Over den Atlantischen Oceaan.
REISBRIEVEN UIT RUSLAND.
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
VIJFDE BLAD.
ZATERDAG 3 DEC. 1932
Gouvernementsplein niet den toren van „Financiën". (Parimaribo
Naar Suriname.
Wij waren rustig langs de kust, die als
flauwe bleekgroene band den blikken fiemel
van de blikken zee' scheidt. Dichtbij is het
water groenachtig', niet mooi helder, zooals
in de Caraïbische zee, daar zorgen de rivieren
voor. De uitkijk heeft al een poosje geleden
het lichtschip voor de Surinamerivier gemeld,
als wij plotseling een koffie-met-melkvlakte
binnen varen, door een reepje slagroom van
de groene zee gescheiden. Dat is het zoete
modderwater van de Surinamerivier, dat
drijft bovenop het zeewater.
Wij gaan ten anker bij het lichtschip om
op hoog water te wachten. De loods komt
vast aan boord, een rasechte Surinamer met
I kapiteinsepauletten en 24 kinderen, die hij
toch allemaal goed terecht heeft gebracht in
de wereld. Zijn derde vrouw is juist gestorven
en hij kijkt met kritischen blik naar de lucht.
I het water en onze damespassagiers. „Met
j Gods hulp zal het wel gaan om 3 uur" ora-
j kelt hij na deze waarnemingen. Hij bedoelt
nu het hooge water en liet binnenloopen.
j Mooi tijd om te eten. Hij weet wat een mensch
toekomt en onze kapitein ook.
Om drie uur schokt het anker omhoog en
zetten wij koers naar de groene streek, die
i aardig helder is geworden. Om twee uur nog
I waren er groote hiaten in. waar gietbuien
neerkletsten, nu zien., wij al met het bloote
oog een paar lichte vlekjes, huizen of daken
oplichten achter in den riviermond. Al spoe
dig komt er kleur en teekening. Boven de man
grove worden hooge kale stammen zichtbaar,
die op de kaart als het Verbrande Bosch
staan aangemerkt. Braam's punt licht even
geel zandig op. Verder aan de kust niets bij
zonders. geen huisje, geen boot, geen zeil
Daar wonen geen menschen, maar in den
I riviermond wordt het drukker. Precies in
onze koerslijn ligt een lage groene streep
vlak over het water. Wat witte en grijze
vlekjes er boven in een donkergroenen band
De kijker lost het raadsel makkelijk op. een
dijk beschermt den uitspringenden hoek bij
de samenvloeiing van Commewijne en Suri
namerivier. en daaroverheen zien wij de land
huisjes en daken van loodsen, afstekende te
gen achterliggend geboomte De breede Com
mewijne opent zich meer en meer, de land
huizen worden duidelijker zichtbaar, wij pas-
seeren de punt en varen vlak langs den over-
wal. waar telkens plantagehuizen. koelie-
loodsen, aanlegsteigers en fabrieken de aan
dacht trekken. En dat alles omgeven door
een glorieuzen plantengroei, die maakt, dat
de huizen, alle van hout gebouwd er allerge
zelligst uitzien met de groote veranda op de
eerste verdieping, die overvloeit van bloemen
en varens en wat al niet meer. Zoo passeerer.
wij Nieuw Amsterdam en Voorburg, genieten
van de prachtige lichteffecten in de achter
ons liggende Commewijnemonding, waarin
wolkentorens weerspiegelen, die door de
laagstaande zon helder worden verlicht. Bij
Belwaarde wordt rond de bocht Paramaribo
zichtbaar, maar eerst vraagt de helaas ver
laten suikerfabriek van Lust en Rust de aan
dacht, passeeren wij Dordrecht en groeten
met de stoomfluit de eerste oude vrienden,
de bewoners van Jagtlust. Dan trekt de stad
meer en meer onze aandacht. De donkere
muren van Fort Zeelandia. het- grastapijt van
het Gouvernementsplein met zijn omgeving
van palmen en de huizen van den waterkant,
alles ingebet in groen en bloemen met aller
lei torens en torentjes er boven uit-. Uiterst
links één groote grijze loods, dat moet nu een
maal, dat eischt de scheepvaart, maar ver
der ligt een zuiver, ongeschonden stads
beeld voor ons. En wat voor een stadsbeeld!
Nu geen vergelijkingen, dit is eenig. Dit mag
misschien herinneren aan een vroeger Bata
via. dat reeds lang niet meer bestaat, maar
voor mij heeft het een absoluut eigen cachet
En een zeer aantrekkelijk. De uiterste rech
te"' eugel wordt gevormd door het Ford Zee
landia, waarvan de dragende muren nu
schuil gaan achter weelderigen plantengroei,
waar bovenuit de driekleur wappert, afste
kend togen een donkere onweerslucht. Dj
officierswoningen liggen half verscholen in
den aanzweilencen plantengroei, die culmi
neert rond het Gouvernementshuis. het
mooie paleis, dat juist fel verlicht wordt door
een paar langs den wolkenrand ontsnappen
de zonnestralen. Helder groen en wit. voor
een donkergrauwe lucht, wit en roze en vu
rige wolkenkoppen er boven en weer het wijd
uitwaaiende rood. wit en blauw.
Dan volgen de huizen van den Waterkant,
weer twee of drie verdiepingen, alles van
hout en wit of althans licht geschilderd, alle
met een door zuilen gedragen verandah,
waar een weelde van planten overheen puilt.
En nu verzamelt zich overal het volk, veel wit
bij de mannen, veel kleur bij de vrouwen.
Daar schommelen de eerste Kottomissies, de
typische figuren van Suriname, maar er is
ook roze en lichtblauw van hoofdsluiers en
stemmig bruin van sarongs onder wit kanten
baadjes. Dat is een land met karakter, met
eigen karakter, al is het uit een mengvat van
talrijke beschavingen ontstaan. Hier leeft
een eenheid die uit veelheden bestaat en bo
ven al dat gewemel van kleuren v-an kleeren
en menschen zelf, wappert vroolijk het rood
wit en blauw.
Wij wandelen langs den waterkant, genie
tende van de avondkoelte, van het verge
zicht over de rivier, nu de luchten kleuren
tegen zonsondergang en.... van wat wij te
gen komen. Het meest opvallend zijn de Kot
tomissies. de vrouwen uit het volk, meest
met een 6099 pet. negeïbloed. Ze dragen de
ouderwetsche Hernhutterskleeding. haar in
dertijd door de zending voorgeschreven, maar
thans zonder onderscheid van geloof. Een
kort jak met losse poffen, afdakjes boven de
mouwen, een rok, die door een aantal on
derrokken of door een band van stroo hoog
om de heupen wordt opgebonden, overbloest
en wijd uitstaat. Boven het jak uit het- vaak
glimmend zwarte gezicht-, haast zonder uit
zondering glunder lachend en boven dat
zwart en wit van ooghoeken en tanden de
kleurige fleurige muts, eigenlijk een gevou
wen hoofddoek. Rijkdom en staat, de heele
levensgeschiedenis kan men uit kleur en tee
kening en vorm dier hoofddoek afleiden,
maar dat verc-ischt diepgrondige' studie. Maai
de Kottomissies bchooren tot de aantrekke-
.ijkste en gezelligste figuren van Paramari
bo's straten. Of er nu op dien hoofddoek een
kruik rum balanceert of een mud sinaas
appelen, een tros bananen of een parapluie,
altijd kijkt er een glunder snuit onderuit.
BuKken, omdraaien, staan kletsen of hard
lopen. de hoofdlast gaat automatisch mee.
Ms een dienstmeisje stof afneemt, zal ze uw
kostbaar bonbonschaaltje even van tafel ne
men en bovenop haar krullerigen haardos
planten, dan wrijven, boenen, even uit het
raam kijken, nog eens wrijven, een schoon
kleedje uic de kast halen, „als maar" met uw
kleinood op het hoofd en het dan weer dood
voorzichtig midden op tafel zetten!
Maar wij wandelen langs den waterkant.
Ik ben gewend, mijn oogen goed den kost te
geven maar hier was zoo geweldig veel te
zien! Behalve die der zeilende Kottomissies
vallen eerst andere kleederdrachten op.
Daar loopt een Javaan van Djocja in zijn
nauwsluitende zwarte pantalon, het zwarte
buis en den keurigen hoofddoek met. het-
driehoekige puntje op het voorhoofd. Even
verder een Britsch-Indiër. Brahmanen type.
wrtgetulband met dunne grijze baard, wit
he md, de sarong hoog tusschen de beenen
opgetrokken, zoodat zoowat 95 cM. broodma
gere spiilebeenen zichtbaar zijn. Dan een
heerlijk rond Soendaneesje in rood geruite sa
rong met roze baadje, drie zilveren spelden
in het van klapperolie glanzende blauwzwar
te haar. Maar haar aardige snuitje valt in
het niet bij de schoonheid van haar buur
vrouw, Tenger, een Madonnagezicht, waaruit
een paar koolzwarte oogen stralen, prachtig
omlijst door een roze zijden shawl, die on
vergelijkelijk elegant verder om de slanke
lee'st gedrapeerd is. Alleen jammer, dat ze
drie voortanden mist, een gouden broche in
den neusvleugel en een gouden hangslotje
voor den mond draagt. Maar kijk verder en
ge zult typische Javanen, Soendaneezen,
Britsch-Indiërs en.... negers tegenkomen.
Daar komt- een boschneger, „meisje" aanhol
len. Een stevige peuter van een jaar of zes
tien. zoo zwart als schoensmeer. Vier pot
sierlijke vlechtjes dansen op haar kruin
mee. Een rood-geel-groen gestreepte deken
golft om haar heen. Een eindje verder vader
en moeder in groote dekens gehuld, hun
pagaaien dragende. En wat er dan verder in
jurkjes en japonnetjes rond loopt: ik heb
nog nooit zooveel knappe en lieve meisjesbij
elkaar gezien. En „elck wat wils", van zwavel
gele over licht gebronsd en licht noten tot
ebbenhout aan toe. En.... elk vindt zijn
kleur het mooist. Ik ook!
Dan vraagt het water weer onze aandacht.
Een groot houtvlot komt stroomop drijven
met den vloed. Een gevaart van meest onder
gedoken stammen, die door bamboe drijven
de moet worden gehouden. Op de vier hoeken
ebbenhouten standbeelden. Reuzenkerels met
geweldige spieren, klaar om als het noodig is
den wrikriem te hanteeren. Breed in de
schouders, met zware armen, maar akelig
dunne, lange beenen. Midden op het vlot een
blader hutje, waarvoor een paar gedaanten
gehurkt zitten. Een boot drijft met het vlot
mee. Achterin een groote neger, gekleed in
zijn lendenlapje van boombast, middenin de
boot, vol aandacht voor het gebeuren op den
wal. Vlak bij een groote forsche negervrouw
een zuigeling op haar knie. Uiterst langzaam
drijft het werk der wilden langs. Heen en
weer drentelende passeer ik ze' vier keer.
Star en stil zitten de figuren, als betooverd
door het kleurige tafereel en de lichten, die
zachtjes aan ontstoken worden. De omtrek
ken van vlot. boot en menschen worden
schemerig onder de schaduw van hooge hoo
rnen en steken even later weer scherp af tegen
het water van de rivier, dat den lichten
avondhemel weerkaatst. Venus teekent een
lichtlijn over het water.
Daar in de verte maakt een zilveren romp
zich los van den wal, vier ijle masten steken
af tegen water en lucht als een groote schoe
ner stroomaf komt. Die gaat naar de Sara-
macca om hout te halen voor Kersten en Co.
Wij zullen ze' er straks voorbijvaren. Als de
maan uit zijn eerste kwartier vol is gewor
den! Eerst meer van stad en land zien, thuis
raken.
VAN DER SLEEN.
BOUWKUNST DER WORMEN.
De „zeewormen" zijn wellicht de werk
zaamste en vlijtigste dieren onder de schep
selen van de zee en eenige soorten van deze
wormen leggen zich ijverig toe op den douw
van huizen. Over de merkwaardige gewoon
ten van deze kleine dieren- heeft een Er.-
gelsch zoöloog, prof. Nointoshe, nauwkeurige
onderzoekingen ingesteld, welke hem het
grootste gedeelte van zijn lang leven hebben
bezig gehouden.
Hij onderscheidt twee soorten van deze
wormen, die hij den „metselaar" en den
„pottenbakker" noemt
Ieder van deze wormen woont in een
huis en het bouwmateriaal bestaat m een
afscheiding van de huidklieren. welke zoo
hard wordt als perkament. Aan de opper
vlakte van deze buis brengt- de worm nu, zoo
lang de buis week is. alle mogelijke door hom
verzamelde dingen aan. Zoo lijken de muren
van deze huizen naar de uiteenzetting van
prof. Nointosh. op onze huizen waar sluca-
doorswerk is aangebracht.
Een der wonderen van deze zeldzame
bouwlust der wormen is het- buitengewoon
groote aantal van de verschillende voorwer
pen, die hij tegelijkertijd kan vasthouden,
waarbij hem zijn talrijke vangarmen zeer te
pas komen. Een aantal kleine deeltjes kan
men met behulp van een microscoop aan de
oppervlakte van de vangarmen ontdekken en
deze v>ndsen worden naar den mond ge-
brach waar ze worden gekneed. Terwijl de
vangarmen het bouwmateriaal voor het huis
verzamelen zorgt de mond voor het aanbren
gen van het materiaal. De geleerde heeft
ook nog andere zeewormen gadegeslagen, die
voor hun woningen zandkorrels zorgvuldig
uitgezochte stukjes schelpen gebruiken, ter
wijl enkele Japansche zeewormen zelfs de
versieringen van hun woningen met groote
regelmatigheid en gelijkmatigheid aanbren
gen.
ZEEHONDEN EN MUZIEK.
Canadeesclie trappers waren in het ijs van
het hooge Noorden reeds lang totaal van
de buitenwereld afgesloten. Zij hadden nog
eenig voedsel, maar niets meer voor hun
honden. Moest men die trouwe dieren van
honger laten omkomen?
Daar viel het een- van de mannen in, dat
hij wel eens had hooren zeggen dat zeehon
den dol veel van muziek houden. Hij liet
daarom de gramofoon op het dek van hun
schip brengen en eenige luidruchtige platen
afdraaien. Op net geluid liet zich een zee
hond zien, vervolgens een tweede, eindelijk
een heele hoop. die op het ijs naar de
muziek kwamen luisteren.
Bij de muziek van de gramofoon kwam zich
nu ook spoedig de muziek van de karabijnen
voegen. De honden hadden voedsel in over
vloed.
WAT VERZEKERD WORDT.
Er zijn, geloof ik, weinig dingen die niet ver
zekerd kunnen worden. Danseressen verzeke
ren hun beenen, zegt Tit Bits. pianisten hun
vingers, zangers hun stem. meisjes de kuil
tjes in hun wangen! Onlangs kreeg iemand
70 pond uitgekeerd van een verzekerings
maatschappij omdat een val een kuiltje in
haar knie had bedorven! O, zoo!
Een actrice sloot een verzekering op haar
hoed. die bezet was met juweelen, tegen het
overboord waaien tijdens het oversteken
van den Oceaan.
Een „dikke dame" in een circus, die be
speurde, dat ze de slanke lijn-mode ging be
naderen, verzekerde zich daartegen, evenals
het onder danseressen en film- en tooneel-
speelsters voorkomt, dat ze zich tegen dik-
worden verzekeren.
Een Hollywood filmmaatschappij, die op
nemingen nam in de bergen, verzekerde zich
tegen elk soort weer behalve sneeuw op een
bepaalden dag. Maar 't record in eigenaardig
verzekeren is toch wel gevestigd door een
man, die eigenaar is van een winkel in de
schaduw van het Monument bij London
Bridge en die zich verzekerd heeft tegen
het vallen van dit monument op zijn zaak!
Voorspellingen over Rusland zijn niet mogelijk.
De lezer, die geen vriend is van de socia
lisatie. zal van meening zijn, dat de fouten
en tekortkomingen, in mijn vorigen brief ge
noemd. het gevolg zijn van gemis aan parti
culier initiatief, dat in de kapitalistische lan
den de drijfveer is van de meeste energie-
Daar kan ik op antwoorden dat b.v. de
spoorwegen in Rusland wel goed functionnee-
ren en ook in andere landen vele staats
diensten bewijs hebben gegeven zonder
„eigenbelang" van de bij die diensten werk
zame personen, goed te kunnen function-
neeren.
Eerder zou men kunnen zeggen: Men is
te snel van stapel geloopen, men heeft aan
vankelijk gemeend met een materieele socia
lisatie in enkele jaren ook de menschen te
kunnen socialiseeren.
Daar wordt nu wel hard aan gewerkt en
van de jonge generatie mag in dit opzicht
ieder jaar meer verwacht worden. De conso-
mols, de ouderen uit de communistische
jeugdbeweging, werken als oedarniki (stoot
brigaden) in de fabrieken en doen alles om
de productie op te voeren. Maar wat helpt
het. oi men al tractors fabriceert, wanneer
er geen menschen zijn op de kolchozen die
van behoorlijke smering en verzorging ver
stand hebben.
Uit het feit, dat de Staatsboerderijen met
haar productie over het algemeen achter
blijven bij de collectieve boerderijen blijkt,
dat het staatsbedrijf, dus de algeheele socia
lisatie van den landbouw, zeker niet de voor
keur verdient in dit stadium boven de collec
tieve (coöperatieve) boerderij, wat spreekt
van gemis aan ijver, wanneer het eigenbe
lang ontbreekt.
De Duitschers die in Rusland werken schrij
ven de fouten in hoofdzaak toe aan de Rus
sische mentaliteit, zooals ik die schetste in
mijn vorigen brief en inderdaad springt het
verschil tusschen Duitschland en Rusland
wel sterk in rt oog, wanneer men van Oost
naar West reist.
De lezer zal de genoemde misstanden nog
al kras vinden en vragen of het een en an
der niet tot een economische catastrophe
moet leiden, gezien de steeds duurder wor
dende levensmiddelen, een verhooging van
prijzen ,die door de loonsverhoogingen niet
bijgehouden wordt. En daar- kan ik op ant
woorden dat Rusland in de jaren 19141921
zooveel doorgemaakt heeft aan oorlog, revo
lutie, burgeroorlog en hongersnooden, dat
men vrede heeft met den tegenwoordigen
toestand van rust, van een vast bewind, van
economischen opbouw, waarvan men hoept
en verwacht dat hij na 5 jaar verlichting zal
geven in den materieelen nood. Daar komt
bij dat de stadsgemeenten feitelijk rijk zijn.
Ze bezitten alle huizen en gronden, ze bezit
ten alle bedrijven, op een klein percentage
na en wat de menschen zelf betreft: werk
loosheid is er niet, emigreeren mag men niet,
er schiet niet anders over dan zich te schik
ken en de Rus is gewillig. Hij heeft de lijf
eigenschap nog geen eeuw achter zich- Al
leen de Duitschers die hier werken zien het
verschil met hun land, waarvan ze de na-
deelen als werkloosheid alleen bij name ken
nen en trekken zich ook dikwijls uit Rusland
terug door hun contract niet te vernieuwen
of met hun verlof weg te blijven.
Wie den toestand in Rusland beter weer
geeft dan deze is, bewijst de Sovjets geen
dienst. Men hecht daar zeer veel waarde aan
het oordeel van buitenlanders omdat men
dikwijls binnenlands den toestand zoo slecht
beoordeelen en vergelijken kan. Men wil in
Rusland ook gaarne luisteren naar wie op
bouwende critiek weet te geven; men denke
maar aan de ingezonden artikelen in de
Duitsche en Engeische kranten, die in Mos
kou verschijnen.
Wie alles in Rusland met West-Europa wil
vergelijken doet evenzeer verkeerd. Ik schreer
reeds eerder dat men met den Balkan. Roe
menië. Polen en Klein-Azië moet vergelijken.
De Rus is reeds tevreden met een bestaan,
dat aan #cn werkloozen arbeider in Neder
land ondraaglijk zou toelijken. Al noemt de
Russische Staten-Unie zich „socialistisch",
daarom kan men nog niet verwachten dat
ze de West-Europeesche landen in alle op
zichten en in cultureel opzicht voorbij is.
Te voorspellen over de toekomst valt er
nog niets. Wel is de vrije handel weer be
gonnen omdat aan de kolchozen toegestaan
is een flink deel van hun producten op
markten te verkoopen, waar ze dan weer
industrieproducten voor kunnen inkoopen.
Vroeger was de Nieuwe Economische Poli
tiek (Nep) ee'n stap terug op den weg naar
algeheele socialisatie. Maar men hoopt nu
een stap vooruit te zetten op den weg naar
economisch herstel en versterking van de fi
nanciën van de kolchoren en verbetering
van het levenspeil van de collectivisten.
Uit dit alles blijkt dat economie bij het
huidige bewind zwaarder weegt dan politiek,
een tendenz die ook in kapitalistisch Europa
te bemerken is.
Steeds meer Duitsche, Oostenrijkse he. Hor.-
gaarsche en Amerikaansche „specialisten",
vakkundigen komen in Rusland werken, on
danks de moeilijke omstandigheden en voor
al gedreven door de economische crisis in
hun land. Maar Rusland lijdt, ook weer onder
die crisis want zijn graan, huiden, hout. bo
ter. vlas. eieren, kaviaar, wol en dons. die
jaarlijks voor 250 millioen roebel (ruw ge
schat) geëxporteerd worden, brengen min
der op dan vroeger en de machines, die Rus
land weer koopt zijn niet in dezelfde mate in
prijs gedaald.
Zooals gezegd: voorspellingen omtrent Rus
land zijn niet te doen. Maar wel kan men
constateeren. dat nog een jaar of vijf op
deze wijze gewerkt kan worden doch dan
moet deze werkwijze of verlichting geven, of
men zal van koers moeten veranderen. En
op dat moment zal de economie, sterker nog
dan nu, den doorslag geven en niet de poli
tiek.
Intusschen is het gebeuren in Rusland het
merkwaardigste van den Jongsten tijd.
C. SIPKEo.
LANGS DE STRAAT.
Sinterklaas.
De Sinterklaas-met-Pieterknecht, die op
den hoek der straat hun liedjes uitgalmden,
stonden zonder eenigen twijfel bij den aan
vang hunner carrière. Er was nog geen over
zichtelijken kijk op. dat zij het vooreerst- tot
lunchroom-Sinterklaas-met-Pieterknecht
brengen zouden, in alle talen gezwegen van
de mogelijkheid, of ze eens. in onnaspeurlij
ke toekomst, tot de onvervalschten zouden
worden verheven. Later, later.... misschien,
maar nuneen.
Zij misten vooralsnog daartoe ten eenen-
male de allures van grand-seigneur, terwijl
de goede lezer zal begrijpen, wat bedoeld
wordt met de opmerking, dat kleeren niet
alleen den man. maar ook den Sinterklaas
maken. Zoude men de eischen tot een mini
mum redueeeren, en dus afzien van alle
luxe en deftigheid, dan nog kon van dezen
Sinterklaas niet anders worden getuigd, dan
dat het maar poovertjes was. De mijter was
van carton en dat was zichtbaar. De staf
was van hout en dat kon men zien. Het
kleed was een omgekeerde baljurk van een
oudere Zuster uit den tijd der korte-rokken-
mode. De schoenen waren doodgewoon en
gaapten. De verdere attributen waren
navenant.
De beroeps-kleeding van Pieterknecht, die,
traditie-getrouw, naast dezen te armeticri-
gen Sinterklaas had postgevat, paste beter
in het kader, hoewel men hem er ernstig
van verdenken mocht, dat het omgeslagen
laken niet opzettelijk was zwart gemaakt.
Hot groezelde ongetwijfeld reeds eerder en
ook dit verhoogde de waardigheid van deze
hoogwaardigheidsbekleders niet. Beschei
denheid zou hun daarom gepast hebben.
Maar hoe geheel anders handelden zij!
Zij zongen, zooals gezegd, liederen, hun
zelf ter eere. Zij zongen dapper van de
stoomboot en van den gullen Man. Ronduit
gezegd, leek het al te veel op reclame. Zij
prezen zich zelf als Sinterklaas en Pieter
knecht in dichterlijke bewoordingen, melo
disch en uitbundig, zonder ook maar één
regel over te slaan, zelfs niet dan als de
allergeringste bescheidenheid hiertoe de ge
legenheid gaf.
Men kon zich nu langzamerhand afvragen
wat het doel was van dit. oponthoud en wat
deze armzaligen beoogden. Reeds vrij veel
publiek hadden zij rondom zich verzameld,
zonder alsnog hun doel te verduidelijken.
Toen dreinde een kind, lang en aanhou
dend. ondanks waarschuwingen opkomend
uit het publiek. Het dreinen duurde.
Als je niet zoet bent, neemt ie je mee,
nietwaar Piet? dreigde de moeder en Pieter
knecht haastte zich naderbij te komen en
zijn volle steun te verleencn. Het kind drein
de nog harder, maar Pieterknecht wist raad.
In een ommezien had hij uit een groote
zak een yo-yo, een pop en een bal getooverd
en even bliksemsvlug had het kind deze goe
de gaven van den Sint in ontvangst geno
men. De yo-yo verdween in de zijzak van
haar manteltje, den bal klemde zij in de
eene, de pop in de andere hand. Het kind
keek verrukt. Niet aldus deecl de moeder. Al
dadelijk was er argwaan bij haar geweest,
toen Pieter zoo gul die yo-yo gal',,., het
werd verdenking' bij den bal; het word alles-
begrijpen, toen de pop volgde.
Geef terug, gauw.
De vrouw probeerde met haastig gebaar
aan hot kind de schatten te ontnemen, maar
ze had buiten den Sint gerekend- Met een
beschermende hand trok de goede man het
meisje tot zich en toen legde hij diezelfde
zwart-gehandschoende hand op haar hoofd.
Ja. zij is braaf! zei hij en het kind was
het roerend met hem eens. Nog eens zoo ste
vig hield zij haar schatten vast. Zij voelde
er niets voor aan den Sint terug te geven,
wat ze van hem had gekregen. De man was
rijk genoeg.
Geef terug, da'dlijk. kwaje meid,
schreeuwde de moeder, want intusschen had
Pieter haar al een zacht prijsje genoemd:
zeventig centen alles bij elkaar.
Geef op
Met 'n ruk had de moeder dc pop te
pakken.
Dat is één
Nóg een handige greep. Ze had den bal.
Het kind gilde. De omstanders kozen partij.
Ik la me niet afzetten.hierkom
hier
Zelfs Pieter kreeg medelijden.
Een dubbeltje dan voor de yo-yo
bood hij aan.
De vrouw aarzelde. Toen deed ze 't- Ze
greep in haar portemonnaie en betaalde.
Tien centen.
Om de tram te betalen voor Pieter
knecht, zei ze slim, toen het kind vragend cn
niet-begrijpend tot haar opkeek. Enne.
geef Sinterklaas nou maar een handje om te
bedanken.
TON RUIGROK
GOUD EN VOEDINGS
MIDDELEN.
Het is niet van algemeene bekendheid, dat
in de meeste voedingsmiddelen en in een aan
tal dierlijke organen goud voorkomt. Zoo
werd in 150 gram van een havermout-pre-
paraat 0.1 mg. goud gevonden. Hoeveelheden
van 625 gr. druivensap en van 550 gr. appel
sap bleken ruim voldoende, om daarin met
zekerheid het edele metaal aan le toonen.
Met 250 gr. honig en 100 gr. tarwebloem werd
geen positief resultaat bereikt. Daarentegen
werd 0.1 m.gr. goud opgemerkt in 300 gr. rog
gebrood en 300 gr. voltarwebrood; blijkbaar
ziet het gele me.taal hier in liet zaad
huidje.
100 gr. hazelnoten leverden den goudzoe
ker eveneens 0.1 m.gr., terwijl uit 50 L.
drinkwater zelfs 4.6 m.gr. verkregen kon
worden. De ontlasting van een vegetariër
bleek een zeer bescheiden goudmijn te zijn;
per dag kon daaruit 1 m.gr. verzameld wor
den. Het grootste deel van het genuttigde
goud verlaat langs den darm het lichaam.
In l K.G. menschenbloed vindt men
0.3 m.gr. goud en in de runderlever 0.2 m.gr.
per kilogram. Goudzoekers doen echter het
beste met runderhersenen te verwerken,
daar zij in die organen 14 m.gr. van het
verlangde metaal per kilogram kunnen vin
den.