LETTEREN EN KUNST KANTTEEKENINGEN. Radiomuziek der week. EEN VOORBESPREKING FILMARCHIEVEN. BIOSCOOP. DE Uitvinder, door Nine van der Schaaf. Amsterdam Querido's Uit geversmij. Het is niet gemakkelijk te definieeren wat het bijzondere is aan dit boek, dat ik, laat mij dat mogen vooropstellen, als een stuk zuivere litteraire kunst genoten heb. Als wij de lezing ervan beëindigd hebben blijft nog het besef, dat wij gevangen en meegevoerd werden in een stille sfeer van zieleleven, vreemd en toch weer niet vreemd, waarin de schrijfster ons rondleidde met die kalme ver zekerdheid, waarmee men aan kinderen een mooi sprookje vertelt; met die blanke hartstochtloosheid ook, die een simpel gege ven kan uitwerken op zoodanige wijze, dat wij onder dat simpele toch gevoelsaandoe- ningen van. hooge orde ondergaan. Het leven van Anko, naar het uiterlijk van vrij duide lijke burgerlijke gelijkvloersohheid, zóó te beschrijven als Nine van der Schaaf dat doet, eischt niet alleen een schrijftalent van bij zondere soort, doch ook een mentaliteit, die met een wijsgeerlg dichterschap verband houdt. Een vreemde man, deze Anko, die voor zijn weinig alledaagsehe gevoelens op soms pijnlijk stuntelige manier in de wereld I rondom, van vaak barsche alledaagschheid, j ankerplaats zoekt. Geboren op den Frieschen zandgrond, opgevoed bij een ouden oom en in diens boerengedoe temidden van oude en tobbende lieden levend, met slechts voorbij- I gaande aanraking met kinderen en dus i weinig blijheid ontmoetendbezorgt Anko ons reeds bij den aanvang van het verhaal den sleutel tot latere karakteruitingen. En bij dienzelfden aanvang reeds wekt Nine van der Schaaf onze bewondering voor de wijze waarop ze met enkele aanduidingen, waar de vluchtige lezer overheen glijdt, dien oom, I Oege, in zijn geheele gesloten wezen, eerder suggereert dan uitteekent. Dit is geen boek om vluchtig te lezen als men er zijn volle ge not van hebben wil. Anko mag naar de H.B.S. en verder stu- deeren. Wiskunde trekt hem aan, sterrekun- de, mechanica. Maar Oege sterft en het geld voor studie ontbreekt. Dan komt Anko naar Amsterdam en zijn moeilijke reis door het leven begint. Wij zien hem kantoorbediende worden, zijn studies op eigen gelegenheid, zoo goed en zoo kwaad dat gaat, voortzetten. Hij krijgt een baantje als chemiker aan een fabriek in de provincie, vindt daar werkelijk een kleine procédé-verbetering uit, doch komt weer naar de stad terug. Door een paar studievrienden komt hij ook in de „ge leerde wereld" en vindt daar zélfs sympa thie bij mannen van naam; toch staat hij feitelijk buiten de „erkende" geleerden en i eigenlijk buiten alles door zijn eigenaardige persoonlijkheid. Op de fabriek heeft zijn sociaal gevoel voor de arbeiders hem in moeilijkheden gebracht, in het wetenschan- pelijk verkeer zijn het zijn eerzucht en zijn niet-officieele studie die hem den weg tel kens moeilijk maken. In zijn behoefte aan j liefde wordt niet voorzien. Trouwens, hij I kenit deze behoefte op een geheel in dit vreemde en toch fijne karakter pa-ssende wijs: hij beredeneert ze en ageert daarna consequent, maar ook daar blijft zijn succes uit. Passioneel is hij niet en hij riolit zijn intellectueel beheerschte genegenheden ach tereenvolgens naar de dienstbode op het kan toor, naar de dochter van zijn chef. naar de schoonmaakster op zijn laboratorium. Alle deze evoluties zouden licht belachelijk kun nen zijn. maar het wondere in dit boek is juist dat het absoluut buiten de sfeer van het ridicule blijft. Integendeel. De schrijfster weet Anko volkomen „waar" te maken en daarvoor doet ze niets bijzonders, vertelt alleen maar rustig verder met die stille za kelijkheid alsof ailes eigenlijk zoo vanzelf spreekt dat het zoo gaat, en dat er niet de minste aanleiding voor ons is. ons ergens over te verwonderen. Ze zegt het aan het slot niet eens met zooveel woorden, maar de lezer voelt dat Auko met de schoonmaakster getrouwd is: en hoewel zijn leven daarmee volstreekt niet afgesloten behoeft te zijn is liet boek dat wel op die plaats. Een uitvin der als Anko zal zijn geheele leven blijven uitvinden, al zal hij vinden wat hij ongezocht het; daar zorgt het leven zelf wel voor. Maar met welk mooi en ongemeen talent de auteur zulk een figuur aannemelijk ja zelfs uiterst sympathiek heeft weten te maken, daarop wilde ik hier de aandacht vestigen en tot de lectuur van het boek zelf aanspo ren. Het is in zijn soort technisch gaaf ge schreven en de soort is van een weinig alle daagsehe dichterlijke ernst, die zich zoo wei nig opdringt dat men. onoplettend, hem bij ikans over het hoofd ziet. Paul van Ostayen. Brieven uit Mïavoye. De Bende van den Stronk Van den in 1928, in een kliniek voor long lijders te Mïavoye gestorven Van Ostayen zijn door zijn vriend Gaston Burssens zoo juist een aantal brieven gepubliceerd, die de vrienden der jongste Nederlandsche littera tuur. belang inboezemen kunnen. Behalve de tragiek die ons ontroeren kan de dichter zou Miavoye niet meer levend verlaten en be reikte nog geen 33 levensjai'en bevatten ze gegevens die voor later litterair-histo- risch belang kunnen hebben en reeds nu op een meer intiemen Van Ostayen een sym pathiek licht werpen. Ze zijn grootendeels gericht aan zijn letterkundige vrienden Burssens en Du Perron en handelen over een door hem op te richten tijdschrift, over daardoor te vinden sympathieën, en over waardeeringen van daartoe niet behooren den. En natuurlijk veel over het ziekteproces van den armen Paul, die steeds vol goede hoop b'ijft heel spoedig zijn werk te kunnen aanvatten. Ui de groepeeringen der mannen van vandaag in onze letteren, behooren Van Ostayen en zijn vrienden in ieder geval tot de interessante verschiiningen. Iets meer te weten van hun onderlinge waard eer in g. hun wenschen. hun werk, zal dus velen welkom zijn. Al zullen velen sommige zijner gedich ten duister bhiven en bizar schijnen uit zijn burlesken heeft men allicht, een mensch van zeer bijzondere geesteshouding herkend. Hij is een geweldig spotter, maar zooals dat meer voorkomt, tevens een buitengewoon gevoelig mensch. zulke eigenschap achter ironie verberet. Hh" schrikt niet terug voor een woord. e°n bMld dat in on?* p-ov,ri^i—un-o convei'satie nrnstens gewaagd mag heeten, zelfs wanneer wij aannemen dat ook daarin na den oorlog een buitengewone toegevend heid ontstaan is. Wie zijn thans gepubliceerde verhaal, een romantisch verhaal van liefde en roof, noemde hij het, De bende van den Stronk in handen neemt, moet daarmee rekening houden. Van Ostayen schreef niet voor kin deren. Dit voorop gesteld ter Informatie, kun nen wij niet anders dan in dit posthuum werk den fel sarcastischen kant van Os- tayen's geest óf waardeeren, of verwerpen, al naar ons persoonlijk inzicht een misschien al te vrijmoedige uiting toestaat of verbiedt. Doch in beide gevallen eerlijk erkennen, dat een natuurtalent in dien schrijver stak wiens bizarrerie deel was van zijn wezen en geen aanstellerij of brutaliteit. 19 Sept. *32 J. H. DE BOLS. door KAREL DE JONG. Herdenkingen zijn tegenwoordig schering en inslag. Nauwelijks is de eene van de lucht of de andere kondigt zich weer aan, net als soms onweersbuien in het najaar. Zoo gaat Leipzich nu Nicolo Paganini herdenken, tegen Zondagavond is een concert zijner wer ken aangekondigd. Het lijkt me eenigszins overdreven .Tijdens 't leven van den Geneef- schen vioolvirtuoos was zijn persoonlijkheid door een waas van verhalen, anecdotes, my then en sprookjes omgeven, die van hem een soort -van bovennatuurlijke of diabolieke ver schijning gemaakt hebben. Veel daarvan is door latere onderzoekingen onhoudbaar ge bleken en het mystieke waas vertoont aan merkelijke hiaten. Maar in elk geval: al die sprookjes romantiek moge beteekenis gehad hebben toen Paganini nog leefde en vooral geschiktheid hebben gehad om bij zijn optre den de zalen nog voller te maken, dan ze anders geweest zouden zijn. de latere tijd vraagt slechts naar de blijvende beteekenis van een persoon, naar het duurzame van zijn levenswerk, naar zijn invloed op de nage- komenen. En dat alles is nu in het geval- Paganini niet zoo heel groot. En wordt van hem gemeld dat hij een goeden muzikalen smaak had en gaarne strijkkwartetten van, Beethoven speelde, dat is heel verdienste lijk en prettig om te vernemen. Maar zijn composities getuigen niet alle van goeden smaak: veel daarin is hoofdzakelijk op vir tuoos effect berekend. Dit mag vooral van zijn variatiewerken en van zijn vioolcon cert in D gelden. De muzikale waarde dier werken is betrekkelijk gering; zij geven ech ter den speler de gelegenheid om zijn hoor ders te verbluffen. Paganini bezat destijds zoowat het monopolie van die technische kunsten; later hebben ook anderen zich de daartoe noodige techniek eigen gemaakt, maar het diabolische in hun verschijning missen ze, dat was een integreerend deel van Paganini's succes. Dat hij door zijn werken de technische mogelijkheden van 't viool spel vergroot heeft, zoodat nu velen zonder buitengewone moeite kunnen spelen wat tij dens zijn leven onmogelijk scheen, mag hem als een blijvende verdienste worden aange merkt. Daartoe hebben vooral zijn 24 capri ces die zijn hoofdwerk vormen en ook in muzikaal opzicht interessante dingen bevat ten, wel het meest bijgedragen. Hoe iemand als wijlen Joseph Joachim Paganini's werken taxeerde, mag uit het volgende blijken. Iemand vroeg eens den grootmeester van het klassieke vioolspel den man die het voor het eerst aandurfde om Bach's solosonates op concerten voor te dragen, of hij geen Paganini spelen kon. Tot antwoord nam Joa chim zijn viool en speelde een van Paganini's zwaarste composities feilloos uit 't hoofd Toen 't uit was beet hij den vrager toe: „Al les maar prulleboel, maar men moet het toch kunnen spelen!" Grooter en blijvender dan die van Paga nini is de invloed van Archangels Corelli (16531713) geweest, van wiens sonates in Daventry's „Grondsdagen" zullen worden gespee,ld. Corelli geldt voor een eigenlijken schepper van het „Concerto grosso", de kunstvorm waarin enkele concerteerende solo-instrumenten (gezamenlijk het „con certino" genoemd) in afwisseling met de meervoudig bezette tuiti optreden en waar in we dus de tegenover-elkaar-stelling van twee verschillende klankgroepen vinden. Maar ook ten opzichte van de oude viool sonate is de arbeid van Corelli van funda- menteele beteekenis geweest. Men zal ge legenheid hebben zijn sonates met die van Handel, die ook door Daventry worden uit gezonden te vergelijken. De gewone vorm van deze is: Langzame en ernstige Inleiding, waarop een meestal fugatisch beginnend Allegro volgt; daarna een kort langzaam In termezzo, dat zonder onderbreking in het vlugge en gewoonlijk opgewekte slotdeel overgaat. Een merkwaardige Beethoven- uitzending annonceert Weenen tegen Donderdagavond, nl. de z.g. Koor fantasie" en de 9de Sym phonic achter elkaar. Dit is daarom merkwaardig omdat de Fantasie op. 80 vaak als een soort van voorstudie voor de Negende wordt beschouwd. De historische avond (Akademie) in 1808, waarop de premières van de 5de en 6de Sym phonic plaats hadden, bracht ook de koor fantasie als noviteit. Beethoven speelde de pianopartij zelf. Het werk begint- met een lange, quasi-improvisatorische klaviersolo, die nog geen thematische aanduidingen be vat van hetgeen er zal volgen. Plotseling, na een fermate van het klavier, zetten de bas sen een marschachtig thema in. door het klavier met een vragende phrase onderbro ken. Het marschtempo wordt herhaald, en ook door de andere instrumentengroepen overgenomen; het klavier neemt een koen besluit in den vorm van een aanloop en zet een eenvoudige liedmelodie in, die een on miskenbare verwantschap toont met. de „Freude"-melodie uit de 9de Symphonie. Evenals in deze wordt, in de koorfantasie de melodie gevarieerd: twee hobos springen vroolijk op en af in terts- en sext af standen; twee clarinetten zingen met begeleiding van een knorriee fagot, de strijkers soelen een wisselspelletie: een tutti leidt tot uitwei dingen en een cadens van het soloinstru ment. dat plots een nijdige mineurvariant van het thema uitblaft; het orkest blaft terug: twee honden vechten om een been en een derde loopt er mee heen. maar nu blijkt- het- been Ln prachtig malsch vleesch veran derd te zijn. want de lanczame variatie in A gr. t. Ls van groote melodische bekoring. Dorh alle vleesch is als het gras het moet sterven: een krijgsmarsch in T gr. t- eischt het op. Na dezen marsch een onbestemd me- diteeren. weer een modulatie naar C gr. t.. een aanloop van het klavier- en het koor INGEZONDEN MEDEDEFLINGEN a 60 ets. per regel. neemt de melodie over bij de woorden van een gedicht van Burger: „Schmeichelnd hald und lieblich klingen ur.sres Lebens Harmo- nien und dem Schönheitssinn entschwingen Blumen sich, die herrlich blühn". Men ziet* het proces heeft overeenkomst met dat- der Negende, maar in de laatste is alles veel diepzinniger, gecompliceerder en uitvoeriger. Vijftien jaren liggen t-usschen beide werken, zij waren toereikend om een even groot, zoo niet grooter onderscheid te weg te brengen als ook bij vergelijking van de beide Missen, die in C. op. 86 (1807) en die in D. op. 123 (1823) waar te nemen valt. Ten gerieve dergenen, die de Concertge bouw-uitzending van Donderdagavond wen schen te beluLst-eren, laat ik hier de namen van de onderdeelen van de „Tableaux d'une Exposition" van Moussorgski volgen: Prome nade Gnomus (een Dwerg) Promenade Het oude Slot Promenade De Tuin der Tuilerieën (spelende en kibbelende kin deren) Bydlo (Poolsche ossewagen) Promenade Ballet der kuikentjes in de Eierschalen Sam Goldenberg en Schmuyle Promenade De Markt te Limoges Katakomben De Hut van Baba Yaga De groote Poort van Kief. Het zijn alle schil derijen van V. Hartmann, een intiemen vriend van den componist. De film heeft het voordeel een jonge kunst te zijn en hierdoor te kunnen profiteeren van methoden en middelen, waaraan men oudtijds niet dacht. Het zou te betreuren zijn, zoo zij daarvan niet volkomen gebruik maakte. Om een kunst te leeren kennen en te lee- ren doorgronden, is het niet voldoende, de voortbrengselen van het oogenblik te beoor- deelen. Men moet het heden met het verle den vergelijken om de toekomst te kunnen projecteeren. Juist de ontwikkelingsgeschiede nis van een kunst openbaart haar uitgangs punten, haar beginselen, haar bestemming. Hoeveel armer zou onze letterkunde zijn, wan neer wij niet in onze bibliotheken de schep pingen van het voorgeslacht konden raadple gen; hoeveel armer de schilderkunst, wan neer in onze musea louter de doeken van tijd- genooten hingen en niet tevens het werk der klassieke meesters. Niet alleen amusant om. de vergelijking van het primitieve met het geperfectionneerde niet alleen indrukwekkend om het getuigenis van de heldhaftige worsteling van de idee met de tegenstrevende materie; niet alleen leerzaam om het inzicht in ras voorbij vlie gende cultuurtijdperken is de ontwikkelings geschiedenis ook op een half technisch, half artistiek domein als dat van de Kinemato- grafie. Maar tevens schenkt het aanschouwen van oude werken vaak iets van waarde op zichzelf; ook in het verleden liggen schatten van ernst en schoonheid verborgen. Hierom is een welgeordend en welbeheerd filmarchief, dat voor ieder belangstellende toegankelijk is gelijk een boekerij of museum, een cultureele noodzakelijkheid. En onwille keurig vraagt men zich af, hoe het met deze zaak staat. Wij hebben hier te lande een filmarchief. Maar deze op 18 October 1919 te 's-Graven- hage onder den naam Nederlandsch Centraal Filmarchief gestichte instelling voorziet niet in de bovenomschreven behoeften. Het doel, waarvoor zij in het leven geroepen is. is van gansch anderen aard dan dat van het lichaam, waarvan de in de film als kunstuiting belang stellenden de noodzakelijkheid bepleiten. Het Nederlandsch Centraal Filmarchief, dat voornamelijk op aanstichten van den rijks archivaris prof. mr. R. Fruin zijn arbeid is be gonnen, beperkt zich tot documentaire films, voorzoover het deze van belang acht voor de geschiedenis, m den uitgebreidsten zin des woords. van Nederland,, het Nederlandsche volk en zijn Koloniën. Den inhoud van dit archief zou men een kinematografisch geschiedenisboek kunnen noemen. Het brengt de vaaerlandsche ge schiedenis in beeld. Tafreelen als de intocht der koningin in de hoofdstad, de opening van de Staten-Generaal, de huldiging van ge neraal Snijders of de inpoldering van het Zuiderzee-gebied krijgen hun plaats in deze historische verzameling. Het is louter „jour naal". Op zichzelf heeft een dergelijke instelling ongetwijfeld reden van bestaan, maar daar naast zou men toch ook graag een archief bezitten, waarin de eerste film van Charley Chaplin of van Greta Garbo voor het tegen woordige geslacht was bewaard gebleven en waarin de laatste film van Charley Chaplin en Greta Garbo voor het toekomstige geslacht zouden worden bewaard. Er bestaan hier en daar wel verzamelingen, waarin men antiquarisch geworden gedenk stukken uit de ontwikkelingsgeschiedenis van de film zorgvuldig heeft opgeborgen. Zoo bezit de filmfabriek Polygoon hier ter stede een belangwekkende verzameling oude rol- orenten waaronder b!,'v. de allereerste film door Max Skladanowski dien de Duitschers voor den uitvinder van de kinematografie houden gelijk de Franschen dit beweren van hun landgenoot Louis Lumière, in 1895 te Berlijn vervaardigd. Maar dit staat gelijk met hetgeen op ander gebied een particuliere boekerij of een par ticulier prentenkabinet is. Wij hebben be hoefte aan den kinematograflscnen tegen hanger va.n de openbare bibliotheek en het openbaar museum. Vermoedelijk zal de tijd niet ver af zijn, dat de gemeenschap op de een of andere wijze een filmarchief betreffende de film als kunstuiting organiseert. Zulk een instelling behoeft niet noodzakelijk van de overheid uit te gaan, al zou de overheid haar evengoed die nen te subsidieeren als zij dit thans het his torisch ge-orienteerd Centraal Filmarchief doet. Misschien ligt het op den weg van de producenten en exploitanten, belichaamd in een orgaan als de Bioskoopbond: misschien op den weg van de organisatie der toeschou wers. zooals deze zich in een orgaan als de Filmliga hebben vereeni'gd. Maar hoe en door wie dan ook, het Filmarchief moet er komen. Dit zal niet gaan dan met aanzienlijke op offeringen. Want niet alleen dat het aan schaffen van rolprenten geld kost. maar bo vendien kan men een film-negatief niet. lan ger dan on zijn hoogst een paar decenniën bewaren Men moet het materiaal dus steeds weer opnieuw reproduceeren, wat uiteraard 1 ook niet kosteloos geschiedt! H. G. CANNEGETER. John Gilbert. LUXOR THEATER. Ga je mee naar de zee? 't Is maar een gigolo. We hebben in lan gen tijd niet het ge noegen gehad John Gilbert op het witte doek te zien, als we de enkele meters film van hem in „We schakelen over op HoLlywood" niet. meerekenen. Hij treedt thans op in Ga je mee naar de zee (Way for a sailon), een avontu renfilm. Ik houd van die soort films, van die sensatie rolprenten, waarin geknokt wordt, waarin branden aan boord worden bestreden en schipbreukelingen door ruwe zeebonken met gouden harten gered worden. Ik hou ervan en geniet, als ik de il lusie krijg van torenhooge golven, die de helden in hun nietige reddingbooten met levensgevaar trotseeren. Al komt dat mis schien niet -te pas voor een criticus, omdat zulke films voor hem toch eigenlijk te laag hooren te staan. Het begin van de film ls verward en draadloos. Maar langzamerhand komt de spanning erin met als hoogtepunt, de schip breuk. Er is een liefdesgeschiedenis doorheen gesponnen, die natuurlijk goed afloopt. John Gilbert. Leila Hyams en vooral Wallace Beery zijn hierin in hun element. Te roemen ls de soms schitterende fotografie, speciaal in de mist-scènes. William Haines en Irene Purcell vervullen de hoofdrollen in Just a Gigolo ('t Is maar een Gigolo). Robert (Haines) een genieter van het leven heeft geen hoogen dunk van de vrouw. Als zijn oom en financier hem ten slotte prest te trouwen met Roxv. een meis je, dat hij nooit gezien heeft en dat zijn oom hem schildert als deugdzaam, belooft hij dat te zullen doen, als Roxy hem een maand lang weerstand zal kunnen bieden, wat hij niet gelooft. Als beroepsdanser in een hotel (gigo lo) maakt- hij kennis en tot aan den laatsten dag van den termijn ziet het er naar uit. of hij ongelijk zal krijgen. Dan hoort Roxv van zijn plan en zij besluit hem daarvoor te straffen. Robert vertelt zijn oom. dat hij van de soliditeit van Roxy overtuigd is en dat hij van haar houdt. Op dat moment echter komt. bericht van Roxy dat ze dien avond met Robert mee zal gaan.... Robert is wanho pig. Dus zij is als de andere vrouwen, die hij kende! Maar als Roxy met haar gigolo op de hotelkamer aankomt, noemt zij hem bij zijn echten naam en zegt niet meer van hem te willen weten. Het komt toch nog in orde, misschien dank zij de koudwaterdouche in de laatste scène Dit is een zeer goed gespeelde, amusante film. Vlot verloopt ze met soms geestige, soms ondeugende gedeelten. Een film. die men ook door voortreffelijke enscèneering en regie met veel genoegen ziet. In het voornrogramma draait, de gebrui kelijke geluidsteekenfilm met Flip den Kik ker, die ook ditmaal weer alleraardigst is. Het Orion Profiltl nieuws geeft o.a. gedeel ten uffltl den voetbalwedstrijd Ned. Proefelft-al Bristol Rover (47). momenten uit de 3 October feest en in Leiden, de huldiging van generaal Snijders en den operette-componist Emmerich Kalman. EEN HOIORÏRTTcr***- FTLM VAN DUPONT. Peter Voss, de millioen^n. dief, in bet Rembrandt- Thcater. E. A. Dupont, dien wij tot nog toe uit sluitend kennen uit zijn dramatische werken als Atlantic. Zwei Weiten, Menschen lm Kaefig. Variété en Salto Mortale, heeft zijn bewonderaars thans verrast, met een schep ping in een voor hem geheel nieuw genre en hij heeft zich ook als humorist weer een meester getoond. Peter Voss is een parodie op hét geliefde film-thema: de jacht op den misdadiger. Een jaar of twaalf, dertien geleden is de zelfde roman ook reeds voor de film be werkt en Harry Liedtke moet teen de hoofd rol gespeeld hebben. Maar het was toen nog bittere ernst. Voor hen. die Peter Voss in de eerste bewerking hebben zien draaien, ik behoor helaas niet tot de gelukfeigen! zal het het genot verhoogen. thans hetzelfde gegeven in scherts te zien vertoond. Men moet het programma eigenlijk eerst lezen om het rechte aan de geschiedenis te hebben. Want zonder toelichting is de draad moeilijk te volgen. Er zijn filmlief hebbers. die dit een voordeel vinden, want nu kunnen zij het heele onderwerp dat er immers toch niets toe doet, laten zwemmen en ongehinderd genieten van het bewegings spel. Maar anderen onder wie schrijver dezes, leidt juist de onduidelijkheid van het thema af, omdait zij onder het kijken zioh teveel moeten Inspannen oen de puzzle te ontraadselen. Zij zijn nog zoo naïef om te meenen dat. als men eenmaal een geschie denis verfilmt, het ook een geschiedenis moet zijn. Willy Forst. Maar na lezing van het program wordt alles duidelijk genoeg. Een bankier heeft met het geld van een millionnair gespecu leerd en als deze zijn deposito opvraagt, redt de procuratiehouder Peter Voss zijn patroon uit den nood door er in schijn me: die twee mfikoen van door te gaan. He*- geld is dus gestolen. Maar de millionnair Iaat het er niet bij zitten en neemt de politie in den arm. die den befaamden detective Bobby achter den dief aan stuurt. Polly, de dochter van den millionnair. vergezelt hem als verslaggeefster op zijn tocht. Hiermee is het gegeven geleverd voor een. lustige Jacht, waarbij schilderachtige oorden tot achtergrond kunnen dienen. Een oceaan boot met zijn lange verdekken en gangen, het hotel met zijn vele deuren: de haven van Marseille als een rhythmlsche droom van deinende en draaiende vaartuigen en van om elkaar wentelende raderen en. schoorsteenpijpen: de kaleidoskooische wir war van een misdadigerskroep vol dansen de en vechtende figuren en dan tenslotte nog de onmisbaar geworden apotheose van Marokko met rennende ruiters, dansende derwisjen en, voor de af deeling geluids film. exotische muziek. Daarvan is in derdaad wat te maken! En Dupont heeft er wat van gemaakt. Maar hij heeft deze oude aantrekkelijkheid gezet in een nieuw lioht: het licTK van den humor. Het is een parodie, maar in een voorname en fijne toon. vrij van al het grof komische, een burleske, maar in het zacht aardige genre. Deze geestigheid is van het goede allooi. Het begint ai dadelijk met de onverschil ligheid. waarmee de rijkaard zijn typiste dicteert, alsof twee millicen maar een alle- da&gsch bedragje is. En veel van deze gees tigheid is ook als film geestig behandeld: de stijgende en dalende beurskoersen; de haast van de met elkaar concurreerende kranten persen, die de ééne editie over de andere uitwerpen; de vervol-ring anet het vliegtuig (de omhoog cirkelende rokken van Polly boven hot gat van den nooduitgang), de hoffelijkheidswedstrijd tussohen den dief en den detective, die elkaar in de gaten heb ben, ze trachten elkaar dronken te voe ren, maar tersluiks gieten beide partijen hun glas telkens weer op den vloer uilt, zoodat de ober een heele plas onder hun tafeltje op moet nemen het muziek-trio van het in schijn stomdronken stel; de komische enitrée van de gendarmes in de nachtkroeg, door het Vreemdelingenverkeer geëxploi teerd; de 2wijmel-parodie op de apachen- dansen en -vechtpartijen; de tafereelen rondom de statige deur van den pacha. En dan natuurlijk de tallooze grapjes, waartoe de vermommingen aanleiding geven. De drie hoofdspelers Willy Forst (Peter). Paul Hör- biger (Bobby) en Alice Treff (Polly) hebben den Kineas: smijdig materiaal geleverd. Het stuk valt een beetje lang en hec is of er in de middenmoot een knik in de compositie zit, maar aan 't eind (parodie op de Mariene film „Marokko?) toont Dupont zich behalve een meester in de montage ook weer als de man van de schilderachtige fotografie, welke wij destijds in zijn prachtkoopen u£ Zwei Weiten zoo hebber, bewonderd. Behalve de hoofdfilm en het wekelljksche nieuws biedt Rembrandt deze week een voorstelling aan van een vijftal koorddan sers, de Roselti's genaamd. Zoudt u het klaarspelen, lezer, om staande op twee ver diepingen mensoh als spits van een wande lenden toren, een vloo'.-solo te soelen. alsof u rustig bij vader Steenman op les zaïl? H. G. CANNEGIETER. CINEMA PALACE. Felix Bressart. Felix Bressart in; „Holzapfcl wclss alles". We hebben Fellx Bres- art al in verscheidene naailes meegemaakt. Bij - ■\n altijd Ls hij do man. tij wlen alles in het hon- erd dreigt te loopen door en zekere mate van dom neld en onhandigheid: u moment suprème komt - evenwel altijd weer een onverwachte verandering n goede te hulp. waar- rior hij meestal uit het strijdperk als de over winnaar tredt. In „Holz- apfel weiss alles" Ls het weer not zoo: De harmonicaspeler Holzapfcl (Felix Bressart) raakt verzeild in een mlsdadigerskroeg. Door een toeval gebruikt hij een deel van het wacht woord voor dien dag. Eenige bendeleden den ken daarom, dat hij een nieuw lid ls en hij wordt dan ook direct opgenomen in de bende. 'Bij een werkelijke- en niet bij een film-gang, zijn die gladde jongens niet zoo goed van ver- 'rouwen. daar worden nog wel ettelijke an dere bewijzen voor verlangd). Holzapfel hoort nu. dat er een jong meisje en een kleine jon- cen ontvoerd moeten worden, hij wii zich liever stilletjes uit de voeten maken, maar daar komen de kerels met het meisje en den jongen al aan! Holzapfel ziet kans om met den kleinen jongen Teddy te ontvluchten. Hij wordt door de pansche bende achterna eezet, maar dank zij zijn lange boenen, weet hij met Teddy zijn huis, een afgedankte snoorwazen. 'e bereiken. Alleraardigste tafreeltjes zijn dat tusschen Holzapfel en Teddv ln dien spoor wagen. Dat k'.eine ding. Teddy, speelt verba zend aardig. Nu begint het langzamerhand heel ingewikkeld te worden voor Holzapfel en 'och is hij betrekkelijk vlug achter de waar heid, vandaar do titel van de film: ..Holzapfel weiss alles". De gevaren, waarin de man zich begeeft zijn vele en groot en wanneer wij toe schouwers ons hart al mèt'hem vasthouden en denken. ..aai. aal. dat loont mis!"komt er plots hulp voor hom ondagen en heeft hij nog juist tijd om aüle angst en verbazing uit zijn gezicht en zijn houding weg te werken en Ls hij de bewuste overwinnaar. Dat de boozen gestraft, en de goeden beloond worden, snretict van zelf. Behalve Bressart munt in zijn be scheidener rol van verloopen sujet- Julius Fal- kenstevn uit. Een wonder, znosls hij dat tvpe geeft De film is een mengeling van vroolijk- •ieid en van spanning, een film waar je voor ie genoegen naar toe gaat. Een zeldzaam waardevolle film 1s de film van het Concertgebouw-orkest onder leiding van Willem Mengelberg met de Oberon-Ouver ture. Voor de Mengelberg-aanbidders een orachtige gelegenheid om Mengelberg in zijn volle glorie te zien. Het is een genot de be- Tieling op zijn gezicht en zijn geheele wezen te zien onder het dirigeeren, het ls ln één woord prachtig! Bren en Godier zijn twee muzikale grap- 'assen mooie stemman en vlotte voor dracht. Zij kwamen er met hun nummers niet af maar moesten nog een toegiftje geven. Verder geeft het uitgebreide nrograrnma nog na de openingsmuziek een Ufaton Jour nal. Orion Profilti-Nieuws, C'ty-Pathé News en een Screensor.g van Max Fleischer. Een heel goed programma!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1932 | | pagina 17