LETTEREN EN KUNST
KANTTEEKENINGEN.
Radiomuziek der week.
EEN VOORBESPREKING
FILMARCHIEVEN.
BIOSCOOP.
DE Uitvinder, door Nine van der
Schaaf. Amsterdam Querido's Uit
geversmij.
Het is niet gemakkelijk te definieeren wat
het bijzondere is aan dit boek, dat ik, laat
mij dat mogen vooropstellen, als een stuk
zuivere litteraire kunst genoten heb. Als wij
de lezing ervan beëindigd hebben blijft nog
het besef, dat wij gevangen en meegevoerd
werden in een stille sfeer van zieleleven,
vreemd en toch weer niet vreemd, waarin de
schrijfster ons rondleidde met die kalme ver
zekerdheid, waarmee men aan kinderen een
mooi sprookje vertelt; met die blanke
hartstochtloosheid ook, die een simpel gege
ven kan uitwerken op zoodanige wijze, dat
wij onder dat simpele toch gevoelsaandoe-
ningen van. hooge orde ondergaan. Het leven
van Anko, naar het uiterlijk van vrij duide
lijke burgerlijke gelijkvloersohheid, zóó te
beschrijven als Nine van der Schaaf dat doet,
eischt niet alleen een schrijftalent van bij
zondere soort, doch ook een mentaliteit, die
met een wijsgeerlg dichterschap verband
houdt. Een vreemde man, deze Anko, die voor
zijn weinig alledaagsehe gevoelens op soms
pijnlijk stuntelige manier in de wereld
I rondom, van vaak barsche alledaagschheid,
j ankerplaats zoekt. Geboren op den Frieschen
zandgrond, opgevoed bij een ouden oom en
in diens boerengedoe temidden van oude en
tobbende lieden levend, met slechts voorbij-
I gaande aanraking met kinderen en dus
i weinig blijheid ontmoetendbezorgt Anko
ons reeds bij den aanvang van het verhaal
den sleutel tot latere karakteruitingen. En
bij dienzelfden aanvang reeds wekt Nine van
der Schaaf onze bewondering voor de wijze
waarop ze met enkele aanduidingen, waar de
vluchtige lezer overheen glijdt, dien oom,
I Oege, in zijn geheele gesloten wezen, eerder
suggereert dan uitteekent. Dit is geen boek
om vluchtig te lezen als men er zijn volle ge
not van hebben wil.
Anko mag naar de H.B.S. en verder stu-
deeren. Wiskunde trekt hem aan, sterrekun-
de, mechanica. Maar Oege sterft en het geld
voor studie ontbreekt. Dan komt Anko naar
Amsterdam en zijn moeilijke reis door het
leven begint. Wij zien hem kantoorbediende
worden, zijn studies op eigen gelegenheid,
zoo goed en zoo kwaad dat gaat, voortzetten.
Hij krijgt een baantje als chemiker aan een
fabriek in de provincie, vindt daar werkelijk
een kleine procédé-verbetering uit, doch
komt weer naar de stad terug. Door een
paar studievrienden komt hij ook in de „ge
leerde wereld" en vindt daar zélfs sympa
thie bij mannen van naam; toch staat hij
feitelijk buiten de „erkende" geleerden en
i eigenlijk buiten alles door zijn eigenaardige
persoonlijkheid. Op de fabriek heeft zijn
sociaal gevoel voor de arbeiders hem in
moeilijkheden gebracht, in het wetenschan-
pelijk verkeer zijn het zijn eerzucht en zijn
niet-officieele studie die hem den weg tel
kens moeilijk maken. In zijn behoefte aan
j liefde wordt niet voorzien. Trouwens, hij
I kenit deze behoefte op een geheel in dit
vreemde en toch fijne karakter pa-ssende
wijs: hij beredeneert ze en ageert daarna
consequent, maar ook daar blijft zijn succes
uit. Passioneel is hij niet en hij riolit zijn
intellectueel beheerschte genegenheden ach
tereenvolgens naar de dienstbode op het kan
toor, naar de dochter van zijn chef. naar de
schoonmaakster op zijn laboratorium. Alle
deze evoluties zouden licht belachelijk kun
nen zijn. maar het wondere in dit boek is
juist dat het absoluut buiten de sfeer van
het ridicule blijft. Integendeel. De schrijfster
weet Anko volkomen „waar" te maken en
daarvoor doet ze niets bijzonders, vertelt
alleen maar rustig verder met die stille za
kelijkheid alsof ailes eigenlijk zoo vanzelf
spreekt dat het zoo gaat, en dat er niet de
minste aanleiding voor ons is. ons ergens
over te verwonderen. Ze zegt het aan het
slot niet eens met zooveel woorden, maar de
lezer voelt dat Auko met de schoonmaakster
getrouwd is: en hoewel zijn leven daarmee
volstreekt niet afgesloten behoeft te zijn is
liet boek dat wel op die plaats. Een uitvin
der als Anko zal zijn geheele leven blijven
uitvinden, al zal hij vinden wat hij ongezocht
het; daar zorgt het leven zelf wel voor. Maar
met welk mooi en ongemeen talent de
auteur zulk een figuur aannemelijk ja zelfs
uiterst sympathiek heeft weten te maken,
daarop wilde ik hier de aandacht vestigen
en tot de lectuur van het boek zelf aanspo
ren. Het is in zijn soort technisch gaaf ge
schreven en de soort is van een weinig alle
daagsehe dichterlijke ernst, die zich zoo wei
nig opdringt dat men. onoplettend, hem bij
ikans over het hoofd ziet.
Paul van Ostayen.
Brieven uit Mïavoye.
De Bende van den Stronk
Van den in 1928, in een kliniek voor long
lijders te Mïavoye gestorven Van Ostayen
zijn door zijn vriend Gaston Burssens zoo
juist een aantal brieven gepubliceerd, die de
vrienden der jongste Nederlandsche littera
tuur. belang inboezemen kunnen. Behalve de
tragiek die ons ontroeren kan de dichter
zou Miavoye niet meer levend verlaten en be
reikte nog geen 33 levensjai'en bevatten
ze gegevens die voor later litterair-histo-
risch belang kunnen hebben en reeds nu op
een meer intiemen Van Ostayen een sym
pathiek licht werpen. Ze zijn grootendeels
gericht aan zijn letterkundige vrienden
Burssens en Du Perron en handelen over
een door hem op te richten tijdschrift, over
daardoor te vinden sympathieën, en over
waardeeringen van daartoe niet behooren
den.
En natuurlijk veel over het ziekteproces
van den armen Paul, die steeds vol goede
hoop b'ijft heel spoedig zijn werk te kunnen
aanvatten. Ui de groepeeringen der mannen
van vandaag in onze letteren, behooren Van
Ostayen en zijn vrienden in ieder geval tot
de interessante verschiiningen. Iets meer te
weten van hun onderlinge waard eer in g. hun
wenschen. hun werk, zal dus velen welkom
zijn. Al zullen velen sommige zijner gedich
ten duister bhiven en bizar schijnen uit zijn
burlesken heeft men allicht, een mensch van
zeer bijzondere geesteshouding herkend. Hij
is een geweldig spotter, maar zooals dat meer
voorkomt, tevens een buitengewoon gevoelig
mensch. zulke eigenschap achter ironie
verberet. Hh" schrikt niet terug voor een
woord. e°n bMld dat in on?* p-ov,ri^i—un-o
convei'satie nrnstens gewaagd mag heeten,
zelfs wanneer wij aannemen dat ook daarin
na den oorlog een buitengewone toegevend
heid ontstaan is.
Wie zijn thans gepubliceerde verhaal, een
romantisch verhaal van liefde en roof,
noemde hij het, De bende van den Stronk
in handen neemt, moet daarmee rekening
houden. Van Ostayen schreef niet voor kin
deren. Dit voorop gesteld ter Informatie, kun
nen wij niet anders dan in dit posthuum
werk den fel sarcastischen kant van Os-
tayen's geest óf waardeeren, of verwerpen, al
naar ons persoonlijk inzicht een misschien
al te vrijmoedige uiting toestaat of verbiedt.
Doch in beide gevallen eerlijk erkennen, dat
een natuurtalent in dien schrijver stak wiens
bizarrerie deel was van zijn wezen en geen
aanstellerij of brutaliteit.
19 Sept. *32
J. H. DE BOLS.
door KAREL DE JONG.
Herdenkingen zijn tegenwoordig schering
en inslag. Nauwelijks is de eene van de lucht
of de andere kondigt zich weer aan, net
als soms onweersbuien in het najaar. Zoo
gaat Leipzich nu Nicolo Paganini herdenken,
tegen Zondagavond is een concert zijner wer
ken aangekondigd. Het lijkt me eenigszins
overdreven .Tijdens 't leven van den Geneef-
schen vioolvirtuoos was zijn persoonlijkheid
door een waas van verhalen, anecdotes, my
then en sprookjes omgeven, die van hem een
soort -van bovennatuurlijke of diabolieke ver
schijning gemaakt hebben. Veel daarvan is
door latere onderzoekingen onhoudbaar ge
bleken en het mystieke waas vertoont aan
merkelijke hiaten. Maar in elk geval: al die
sprookjes romantiek moge beteekenis gehad
hebben toen Paganini nog leefde en vooral
geschiktheid hebben gehad om bij zijn optre
den de zalen nog voller te maken, dan ze
anders geweest zouden zijn. de latere tijd
vraagt slechts naar de blijvende beteekenis
van een persoon, naar het duurzame van zijn
levenswerk, naar zijn invloed op de nage-
komenen. En dat alles is nu in het geval-
Paganini niet zoo heel groot. En wordt van
hem gemeld dat hij een goeden muzikalen
smaak had en gaarne strijkkwartetten van,
Beethoven speelde, dat is heel verdienste
lijk en prettig om te vernemen. Maar zijn
composities getuigen niet alle van goeden
smaak: veel daarin is hoofdzakelijk op vir
tuoos effect berekend. Dit mag vooral van
zijn variatiewerken en van zijn vioolcon
cert in D gelden. De muzikale waarde dier
werken is betrekkelijk gering; zij geven ech
ter den speler de gelegenheid om zijn hoor
ders te verbluffen. Paganini bezat destijds
zoowat het monopolie van die technische
kunsten; later hebben ook anderen zich de
daartoe noodige techniek eigen gemaakt,
maar het diabolische in hun verschijning
missen ze, dat was een integreerend deel van
Paganini's succes. Dat hij door zijn werken
de technische mogelijkheden van 't viool
spel vergroot heeft, zoodat nu velen zonder
buitengewone moeite kunnen spelen wat tij
dens zijn leven onmogelijk scheen, mag hem
als een blijvende verdienste worden aange
merkt. Daartoe hebben vooral zijn 24 capri
ces die zijn hoofdwerk vormen en ook in
muzikaal opzicht interessante dingen bevat
ten, wel het meest bijgedragen. Hoe iemand
als wijlen Joseph Joachim Paganini's werken
taxeerde, mag uit het volgende blijken.
Iemand vroeg eens den grootmeester van
het klassieke vioolspel den man die het voor
het eerst aandurfde om Bach's solosonates
op concerten voor te dragen, of hij geen
Paganini spelen kon. Tot antwoord nam Joa
chim zijn viool en speelde een van Paganini's
zwaarste composities feilloos uit 't hoofd
Toen 't uit was beet hij den vrager toe: „Al
les maar prulleboel, maar men moet het toch
kunnen spelen!"
Grooter en blijvender dan die van Paga
nini is de invloed van Archangels Corelli
(16531713) geweest, van wiens sonates in
Daventry's „Grondsdagen" zullen worden
gespee,ld. Corelli geldt voor een eigenlijken
schepper van het „Concerto grosso", de
kunstvorm waarin enkele concerteerende
solo-instrumenten (gezamenlijk het „con
certino" genoemd) in afwisseling met de
meervoudig bezette tuiti optreden en waar
in we dus de tegenover-elkaar-stelling van
twee verschillende klankgroepen vinden.
Maar ook ten opzichte van de oude viool
sonate is de arbeid van Corelli van funda-
menteele beteekenis geweest. Men zal ge
legenheid hebben zijn sonates met die van
Handel, die ook door Daventry worden uit
gezonden te vergelijken. De gewone vorm
van deze is: Langzame en ernstige Inleiding,
waarop een meestal fugatisch beginnend
Allegro volgt; daarna een kort langzaam In
termezzo, dat zonder onderbreking in het
vlugge en gewoonlijk opgewekte slotdeel
overgaat.
Een merkwaardige Beethoven- uitzending
annonceert Weenen tegen Donderdagavond,
nl. de z.g. Koor fantasie" en de 9de Sym
phonic achter elkaar.
Dit is daarom merkwaardig omdat de
Fantasie op. 80 vaak als een soort van
voorstudie voor de Negende wordt beschouwd.
De historische avond (Akademie) in 1808,
waarop de premières van de 5de en 6de Sym
phonic plaats hadden, bracht ook de koor
fantasie als noviteit. Beethoven speelde de
pianopartij zelf. Het werk begint- met een
lange, quasi-improvisatorische klaviersolo,
die nog geen thematische aanduidingen be
vat van hetgeen er zal volgen. Plotseling, na
een fermate van het klavier, zetten de bas
sen een marschachtig thema in. door het
klavier met een vragende phrase onderbro
ken. Het marschtempo wordt herhaald, en
ook door de andere instrumentengroepen
overgenomen; het klavier neemt een koen
besluit in den vorm van een aanloop en zet
een eenvoudige liedmelodie in, die een on
miskenbare verwantschap toont met. de
„Freude"-melodie uit de 9de Symphonie.
Evenals in deze wordt, in de koorfantasie de
melodie gevarieerd: twee hobos springen
vroolijk op en af in terts- en sext af standen;
twee clarinetten zingen met begeleiding
van een knorriee fagot, de strijkers soelen
een wisselspelletie: een tutti leidt tot uitwei
dingen en een cadens van het soloinstru
ment. dat plots een nijdige mineurvariant
van het thema uitblaft; het orkest blaft
terug: twee honden vechten om een been en
een derde loopt er mee heen. maar nu blijkt-
het- been Ln prachtig malsch vleesch veran
derd te zijn. want de lanczame variatie in
A gr. t. Ls van groote melodische bekoring.
Dorh alle vleesch is als het gras het moet
sterven: een krijgsmarsch in T gr. t- eischt
het op. Na dezen marsch een onbestemd me-
diteeren. weer een modulatie naar C gr. t..
een aanloop van het klavier- en het koor
INGEZONDEN MEDEDEFLINGEN
a 60 ets. per regel.
neemt de melodie over bij de woorden van
een gedicht van Burger: „Schmeichelnd hald
und lieblich klingen ur.sres Lebens Harmo-
nien und dem Schönheitssinn entschwingen
Blumen sich, die herrlich blühn". Men ziet*
het proces heeft overeenkomst met dat- der
Negende, maar in de laatste is alles veel
diepzinniger, gecompliceerder en uitvoeriger.
Vijftien jaren liggen t-usschen beide werken,
zij waren toereikend om een even groot, zoo
niet grooter onderscheid te weg te brengen
als ook bij vergelijking van de beide Missen,
die in C. op. 86 (1807) en die in D. op. 123
(1823) waar te nemen valt.
Ten gerieve dergenen, die de Concertge
bouw-uitzending van Donderdagavond wen
schen te beluLst-eren, laat ik hier de namen
van de onderdeelen van de „Tableaux d'une
Exposition" van Moussorgski volgen: Prome
nade Gnomus (een Dwerg) Promenade
Het oude Slot Promenade De Tuin
der Tuilerieën (spelende en kibbelende kin
deren) Bydlo (Poolsche ossewagen)
Promenade Ballet der kuikentjes in de
Eierschalen Sam Goldenberg en Schmuyle
Promenade De Markt te Limoges
Katakomben De Hut van Baba Yaga
De groote Poort van Kief. Het zijn alle schil
derijen van V. Hartmann, een intiemen
vriend van den componist.
De film heeft het voordeel een jonge kunst
te zijn en hierdoor te kunnen profiteeren van
methoden en middelen, waaraan men oudtijds
niet dacht. Het zou te betreuren zijn, zoo zij
daarvan niet volkomen gebruik maakte.
Om een kunst te leeren kennen en te lee-
ren doorgronden, is het niet voldoende, de
voortbrengselen van het oogenblik te beoor-
deelen. Men moet het heden met het verle
den vergelijken om de toekomst te kunnen
projecteeren. Juist de ontwikkelingsgeschiede
nis van een kunst openbaart haar uitgangs
punten, haar beginselen, haar bestemming.
Hoeveel armer zou onze letterkunde zijn, wan
neer wij niet in onze bibliotheken de schep
pingen van het voorgeslacht konden raadple
gen; hoeveel armer de schilderkunst, wan
neer in onze musea louter de doeken van tijd-
genooten hingen en niet tevens het werk
der klassieke meesters.
Niet alleen amusant om. de vergelijking van
het primitieve met het geperfectionneerde
niet alleen indrukwekkend om het getuigenis
van de heldhaftige worsteling van de idee
met de tegenstrevende materie; niet alleen
leerzaam om het inzicht in ras voorbij vlie
gende cultuurtijdperken is de ontwikkelings
geschiedenis ook op een half technisch, half
artistiek domein als dat van de Kinemato-
grafie. Maar tevens schenkt het aanschouwen
van oude werken vaak iets van waarde op
zichzelf; ook in het verleden liggen schatten
van ernst en schoonheid verborgen.
Hierom is een welgeordend en welbeheerd
filmarchief, dat voor ieder belangstellende
toegankelijk is gelijk een boekerij of museum,
een cultureele noodzakelijkheid. En onwille
keurig vraagt men zich af, hoe het met deze
zaak staat.
Wij hebben hier te lande een filmarchief.
Maar deze op 18 October 1919 te 's-Graven-
hage onder den naam Nederlandsch Centraal
Filmarchief gestichte instelling voorziet niet
in de bovenomschreven behoeften. Het doel,
waarvoor zij in het leven geroepen is. is van
gansch anderen aard dan dat van het lichaam,
waarvan de in de film als kunstuiting belang
stellenden de noodzakelijkheid bepleiten.
Het Nederlandsch Centraal Filmarchief, dat
voornamelijk op aanstichten van den rijks
archivaris prof. mr. R. Fruin zijn arbeid is be
gonnen, beperkt zich tot documentaire films,
voorzoover het deze van belang acht voor de
geschiedenis, m den uitgebreidsten zin des
woords. van Nederland,, het Nederlandsche
volk en zijn Koloniën.
Den inhoud van dit archief zou men een
kinematografisch geschiedenisboek kunnen
noemen. Het brengt de vaaerlandsche ge
schiedenis in beeld. Tafreelen als de intocht
der koningin in de hoofdstad, de opening
van de Staten-Generaal, de huldiging van ge
neraal Snijders of de inpoldering van het
Zuiderzee-gebied krijgen hun plaats in deze
historische verzameling. Het is louter „jour
naal".
Op zichzelf heeft een dergelijke instelling
ongetwijfeld reden van bestaan, maar daar
naast zou men toch ook graag een archief
bezitten, waarin de eerste film van Charley
Chaplin of van Greta Garbo voor het tegen
woordige geslacht was bewaard gebleven en
waarin de laatste film van Charley Chaplin
en Greta Garbo voor het toekomstige geslacht
zouden worden bewaard.
Er bestaan hier en daar wel verzamelingen,
waarin men antiquarisch geworden gedenk
stukken uit de ontwikkelingsgeschiedenis van
de film zorgvuldig heeft opgeborgen. Zoo
bezit de filmfabriek Polygoon hier ter stede
een belangwekkende verzameling oude rol-
orenten waaronder b!,'v. de allereerste film
door Max Skladanowski dien de Duitschers
voor den uitvinder van de kinematografie
houden gelijk de Franschen dit beweren van
hun landgenoot Louis Lumière, in 1895 te
Berlijn vervaardigd.
Maar dit staat gelijk met hetgeen op ander
gebied een particuliere boekerij of een par
ticulier prentenkabinet is. Wij hebben be
hoefte aan den kinematograflscnen tegen
hanger va.n de openbare bibliotheek en het
openbaar museum.
Vermoedelijk zal de tijd niet ver af zijn,
dat de gemeenschap op de een of andere
wijze een filmarchief betreffende de film als
kunstuiting organiseert. Zulk een instelling
behoeft niet noodzakelijk van de overheid uit
te gaan, al zou de overheid haar evengoed die
nen te subsidieeren als zij dit thans het his
torisch ge-orienteerd Centraal Filmarchief
doet. Misschien ligt het op den weg van de
producenten en exploitanten, belichaamd in
een orgaan als de Bioskoopbond: misschien
op den weg van de organisatie der toeschou
wers. zooals deze zich in een orgaan als de
Filmliga hebben vereeni'gd. Maar hoe en
door wie dan ook, het Filmarchief moet er
komen.
Dit zal niet gaan dan met aanzienlijke op
offeringen. Want niet alleen dat het aan
schaffen van rolprenten geld kost. maar bo
vendien kan men een film-negatief niet. lan
ger dan on zijn hoogst een paar decenniën
bewaren Men moet het materiaal dus steeds
weer opnieuw reproduceeren, wat uiteraard
1 ook niet kosteloos geschiedt!
H. G. CANNEGETER.
John Gilbert.
LUXOR THEATER.
Ga je mee naar de zee?
't Is maar een gigolo.
We hebben in lan
gen tijd niet het ge
noegen gehad John
Gilbert op het witte
doek te zien, als we
de enkele meters
film van hem in
„We schakelen over
op HoLlywood" niet.
meerekenen. Hij
treedt thans op in
Ga je mee naar de
zee (Way for a
sailon), een avontu
renfilm. Ik houd
van die soort films,
van die sensatie
rolprenten, waarin
geknokt wordt, waarin branden aan boord
worden bestreden en schipbreukelingen door
ruwe zeebonken met gouden harten gered
worden. Ik hou ervan en geniet, als ik de il
lusie krijg van torenhooge golven, die de
helden in hun nietige reddingbooten met
levensgevaar trotseeren. Al komt dat mis
schien niet -te pas voor een criticus, omdat
zulke films voor hem toch eigenlijk te laag
hooren te staan.
Het begin van de film ls verward en
draadloos. Maar langzamerhand komt de
spanning erin met als hoogtepunt, de schip
breuk. Er is een liefdesgeschiedenis doorheen
gesponnen, die natuurlijk goed afloopt. John
Gilbert. Leila Hyams en vooral Wallace
Beery zijn hierin in hun element. Te roemen
ls de soms schitterende fotografie, speciaal
in de mist-scènes.
William Haines en Irene Purcell vervullen
de hoofdrollen in Just a Gigolo ('t Is maar
een Gigolo). Robert (Haines) een genieter
van het leven heeft geen hoogen dunk van
de vrouw. Als zijn oom en financier hem ten
slotte prest te trouwen met Roxv. een meis
je, dat hij nooit gezien heeft en dat zijn oom
hem schildert als deugdzaam, belooft hij dat
te zullen doen, als Roxy hem een maand lang
weerstand zal kunnen bieden, wat hij niet
gelooft. Als beroepsdanser in een hotel (gigo
lo) maakt- hij kennis en tot aan den laatsten
dag van den termijn ziet het er naar uit. of
hij ongelijk zal krijgen. Dan hoort Roxv van
zijn plan en zij besluit hem daarvoor te
straffen. Robert vertelt zijn oom. dat hij van
de soliditeit van Roxy overtuigd is en dat hij
van haar houdt. Op dat moment echter komt.
bericht van Roxy dat ze dien avond met
Robert mee zal gaan.... Robert is wanho
pig. Dus zij is als de andere vrouwen, die hij
kende! Maar als Roxy met haar gigolo op de
hotelkamer aankomt, noemt zij hem bij zijn
echten naam en zegt niet meer van hem te
willen weten. Het komt toch nog in orde,
misschien dank zij de koudwaterdouche in
de laatste scène
Dit is een zeer goed gespeelde, amusante
film. Vlot verloopt ze met soms geestige,
soms ondeugende gedeelten. Een film. die
men ook door voortreffelijke enscèneering en
regie met veel genoegen ziet.
In het voornrogramma draait, de gebrui
kelijke geluidsteekenfilm met Flip den Kik
ker, die ook ditmaal weer alleraardigst is.
Het Orion Profiltl nieuws geeft o.a. gedeel
ten uffltl den voetbalwedstrijd Ned. Proefelft-al
Bristol Rover (47). momenten uit de 3
October feest en in Leiden, de huldiging van
generaal Snijders en den operette-componist
Emmerich Kalman.
EEN HOIORÏRTTcr***- FTLM VAN
DUPONT.
Peter Voss, de millioen^n.
dief, in bet Rembrandt-
Thcater.
E. A. Dupont, dien wij tot nog toe uit
sluitend kennen uit zijn dramatische werken
als Atlantic. Zwei Weiten, Menschen lm
Kaefig. Variété en Salto Mortale, heeft zijn
bewonderaars thans verrast, met een schep
ping in een voor hem geheel nieuw genre
en hij heeft zich ook als humorist weer een
meester getoond.
Peter Voss is een parodie op hét geliefde
film-thema: de jacht op den misdadiger.
Een jaar of twaalf, dertien geleden is de
zelfde roman ook reeds voor de film be
werkt en Harry Liedtke moet teen de hoofd
rol gespeeld hebben. Maar het was toen nog
bittere ernst. Voor hen. die Peter Voss in de
eerste bewerking hebben zien draaien, ik
behoor helaas niet tot de gelukfeigen! zal
het het genot verhoogen. thans hetzelfde
gegeven in scherts te zien vertoond.
Men moet het programma eigenlijk eerst
lezen om het rechte aan de geschiedenis te
hebben. Want zonder toelichting is de
draad moeilijk te volgen. Er zijn filmlief
hebbers. die dit een voordeel vinden, want
nu kunnen zij het heele onderwerp dat er
immers toch niets toe doet, laten zwemmen
en ongehinderd genieten van het bewegings
spel. Maar anderen onder wie schrijver
dezes, leidt juist de onduidelijkheid van het
thema af, omdait zij onder het kijken zioh
teveel moeten Inspannen oen de puzzle te
ontraadselen. Zij zijn nog zoo naïef om te
meenen dat. als men eenmaal een geschie
denis verfilmt, het ook een geschiedenis
moet zijn.
Willy Forst.
Maar na lezing van het program wordt
alles duidelijk genoeg. Een bankier heeft
met het geld van een millionnair gespecu
leerd en als deze zijn deposito opvraagt,
redt de procuratiehouder Peter Voss zijn
patroon uit den nood door er in schijn me:
die twee mfikoen van door te gaan. He*-
geld is dus gestolen. Maar de millionnair
Iaat het er niet bij zitten en neemt de politie
in den arm. die den befaamden detective
Bobby achter den dief aan stuurt. Polly, de
dochter van den millionnair. vergezelt hem
als verslaggeefster op zijn tocht.
Hiermee is het gegeven geleverd voor een.
lustige Jacht, waarbij schilderachtige oorden
tot achtergrond kunnen dienen. Een oceaan
boot met zijn lange verdekken en gangen,
het hotel met zijn vele deuren: de haven
van Marseille als een rhythmlsche droom
van deinende en draaiende vaartuigen en
van om elkaar wentelende raderen en.
schoorsteenpijpen: de kaleidoskooische wir
war van een misdadigerskroep vol dansen
de en vechtende figuren en dan tenslotte
nog de onmisbaar geworden apotheose van
Marokko met rennende ruiters, dansende
derwisjen en, voor de af deeling geluids
film. exotische muziek. Daarvan is in
derdaad wat te maken!
En Dupont heeft er wat van gemaakt.
Maar hij heeft deze oude aantrekkelijkheid
gezet in een nieuw lioht: het licTK van den
humor. Het is een parodie, maar in een
voorname en fijne toon. vrij van al het grof
komische, een burleske, maar in het zacht
aardige genre.
Deze geestigheid is van het goede allooi.
Het begint ai dadelijk met de onverschil
ligheid. waarmee de rijkaard zijn typiste
dicteert, alsof twee millicen maar een alle-
da&gsch bedragje is. En veel van deze gees
tigheid is ook als film geestig behandeld:
de stijgende en dalende beurskoersen; de
haast van de met elkaar concurreerende
kranten persen, die de ééne editie over de
andere uitwerpen; de vervol-ring anet het
vliegtuig (de omhoog cirkelende rokken van
Polly boven hot gat van den nooduitgang),
de hoffelijkheidswedstrijd tussohen den dief
en den detective, die elkaar in de gaten heb
ben, ze trachten elkaar dronken te voe
ren, maar tersluiks gieten beide partijen hun
glas telkens weer op den vloer uilt, zoodat
de ober een heele plas onder hun tafeltje
op moet nemen het muziek-trio van het
in schijn stomdronken stel; de komische
enitrée van de gendarmes in de nachtkroeg,
door het Vreemdelingenverkeer geëxploi
teerd; de 2wijmel-parodie op de apachen-
dansen en -vechtpartijen; de tafereelen
rondom de statige deur van den pacha. En
dan natuurlijk de tallooze grapjes, waartoe
de vermommingen aanleiding geven. De drie
hoofdspelers Willy Forst (Peter). Paul Hör-
biger (Bobby) en Alice Treff (Polly) hebben
den Kineas: smijdig materiaal geleverd.
Het stuk valt een beetje lang en hec is of er
in de middenmoot een knik in de compositie
zit, maar aan 't eind (parodie op de Mariene
film „Marokko?) toont Dupont zich behalve
een meester in de montage ook weer als de
man van de schilderachtige fotografie,
welke wij destijds in zijn prachtkoopen u£
Zwei Weiten zoo hebber, bewonderd.
Behalve de hoofdfilm en het wekelljksche
nieuws biedt Rembrandt deze week een
voorstelling aan van een vijftal koorddan
sers, de Roselti's genaamd. Zoudt u het
klaarspelen, lezer, om staande op twee ver
diepingen mensoh als spits van een wande
lenden toren, een vloo'.-solo te soelen. alsof
u rustig bij vader Steenman op les zaïl?
H. G. CANNEGIETER.
CINEMA PALACE.
Felix Bressart.
Felix Bressart in; „Holzapfcl
wclss alles".
We hebben Fellx Bres-
art al in verscheidene
naailes meegemaakt. Bij -
■\n altijd Ls hij do man.
tij wlen alles in het hon-
erd dreigt te loopen door
en zekere mate van dom
neld en onhandigheid:
u moment suprème komt
- evenwel altijd weer een
onverwachte verandering
n goede te hulp. waar-
rior hij meestal uit het
strijdperk als de over
winnaar tredt. In „Holz-
apfel weiss alles" Ls het weer not zoo: De
harmonicaspeler Holzapfcl (Felix Bressart)
raakt verzeild in een mlsdadigerskroeg. Door
een toeval gebruikt hij een deel van het wacht
woord voor dien dag. Eenige bendeleden den
ken daarom, dat hij een nieuw lid ls en hij
wordt dan ook direct opgenomen in de bende.
'Bij een werkelijke- en niet bij een film-gang,
zijn die gladde jongens niet zoo goed van ver-
'rouwen. daar worden nog wel ettelijke an
dere bewijzen voor verlangd). Holzapfel hoort
nu. dat er een jong meisje en een kleine jon-
cen ontvoerd moeten worden, hij wii zich
liever stilletjes uit de voeten maken, maar
daar komen de kerels met het meisje en den
jongen al aan! Holzapfel ziet kans om met
den kleinen jongen Teddy te ontvluchten. Hij
wordt door de pansche bende achterna eezet,
maar dank zij zijn lange boenen, weet hij met
Teddy zijn huis, een afgedankte snoorwazen.
'e bereiken. Alleraardigste tafreeltjes zijn dat
tusschen Holzapfel en Teddv ln dien spoor
wagen. Dat k'.eine ding. Teddy, speelt verba
zend aardig. Nu begint het langzamerhand
heel ingewikkeld te worden voor Holzapfel en
'och is hij betrekkelijk vlug achter de waar
heid, vandaar do titel van de film: ..Holzapfel
weiss alles". De gevaren, waarin de man zich
begeeft zijn vele en groot en wanneer wij toe
schouwers ons hart al mèt'hem vasthouden
en denken. ..aai. aal. dat loont mis!"komt
er plots hulp voor hom ondagen en heeft hij
nog juist tijd om aüle angst en verbazing uit
zijn gezicht en zijn houding weg te werken en
Ls hij de bewuste overwinnaar. Dat de boozen
gestraft, en de goeden beloond worden, snretict
van zelf. Behalve Bressart munt in zijn be
scheidener rol van verloopen sujet- Julius Fal-
kenstevn uit. Een wonder, znosls hij dat tvpe
geeft De film is een mengeling van vroolijk-
•ieid en van spanning, een film waar je voor
ie genoegen naar toe gaat.
Een zeldzaam waardevolle film 1s de film
van het Concertgebouw-orkest onder leiding
van Willem Mengelberg met de Oberon-Ouver
ture. Voor de Mengelberg-aanbidders een
orachtige gelegenheid om Mengelberg in zijn
volle glorie te zien. Het is een genot de be-
Tieling op zijn gezicht en zijn geheele wezen
te zien onder het dirigeeren, het ls ln één
woord prachtig!
Bren en Godier zijn twee muzikale grap-
'assen mooie stemman en vlotte voor
dracht. Zij kwamen er met hun nummers niet
af maar moesten nog een toegiftje geven.
Verder geeft het uitgebreide nrograrnma
nog na de openingsmuziek een Ufaton Jour
nal. Orion Profilti-Nieuws, C'ty-Pathé News
en een Screensor.g van Max Fleischer.
Een heel goed programma!