Over den Atlantischen Oceaan. REISBRIEVEN UIT RUSLAND. BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD VIJFDE BLAD. ZATERDAG 3 DEC. 1932 Gouvernementsplein niet den toren van „Financiën". (Parimaribo Naar Suriname. Wij waren rustig langs de kust, die als flauwe bleekgroene band den blikken fiemel van de blikken zee' scheidt. Dichtbij is het water groenachtig', niet mooi helder, zooals in de Caraïbische zee, daar zorgen de rivieren voor. De uitkijk heeft al een poosje geleden het lichtschip voor de Surinamerivier gemeld, als wij plotseling een koffie-met-melkvlakte binnen varen, door een reepje slagroom van de groene zee gescheiden. Dat is het zoete modderwater van de Surinamerivier, dat drijft bovenop het zeewater. Wij gaan ten anker bij het lichtschip om op hoog water te wachten. De loods komt vast aan boord, een rasechte Surinamer met I kapiteinsepauletten en 24 kinderen, die hij toch allemaal goed terecht heeft gebracht in de wereld. Zijn derde vrouw is juist gestorven en hij kijkt met kritischen blik naar de lucht. I het water en onze damespassagiers. „Met j Gods hulp zal het wel gaan om 3 uur" ora- j kelt hij na deze waarnemingen. Hij bedoelt nu het hooge water en liet binnenloopen. j Mooi tijd om te eten. Hij weet wat een mensch toekomt en onze kapitein ook. Om drie uur schokt het anker omhoog en zetten wij koers naar de groene streek, die i aardig helder is geworden. Om twee uur nog I waren er groote hiaten in. waar gietbuien neerkletsten, nu zien., wij al met het bloote oog een paar lichte vlekjes, huizen of daken oplichten achter in den riviermond. Al spoe dig komt er kleur en teekening. Boven de man grove worden hooge kale stammen zichtbaar, die op de kaart als het Verbrande Bosch staan aangemerkt. Braam's punt licht even geel zandig op. Verder aan de kust niets bij zonders. geen huisje, geen boot, geen zeil Daar wonen geen menschen, maar in den I riviermond wordt het drukker. Precies in onze koerslijn ligt een lage groene streep vlak over het water. Wat witte en grijze vlekjes er boven in een donkergroenen band De kijker lost het raadsel makkelijk op. een dijk beschermt den uitspringenden hoek bij de samenvloeiing van Commewijne en Suri namerivier. en daaroverheen zien wij de land huisjes en daken van loodsen, afstekende te gen achterliggend geboomte De breede Com mewijne opent zich meer en meer, de land huizen worden duidelijker zichtbaar, wij pas- seeren de punt en varen vlak langs den over- wal. waar telkens plantagehuizen. koelie- loodsen, aanlegsteigers en fabrieken de aan dacht trekken. En dat alles omgeven door een glorieuzen plantengroei, die maakt, dat de huizen, alle van hout gebouwd er allerge zelligst uitzien met de groote veranda op de eerste verdieping, die overvloeit van bloemen en varens en wat al niet meer. Zoo passeerer. wij Nieuw Amsterdam en Voorburg, genieten van de prachtige lichteffecten in de achter ons liggende Commewijnemonding, waarin wolkentorens weerspiegelen, die door de laagstaande zon helder worden verlicht. Bij Belwaarde wordt rond de bocht Paramaribo zichtbaar, maar eerst vraagt de helaas ver laten suikerfabriek van Lust en Rust de aan dacht, passeeren wij Dordrecht en groeten met de stoomfluit de eerste oude vrienden, de bewoners van Jagtlust. Dan trekt de stad meer en meer onze aandacht. De donkere muren van Fort Zeelandia. het- grastapijt van het Gouvernementsplein met zijn omgeving van palmen en de huizen van den waterkant, alles ingebet in groen en bloemen met aller lei torens en torentjes er boven uit-. Uiterst links één groote grijze loods, dat moet nu een maal, dat eischt de scheepvaart, maar ver der ligt een zuiver, ongeschonden stads beeld voor ons. En wat voor een stadsbeeld! Nu geen vergelijkingen, dit is eenig. Dit mag misschien herinneren aan een vroeger Bata via. dat reeds lang niet meer bestaat, maar voor mij heeft het een absoluut eigen cachet En een zeer aantrekkelijk. De uiterste rech te"' eugel wordt gevormd door het Ford Zee landia, waarvan de dragende muren nu schuil gaan achter weelderigen plantengroei, waar bovenuit de driekleur wappert, afste kend togen een donkere onweerslucht. Dj officierswoningen liggen half verscholen in den aanzweilencen plantengroei, die culmi neert rond het Gouvernementshuis. het mooie paleis, dat juist fel verlicht wordt door een paar langs den wolkenrand ontsnappen de zonnestralen. Helder groen en wit. voor een donkergrauwe lucht, wit en roze en vu rige wolkenkoppen er boven en weer het wijd uitwaaiende rood. wit en blauw. Dan volgen de huizen van den Waterkant, weer twee of drie verdiepingen, alles van hout en wit of althans licht geschilderd, alle met een door zuilen gedragen verandah, waar een weelde van planten overheen puilt. En nu verzamelt zich overal het volk, veel wit bij de mannen, veel kleur bij de vrouwen. Daar schommelen de eerste Kottomissies, de typische figuren van Suriname, maar er is ook roze en lichtblauw van hoofdsluiers en stemmig bruin van sarongs onder wit kanten baadjes. Dat is een land met karakter, met eigen karakter, al is het uit een mengvat van talrijke beschavingen ontstaan. Hier leeft een eenheid die uit veelheden bestaat en bo ven al dat gewemel van kleuren v-an kleeren en menschen zelf, wappert vroolijk het rood wit en blauw. Wij wandelen langs den waterkant, genie tende van de avondkoelte, van het verge zicht over de rivier, nu de luchten kleuren tegen zonsondergang en.... van wat wij te gen komen. Het meest opvallend zijn de Kot tomissies. de vrouwen uit het volk, meest met een 6099 pet. negeïbloed. Ze dragen de ouderwetsche Hernhutterskleeding. haar in dertijd door de zending voorgeschreven, maar thans zonder onderscheid van geloof. Een kort jak met losse poffen, afdakjes boven de mouwen, een rok, die door een aantal on derrokken of door een band van stroo hoog om de heupen wordt opgebonden, overbloest en wijd uitstaat. Boven het jak uit het- vaak glimmend zwarte gezicht-, haast zonder uit zondering glunder lachend en boven dat zwart en wit van ooghoeken en tanden de kleurige fleurige muts, eigenlijk een gevou wen hoofddoek. Rijkdom en staat, de heele levensgeschiedenis kan men uit kleur en tee kening en vorm dier hoofddoek afleiden, maar dat verc-ischt diepgrondige' studie. Maai de Kottomissies bchooren tot de aantrekke- .ijkste en gezelligste figuren van Paramari bo's straten. Of er nu op dien hoofddoek een kruik rum balanceert of een mud sinaas appelen, een tros bananen of een parapluie, altijd kijkt er een glunder snuit onderuit. BuKken, omdraaien, staan kletsen of hard lopen. de hoofdlast gaat automatisch mee. Ms een dienstmeisje stof afneemt, zal ze uw kostbaar bonbonschaaltje even van tafel ne men en bovenop haar krullerigen haardos planten, dan wrijven, boenen, even uit het raam kijken, nog eens wrijven, een schoon kleedje uic de kast halen, „als maar" met uw kleinood op het hoofd en het dan weer dood voorzichtig midden op tafel zetten! Maar wij wandelen langs den waterkant. Ik ben gewend, mijn oogen goed den kost te geven maar hier was zoo geweldig veel te zien! Behalve die der zeilende Kottomissies vallen eerst andere kleederdrachten op. Daar loopt een Javaan van Djocja in zijn nauwsluitende zwarte pantalon, het zwarte buis en den keurigen hoofddoek met. het- driehoekige puntje op het voorhoofd. Even verder een Britsch-Indiër. Brahmanen type. wrtgetulband met dunne grijze baard, wit he md, de sarong hoog tusschen de beenen opgetrokken, zoodat zoowat 95 cM. broodma gere spiilebeenen zichtbaar zijn. Dan een heerlijk rond Soendaneesje in rood geruite sa rong met roze baadje, drie zilveren spelden in het van klapperolie glanzende blauwzwar te haar. Maar haar aardige snuitje valt in het niet bij de schoonheid van haar buur vrouw, Tenger, een Madonnagezicht, waaruit een paar koolzwarte oogen stralen, prachtig omlijst door een roze zijden shawl, die on vergelijkelijk elegant verder om de slanke lee'st gedrapeerd is. Alleen jammer, dat ze drie voortanden mist, een gouden broche in den neusvleugel en een gouden hangslotje voor den mond draagt. Maar kijk verder en ge zult typische Javanen, Soendaneezen, Britsch-Indiërs en.... negers tegenkomen. Daar komt- een boschneger, „meisje" aanhol len. Een stevige peuter van een jaar of zes tien. zoo zwart als schoensmeer. Vier pot sierlijke vlechtjes dansen op haar kruin mee. Een rood-geel-groen gestreepte deken golft om haar heen. Een eindje verder vader en moeder in groote dekens gehuld, hun pagaaien dragende. En wat er dan verder in jurkjes en japonnetjes rond loopt: ik heb nog nooit zooveel knappe en lieve meisjesbij elkaar gezien. En „elck wat wils", van zwavel gele over licht gebronsd en licht noten tot ebbenhout aan toe. En.... elk vindt zijn kleur het mooist. Ik ook! Dan vraagt het water weer onze aandacht. Een groot houtvlot komt stroomop drijven met den vloed. Een gevaart van meest onder gedoken stammen, die door bamboe drijven de moet worden gehouden. Op de vier hoeken ebbenhouten standbeelden. Reuzenkerels met geweldige spieren, klaar om als het noodig is den wrikriem te hanteeren. Breed in de schouders, met zware armen, maar akelig dunne, lange beenen. Midden op het vlot een blader hutje, waarvoor een paar gedaanten gehurkt zitten. Een boot drijft met het vlot mee. Achterin een groote neger, gekleed in zijn lendenlapje van boombast, middenin de boot, vol aandacht voor het gebeuren op den wal. Vlak bij een groote forsche negervrouw een zuigeling op haar knie. Uiterst langzaam drijft het werk der wilden langs. Heen en weer drentelende passeer ik ze' vier keer. Star en stil zitten de figuren, als betooverd door het kleurige tafereel en de lichten, die zachtjes aan ontstoken worden. De omtrek ken van vlot. boot en menschen worden schemerig onder de schaduw van hooge hoo rnen en steken even later weer scherp af tegen het water van de rivier, dat den lichten avondhemel weerkaatst. Venus teekent een lichtlijn over het water. Daar in de verte maakt een zilveren romp zich los van den wal, vier ijle masten steken af tegen water en lucht als een groote schoe ner stroomaf komt. Die gaat naar de Sara- macca om hout te halen voor Kersten en Co. Wij zullen ze' er straks voorbijvaren. Als de maan uit zijn eerste kwartier vol is gewor den! Eerst meer van stad en land zien, thuis raken. VAN DER SLEEN. BOUWKUNST DER WORMEN. De „zeewormen" zijn wellicht de werk zaamste en vlijtigste dieren onder de schep selen van de zee en eenige soorten van deze wormen leggen zich ijverig toe op den douw van huizen. Over de merkwaardige gewoon ten van deze kleine dieren- heeft een Er.- gelsch zoöloog, prof. Nointoshe, nauwkeurige onderzoekingen ingesteld, welke hem het grootste gedeelte van zijn lang leven hebben bezig gehouden. Hij onderscheidt twee soorten van deze wormen, die hij den „metselaar" en den „pottenbakker" noemt Ieder van deze wormen woont in een huis en het bouwmateriaal bestaat m een afscheiding van de huidklieren. welke zoo hard wordt als perkament. Aan de opper vlakte van deze buis brengt- de worm nu, zoo lang de buis week is. alle mogelijke door hom verzamelde dingen aan. Zoo lijken de muren van deze huizen naar de uiteenzetting van prof. Nointosh. op onze huizen waar sluca- doorswerk is aangebracht. Een der wonderen van deze zeldzame bouwlust der wormen is het- buitengewoon groote aantal van de verschillende voorwer pen, die hij tegelijkertijd kan vasthouden, waarbij hem zijn talrijke vangarmen zeer te pas komen. Een aantal kleine deeltjes kan men met behulp van een microscoop aan de oppervlakte van de vangarmen ontdekken en deze v>ndsen worden naar den mond ge- brach waar ze worden gekneed. Terwijl de vangarmen het bouwmateriaal voor het huis verzamelen zorgt de mond voor het aanbren gen van het materiaal. De geleerde heeft ook nog andere zeewormen gadegeslagen, die voor hun woningen zandkorrels zorgvuldig uitgezochte stukjes schelpen gebruiken, ter wijl enkele Japansche zeewormen zelfs de versieringen van hun woningen met groote regelmatigheid en gelijkmatigheid aanbren gen. ZEEHONDEN EN MUZIEK. Canadeesclie trappers waren in het ijs van het hooge Noorden reeds lang totaal van de buitenwereld afgesloten. Zij hadden nog eenig voedsel, maar niets meer voor hun honden. Moest men die trouwe dieren van honger laten omkomen? Daar viel het een- van de mannen in, dat hij wel eens had hooren zeggen dat zeehon den dol veel van muziek houden. Hij liet daarom de gramofoon op het dek van hun schip brengen en eenige luidruchtige platen afdraaien. Op net geluid liet zich een zee hond zien, vervolgens een tweede, eindelijk een heele hoop. die op het ijs naar de muziek kwamen luisteren. Bij de muziek van de gramofoon kwam zich nu ook spoedig de muziek van de karabijnen voegen. De honden hadden voedsel in over vloed. WAT VERZEKERD WORDT. Er zijn, geloof ik, weinig dingen die niet ver zekerd kunnen worden. Danseressen verzeke ren hun beenen, zegt Tit Bits. pianisten hun vingers, zangers hun stem. meisjes de kuil tjes in hun wangen! Onlangs kreeg iemand 70 pond uitgekeerd van een verzekerings maatschappij omdat een val een kuiltje in haar knie had bedorven! O, zoo! Een actrice sloot een verzekering op haar hoed. die bezet was met juweelen, tegen het overboord waaien tijdens het oversteken van den Oceaan. Een „dikke dame" in een circus, die be speurde, dat ze de slanke lijn-mode ging be naderen, verzekerde zich daartegen, evenals het onder danseressen en film- en tooneel- speelsters voorkomt, dat ze zich tegen dik- worden verzekeren. Een Hollywood filmmaatschappij, die op nemingen nam in de bergen, verzekerde zich tegen elk soort weer behalve sneeuw op een bepaalden dag. Maar 't record in eigenaardig verzekeren is toch wel gevestigd door een man, die eigenaar is van een winkel in de schaduw van het Monument bij London Bridge en die zich verzekerd heeft tegen het vallen van dit monument op zijn zaak! Voorspellingen over Rusland zijn niet mogelijk. De lezer, die geen vriend is van de socia lisatie. zal van meening zijn, dat de fouten en tekortkomingen, in mijn vorigen brief ge noemd. het gevolg zijn van gemis aan parti culier initiatief, dat in de kapitalistische lan den de drijfveer is van de meeste energie- Daar kan ik op antwoorden dat b.v. de spoorwegen in Rusland wel goed functionnee- ren en ook in andere landen vele staats diensten bewijs hebben gegeven zonder „eigenbelang" van de bij die diensten werk zame personen, goed te kunnen function- neeren. Eerder zou men kunnen zeggen: Men is te snel van stapel geloopen, men heeft aan vankelijk gemeend met een materieele socia lisatie in enkele jaren ook de menschen te kunnen socialiseeren. Daar wordt nu wel hard aan gewerkt en van de jonge generatie mag in dit opzicht ieder jaar meer verwacht worden. De conso- mols, de ouderen uit de communistische jeugdbeweging, werken als oedarniki (stoot brigaden) in de fabrieken en doen alles om de productie op te voeren. Maar wat helpt het. oi men al tractors fabriceert, wanneer er geen menschen zijn op de kolchozen die van behoorlijke smering en verzorging ver stand hebben. Uit het feit, dat de Staatsboerderijen met haar productie over het algemeen achter blijven bij de collectieve boerderijen blijkt, dat het staatsbedrijf, dus de algeheele socia lisatie van den landbouw, zeker niet de voor keur verdient in dit stadium boven de collec tieve (coöperatieve) boerderij, wat spreekt van gemis aan ijver, wanneer het eigenbe lang ontbreekt. De Duitschers die in Rusland werken schrij ven de fouten in hoofdzaak toe aan de Rus sische mentaliteit, zooals ik die schetste in mijn vorigen brief en inderdaad springt het verschil tusschen Duitschland en Rusland wel sterk in rt oog, wanneer men van Oost naar West reist. De lezer zal de genoemde misstanden nog al kras vinden en vragen of het een en an der niet tot een economische catastrophe moet leiden, gezien de steeds duurder wor dende levensmiddelen, een verhooging van prijzen ,die door de loonsverhoogingen niet bijgehouden wordt. En daar- kan ik op ant woorden dat Rusland in de jaren 19141921 zooveel doorgemaakt heeft aan oorlog, revo lutie, burgeroorlog en hongersnooden, dat men vrede heeft met den tegenwoordigen toestand van rust, van een vast bewind, van economischen opbouw, waarvan men hoept en verwacht dat hij na 5 jaar verlichting zal geven in den materieelen nood. Daar komt bij dat de stadsgemeenten feitelijk rijk zijn. Ze bezitten alle huizen en gronden, ze bezit ten alle bedrijven, op een klein percentage na en wat de menschen zelf betreft: werk loosheid is er niet, emigreeren mag men niet, er schiet niet anders over dan zich te schik ken en de Rus is gewillig. Hij heeft de lijf eigenschap nog geen eeuw achter zich- Al leen de Duitschers die hier werken zien het verschil met hun land, waarvan ze de na- deelen als werkloosheid alleen bij name ken nen en trekken zich ook dikwijls uit Rusland terug door hun contract niet te vernieuwen of met hun verlof weg te blijven. Wie den toestand in Rusland beter weer geeft dan deze is, bewijst de Sovjets geen dienst. Men hecht daar zeer veel waarde aan het oordeel van buitenlanders omdat men dikwijls binnenlands den toestand zoo slecht beoordeelen en vergelijken kan. Men wil in Rusland ook gaarne luisteren naar wie op bouwende critiek weet te geven; men denke maar aan de ingezonden artikelen in de Duitsche en Engeische kranten, die in Mos kou verschijnen. Wie alles in Rusland met West-Europa wil vergelijken doet evenzeer verkeerd. Ik schreer reeds eerder dat men met den Balkan. Roe menië. Polen en Klein-Azië moet vergelijken. De Rus is reeds tevreden met een bestaan, dat aan #cn werkloozen arbeider in Neder land ondraaglijk zou toelijken. Al noemt de Russische Staten-Unie zich „socialistisch", daarom kan men nog niet verwachten dat ze de West-Europeesche landen in alle op zichten en in cultureel opzicht voorbij is. Te voorspellen over de toekomst valt er nog niets. Wel is de vrije handel weer be gonnen omdat aan de kolchozen toegestaan is een flink deel van hun producten op markten te verkoopen, waar ze dan weer industrieproducten voor kunnen inkoopen. Vroeger was de Nieuwe Economische Poli tiek (Nep) ee'n stap terug op den weg naar algeheele socialisatie. Maar men hoopt nu een stap vooruit te zetten op den weg naar economisch herstel en versterking van de fi nanciën van de kolchoren en verbetering van het levenspeil van de collectivisten. Uit dit alles blijkt dat economie bij het huidige bewind zwaarder weegt dan politiek, een tendenz die ook in kapitalistisch Europa te bemerken is. Steeds meer Duitsche, Oostenrijkse he. Hor.- gaarsche en Amerikaansche „specialisten", vakkundigen komen in Rusland werken, on danks de moeilijke omstandigheden en voor al gedreven door de economische crisis in hun land. Maar Rusland lijdt, ook weer onder die crisis want zijn graan, huiden, hout. bo ter. vlas. eieren, kaviaar, wol en dons. die jaarlijks voor 250 millioen roebel (ruw ge schat) geëxporteerd worden, brengen min der op dan vroeger en de machines, die Rus land weer koopt zijn niet in dezelfde mate in prijs gedaald. Zooals gezegd: voorspellingen omtrent Rus land zijn niet te doen. Maar wel kan men constateeren. dat nog een jaar of vijf op deze wijze gewerkt kan worden doch dan moet deze werkwijze of verlichting geven, of men zal van koers moeten veranderen. En op dat moment zal de economie, sterker nog dan nu, den doorslag geven en niet de poli tiek. Intusschen is het gebeuren in Rusland het merkwaardigste van den Jongsten tijd. C. SIPKEo. LANGS DE STRAAT. Sinterklaas. De Sinterklaas-met-Pieterknecht, die op den hoek der straat hun liedjes uitgalmden, stonden zonder eenigen twijfel bij den aan vang hunner carrière. Er was nog geen over zichtelijken kijk op. dat zij het vooreerst- tot lunchroom-Sinterklaas-met-Pieterknecht brengen zouden, in alle talen gezwegen van de mogelijkheid, of ze eens. in onnaspeurlij ke toekomst, tot de onvervalschten zouden worden verheven. Later, later.... misschien, maar nuneen. Zij misten vooralsnog daartoe ten eenen- male de allures van grand-seigneur, terwijl de goede lezer zal begrijpen, wat bedoeld wordt met de opmerking, dat kleeren niet alleen den man. maar ook den Sinterklaas maken. Zoude men de eischen tot een mini mum redueeeren, en dus afzien van alle luxe en deftigheid, dan nog kon van dezen Sinterklaas niet anders worden getuigd, dan dat het maar poovertjes was. De mijter was van carton en dat was zichtbaar. De staf was van hout en dat kon men zien. Het kleed was een omgekeerde baljurk van een oudere Zuster uit den tijd der korte-rokken- mode. De schoenen waren doodgewoon en gaapten. De verdere attributen waren navenant. De beroeps-kleeding van Pieterknecht, die, traditie-getrouw, naast dezen te armeticri- gen Sinterklaas had postgevat, paste beter in het kader, hoewel men hem er ernstig van verdenken mocht, dat het omgeslagen laken niet opzettelijk was zwart gemaakt. Hot groezelde ongetwijfeld reeds eerder en ook dit verhoogde de waardigheid van deze hoogwaardigheidsbekleders niet. Beschei denheid zou hun daarom gepast hebben. Maar hoe geheel anders handelden zij! Zij zongen, zooals gezegd, liederen, hun zelf ter eere. Zij zongen dapper van de stoomboot en van den gullen Man. Ronduit gezegd, leek het al te veel op reclame. Zij prezen zich zelf als Sinterklaas en Pieter knecht in dichterlijke bewoordingen, melo disch en uitbundig, zonder ook maar één regel over te slaan, zelfs niet dan als de allergeringste bescheidenheid hiertoe de ge legenheid gaf. Men kon zich nu langzamerhand afvragen wat het doel was van dit. oponthoud en wat deze armzaligen beoogden. Reeds vrij veel publiek hadden zij rondom zich verzameld, zonder alsnog hun doel te verduidelijken. Toen dreinde een kind, lang en aanhou dend. ondanks waarschuwingen opkomend uit het publiek. Het dreinen duurde. Als je niet zoet bent, neemt ie je mee, nietwaar Piet? dreigde de moeder en Pieter knecht haastte zich naderbij te komen en zijn volle steun te verleencn. Het kind drein de nog harder, maar Pieterknecht wist raad. In een ommezien had hij uit een groote zak een yo-yo, een pop en een bal getooverd en even bliksemsvlug had het kind deze goe de gaven van den Sint in ontvangst geno men. De yo-yo verdween in de zijzak van haar manteltje, den bal klemde zij in de eene, de pop in de andere hand. Het kind keek verrukt. Niet aldus deecl de moeder. Al dadelijk was er argwaan bij haar geweest, toen Pieter zoo gul die yo-yo gal',,., het werd verdenking' bij den bal; het word alles- begrijpen, toen de pop volgde. Geef terug, gauw. De vrouw probeerde met haastig gebaar aan hot kind de schatten te ontnemen, maar ze had buiten den Sint gerekend- Met een beschermende hand trok de goede man het meisje tot zich en toen legde hij diezelfde zwart-gehandschoende hand op haar hoofd. Ja. zij is braaf! zei hij en het kind was het roerend met hem eens. Nog eens zoo ste vig hield zij haar schatten vast. Zij voelde er niets voor aan den Sint terug te geven, wat ze van hem had gekregen. De man was rijk genoeg. Geef terug, da'dlijk. kwaje meid, schreeuwde de moeder, want intusschen had Pieter haar al een zacht prijsje genoemd: zeventig centen alles bij elkaar. Geef op Met 'n ruk had de moeder dc pop te pakken. Dat is één Nóg een handige greep. Ze had den bal. Het kind gilde. De omstanders kozen partij. Ik la me niet afzetten.hierkom hier Zelfs Pieter kreeg medelijden. Een dubbeltje dan voor de yo-yo bood hij aan. De vrouw aarzelde. Toen deed ze 't- Ze greep in haar portemonnaie en betaalde. Tien centen. Om de tram te betalen voor Pieter knecht, zei ze slim, toen het kind vragend cn niet-begrijpend tot haar opkeek. Enne. geef Sinterklaas nou maar een handje om te bedanken. TON RUIGROK GOUD EN VOEDINGS MIDDELEN. Het is niet van algemeene bekendheid, dat in de meeste voedingsmiddelen en in een aan tal dierlijke organen goud voorkomt. Zoo werd in 150 gram van een havermout-pre- paraat 0.1 mg. goud gevonden. Hoeveelheden van 625 gr. druivensap en van 550 gr. appel sap bleken ruim voldoende, om daarin met zekerheid het edele metaal aan le toonen. Met 250 gr. honig en 100 gr. tarwebloem werd geen positief resultaat bereikt. Daarentegen werd 0.1 m.gr. goud opgemerkt in 300 gr. rog gebrood en 300 gr. voltarwebrood; blijkbaar ziet het gele me.taal hier in liet zaad huidje. 100 gr. hazelnoten leverden den goudzoe ker eveneens 0.1 m.gr., terwijl uit 50 L. drinkwater zelfs 4.6 m.gr. verkregen kon worden. De ontlasting van een vegetariër bleek een zeer bescheiden goudmijn te zijn; per dag kon daaruit 1 m.gr. verzameld wor den. Het grootste deel van het genuttigde goud verlaat langs den darm het lichaam. In l K.G. menschenbloed vindt men 0.3 m.gr. goud en in de runderlever 0.2 m.gr. per kilogram. Goudzoekers doen echter het beste met runderhersenen te verwerken, daar zij in die organen 14 m.gr. van het verlangde metaal per kilogram kunnen vin den.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1932 | | pagina 15