LETTEREN EN KUNST LOUIS SAALBORN. Radiomuziek der week. EEN VOORBESPREKING BIOSCOOP. Litteraire Fragmenten. B HET TOONEEL Er zijn weinig tooneelspelcrs, die in hun leven zoo met tegenslagen te kampen heb ben gehad en toch zoo recht op zijn blijven staan als Louis Saalborn. Al was het daarom alleen, dan verdiende hij reeds ruimschoots de huldiging, welke men hem deze maand bij de viering van zijn 25 jarig tooneeljubi- ieum zal brengen. De rij van tegenslagen begon feitelijk reeds in 1925, toen Willem Roy aards zich als leider van „Het Tooneel" terug trok en zijn gezelschap ontbond. Saalborn was toen juist op weg naast Royaards de eerste mannelijke hoofdrol te worden van het beste tooneelge- zelschap dat Nederland ooit rijk is geweest en hij had feitelijk reeds de plaats ingeno men, die eens Jan Musch, later Hubert la Roche had bezet, toen Royaards, ontmoedigd door de vele tegenslagen en vooral door het gemis van een behoorlijken schouwburg het leiderschap neerlegde en daarmede feitelijk zijn groote levenswerk beëindigde. Voor ons nationaal tooneel beteekende dat niet minder dan 'n ramp en velen wanhoopten in die dagen dan ook aan de toekomst van het gezelschap, dat zulk baanbrekend werk had verricht. Toen echter was het Louis Saalborn, die zich als leider opwierp en het aandurfde het werk van Royaards voort te zetten. Hij was er als zijn beste leerling ook de aangewezen man voor. De oude getrouwen van Royaards Magda Janssens, Tourn;aire Gobau. Van Praag en ook mevrouw Royaards om hier enkel maar de meest prominente figuren te noemen stelden zich onder zijn leiding en zetten gezamenlijk onder Saalborn het werk van hun grooten Meester in zijn geest voort. In de eerste jaren had het nieuwe gezel schap van Saalborn, dat zich Het Nieuwe Nederlandsch Tooneel noemde, een onver wacht groot ook financieel succes. Reeds dadelijk had men het geluk de hand te kunnen leggen op Blanke Ballast, dat een Schlager werd en het jaar daarop volgde Defresne's tooneelbewerking van De Opstan- digen, welk stuk het zeker niet minder, goed deed. Hot leek wel, of er voor Saalborn en zijn gezelschap een gouden tijdperk zou aanbreken, al waren de successen dan ook allerminst artistieke evenementen. Maar Saalborn herinnerde zich, welke tradities hij had hoog te houden en toen het Paleis voor Volksvlijt voor hem vrij kwam en hem daar mee de gelegenheid werd geboden belangrijke voorstellingen te geven, kwam hij eerst met Shakespeare's Storm en later met zijn grootst artistiek succes De Getemde Feeks. Toen kwam de brand van het Paleis voor Volksvlijt, de tweede en veel grootere tegen slag voor Louis Saalborn, want hij verloor daarmee zijn vasten schouwburg en bijna alle costuums en décors van zijn gezelschap. Maar onmiddellijk toonde hij, dat hij van Royaards mede de energie en de onverzette lijke wilskracht had geëerfd. Ondanks alles zette Saalborn door en den dag na de brand speelde hij reeds in den Stadsschouwburg te Amsterdam in een reis-décor De Getemde Feeks en toonde hij ook in zijn verdere werk zijn groote geestkracht. Weer scheen het, of er een tijd van nieu wen bloei voor hem zou aanbreken na de op richting van de Kon. Ver. Het Nederlandsch Tooneel en het lijkt mij wel zeker, dat die tijd ook gekomen zou zijn, wanneer de Arn- sterdamsche Gemeenteraad niet het onver antwoordelijk domme besluit had genomen den stadsschouwburg aan twee gezelschap pen in plaats van aan één ter bespe ling te geven. Dit is de voornaamste oorzaak van de groote misère, waarin ons tooneel daarna is gedompeld en waarvan ook Louis Saalborn de dupe is geworden. De treurige' geschiedenis van Het Nederlandsch Tooneel die eindigde met een faillissement, ligt nog zoo dicht achter ons, dat ik er hier niet ver der over behoef uit te weiden. Het was de derde en grootste tegenslag voor Louis Saal born. Maar in die voor hem allermoeilijkste da gen, heeft hij een bewijs van bewonderens waardig doorzettingsvermogen en geest kracht gegeven. Want het is in die dagen van onnoemelijke beslommeringen en tegen slagen geweest, dat hij toch nog de bezonken rust en de energie vond om de opvoering van Faust waarin hij zelf de zware rol van Mephisto speeide voor te bereiden en te leiden, een voorstelling, die een der glans punten van zijn artistieke loopbaan werd. Ook na de débaele van de Kon. Ver. Het Nederlandsch Tooneel is Saalborn niet bij de pakken neer gaan zitten en hij zal hier van ben ik overtuigd dat ook in de toe komst niet doen, wat er ook nog moge ge beuren. De keuze van zijn jubileumstuk Goethe's Egmond met de muziek van Beet hoven is er voor mij het bewijs van. Want toont het geen durf om in dezen moeilijken tijd met zulk een artistieke daad van betee- kenis te komen en stempelt dit alleen reeds niet Saalborn tot den ernstïgen, wilskrach- tigen kunstenaar? Het was niet anders dan natuurlijk lijk, dat SaalboiTi na het uittreden van Royaards zijn taak als leider van het ge zelschap over nam. Saalborn toch had jaren lang met Royaards samengewerkt en was zijn beste leerling. In de eerste jaren van zijn optreden onder Royaards was de invloed van den Meester zoo groot, dat het soms scheen of er een copie van Royaards op het tooneel stond. Ik herinner mij een voorstelling van De Vijf Frankforters van eenige jaren geleden nog vóór den oorlog waarin ik Saalborn voor het eerst in een belangrijke rol zag eu hij in alles stem, houding, postuur,, gang en spel zoo frappant op Royaards geleek, dat ik eerst meende den leider zelf op het tooneel te zien. En die gelijkenis was ook later o.a. in zijn Mark Violier dikwijls opmerkelijk. Saalborn moet een wel zeer kneedbaar discipel zijn geweest. Wanneer hij verscheen als Robespierre in Danton's Dood een zijner beste rollen uit den tijd van Het Tooneel dan zagen wij in alles, hoe Royaards deze rol tot in de kleinste finesses had bewerkt en opgebouwd. Welk een dank baar leerling Saalborn voor zijn leermeester was, bewees hij herhaaldelijk in die dagen, o.a. als Pieter van Craon in Maria Boodschap, als Maarschalk Lebèbre in Madame Sans Géne, den abbé in 'n Roes, den officier in Droomspel een prachtige rol van hem en nog het meest in de drie één-acters van Felix Salten, Kinderen waarin hij 3 geheel verschillende typen meesterlijk uitbeeldde, maar allen toch geestelijke kinderen van Rovaarös. Voor de ontwikkeling van Saalborn als acteur is het misschien wel goed geweest, dat Royaards zich in 1925 als leider terugtrok en de nog jonge tooneelspeïer zich verder ge heel zelfstandig moest ontwikkelen. Dat hij het talent voor karakterspelen van groot formaat bezat heeft hij ook toen hij niet meer onder regie van Royaards speelde in tal van rollen op overtufger.de wijze bewezen. Ik wil hier enkele van zijn rollen noemen: de dokter in Blanke Ballast misschien wel de fijnste en meest subtiele creatie, die hij ooit geleverd heeft den gees tige en levendige pastoor in „Meneer Pas toor bij de Rijken", de sappige, humorfs- tischc oom in Abie's Rose Marie een der beste jodenrollen. die ik mij .herinner de uitbundige, volbloedige Petruccio in De Getemde Feeks en de met niet minder brio en verve gespeelde Biron in Shakespeare's Liefde's Lief en Leed, de zielige en op het laatst zoo groteske Voigt in De Schoen maken van Köpeninck. de al even mensche- lijken en met fijnen humor gespeelde Pro- kop in Onlichters, de markante, scherp gebeelde Menhlsto fn Faust. de in zijn ont wikkeling zeldzaam knap opgebouwde Süss, den Jood het zijn allen sterke, groote en breed uitgespeelde rollen, waarin wij den karakterspeler van beteekenis mochten er kennen. In bijna alle stukken stond hij naast dien anderen, even talentrijken leerling van Royaards, Oscar Tourniaire, of naast de tem peramentvolle Magda Janssens. Saalborn, Tourniaire. Magda Janssens. in deze drie leeft, met mevrouw Royaards het meest levend de traditie voort van den grooten leider. Maar in Saalborn's soel herkennen wij noe altijd het sterkst den invloed van Royaards. In zijn vlue<?e ookomst dikwijls met groote passen zlln plotseling stilstaan, zijn breed frebaar, is het, of wij Rnvaards soms terusrzien. Toeh is er nok verschil. Saalborn's spel is natuurlijker, spontaner, dynamischer en minder „verstandelijk" dan dat van zijn grooten voorganger. En dat hij veeil van Rovaards als regis seur heeft geleerd, heeft hij ons vooral in zijn groote Shakespeare-vertooningen en in Faust meer dan in de opvoerin gen van Vondel, waarin Saalborn minder gelukkig was laten zien. In die voorstel lingen was steeds dezelfde kleurenweelde, dezelfde geest der renaissance, die Royaards zoo lief had. Maar het is niet te ontkennen, dat Royaards verfijnde, dieper en vooral arristocratischer was dan Saalborn, die zijn successen fn de laatste jaren hiertoe mis schien ook gedrongen door den veranderden tijdgeest wel eens te veel in de aan de film verwante, grove tafereelen stukken zoeV>i Daarom doet het ons zoo'n genoegen, dat Saalborn voor zijn jubileum weer terug is gegaan tot de klassieken en hij Egmond voor zijn feest heeft uitgekozen. Wanneer wij Saalborn deze maand huldi gen. dan is het geli.ikerli.jk als leider en als acteur. Hij is een der belangrijkste figuren van ons tegenwoordig tooneel en, jong als hij nog is, zal hij zeker nog een groote rol spelen. Laten wij hopen, dat hem door het publiek de gelegenheid zal worden geschon ken om ook in de toekomst de tradities van Royaards op de meest eervolle wijze hoog te houden en te doen voortleven. Het zal niet anders dan ons tooneel ten goede kunnen komen. J. B. SCHUIL. door KAREL DE JONG. De uitzending der opera „Don Pasquale" van Gaetano Donizetti door Hilversum op Zondagavond a.s. brengt mij een oude staal gravure in herinnering, een groote plaat, waarop rondom een alziend oog en vele en geltjes een aantal medaillons van de groot ste componisten geteekend waren. Het geheel was bedoeld als een verheerlijking van de goddelijke muziek. Twee dier medaillons stel den Bellini en Donizetti voor. Of Bach er ook op afgebeeld was, herinner ik me niet; Pa- lestrina's portret kwam er zeker niet op voor, wel veel beeltenissen en namen van opera componisten, die dus toen wel als de voor naamste vertegenwoordigérs der goddelijke kunst golden. In het destijds beroemde biografische werk van Felix Clément „Beroemde Toonkunste naars" kan men een soortgelijke bevoorrech ting van de opera-muziek opmerken. De waardeering is sedert dien tijd nogal gewijzigd. In breede kringen is belangstel ling ontwaakt voor groote koorwerken voor orkest- en kamermuziek; voortreffelijke uit voeringen hebben die verbreid, ook in krin gen waar voorheen concertbezoek ondenk baar was; de radio brengt ten slotte alles binnen elk huis, binnen ieders bereik. En het is goed dat ook het eertijds beroemde, nu haast in vergetelheid geraakte weer eens op gerakeld wordt. Er was een tijd, toen geen melodieënalbum bestaanbaar was zonder den marsch uit Norma; wie der jongeren kent die nog? Rossini, ja. van dien weet men nog wel iets; maar ook Bellini en Donizetti heb ben vele melodieën geschreven, die minstens zoo goed zijn als die van „Ich hab' dich lieb, braune Madonna" en dergelijke. Melodie, dat was de kracht dier meesters. Wat daarbuiten lag miste gewoonlijk elke be teekenis. De behandeling van het orkest was zorgeloos: van fijnere bewerking, van ech'.e meerstemmigheid was geen sprake. Rossini heeft met. zijn „Guillaume Teil" getoond dat hij nog tot andei-e dingen in staat was. dan hij en zijn tijdgenooten tot dusver hadden gegeven; maar na het enorme succes dier groote opera heeft hij op 37-jarigen leeftijd het bijltje er bij neergelegd en verder een lui leventje geleid. We willen nu even op Donizetti terug komen. Deze werd in 1797 te Bergamo (Noord-Italiëï geboren: hij ontving zijn mu zikale opleiding van den aldaar gevestigden Duitscher Simon Mayer, kapelmeester aan de hoofdkerk en componist van 77 m opera's. In 1815 kreeg Donizetti onderricht van twee musici te Bologna. Op 21-jarieen leeftijd de buteerde hij met zijn opera „Enrico* on te ai Borgogna" te Venetië. Van toen 'af ontwik kelde hij een kolossale vruchtbaarheid op het gebied der opera: jaarliiks schreef hij er een stuk of vier. Zijn schrijfwijze sloot zich aaxi bil die van zijn voorbeeld Rossini, die toen tertijd op dit eebied heerscher was. Een mededinger vond Donizetti in Vinoen- zo Bellini (geb. 1801 te Catania op Sicilië, gest. 1835 te Puteaux bij Parijs). Deze concur rentie noodzaakte hem eenige malen om meer zorg aan zijn werk te besteden, dan hij rewenrt was. Zoo stelde hij tegenover Bel lini's ..La Somnambula" zijn „Anna Bol en a". maar eerst zijn meesterwerk „Lucia ai Lam- raermoor" (1835) maakte hem wereldbe roemd. Hierin had hij al zijn kunnen neer- gelegd; het succes van het werk bezorgde hem zelfs een professoraat in het contrapunt <n.b.!) aan het Kon. Muziekcollege te Napels. Toen hier m 1839 een opera „Puiiuto" van zUn hand door de censuur verboden werd, ging hij verontwaardigd anar Parijs, waar hij o.a. .La Fille du Regiment" en ..La Favorite" schreef, die in den Opera-comique aldaar werden opgevoerd. Voor Weenen componeer de hij „Linda di Chamonnix", wat zijn be noeming tot k.k. Hofkompositeur und Kapell meister ten gevolge had. Van 18-13 dateert de komische opera ..Don Pasquale" (in 1902 met een nieuwen Duitschen tekst van Otto Bier- baum te Frankfort opgevoerd). Het volgende jaar toonden zich bij hem de eerste ver schijnselen van een geestesstoring tijdens een reis van Napels naar Weenen; na zijn terug keer te Parijs volgde een verlamming, die hem voor verderen arbeid ongeschikt maakte. Zijn laatste levensmaanden bracht hij in de diepste zwaarmoedigheid te Bergano door, waar hij op 8 April 1848 gestorven is. Behalve een 70-tal opera's heeft hij vele kerkelijke en wereldlijke werken geschreven, die echter geen bijzondere beteekenis hebben. Als meester van het bel-canto zal zijn naam nog wel voortleven. Het oratorium „Judas Maccabeus" (Miin- chen. Zo.) is door Handel in 1746 (4 jaar na „De Messias") geschreven. Het comoleteert het in hetzelfde jaar ontstane „Gelegen heidsoratorium". dat de stem van het ko ningsgetrouwe Engelsche volk tegenover de Schotsche revolutie weergaf. Met de première van „Judas Macabëus" werd 1 April 1747 de hertog van Cumberland als terugkeerend overwinnaar begroet. Is dit oratorium dus eigenlijk een gelegenheidscompositie, het heeft toch niet alleen zijn plaats in de lite ratuur weten te handhaven, maar geldt zelfs nu nog als een der geweldigste oratoria en als een der weinige die werkelijk populair geworden zijn. Bovendien is de vrijheidsidee er zóó pakkend en overtuigend in verklankt, dat het b.v. na de Napeleontische oorlogen in Noord-Duitschland telkens weer als feest- oratorium gekozen werd voor de oplevende muziekfeesten. Alom bekend is de melodie van het koor „Seht, er kommt mit Preïs ge- krönt", die echter oorsoronkelijk er niet in voorkwam, doch door Handel in 1751 aan zijn in 1748 geschreven „Josua" ontleend en in „Judas Macabëus" ingevoegd werd. Dit Ora torium wordt het hooglied van de op Gods vertrouwen steunende dapperheid genoemd en kan, mits men „dapperheid" in haar meest algemeene beteekenis opvat, ook nog in on zen anti-oorlogsch-gezinden tijd zijn symbo- lieke waarde behouden. De uitzending der „Siegfried-idylle" (Hil versum, Woensdag) geeft mij aanleiding om er aan te herinneren, dat dit orkeststuk niet als zoodanig in Wagner's muziekdrama ..Siegfried" voorkomt (ik las eens in een mu- ziekverslag over een orkestconcert, dat de recensent het gemis van hanripiinf rn ensrè- neering „natuurlijk" gevoeld had!), maar door Wagner uit een drietal in de 3de acte van „Siegfried" voorkomende themas is on bebouwd tot een zelfstandig orkest-'-k dat bestemd was tot geschenk aan zijn vrouw Cosima bij de geboorte van hun Sieg fried. De economie der gebruikte orkestrale middelen in verhouding tot het bereikte klankeffect is zeer opmerkelijk en toont de meesterhand. CINEMA PALACE Vier van de bob. Een sneeuwsportfilm als deze voert ter stond onze gedachten terug r.aar dc bekende rolprenten van Arnold Franck. We willen, als we iets nieuws zien op dit gebied, iets beters. Het heden moet gisteren overtreffen. Doet het dit niet, dan zijn we teleurgesteld. Dr. Johannes Guter heeft geen pioniers werk verricht, zooals dr. Franck. Hij kon wel niet anders dan navolging leveren. Een ander verhaaltje borduren op liet eeuwige zich ge lijk blijvende sneeuwtapijt. Zijn verhaaltje is misschien amusanter dan die van zijn voorganger, maar in het eigenlijke werk. waarom het ons toch bij een sneeuwsport film is te doen, blijft hij bij Dr. Franck verre ten achter. Zijn foto's missen de helderheid en de scherpte van die uit De Witte Roes en Storm op den Mont Blanc: vaak zijn ze vaag en zelfs lijken ze soms verkeerd opgenomen, daar de centrale partijen in 't duister blijven. Aan deze fout lijden ook verschillende per- soonsgroepeeringen, waarvan de gezichten in de schaduw staan en wij dus van het gelaats- spel niet krijgen te zien. Wel heeft ook dr. Guter partij getrokken van de bekoring, welke de snelheidsjacht van de silhouet-achtige ski-loopers en bobsleeërs door het sneeuwveld oplevert, maar het is toch niet de meesleepende en technisch zoo goed gemonteerde vossenjacht geworden, waarmee Storm op den Mont Blanc inzet Ook in deze nieuwe film krijgen wij storm in het sneeuwgebergte, maar deze storm maakt lang niet dien indruk; het grootsche en angstwekkende, dat Franck ook met de ge luidsbegeleiding heeft verkregen, missen we hier en de strijd van den mensch tegen de natuur, die bij Franck zoo prachtig culmi neerde in de insneeuwing van de hut en haar bewoner, maakt bij Guter een vrij zwak effect. Het verhaaltje, dat binr.en deze grootsche omlijsting speelt, onderscheidt zich niet van de gebruikelijke filmromantiek. Vier oprechte, eenvoudige jongens nemen deel aan een sledewedstrijd, waarbij zij als voor- naamsten tegenstander een sportief en knap- uitzienden baron krijgen. Men kent Peter Vos reeds en kan zich dus dezen brutalen prachtkerel, voor wien vrouwen smelten als sneeuw in de zon, eenigszins voorstellen. Deze baron is verloofd met het dochtertje van den rijkaard, die als beschermheer van de sport de prijzen voor zijn rekening neemt en die een even kort aangebonden, zonder linge en eenkennige rijkaai'd is als de overige filmrijkaards met snoezige dochters. On- menschkundig als zijn soort is, verlaat hij zich onvoorwaardelijk op den adelijken en sportieven huwelijkspretendent. Maar het snoezige dochtertje voelt natuurlijk meer voor den eenvoudigen, oprechten aanvoerder van de „vier van de bob", wiens lummel achtigheid in den omgang met vrouwen haai' prikkelt. Men heeft reeds vermoed dat de knappe baron een oplichter is, en dat deze, juist als hij op het punt staat, den huwelijksschat te bemachtigen, wordt ontmaskerd. Deze ont maskering geschiedt door een als een dwa zen kleinburgerlijken hotelgast vermomden detective. Met de smeltende filmzoenen, waarmee dc eenvoudige, oprechte jonkman, die natuur lijk ook den beker wint, en het snoezige doch tertje van den rijkaard elkaar in de armen vallen, eindigt de roman, welke door amu sante tafereeltjes, spannende momenten en een paar „Schlagers" opgeluisterd, den toe schouwers een onderhoudenden avond bezor gen kan. Onderhoudend zijn ook de prestaties van den excentrieken snelteekenaar Mr. Max en de cok ditmaal weer zeer actueele bijdragen, welke de drie aanschouwelijke kranten. Ufn- toon Journaal, Polygoon's Hollandsen Nieuws en City Pathé Nieuws in deze voor stelling leveren. H. G. CANNBGIETER. Ll'XOR THEATER. Oor logsve rpl cc gst c rs. De Gescheiden Vrouw. Terwijl de Duitschers zich voor het groot ste gedeelte hunner filmproducties bepalen tot lichte, amusante kost in het operette genre. zoeken de Amerikanen, het in het dra matische, waarbij aan de acteurs zwaardere eisclien qua spel worden gesteld. Daarenboven munten zij uit- in het komi sche, het smijt- en val thema. Voor dit laatste r.oemen we r.amen als Harold Lloyd. Buster Keaton, Laurel en Hardy en Charlie Chase figuren, die de Duitsche filmindustrie niet kent. De films, die ceze week in het Luxor- theater loopen behandelen beide liefdescon flicten. In „Oodlogsverpleegsters". die de toe standen achter het front in de hospitalen en lazarets schildert, zijn het twee militairen, die verpleegsters het hoofd op hol brengen, zonder zooals het heet, ernstige bedoelingen. Een hunner, die zelfs getrouwd blijk: te zijn, sneuvelt, terwijl ook zijn meisje sterft. Het andere paar komt tenslotte weer bij elkaar, voorgoed. In deze film wordt treffend het vreeselijke var. den oorlog getoond en ze mag dan ook als een anti-oorlogsfilm geken schetst worden. Robert Montgomery, Robert Ames, Anita, Page en June Walker vervul len de hoofdrollen. De tweede film heet De Gescheiden Vrouw, waarin Norma Shearer toont, welk een knappe ac trice ze is (knap in twee beteekenissen). Jerry (Norma Shearer) trouwt met Ted (ChesterMorris) Paul (Conrad Na gel),. die ook op Jerry verliefd is. trouwt dan aus Aer- ger met een ander, Dorothy. Drie ge lukkige huwelijksja ren van Ted en Jerry volgen. Dan merkt Jerry dat haar man haar on trouw is geweest. Als hij dan voor een week op reis moet, be taalt zij hem met gelijke munt. Teci wil naar geen reden luisteren en een echtscheiding volgt. Jerry ontmoet Paul weer en bijna komt het tusschen hen tot een huwelijk, tot. Jerry merkt, hoeveel Paul voor Dorothy beteekent. Zij trekt zich dan terug, zoekt Tod op en samen besluiten deze weer een nieuw ieven getweeën te beginnen. Deze film heeft het gebrek dat ze te veel verfilmd tooneel is. ofschoon er ook fraaie filmische gedeelten te bewonderen zijn. We denken hier bij aan de scènes met het handenspel. Voorts wordt de man wel wat erg onredelijk voorgesteld, terwijl de vrouw te verongelijkt en opofferend is. Dat Norma Shearer haar rol toch aannemelijk weet te maken, pleit wel voor haar kunxicn. Het programma wordt gecompleteerd met een geestig geluidsteekenfilmpje van Flip de Kikker en het Orion Profilti journaal, dat o.a. de intocht van Harold Lloyd in de hoofdstad en van Piet van Kempen in den Haag toont. REMBRANDT THEATER. Watt en Half Watt bij de Kannibalen NORMA SHEARER. Watt. Half Watt. muzikale maaltijd". Heel origineel. No. 4 van het programma Kandy Cabaret, een film ge speeld door kinderen, kan ons niet bijzonder bekoren. Kinderen moeten kinderen blijven, wanneer zij gaan optreden als volwassenen, gaat hun grootste charme, hun mooie kinder lijkheid verloren, en dat stuit. Het is geen genoegen, meisjes van, op het oog een jaar of acht. te zien optreden als een volslagen ca baret-zangeres. Daar is geen evenwicht in. Overigens een aanbevelenswaard programma. Italië Morgenochtend draaft in het Rembrandt Theater het tweede en tevens laatste deel van de cultuurfilm over Italië. Ook in dit deel krijgt de bezoeker een vluchtige» indruk van vele oude gebouwen, obelisken en fon teinen. De opeenvolging is vaak zoo snel. dat men het verband, toeh reeds vaak moeilijk te vinden, geheel verliest wat echter niet wegneemt dat het gebodene aan een redelijk gestelden artlstieken eisch voldoet. Na Rome en Tivoli worden beelden uit Pompei gebracht, de stad die in het jaar 79 door de lavamassa's uit de Vesuvius werd verwoest. In tegenstelling mot het voor gaande, ademen deze beelden een weldadige rust, waarbij de stil rookende Vesuvius op den achtergrond ons even in de sfeer van dit steeds bedreigde gebied kan verplaatsen. Napels, Messina. Palermo en kustplaatsen passeeren de revue, waarvan niets anders dan straattooneeltjes en landschapsgezichten zijn te vermelden. Enkele close up van karakteristieke koppen zijn interessant, evenals het werk van de steenvormers die op verbazend behendige wijze in enkele oogenblikken met weinig ingrediënten hun materiaal weten te vervormen. Een aardig toonccltjc is het wasschen van goed in een beekje buiten dc groote stad. Van Sicilië wordt ons de Etna getoond, met enkele beelden van de laatste uitbarsting in 1927, welke opnemingen toondertijd als nouveauté in het journaal werden gebracht. Hun.die op niet vermoeiende wijze het een en ander over Italië willen vernemen kunnen wij een bezoek aan deze film inderdaad aan raden. De sprekende film heeft verscheidene film- artisten naar het tweede plan gedrongen, die daarvóór tot de meest geliefden hoorden. Zoo is het ook gegaan met Watt en Half Watt. Het is tegenwoordig een zeldzaamheid dat we een film van dat nobele tweetal krij gen. En dat is jammer. Hoe we ook onze vreugde hebben aan al die filmen met die cliché-schoonheden, zoowel filmhelden als filmheldinnen, zoo'n pretentielooze Wall- film, waarin alles aankomt op het acteeren en de mimiek der filmartisten. is daar een bijzonder welkome afwisseling op. De avonturen van Watt en Half Watt zijn natuurlijk weer grandioos. In een berucht kroegje „Het Roodc Konijn tje", vervullen ze te gelijkertijd de functie van kellner. band en uitsmijter, en ze toonen voor alle drie de baantjes talent te hebben. Moeilijkheden lossen ze, als het ware spelen derwijs op. bij hen bestaan moeilijkheden slechts om overwonnen te worden. Een overmoedige bui brengt twee dochters van Lord Wednesbury met hun partners in het kroegje. Watt en Half Watt voorzien on aangenaamheden en raden het viertal zoo gauw mogelijk weg te wezen. De hecrcn heb ben daar wel ooren naar, niet aldus de meis jes. Wat de twee Watten vooi-zien hebben, gebeurt, er ontstaat een groote knokpartij. Niet dan met de grootste moeite kunnen Watt en Half Watt de twee meisjes voorloopig in veiligheid brengen, haar twee begeleiders zijn intusschen gevlucht. De firma Watt zal nu de meisjes veilig naar huls brengen, maar door de mist verdwalen ze en komen aan cle haven, waar ze. tégen hun wil, met geweld aan boord van een sehip worden gebracht. Daar de meisjes, vóór het vluchten uit het kroegje van de Watten mannenkleeren heb ben gekregen, worden zij voor jongens ver sleten. Het gelukt het viertal om in een boot van boord te ontvluchten. Ze komen aan op een. naar zij denken, onbewoond eiland, het blijkt echter bewoond door een Kannibalenstam. Ze sla gen er in dc vriendschap en het vertrouwen van den hoofdman te verwerven en in plaats van opgegeten te worden, worden ze verhe ven tot medicijnmannen. Nogmaals slagen ze er in op een vlot tc ontkomen, ze worden opgepikt door een schip, dat hen veilig naar huis brengt. De meisjes en de vader zijn de firma Watt zoo dankbaar, dat zij tot schoonzoons van Lord Wednesbury gepromoveerd worden. Wie eenige films van de Watten gezien heeft. weet. dat dit gegeven een onnoemelijk aantal Watt-gebeurtelijkheden in zich bergt, die dan ook allemaal op de meest grappige wijze uitgebuit zijn. Er is zoo nu en dan ook geschaterd. Het is een bijzondere aardige film. die bij ieder die hem ziet, succes zal hebben. Van het bijprogramma noemen we het geestige tooncelnunimer van de 2 Loxy's, „De l'it „Prikkelidyllen" door Cornelis Veth. „Jongens, wat is dat me hier een dooie boel, neem iue niet kwalijk!" De man. die deze woorden mompelde, be vond zich in één der wildernissen van Cali fornia en geeuwde bijna hoorbaar achter zijn door de zon gebruinde hand. Het was nie mand anders dan Buffalo BUS, de held van het wilde Westen! „Maar ho eens even! wat zullen we nu hebben! versche sporen! Roodhuiden, zoo waar ik Bill heet! En nog wel Tejons. zoo te zeggen aan de mokkasin-ardrukken. Schijn heilig. bloeddorstig roofgespuls, wat heb je hier nu weer te maken? Weet je wat, ik zal netjes mijn trouwen hengst bespringen en als de weerga de blanken gaan waarschu wen!" Zoo gezegd, zoo gedaan. Het was juist nog maar net bijtijds ook! Eventjes zes taaie en tanige Tejons te paard kwamen plots aan draven en richtten een wolkbreuk van pijlen op den rccord-woudlooper! „Wel lwe. dat schijnt meenens te worden! Vooruit, Bill, je bent nogal sterk, laat geen van deze bruine schelmen nu eens zijn kamp bereiken om den stam op ons spoor te bren gen!" Doch eensklaps kon dc populaire beren- dooder een smartkreet ternauwernood onder drukken. Een pijl was in cén zijner lichaams- deelen gedrongen! Het zitten was hem daar door ondragelijk geworden. Menigeen zou zich geen raad hebben geweten! Maar dc fideele zwerver was een ruiter van commc- ga! Kon hij niet zitten, ook goed. staan dan maar! In een wip stond hij op den rug van zijn paard, met het gezicht naar de Indianen! Mennen had niet noodig! Zijn prima paardje kende den weg op zijn duimpje! Belde revol vers waren op de schurken gericht! Buffalo Bill sprak patent de talen van alle volksstammen onder de Roodhuiden. Het was dus in een Tejonsch, dat er wezen mocht, dat hij riep: „Mag ik me even voorstellen? Buffalo Bill!" Do koperkleurige ploerten stonden paf. toen zij den gevreesden naam hoorden! Daar hadden zc niet van terug! En ze dachten nog wel zoo stellig, dat cle woudkoning dood was! Dat viel enorm tegen! Van die pauze maakte de eerste klas scherpschutter gebruik om er eventjes twee neer te leggen. De één buitelde, door de vaart, die zijn knol had, halsoverkop naar beneden en rolde holderdebolder Sn een juist daar ga penden afgrond. De tweeae tuimelde achter over op den rug van zijn galoppeercnd beest, en bleef dood en wel voortsjokken in den zadel. Maar er waren nog vier vijanden in goede conditie. En dat nog wel de doortrapt- sten van de bende! Een pijl doorboorde Buf falo's hoed! „Mijn hoed die mag Je raken, hoor, die kan lezen en schrijven!" spotte de leuke jager. De arme schimmel kreeg er twee in de dijen, maar gelukkig verbeeldde hij zich dat men hem de sporen gaf en zette zijn beste beentje voor. Nog eens had de first-rate ver kenner zijn pistolen ontladen. Alweer beten twee vijanden in de steppe. Dc één had een prachtschot in den open mond opgevangen, waarmede hij Juist bezig was eenige schan dalige scheldwoorden naar Bill's hoofd te gooien. Dc ander, door het hart geschoten, viel uit den zadel, maar zijn teenen bleven aan den stijgbeugel hangen, en met het zoo artistiek beschilderd gelaat In dc slik werd het lijk voortgeslcurd. T Was gewoon geen gezicht! Buffalo Bill echter was in de kuit getrof fen! Daarom niet getreurd'. Op één been zette de premier ruiter het gevecht voort! Nog slechts twee van de huilende scalp- dieven waren in leven. Deze wilden den teu gel wenden om hulp te halen! Maar dat zat ze niet glad! „Heidaar!" grinnikte Buffalo Bill, „dat gaat zoo maar nictl" Hij vuurde nu In nog sneller tempo. Eén van hen kreeg nu een pil in het voor hoofd. Midden in een couplet moest hij zijn onwelluidend krijgsgezang afbreken. De ander echter, ren kolossaal bereden krijger, was: nu vlak bij. Hij haalde uit. om met zijn toma-hawk pardoes op den blanke in te hak ken De zaak werd critlek! De koning der prai riën had zijn kruit verschoten. Onze eenige baas echter verschoot niet van kleur! Geen oonenblik zat hij in dc war! Met een behendigheid, waar een kamnioen- jongleur te voet een punt aan kon zuigen, wierp hij belde revolvers omhoog, en ving ze weer op. doch nu bij den loop. Teen ont wrichtte hij met den éénen den pols van den roodhuid, terwijl hij hem met den andere bovendien den hersenpan verpletterde. Nu ontlastte Bil! zichzelf en zijn ros van de pijlen, ging weer behoorlijk zitten en nam zijn eindspurt. Een uur later reed Buffalo BUI, zoo frlsch als een hoentje, het kamp der blanke man nen binnen,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1932 | | pagina 17