LETTEREN EN KUNST
LOUIS SAALBORN.
Radiomuziek der week.
EEN VOORBESPREKING
BIOSCOOP.
Litteraire Fragmenten.
B
HET TOONEEL
Er zijn weinig tooneelspelcrs, die in hun
leven zoo met tegenslagen te kampen heb
ben gehad en toch zoo recht op zijn blijven
staan als Louis Saalborn. Al was het daarom
alleen, dan verdiende hij reeds ruimschoots
de huldiging, welke men hem deze maand
bij de viering van zijn 25 jarig tooneeljubi-
ieum zal brengen.
De rij van tegenslagen begon feitelijk
reeds in 1925, toen Willem Roy aards zich als
leider van „Het Tooneel" terug trok en zijn
gezelschap ontbond. Saalborn was toen juist
op weg naast Royaards de eerste mannelijke
hoofdrol te worden van het beste tooneelge-
zelschap dat Nederland ooit rijk is geweest
en hij had feitelijk reeds de plaats ingeno
men, die eens Jan Musch, later Hubert la
Roche had bezet, toen Royaards, ontmoedigd
door de vele tegenslagen en vooral door het
gemis van een behoorlijken schouwburg het
leiderschap neerlegde en daarmede feitelijk
zijn groote levenswerk beëindigde.
Voor ons nationaal tooneel beteekende dat
niet minder dan 'n ramp en velen wanhoopten
in die dagen dan ook aan de toekomst van
het gezelschap, dat zulk baanbrekend werk
had verricht. Toen echter was het Louis
Saalborn, die zich als leider opwierp en het
aandurfde het werk van Royaards voort te
zetten. Hij was er als zijn beste leerling ook
de aangewezen man voor. De oude getrouwen
van Royaards Magda Janssens, Tourn;aire
Gobau. Van Praag en ook mevrouw Royaards
om hier enkel maar de meest prominente
figuren te noemen stelden zich onder zijn
leiding en zetten gezamenlijk onder Saalborn
het werk van hun grooten Meester in zijn
geest voort.
In de eerste jaren had het nieuwe gezel
schap van Saalborn, dat zich Het Nieuwe
Nederlandsch Tooneel noemde, een onver
wacht groot ook financieel succes.
Reeds dadelijk had men het geluk de hand
te kunnen leggen op Blanke Ballast, dat een
Schlager werd en het jaar daarop volgde
Defresne's tooneelbewerking van De Opstan-
digen, welk stuk het zeker niet minder, goed
deed. Hot leek wel, of er voor Saalborn en
zijn gezelschap een gouden tijdperk zou
aanbreken, al waren de successen dan ook
allerminst artistieke evenementen. Maar
Saalborn herinnerde zich, welke tradities hij
had hoog te houden en toen het Paleis voor
Volksvlijt voor hem vrij kwam en hem daar
mee de gelegenheid werd geboden belangrijke
voorstellingen te geven, kwam hij eerst met
Shakespeare's Storm en later met zijn
grootst artistiek succes De Getemde Feeks.
Toen kwam de brand van het Paleis voor
Volksvlijt, de tweede en veel grootere tegen
slag voor Louis Saalborn, want hij verloor
daarmee zijn vasten schouwburg en bijna
alle costuums en décors van zijn gezelschap.
Maar onmiddellijk toonde hij, dat hij van
Royaards mede de energie en de onverzette
lijke wilskracht had geëerfd. Ondanks alles
zette Saalborn door en den dag na de brand
speelde hij reeds in den Stadsschouwburg te
Amsterdam in een reis-décor De Getemde
Feeks en toonde hij ook in zijn verdere werk
zijn groote geestkracht.
Weer scheen het, of er een tijd van nieu
wen bloei voor hem zou aanbreken na de op
richting van de Kon. Ver. Het Nederlandsch
Tooneel en het lijkt mij wel zeker, dat die
tijd ook gekomen zou zijn, wanneer de Arn-
sterdamsche Gemeenteraad niet het onver
antwoordelijk domme besluit had genomen
den stadsschouwburg aan twee gezelschap
pen in plaats van aan één ter bespe
ling te geven. Dit is de voornaamste oorzaak
van de groote misère, waarin ons tooneel
daarna is gedompeld en waarvan ook Louis
Saalborn de dupe is geworden. De treurige'
geschiedenis van Het Nederlandsch Tooneel
die eindigde met een faillissement, ligt nog
zoo dicht achter ons, dat ik er hier niet ver
der over behoef uit te weiden. Het was de
derde en grootste tegenslag voor Louis Saal
born.
Maar in die voor hem allermoeilijkste da
gen, heeft hij een bewijs van bewonderens
waardig doorzettingsvermogen en geest
kracht gegeven. Want het is in die dagen
van onnoemelijke beslommeringen en tegen
slagen geweest, dat hij toch nog de bezonken
rust en de energie vond om de opvoering
van Faust waarin hij zelf de zware rol van
Mephisto speeide voor te bereiden en te
leiden, een voorstelling, die een der glans
punten van zijn artistieke loopbaan werd.
Ook na de débaele van de Kon. Ver. Het
Nederlandsch Tooneel is Saalborn niet bij de
pakken neer gaan zitten en hij zal hier
van ben ik overtuigd dat ook in de toe
komst niet doen, wat er ook nog moge ge
beuren. De keuze van zijn jubileumstuk
Goethe's Egmond met de muziek van Beet
hoven is er voor mij het bewijs van. Want
toont het geen durf om in dezen moeilijken
tijd met zulk een artistieke daad van betee-
kenis te komen en stempelt dit alleen reeds
niet Saalborn tot den ernstïgen, wilskrach-
tigen kunstenaar?
Het was niet anders dan natuurlijk
lijk, dat SaalboiTi na het uittreden van
Royaards zijn taak als leider van het ge
zelschap over nam. Saalborn toch had jaren
lang met Royaards samengewerkt en was
zijn beste leerling.
In de eerste jaren van zijn optreden onder
Royaards was de invloed van den Meester
zoo groot, dat het soms scheen of er een
copie van Royaards op het tooneel stond. Ik
herinner mij een voorstelling van De Vijf
Frankforters van eenige jaren geleden
nog vóór den oorlog waarin ik Saalborn
voor het eerst in een belangrijke rol zag eu
hij in alles stem, houding, postuur,, gang
en spel zoo frappant op Royaards geleek,
dat ik eerst meende den leider zelf op het
tooneel te zien. En die gelijkenis was ook
later o.a. in zijn Mark Violier dikwijls
opmerkelijk. Saalborn moet een wel zeer
kneedbaar discipel zijn geweest. Wanneer hij
verscheen als Robespierre in Danton's Dood
een zijner beste rollen uit den tijd van
Het Tooneel dan zagen wij in alles, hoe
Royaards deze rol tot in de kleinste finesses
had bewerkt en opgebouwd. Welk een dank
baar leerling Saalborn voor zijn leermeester
was, bewees hij herhaaldelijk in die dagen,
o.a. als Pieter van Craon in Maria Boodschap,
als Maarschalk Lebèbre in Madame Sans
Géne, den abbé in 'n Roes, den officier in
Droomspel een prachtige rol van hem
en nog het meest in de drie één-acters van
Felix Salten, Kinderen waarin hij 3 geheel
verschillende typen meesterlijk uitbeeldde,
maar allen toch geestelijke kinderen van
Rovaarös.
Voor de ontwikkeling van Saalborn als
acteur is het misschien wel goed geweest, dat
Royaards zich in 1925 als leider terugtrok en
de nog jonge tooneelspeïer zich verder ge
heel zelfstandig moest ontwikkelen.
Dat hij het talent voor karakterspelen van
groot formaat bezat heeft hij ook toen
hij niet meer onder regie van Royaards
speelde in tal van rollen op overtufger.de
wijze bewezen. Ik wil hier enkele van zijn
rollen noemen: de dokter in Blanke Ballast
misschien wel de fijnste en meest subtiele
creatie, die hij ooit geleverd heeft den gees
tige en levendige pastoor in „Meneer Pas
toor bij de Rijken", de sappige, humorfs-
tischc oom in Abie's Rose Marie een
der beste jodenrollen. die ik mij .herinner
de uitbundige, volbloedige Petruccio in De
Getemde Feeks en de met niet minder brio
en verve gespeelde Biron in Shakespeare's
Liefde's Lief en Leed, de zielige en op het
laatst zoo groteske Voigt in De Schoen
maken van Köpeninck. de al even mensche-
lijken en met fijnen humor gespeelde Pro-
kop in Onlichters, de markante, scherp
gebeelde Menhlsto fn Faust. de in zijn ont
wikkeling zeldzaam knap opgebouwde Süss,
den Jood het zijn allen sterke, groote en
breed uitgespeelde rollen, waarin wij den
karakterspeler van beteekenis mochten er
kennen.
In bijna alle stukken stond hij naast dien
anderen, even talentrijken leerling van
Royaards, Oscar Tourniaire, of naast de tem
peramentvolle Magda Janssens. Saalborn,
Tourniaire. Magda Janssens. in deze drie
leeft, met mevrouw Royaards het meest
levend de traditie voort van den grooten
leider. Maar in Saalborn's soel herkennen
wij noe altijd het sterkst den invloed van
Royaards. In zijn vlue<?e ookomst dikwijls
met groote passen zlln plotseling stilstaan,
zijn breed frebaar, is het, of wij Rnvaards
soms terusrzien. Toeh is er nok verschil.
Saalborn's spel is natuurlijker, spontaner,
dynamischer en minder „verstandelijk" dan
dat van zijn grooten voorganger.
En dat hij veeil van Rovaards als regis
seur heeft geleerd, heeft hij ons vooral in
zijn groote Shakespeare-vertooningen en in
Faust meer dan in de opvoerin
gen van Vondel, waarin Saalborn minder
gelukkig was laten zien. In die voorstel
lingen was steeds dezelfde kleurenweelde,
dezelfde geest der renaissance, die Royaards
zoo lief had. Maar het is niet te ontkennen,
dat Royaards verfijnde, dieper en vooral
arristocratischer was dan Saalborn, die zijn
successen fn de laatste jaren hiertoe mis
schien ook gedrongen door den veranderden
tijdgeest wel eens te veel in de aan de film
verwante, grove tafereelen stukken zoeV>i
Daarom doet het ons zoo'n genoegen, dat
Saalborn voor zijn jubileum weer terug is
gegaan tot de klassieken en hij Egmond
voor zijn feest heeft uitgekozen.
Wanneer wij Saalborn deze maand huldi
gen. dan is het geli.ikerli.jk als leider en als
acteur. Hij is een der belangrijkste figuren
van ons tegenwoordig tooneel en, jong als
hij nog is, zal hij zeker nog een groote rol
spelen. Laten wij hopen, dat hem door het
publiek de gelegenheid zal worden geschon
ken om ook in de toekomst de tradities van
Royaards op de meest eervolle wijze hoog te
houden en te doen voortleven. Het zal niet
anders dan ons tooneel ten goede kunnen
komen.
J. B. SCHUIL.
door KAREL DE JONG.
De uitzending der opera „Don Pasquale"
van Gaetano Donizetti door Hilversum op
Zondagavond a.s. brengt mij een oude staal
gravure in herinnering, een groote plaat,
waarop rondom een alziend oog en vele en
geltjes een aantal medaillons van de groot
ste componisten geteekend waren. Het geheel
was bedoeld als een verheerlijking van de
goddelijke muziek. Twee dier medaillons stel
den Bellini en Donizetti voor. Of Bach er ook
op afgebeeld was, herinner ik me niet; Pa-
lestrina's portret kwam er zeker niet op voor,
wel veel beeltenissen en namen van opera
componisten, die dus toen wel als de voor
naamste vertegenwoordigérs der goddelijke
kunst golden.
In het destijds beroemde biografische werk
van Felix Clément „Beroemde Toonkunste
naars" kan men een soortgelijke bevoorrech
ting van de opera-muziek opmerken.
De waardeering is sedert dien tijd nogal
gewijzigd. In breede kringen is belangstel
ling ontwaakt voor groote koorwerken voor
orkest- en kamermuziek; voortreffelijke uit
voeringen hebben die verbreid, ook in krin
gen waar voorheen concertbezoek ondenk
baar was; de radio brengt ten slotte alles
binnen elk huis, binnen ieders bereik. En het
is goed dat ook het eertijds beroemde, nu
haast in vergetelheid geraakte weer eens op
gerakeld wordt. Er was een tijd, toen geen
melodieënalbum bestaanbaar was zonder den
marsch uit Norma; wie der jongeren kent
die nog? Rossini, ja. van dien weet men nog
wel iets; maar ook Bellini en Donizetti heb
ben vele melodieën geschreven, die minstens
zoo goed zijn als die van „Ich hab' dich lieb,
braune Madonna" en dergelijke.
Melodie, dat was de kracht dier meesters.
Wat daarbuiten lag miste gewoonlijk elke be
teekenis. De behandeling van het orkest was
zorgeloos: van fijnere bewerking, van ech'.e
meerstemmigheid was geen sprake. Rossini
heeft met. zijn „Guillaume Teil" getoond dat
hij nog tot andei-e dingen in staat was. dan
hij en zijn tijdgenooten tot dusver hadden
gegeven; maar na het enorme succes dier
groote opera heeft hij op 37-jarigen leeftijd
het bijltje er bij neergelegd en verder een
lui leventje geleid.
We willen nu even op Donizetti terug
komen. Deze werd in 1797 te Bergamo
(Noord-Italiëï geboren: hij ontving zijn mu
zikale opleiding van den aldaar gevestigden
Duitscher Simon Mayer, kapelmeester aan de
hoofdkerk en componist van 77 m opera's. In
1815 kreeg Donizetti onderricht van twee
musici te Bologna. Op 21-jarieen leeftijd de
buteerde hij met zijn opera „Enrico* on te ai
Borgogna" te Venetië. Van toen 'af ontwik
kelde hij een kolossale vruchtbaarheid op het
gebied der opera: jaarliiks schreef hij er een
stuk of vier. Zijn schrijfwijze sloot zich aaxi
bil die van zijn voorbeeld Rossini, die toen
tertijd op dit eebied heerscher was.
Een mededinger vond Donizetti in Vinoen-
zo Bellini (geb. 1801 te Catania op Sicilië,
gest. 1835 te Puteaux bij Parijs). Deze concur
rentie noodzaakte hem eenige malen om
meer zorg aan zijn werk te besteden, dan hij
rewenrt was. Zoo stelde hij tegenover Bel
lini's ..La Somnambula" zijn „Anna Bol en a".
maar eerst zijn meesterwerk „Lucia ai Lam-
raermoor" (1835) maakte hem wereldbe
roemd. Hierin had hij al zijn kunnen neer-
gelegd; het succes van het werk bezorgde
hem zelfs een professoraat in het contrapunt
<n.b.!) aan het Kon. Muziekcollege te Napels.
Toen hier m 1839 een opera „Puiiuto" van
zUn hand door de censuur verboden werd,
ging hij verontwaardigd anar Parijs, waar hij
o.a. .La Fille du Regiment" en ..La Favorite"
schreef, die in den Opera-comique aldaar
werden opgevoerd. Voor Weenen componeer
de hij „Linda di Chamonnix", wat zijn be
noeming tot k.k. Hofkompositeur und Kapell
meister ten gevolge had. Van 18-13 dateert de
komische opera ..Don Pasquale" (in 1902 met
een nieuwen Duitschen tekst van Otto Bier-
baum te Frankfort opgevoerd). Het volgende
jaar toonden zich bij hem de eerste ver
schijnselen van een geestesstoring tijdens een
reis van Napels naar Weenen; na zijn terug
keer te Parijs volgde een verlamming, die
hem voor verderen arbeid ongeschikt maakte.
Zijn laatste levensmaanden bracht hij in de
diepste zwaarmoedigheid te Bergano door,
waar hij op 8 April 1848 gestorven is.
Behalve een 70-tal opera's heeft hij vele
kerkelijke en wereldlijke werken geschreven,
die echter geen bijzondere beteekenis hebben.
Als meester van het bel-canto zal zijn naam
nog wel voortleven.
Het oratorium „Judas Maccabeus" (Miin-
chen. Zo.) is door Handel in 1746 (4 jaar na
„De Messias") geschreven. Het comoleteert
het in hetzelfde jaar ontstane „Gelegen
heidsoratorium". dat de stem van het ko
ningsgetrouwe Engelsche volk tegenover de
Schotsche revolutie weergaf. Met de première
van „Judas Macabëus" werd 1 April 1747 de
hertog van Cumberland als terugkeerend
overwinnaar begroet. Is dit oratorium dus
eigenlijk een gelegenheidscompositie, het
heeft toch niet alleen zijn plaats in de lite
ratuur weten te handhaven, maar geldt zelfs
nu nog als een der geweldigste oratoria en
als een der weinige die werkelijk populair
geworden zijn. Bovendien is de vrijheidsidee
er zóó pakkend en overtuigend in verklankt,
dat het b.v. na de Napeleontische oorlogen
in Noord-Duitschland telkens weer als feest-
oratorium gekozen werd voor de oplevende
muziekfeesten. Alom bekend is de melodie
van het koor „Seht, er kommt mit Preïs ge-
krönt", die echter oorsoronkelijk er niet in
voorkwam, doch door Handel in 1751 aan zijn
in 1748 geschreven „Josua" ontleend en in
„Judas Macabëus" ingevoegd werd. Dit Ora
torium wordt het hooglied van de op Gods
vertrouwen steunende dapperheid genoemd
en kan, mits men „dapperheid" in haar meest
algemeene beteekenis opvat, ook nog in on
zen anti-oorlogsch-gezinden tijd zijn symbo-
lieke waarde behouden.
De uitzending der „Siegfried-idylle" (Hil
versum, Woensdag) geeft mij aanleiding om
er aan te herinneren, dat dit orkeststuk niet
als zoodanig in Wagner's muziekdrama
..Siegfried" voorkomt (ik las eens in een mu-
ziekverslag over een orkestconcert, dat de
recensent het gemis van hanripiinf rn ensrè-
neering „natuurlijk" gevoeld had!), maar
door Wagner uit een drietal in de 3de acte
van „Siegfried" voorkomende themas is on
bebouwd tot een zelfstandig orkest-'-k dat
bestemd was tot geschenk aan zijn vrouw
Cosima bij de geboorte van hun Sieg
fried. De economie der gebruikte orkestrale
middelen in verhouding tot het bereikte
klankeffect is zeer opmerkelijk en toont de
meesterhand.
CINEMA PALACE
Vier van de bob.
Een sneeuwsportfilm als deze voert ter
stond onze gedachten terug r.aar dc bekende
rolprenten van Arnold Franck. We willen, als
we iets nieuws zien op dit gebied, iets beters.
Het heden moet gisteren overtreffen. Doet
het dit niet, dan zijn we teleurgesteld.
Dr. Johannes Guter heeft geen pioniers
werk verricht, zooals dr. Franck. Hij kon wel
niet anders dan navolging leveren. Een ander
verhaaltje borduren op liet eeuwige zich ge
lijk blijvende sneeuwtapijt. Zijn verhaaltje
is misschien amusanter dan die van zijn
voorganger, maar in het eigenlijke werk.
waarom het ons toch bij een sneeuwsport
film is te doen, blijft hij bij Dr. Franck verre
ten achter.
Zijn foto's missen de helderheid en
de scherpte van die uit De Witte Roes en
Storm op den Mont Blanc: vaak zijn ze vaag
en zelfs lijken ze soms verkeerd opgenomen,
daar de centrale partijen in 't duister blijven.
Aan deze fout lijden ook verschillende per-
soonsgroepeeringen, waarvan de gezichten in
de schaduw staan en wij dus van het gelaats-
spel niet krijgen te zien.
Wel heeft ook dr. Guter partij getrokken
van de bekoring, welke de snelheidsjacht van
de silhouet-achtige ski-loopers en bobsleeërs
door het sneeuwveld oplevert, maar het is
toch niet de meesleepende en technisch zoo
goed gemonteerde vossenjacht geworden,
waarmee Storm op den Mont Blanc inzet
Ook in deze nieuwe film krijgen wij storm in
het sneeuwgebergte, maar deze storm maakt
lang niet dien indruk; het grootsche en
angstwekkende, dat Franck ook met de ge
luidsbegeleiding heeft verkregen, missen we
hier en de strijd van den mensch tegen de
natuur, die bij Franck zoo prachtig culmi
neerde in de insneeuwing van de hut en haar
bewoner, maakt bij Guter een vrij zwak
effect.
Het verhaaltje, dat binr.en deze grootsche
omlijsting speelt, onderscheidt zich niet van
de gebruikelijke filmromantiek. Vier
oprechte, eenvoudige jongens nemen deel
aan een sledewedstrijd, waarbij zij als voor-
naamsten tegenstander een sportief en knap-
uitzienden baron krijgen. Men kent Peter
Vos reeds en kan zich dus dezen brutalen
prachtkerel, voor wien vrouwen smelten als
sneeuw in de zon, eenigszins voorstellen.
Deze baron is verloofd met het dochtertje
van den rijkaard, die als beschermheer van
de sport de prijzen voor zijn rekening neemt
en die een even kort aangebonden, zonder
linge en eenkennige rijkaai'd is als de overige
filmrijkaards met snoezige dochters. On-
menschkundig als zijn soort is, verlaat hij
zich onvoorwaardelijk op den adelijken en
sportieven huwelijkspretendent. Maar het
snoezige dochtertje voelt natuurlijk meer
voor den eenvoudigen, oprechten aanvoerder
van de „vier van de bob", wiens lummel
achtigheid in den omgang met vrouwen haai'
prikkelt.
Men heeft reeds vermoed dat de knappe
baron een oplichter is, en dat deze, juist als
hij op het punt staat, den huwelijksschat te
bemachtigen, wordt ontmaskerd. Deze ont
maskering geschiedt door een als een dwa
zen kleinburgerlijken hotelgast vermomden
detective.
Met de smeltende filmzoenen, waarmee dc
eenvoudige, oprechte jonkman, die natuur
lijk ook den beker wint, en het snoezige doch
tertje van den rijkaard elkaar in de armen
vallen, eindigt de roman, welke door amu
sante tafereeltjes, spannende momenten en
een paar „Schlagers" opgeluisterd, den toe
schouwers een onderhoudenden avond bezor
gen kan.
Onderhoudend zijn ook de prestaties van
den excentrieken snelteekenaar Mr. Max en
de cok ditmaal weer zeer actueele bijdragen,
welke de drie aanschouwelijke kranten. Ufn-
toon Journaal, Polygoon's Hollandsen
Nieuws en City Pathé Nieuws in deze voor
stelling leveren.
H. G. CANNBGIETER.
Ll'XOR THEATER.
Oor logsve rpl cc gst c rs.
De Gescheiden Vrouw.
Terwijl de Duitschers zich voor het groot
ste gedeelte hunner filmproducties bepalen
tot lichte, amusante kost in het operette
genre. zoeken de Amerikanen, het in het dra
matische, waarbij aan de acteurs zwaardere
eisclien qua spel worden gesteld.
Daarenboven munten zij uit- in het komi
sche, het smijt- en val thema. Voor dit laatste
r.oemen we r.amen als Harold Lloyd. Buster
Keaton, Laurel en Hardy en Charlie Chase
figuren, die de Duitsche filmindustrie niet
kent.
De films, die ceze week in het Luxor-
theater loopen behandelen beide liefdescon
flicten. In „Oodlogsverpleegsters". die de toe
standen achter het front in de hospitalen en
lazarets schildert, zijn het twee militairen,
die verpleegsters het hoofd op hol brengen,
zonder zooals het heet, ernstige bedoelingen.
Een hunner, die zelfs getrouwd blijk: te zijn,
sneuvelt, terwijl ook zijn meisje sterft. Het
andere paar komt tenslotte weer bij elkaar,
voorgoed. In deze film wordt treffend het
vreeselijke var. den oorlog getoond en ze mag
dan ook als een anti-oorlogsfilm geken
schetst worden. Robert Montgomery, Robert
Ames, Anita, Page en June Walker vervul
len de hoofdrollen.
De tweede film heet De Gescheiden Vrouw,
waarin Norma
Shearer toont, welk
een knappe ac
trice ze is (knap in
twee beteekenissen).
Jerry (Norma
Shearer) trouwt met
Ted (ChesterMorris)
Paul (Conrad Na
gel),. die ook op
Jerry verliefd is.
trouwt dan aus Aer-
ger met een ander,
Dorothy. Drie ge
lukkige huwelijksja
ren van Ted en
Jerry volgen. Dan
merkt Jerry dat
haar man haar on
trouw is geweest.
Als hij dan voor een week op reis moet, be
taalt zij hem met gelijke munt. Teci wil naar
geen reden luisteren en een echtscheiding
volgt. Jerry ontmoet Paul weer en bijna komt
het tusschen hen tot een huwelijk, tot. Jerry
merkt, hoeveel Paul voor Dorothy beteekent.
Zij trekt zich dan terug, zoekt Tod op en
samen besluiten deze weer een nieuw ieven
getweeën te beginnen.
Deze film heeft het gebrek dat ze te
veel verfilmd tooneel is. ofschoon er ook
fraaie filmische gedeelten te bewonderen
zijn. We denken hier bij aan de scènes met
het handenspel. Voorts wordt de man wel
wat erg onredelijk voorgesteld, terwijl de
vrouw te verongelijkt en opofferend is. Dat
Norma Shearer haar rol toch aannemelijk
weet te maken, pleit wel voor haar kunxicn.
Het programma wordt gecompleteerd met
een geestig geluidsteekenfilmpje van Flip
de Kikker en het Orion Profilti journaal,
dat o.a. de intocht van Harold Lloyd in de
hoofdstad en van Piet van Kempen in den
Haag toont.
REMBRANDT THEATER.
Watt en Half Watt bij de Kannibalen
NORMA SHEARER.
Watt.
Half Watt.
muzikale maaltijd". Heel origineel. No. 4 van
het programma Kandy Cabaret, een film ge
speeld door kinderen, kan ons niet bijzonder
bekoren. Kinderen moeten kinderen blijven,
wanneer zij gaan optreden als volwassenen,
gaat hun grootste charme, hun mooie kinder
lijkheid verloren, en dat stuit. Het is geen
genoegen, meisjes van, op het oog een jaar of
acht. te zien optreden als een volslagen ca
baret-zangeres. Daar is geen evenwicht in.
Overigens een aanbevelenswaard programma.
Italië
Morgenochtend draaft in het Rembrandt
Theater het tweede en tevens laatste deel
van de cultuurfilm over Italië. Ook in dit
deel krijgt de bezoeker een vluchtige» indruk
van vele oude gebouwen, obelisken en fon
teinen. De opeenvolging is vaak zoo snel. dat
men het verband, toeh reeds vaak moeilijk
te vinden, geheel verliest wat echter niet
wegneemt dat het gebodene aan een redelijk
gestelden artlstieken eisch voldoet.
Na Rome en Tivoli worden beelden uit
Pompei gebracht, de stad die in het jaar
79 door de lavamassa's uit de Vesuvius werd
verwoest. In tegenstelling mot het voor
gaande, ademen deze beelden een weldadige
rust, waarbij de stil rookende Vesuvius op
den achtergrond ons even in de sfeer van
dit steeds bedreigde gebied kan verplaatsen.
Napels, Messina. Palermo en kustplaatsen
passeeren de revue, waarvan niets anders
dan straattooneeltjes en landschapsgezichten
zijn te vermelden. Enkele close up van
karakteristieke koppen zijn interessant,
evenals het werk van de steenvormers die
op verbazend behendige wijze in enkele
oogenblikken met weinig ingrediënten hun
materiaal weten te vervormen. Een aardig
toonccltjc is het wasschen van goed in een
beekje buiten dc groote stad.
Van Sicilië wordt ons de Etna getoond,
met enkele beelden van de laatste uitbarsting
in 1927, welke opnemingen toondertijd als
nouveauté in het journaal werden gebracht.
Hun.die op niet vermoeiende wijze het een
en ander over Italië willen vernemen kunnen
wij een bezoek aan deze film inderdaad aan
raden.
De sprekende film heeft verscheidene film-
artisten naar het tweede plan gedrongen,
die daarvóór tot de meest geliefden hoorden.
Zoo is het ook gegaan met Watt en Half
Watt. Het is tegenwoordig een zeldzaamheid
dat we een film van dat nobele tweetal krij
gen. En dat is jammer. Hoe we ook onze
vreugde hebben aan al die filmen met die
cliché-schoonheden, zoowel filmhelden als
filmheldinnen, zoo'n pretentielooze Wall-
film, waarin alles aankomt op het acteeren
en de mimiek der filmartisten. is daar een
bijzonder welkome afwisseling op.
De avonturen van Watt en Half Watt zijn
natuurlijk weer grandioos.
In een berucht kroegje „Het Roodc Konijn
tje", vervullen ze te gelijkertijd de functie
van kellner. band en uitsmijter, en ze toonen
voor alle drie de baantjes talent te hebben.
Moeilijkheden lossen ze, als het ware spelen
derwijs op. bij hen bestaan moeilijkheden
slechts om overwonnen te worden.
Een overmoedige bui brengt twee dochters
van Lord Wednesbury met hun partners in
het kroegje. Watt en Half Watt voorzien on
aangenaamheden en raden het viertal zoo
gauw mogelijk weg te wezen. De hecrcn heb
ben daar wel ooren naar, niet aldus de meis
jes. Wat de twee Watten vooi-zien hebben,
gebeurt, er ontstaat een groote knokpartij.
Niet dan met de grootste moeite kunnen
Watt en Half Watt de twee meisjes voorloopig
in veiligheid brengen, haar twee begeleiders
zijn intusschen gevlucht. De firma Watt zal
nu de meisjes veilig naar huls brengen, maar
door de mist verdwalen ze en komen aan cle
haven, waar ze. tégen hun wil, met geweld
aan boord van een sehip worden gebracht.
Daar de meisjes, vóór het vluchten uit het
kroegje van de Watten mannenkleeren heb
ben gekregen, worden zij voor jongens ver
sleten.
Het gelukt het viertal om in een boot van boord
te ontvluchten. Ze komen aan op een. naar zij
denken, onbewoond eiland, het blijkt echter
bewoond door een Kannibalenstam. Ze sla
gen er in dc vriendschap en het vertrouwen
van den hoofdman te verwerven en in plaats
van opgegeten te worden, worden ze verhe
ven tot medicijnmannen.
Nogmaals slagen ze er in op een vlot tc
ontkomen, ze worden opgepikt door een
schip, dat hen veilig naar huis brengt. De
meisjes en de vader zijn de firma Watt zoo
dankbaar, dat zij tot schoonzoons van Lord
Wednesbury gepromoveerd worden.
Wie eenige films van de Watten gezien
heeft. weet. dat dit gegeven een onnoemelijk
aantal Watt-gebeurtelijkheden in zich bergt,
die dan ook allemaal op de meest grappige
wijze uitgebuit zijn. Er is zoo nu en dan ook
geschaterd. Het is een bijzondere aardige
film. die bij ieder die hem ziet, succes zal
hebben.
Van het bijprogramma noemen we het
geestige tooncelnunimer van de 2 Loxy's, „De
l'it „Prikkelidyllen" door
Cornelis Veth.
„Jongens, wat is dat me hier een dooie
boel, neem iue niet kwalijk!"
De man. die deze woorden mompelde, be
vond zich in één der wildernissen van Cali
fornia en geeuwde bijna hoorbaar achter zijn
door de zon gebruinde hand. Het was nie
mand anders dan Buffalo BUS, de held van
het wilde Westen!
„Maar ho eens even! wat zullen we nu
hebben! versche sporen! Roodhuiden, zoo
waar ik Bill heet! En nog wel Tejons. zoo te
zeggen aan de mokkasin-ardrukken. Schijn
heilig. bloeddorstig roofgespuls, wat heb je
hier nu weer te maken? Weet je wat, ik zal
netjes mijn trouwen hengst bespringen en
als de weerga de blanken gaan waarschu
wen!"
Zoo gezegd, zoo gedaan. Het was juist nog
maar net bijtijds ook! Eventjes zes taaie en
tanige Tejons te paard kwamen plots aan
draven en richtten een wolkbreuk van pijlen
op den rccord-woudlooper!
„Wel lwe. dat schijnt meenens te worden!
Vooruit, Bill, je bent nogal sterk, laat geen
van deze bruine schelmen nu eens zijn kamp
bereiken om den stam op ons spoor te bren
gen!"
Doch eensklaps kon dc populaire beren-
dooder een smartkreet ternauwernood onder
drukken. Een pijl was in cén zijner lichaams-
deelen gedrongen! Het zitten was hem daar
door ondragelijk geworden. Menigeen zou
zich geen raad hebben geweten! Maar dc
fideele zwerver was een ruiter van commc-
ga! Kon hij niet zitten, ook goed. staan dan
maar! In een wip stond hij op den rug van
zijn paard, met het gezicht naar de Indianen!
Mennen had niet noodig! Zijn prima paardje
kende den weg op zijn duimpje! Belde revol
vers waren op de schurken gericht!
Buffalo Bill sprak patent de talen van alle
volksstammen onder de Roodhuiden. Het was
dus in een Tejonsch, dat er wezen mocht, dat
hij riep:
„Mag ik me even voorstellen? Buffalo Bill!"
Do koperkleurige ploerten stonden paf. toen
zij den gevreesden naam hoorden! Daar
hadden zc niet van terug! En ze dachten nog
wel zoo stellig, dat cle woudkoning dood was!
Dat viel enorm tegen!
Van die pauze maakte de eerste klas
scherpschutter gebruik om er eventjes twee
neer te leggen. De één buitelde, door de vaart,
die zijn knol had, halsoverkop naar beneden
en rolde holderdebolder Sn een juist daar ga
penden afgrond. De tweeae tuimelde achter
over op den rug van zijn galoppeercnd beest,
en bleef dood en wel voortsjokken in den
zadel. Maar er waren nog vier vijanden in
goede conditie. En dat nog wel de doortrapt-
sten van de bende! Een pijl doorboorde Buf
falo's hoed!
„Mijn hoed die mag Je raken, hoor, die kan
lezen en schrijven!" spotte de leuke jager.
De arme schimmel kreeg er twee in de
dijen, maar gelukkig verbeeldde hij zich
dat men hem de sporen gaf en zette zijn beste
beentje voor. Nog eens had de first-rate ver
kenner zijn pistolen ontladen. Alweer beten
twee vijanden in de steppe. Dc één had een
prachtschot in den open mond opgevangen,
waarmede hij Juist bezig was eenige schan
dalige scheldwoorden naar Bill's hoofd te
gooien. Dc ander, door het hart geschoten,
viel uit den zadel, maar zijn teenen bleven
aan den stijgbeugel hangen, en met het zoo
artistiek beschilderd gelaat In dc slik werd
het lijk voortgeslcurd. T Was gewoon geen
gezicht!
Buffalo Bill echter was in de kuit getrof
fen! Daarom niet getreurd'. Op één been
zette de premier ruiter het gevecht voort!
Nog slechts twee van de huilende scalp-
dieven waren in leven. Deze wilden den teu
gel wenden om hulp te halen! Maar dat zat
ze niet glad!
„Heidaar!" grinnikte Buffalo Bill, „dat
gaat zoo maar nictl" Hij vuurde nu In nog
sneller tempo.
Eén van hen kreeg nu een pil in het voor
hoofd. Midden in een couplet moest hij zijn
onwelluidend krijgsgezang afbreken. De
ander echter, ren kolossaal bereden krijger,
was: nu vlak bij. Hij haalde uit. om met zijn
toma-hawk pardoes op den blanke in te hak
ken
De zaak werd critlek! De koning der prai
riën had zijn kruit verschoten. Onze eenige
baas echter verschoot niet van kleur! Geen
oonenblik zat hij in dc war!
Met een behendigheid, waar een kamnioen-
jongleur te voet een punt aan kon zuigen,
wierp hij belde revolvers omhoog, en ving ze
weer op. doch nu bij den loop. Teen ont
wrichtte hij met den éénen den pols van den
roodhuid, terwijl hij hem met den andere
bovendien den hersenpan verpletterde.
Nu ontlastte Bil! zichzelf en zijn ros van de
pijlen, ging weer behoorlijk zitten en nam
zijn eindspurt.
Een uur later reed Buffalo BUI, zoo frlsch
als een hoentje, het kamp der blanke man
nen binnen,