor. Je hebt menschen, die dol zijn op een opge warmd hapje, maar je moet met etensres ten voorzicht ig zijn en niet aan te velen is 't in ieder geval, om het versche eten niet te gebruiken en het met opzet in een later sta dium te nemen. Velen is dit niet goed beko men en ik las deze week nog, dat ergens in België een aantal menschen ziek was ge worden van overgebleven vleesch, wat- ze daar eenigszins typisch viande avariée noe men. En zoo zijn er menschen, die niet bij den politierechter verschijnen, als ze worden uitgenoodigd, ze willen de kat uit den boom kijken-; nou die komt er uit en als ze 't beestje zien, schrikken ze zich een aap, om dan gauw naar de Jansstraat te loopen om verzet aan te teekenen. Ze krijgen dan weel een uitnoodiglng en zijn al een half uur voor den tijd present-, maar treffen een wei nig vriendelijken rechter aan, indien deze bemerkt, dat de verdachte den eersten keer had kunnen komen, zoodat de gerecht-sma- ehine nu voor de tweede maal voor hem moet draaien. Veelal bekomt de opgewarmde kost hem dan slecht en gaat hij met pijn in zijn buik naar huis. Maar blijkt, dat ziekte of andere narig heid de ooi-zaak was van het niet verschijnen aan den disch. dan wordt nog wel eens wat meer aandacht aam het kliekje geschon ken, zoodat het den consument beter bekomt dan de versche kost. 't Gebeurt natuurlijk ook. dat de con sument geen schuld heeft aan het- over schot, doch dat een der gasten is weggebleven of weggeloopen. Zoo gebeurde het in Juni dit jaar, dat een paar lieden- waren voorgeroepen, die tijdens de huurdersstaking op de deur van een leege woning met verf gezet zouden heb ben „niet huren". Een juffrouw had het goed gezien, maar een andere getuige draaide er zoo'n beetje omheen en schoon hem op het gewicht en de beteekenis van den door hem afgelegden eed gewezen werd, hield hij vol. dat hij die schilder par tij niet goed gezien had. 't Ge- cvolg was dat de politierechter de zaak schorste en de klanten naar huis stuurde be halve dien eenen, want die moest het trapje af en zou in arrest gezet worden als ver dacht van meineed. Maar in het sousterrain aangeland deed de koelte daar zijn hersens weldadig aan. zoodat hij op eens een veel beter herinneringsvermogen kreeg. De zaak was echter geschorst en de klan ten naar huis, maar omdat hij nog al gauw op den rechten weg terug was gekomen, was de justitie genadig en trok de vervolging voor meineed in. De zaak van de nachtelijke schilderpartij kwam opnieuw voor we hebben daar in dertijd- al over geschreven de verklarin gen van de getuigen harmonieerden als een septime accoord, waar de oplossing direct op volgde van drie weken gevangendsstx-af voor ieder der beide schilders. De volgende klant, dien we al eerder ge zien hadden, was een mannetje, dat door een juffrouw, die naar 't gasthuis moest, zoo'n beetje als procuratiehouder was aan gesteld; hij kreeg den sleutel en kon zoo 't een en ander in huis doen. De juffrouw had een fiets en ze had tegen den man gezegd, dat hij tijdens haar verblijf in 't gasthuis die fiets wel gebruiken mocht Dat deed hij ook. maar hij dreef dat gebruik wat ver, want hij verkocht het voertuig. Indertijd was deze zaak niet afgehandeld, omdat de juffi'ouw nog ziek was, meen ik en de man wou nu beweren tegenover de geluk kig weer herstelde juffrouw, dat zij hem de fiets in eigendom had afgestaan, wat natuur lijk onzinnig was, want de juffi-ouw was volstrekt niet van plaxx het tijdelijke met het eeuwige te vei"wisselen, zoodat er voor haar geen aanleiding bestond haar nalatenschap te verdeelen. Dat praatje vond dus bij den rechter geen geloof en de officier vond het van den man, die al meer op zijn kerfstok had. een ge- meene streek om zoo misbruik van de goed heid der toen zieke juffrouw te maken en omdat een officier van justitie zijn ver ontwaardiging altijd uitdenkt in het aantal maanden, bleek, dat die verontwaai'diging WAGENWEG. Eindelijk is het wegdek op den Wagen weg tusschen de Hazepaterslaan en den Koninginneweg, waar de rails en het groote wisselstuk van de vroegere Cein tuurbaan gelegen hebben en waar sinds dien tal van wielrijders geslipt zijn, ver beterd. Het plaveisel is daar nu weer goed aaneengesloten. Als nu ook nog een andere verbetering op den Wagenweg wordt aangebracht, dan z-ullcn de duizenden personen, die daar dagelijks passeeren. dankbaar en voldaan zijn Op het gedeelte tusschen den Ko ninginneweg en de Iordensstraat is de rijweg het smalst. Herhaaldelijk hebben daar verkeersstoornissen plaats, namelijk op de oogenbiikken als aan den huizen kant auto's geparkeerd staan en var- beide kanten auto's en andere wagens elkaar soms zonder ophouden passeeren. De wielrijders, die van be;de kanten even eens in groot aantal van dien weg ge bruik maken, moeten dan maar een goed heenkomen zien te zoeken. Het is alleen aan het toeval te danken, dat daar geen ernstige ongelukken ge beuren. Toch zullen die op den duur niet kunnen uitblijven. Die behoeven echter heelemaal nieti te gebeuren, als ook daar nog een ikleine verbetering aangebracht wordt. Langs het groote gx-asgazon lig een gehard voet pad (zie afbeelding hiei-boven), dat door bijna niemand gebruikt wordt. Ongeveer alle voetgangers loopen over het tirottoir aan den Westkant, dat dan ook breed ge noeg is voor het verkeer van belde rich tingen. Dit is oorzaak, dat- ook het trottoir aan de Oostzijde van den Wa genweg tusschen Plein en Florapark en dal in het verlengde van het geharde voetpad ligt, zoo goed ais niet gebruikt wordt. Aan den Oostkant zou dus heel ge makkelijk een Verhoogd rijwielpad ge maakt kunnen worden, zooals o.a. ook op het bekende breede wandelpad aan de Dreef gebeurd is cn da: daar in een be hoefte voorziet. Het verkeer op den Wagenweg z~u daar door tot genoegen van alle weggebruikers aanmerkelijk ontlast worden. Er. het na tuurschoon zou er geen schade van lijden. Gaarne bevelen we dit ter overweging aan de betrokken autoriteiten aan. De Wagenweg is al eeuwen oud. HU is een gedeelte van den ouden heirweg van HaarlemDen Haag. Er waren in vroe ger tijden twee verschillende weeen van Haarlem naar Heemstede, n.ï. één voor voertuigen en één voor voetgangers. Die voor voertuigen, de Wagenweg, liep van het Plein tot over de Emauslaan naar den Heemsteedschen weg. Hij liep dus buiten den Hout om. want daarin mocht, tenzij door bevoorrechten, niet met wagens of fietsen gereden worden. Voor de voetgan gers lag de weg door den Hout tot het. Blauwe Bruggetje. zeer groot was, want de man kreeg er zes het maximum. De rechter ging ermee ac coord DESSERT. Ten slotte nog wat versche kost om er niet heelemaal kliekendag van te maken. Ik weet niet of schillenboer een vak Is, waarvoor een bijzondere intelligentie ver- eischt wordt; 't lijkt me toe van niet, want ware het niet zoo, clan zou de man, die zich voor dierenmishandeling had te verantwoor den, al een heel slecht schillenboer zUn ge weest. Hij wist namelijk niet of hy 't zelf was of zijn broer en terwijl hij eerst beweerde, dat hij op 24 Juli, 's morgens om kwart voor negen niet op de brug over de Ringvaart was geweest, maar zUn broer, omdat- zijn vrouw ziek was, zei hy later, dat hij er misschien wel geweest was en voegde er aan toe: ik praat me gauw voorbij. Nou, dat kon ik niet vinden. Er waren twee dames uit de buurt van de ringvaart, typen van Hollandsch welvaren en rij kregen een pluimpje van den officier niet omdat ze er zoo frisch en gezond uitza gen. schoon ze 't ook daarvoor verdienden maar omdat ze de doortastendheid hadden gehad om naar de politie te loopen om te vertellen, dat de schillenboer op gezegden dag zijn paardje onnoodig had afgeranseld, wat hij meer deed. Zij waren het er over eens. dat de schillen boer niet zijn broer was. maar hij zelf en dat hij het arme dier had afgebeuld. Tegen die vrouwelijke welsprekendheid en overtuiging moesten de schillenboer en zijn broer het afleggen. De officier eischte tien dagen; de rechter was nog clement en maakte er voorwaardelyk van. KLEIN GOED. Tegen lintbebouwing. Onder lintbebouwing wordt verstaan het bouwen van huizen langs de wegeli zonder dat achter de huizen woonwijken ontstaan. Dat komt dus veelal voor aan ryks- en pro vinciale wegen, die de verschillende steden en dorpen met- elkaar verbinden. Het zijn veelal liefhebbers van het buiten wonen, dus voor een belangrijk percentage forensen, die aan zulke huizen de voorkeur geven. Maar er zijn nadeelen aan vei'bonden voor de gemeenschap. Daarom worden er maatre- geien tegen genomen. Ged. Staten van Noord-Holland hebben eenigen tijd geleden bij circulaire aan de ge meentebesturen in dit gewest medegedeeld, dat de regeering. in afwachting van de tot standkoming van maatregelen tegen het euvel van de lintbebouwing langs de rijkswegen, de hulp van de gemeentebesturen inriep. Met name werd verzocht, de betrokken Waterstaat directies steeds tijdig op de hoogte te stellen van de gemeenelijke uitbreidingsplannen, voor zoover deze met de rijkswegen verband hou den en voorts van bij de gemeentebesturen ingediende aanvragen om bouwvergunning langs deze wegen. In het jaarverslag van den dienst voor Pu blieke Werken te Amsterdam wordt thans ge zegd: Blijkbaar acht de Regeering den tijd aan- 1 gebroken, om afdoende maatregelen te nemen tegen de lintbebouwing, die inderdaad een dei- ergste zonden is, welke ten aanzien van de goede stedebouwkundige ontwikkeling van stad en gewest en ten aanzien van het na tuurschoon worden bedreven en waartegen wettelijke bevoegdheden om afdoende in te grijpen vooralsnog ontbreken. Het is te hopen dat de Regeermg spoedig met maatiegelen zal komen en dat deze zullen getuigen van den wil, om de lintbebouwing doelbewust te weren. De desbetreffende bepalingen van de nieuwe Woningwet brengen te dien aanzien geen af doende oplossing: immers daarin wordt slechts gelegenheid geboden, toekomsige bebouwing langs bestaande wegen te regelen wat den on- derlingen afstand en den afstand tot den weg betreft, doch niet om deze bebouwing geheel te verbieden. Tot zoover dit verslag. Ook op den ryksweg Haarlem—Amsterdam is op enkele plaatsen al lintbebouwing toege past, maar het is nu wel te verwachten, dat daaraan geen uitbreiding zal worden gegeven. Aan den anderen kant blijkt evenwei, dat de bebouwing van Haarlem en Amsterdam zich steeds verder langs de vaart uitstrekt. Tegen deze uitzetting der stadsbebouwing is natuur lijk weinig te doen. Hoe lang zal het nog du ren eer de bebouwing van deze beide steden het buffer-dorp Halfweg genadei-d is? Het waken, tegen lintbebouwing is evenwel van veel belang wat de nog onbebouwde stuk ken van den rijksweg HaarlemVelsen en VelsenAlkmaar betreft. De weg Haarlem— Leiden is voor een groot deel al volgebouwd, zoodat daar niet veel meer te doen is op dit gebied. De bebouwde kom men der doi*pen naderen elkaar al zeer stei-k. Heemstede is bijna aan Bennebroek aange bouwd (enkele buitenplaatsen uitgezonderd) en Hillcgom weer aan Bennebroek. Ook tus schen Hillegom en Li&se is niet veel open ter rein meer. Dc weg Vclsen-Amstcrdam. Deze nieuwe rijksweg is voor de foiensen in Velsen van veel belang. Althans als die een maal klaar is. De aanleg van den weg AmsterdamVelsen. voor zoover betreft het gedeelte tusschen Vel sen en Zijkanaal C onder Spaarndam, werd in 1931 voltooid. Ten aanzien van het gedeel te tusschen Zijkanaal C en Halfweg kwam het ■mondwerk gereed, terwyl de bruggen over de Zijkanalen C en F in uitvoering kwamen. Met den Rijkswaterstaat werd door de gemeente Amsterdam een regeling in voorbereiding ge nomen voor de aansluiting van den weg Am sterdamVelsen aan het Amsterdamsche stadswegennet. Dooidat door den aanleg van het eerste gedeelte van de Westhaven de recht streeksche aansluiting van den rijksweg aan tien Hemweg onmogelijk is geworden, wordt een aansluiting van den rijksweg aan het ge meentelijke siratennet te Amsterdam ter hoog te van Sloterdijk overwogen. Dit is nu een nieuwe rijksweg waar men met *ucces zal kunnen optreden tegen lintbebou wing. Evenzoo wat den nieuwen rijksweg betreft die van Amsterdam-Zuid aangelegd wordt door den Haariemmermeerpolder naar LLsse. Voor den Kantonrechter. Onder den invloed. Voor den zooveelsten keer stond iemand te recht omdat hij onder den invloed van alcohol ach lor het stuurrad van een auto heeft ge zeten. Het heeft in het onderhavige geval niet geleid tot ernstige' ongelukken, doch het feit blijft zeer ernstig. Een chauffeur, die meer al cohol gebruikt dan een chauffeur betaamt, verliest het. waarnemingsvermogen en het ver antwoordelijkheidsgevoel dat zoo brood noodig is op den weg met het drukke verkeer. Op 16 Augustus des avonds te 8 uur reed een auto op den Ryksstraatweg. Een 19-jarig wïelrijdster wilde den weg oversteken en gaf daartoe tijdig het tecken door de linkerhand uit te steken. De chauffeur van de auto zag dit niet. hij gaf geen signalen en reed de fiets aan. Het meisje kreeg geen letsel en de flets werd niet zwaar beschadigd. Een agent van oolitie. die terstond ter plaatse was. nam den automobilist mee' naar de politiepost, daar hij zoodanig gebruik van alcoholhoudenden drank gemaakt had. dat de agent en een aanwezig hoofdagent er eerst nog over dachten hem wegens dronkenschap in te sluiten. Zij lieten hem echter gaan onder de hoede van een chauffeur. Pertinent verklaarden beiden, dat de man absoluut onbekwaam was om te stu ren. De automobilist, die zich voor deze feiten te verantwoorden had. zeide slechts één biertje gebruikt te hebben Een caféhouder, als dé charge optredend, verklaarde hem 1 glas bier 'e hebben geschonken en niet gemerkt te hebben, .dat. verdachte onder den Invloed was. Anders zou hij niet hebben toegestaan, dat een 9-jarig ventje, dat naar Beverwijk moest, met verdachte mee zou rijden. Verdachte zei nog ..een hekel er aan te heb ben menschen aan te rUden". De Ambtenaar van het O. M. achtte de fei ten bewezen en een ernstige straf op zijn olaats. Daar het hier een samenloop van Mvee feiten betreft eischt hij een straf van 7 dagen hechtenis met ontzegging van de be voegdheid om motorrijtuigen tc besturen voor den tijd van 1 jaar. De kantonrechter sprak twee straffen; uit, een boete van f 25 voor de aanrijding en een straf van 5 dagen hechtenis voor het sturen onder den invloed. Het rijbewijs wordt voor 3 maanden ingetrokken. Een princinieele kwestie. Is de chauffeur van een stilstaande auto. die zich in beweging gaat zetten, verplicht signalen te geven? Deze vraag beantwoordde mr. Semeyns de Vries van Doesburgh, ambtenaar van het O.M. bevestigend. In Wijk aan Zee en Duin stond een auto aan de rechterzijde van den weg. Een wielrijder kwam aanrijden, nasseerde de auto. die zich Juist op dat oogenblik Sn bewe ging zette, werd geraakt door het voorwiel, viel en zou onder een andere auto eekomen zUn. als de chauffeur daarvan niet sterk ge remd had. De Ambtenaar achtte den chauffeur van de eerste auto In overtreding. Deze had tee- kens moeten geven. Hij beschouwt dit feit als een principieele kwestie en eischt daarom een zij het ook kleine straf van l 5 boete. Mr. Bijil de Vroe verlaagde deze boete tot f 3, daarmede de chauffeurs van stilstaar.de wagens den raad gevend, voor het wegrijden •eekens te geven PERSONALIA. Te Amsterdam :s bevorderd tot arts de he«r J. M. Hilbrands. geboren te Bloe- mendaal.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1932 | | pagina 11